e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raspen, grof vijlen grof vijlen: grǭf ˲vīlǝ (Herten), raspelen: raspǝlǝ (Mechelen, ... ), rãspǝlǝ (Castenray, ... ), raspen: raspǝ (Bilzen, ... ), ruw vijlen: ryw vęjlǝ (Dilsen), vortraspelen: vutraspǝlǝ (Bleijerheide) Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.] II-12
raspen, vijlen enwegslijpen: ǝwęxslīpǝ (Geulle), gelijkmaken: gǝlīkmākǝn (Dilsen), leer gelijkraspelen: lę̄r glīkraspǝlǝ (Montzen), raspen: raspen (Lommel), raspǝ (Milsbeek, ... ), vijlen: vilǝ (Meijel), vortraspelen: vutraspǝlǝ (Kerkrade), vortvijlen: vurtvājlǝ (Bilzen), wegraspelen: węxraspǝlǝ (Maasbree) Het met een rasp of vijl of schrapglas wegslijpen van de oneffenheden aan zool en zoolrand. [N 60, 118a] II-10
raspvijl houtrasp: hōtrasp (Heerlen), rasp: rasp (Heijen), raspel: rǭspǝl (Helden, ... ), schoesterrasp: šustǝrrasp (Montfort), smidsvijl: smes˲vē̜l (Tessenderlo) Gereedschap waarvan de ene helft als vijl en de andere helft als rasp dient. Sommige raspvijlen hebben een blad dat aan één zijde als vijl en aan de andere zijde als rasp is uitgevoerd. Er bestaan ook uitvoeringen waarbij één helft van het blad als vijl is bekapt en het andere deel als rasp. [N 33, 100] II-11
rat meerpets: maerpets (Venlo), molrat: bruine veldrat met korte staart  molrat (Heerlen), rat: ra.t (Montzen), rait (Meldert), rat (Afferden, ... ), ratt (Eupen), ratte (mv.) (Echt/Gebroek, ... ), rāt (Epen, ... ), z?? kaal es ein [rat  rat (Beegden), ratmuis: rattmuus (Eupen), waterrat: waterrat  weͅtərrat (Gutshoven) rat [SGV (1914)], [SGV (1914)], [Willems (1885)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || rat, soort [ZND m] III-4-2
ratel klabatter: klabater (Montzen), klabatter (Baelen, ... ), ratel: raatel (Bilzen, ... ), raazzel (Eupen), raaëtel (Diepenbeek), raddel (Genk), ratel (Bree, ... ), rātel (Maastricht), rwatel (Val-Meer), râtel (As, ... ) Klapper [gebruiken demisdienaars bij het rondgaan voor eieren voor Pasen, JK]. || Ratel. [Willems (1885)], [ZND m], [ZND m] III-3-2
ratel van witte donderdag houteren rammelaar: houtere rammelair (Meijel), klabatter: de klabattere (Klimmen), klabatter (Klimmen, ... ), klabattere (Epen, ... ), ??  klabatər (Montzen), klep: en klep (Zonhoven), klep (Diepenbeek, ... ), klip (Echt/Gebroek), klepper: de klepper (Hoeselt), de kleppere (Nieuwenhagen, ... ), klepper (Achel, ... ), kleppere (Neerbeek), kleppers (Baarlo, ... ), klipper (Montfort), klèpper (Nuth/Aalbeek, ... ), klipklap: klip klap (Opoeteren), klippeklap: klippe klappe (Opglabbeek), klippeklap (Stokkem), klippeklepper: klieppeklepper (Valkenburg), klippe klepper (Reuver), ratel: de raatel (Eigenbilzen), de ratel (Gulpen, ... ), de roatel (Eigenbilzen, ... ), de ràtel (Schimmert), den rauwtel (Jeuk), dë raotël (Tongeren), raatel (Geleen, ... ), raatəl (Maastricht), raotel (Eksel), raspel (Kerkrade), ratel (Baarlo, ... ), ratelen (Eys), rāātəl (Nieuwenhagen), rātəl (Meijel), roatel (Houthalen, ... ), roaëtel (Eksel) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
ratelaar beursjeskruid: (bij de plantbeschrijving is boven rhinanthus minor toegevoegd: major). cf Heukels 11  beuzekenskruid (Jeuk), breukeling: brø̄̄kǝleŋ (Helden  [(idem)]  , ... ), brosse brik: brǫsǝ brek (Klimmen), doofnetel: eigen spelling  daufnetel (Vlodrop), een doffe: nǝ dǫf (Sint-Truiden), geel portemonneetje: (bij de plantbeschrijving is boven rhinanthus minor toegevoegd: major)  gele porte-moneetje (Jeuk), gescheurde steen: gǝšø̜̜̄̄rdǝ štęjn (Nunhem), kanarietje: WLD ook wel  kanarietje (Stein), kleine ratelaar: zelfde  kleine ratelaar (Echt/Gebroek, ... ), kousje: kuiske (Schimmert), idiosyncr.  kuiske (Thorn), WLD  kousje (Stein), pad: pat (Koersel  [(slecht gebakken stenen die in het midden dikker zijn - meervoud: padǝ)]  ), rammelaar: rammeleer (Melick), -  rammelèr (Maasbree, ... ), rammelaartje: WLD  râmmelĕĕrkes (Schimmert), rappe steen: rapǝ štęjn (Nunhem  [(zonder klank door te vlugge afkoeling)]  ), ratel: raoətəl (Diepenbeek), (bij de plantbeschrijving is boven rhinanthus minor toegevoegd: major)  ratelen (Jeuk), ratels (Jeuk), rotel (Jeuk), -  ratel (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), rhinanthus  raatel (Altweert, ... ), WBD/WLD = ratelaar  raatələ (As, ... ), ratelaar: ratelaar (Wijlre), rātǝlēr (Maastricht  [(meervoud: rātǝlērǝ)]  ), -  ratelaar (Tungelroy, ... ), ratelaers (Stevensweert, ... ), ratelear (Montfort, ... ), ratelèr (Berg-en-Terblijt, ... ), ɛrotəɛleər (Diepenbeek, ... ), eigen spellinsysteem leeft in symbiose = woekert met een andere plant  retalaar (Meijel), WBD/WLD  ratəléér (Urmond), WLD  rāātəleer (Maastricht), ratelaartje: (bij de plantbeschrijving is boven rhinanthus minor toegevoegd: major)  rateleerkens (Jeuk), ratelbloem: eigen spellingsysteem  rateblome (Ell), rateltje: WLD  raatelkes (Swalmen), rotte brik: rǫtǝ brek (Bilzen), rotte steen: rǫtǝ štęjn (Nunhem), ruis: rūš (Helden  [(slecht gebakken baksteen)]  ), schoentje: schuŭntje (Oirlo), WLD  schoentje (Montfort), sjeunkes (Beesel), schrot: šrǫt (Maaseik), uitschrot: ūtšrǫt (Panningen), vogelbekje: (bij de plantbeschrijving is boven rhinanthus minor toegevoegd: major)  vogelbekskens (Jeuk), wikke: wikke (Tungelroy), zoete steen: zȳtǝ stijǝn (Loksbergen) Kleine ratelaar (rhinanthus minor 10 tot 40 cm groot. De stengels zijn niet of weinig vertakt; de bladeren groeien kruisgewijs, zijn smal en gezaagd. De bloemen staan in korte trossen, de kroonbuis is recht en geel, de bovenlip heeft zeer kleine witte o [N 92 (1982)] || kleine ratelaar (Rhinanthus minor L.) [DC 60a (1985)] || ratelaar [N 92 (1982)] || Steen zonder klank, zeer breekbaar en veelal met scheuren erin. Volgens Coopman (pag. 64) wordt de term ratelaars altijd gebruikt samen met rammelaars. [N 98, 169; monogr.; N 31, 14 add.; N 30 add.] II-8, III-4-3
ratelboor, krekelboor boorknar: bōǝrknar (Spekholzerheide), handboor: (h)ant˱buǝr (Bilzen), handboormachine: hant˱bǭrmǝšin (Eigenbilzen), knar: knar (Simpelveld, ... ), knɛr (Oostrum), knarboor: knarbōǝr (Spekholzerheide), knarbǭr (Reuver, ... ), krekel: krēkǝl (Helden, ... ), krekelboor: krekǝlbǭr (Wijnandsrade), krēkǝlbǭr (Montfort), krik: krek (Klimmen), racagnac: hārǝjak (Maastricht), radijak (Rothem), rakanjak (Jeuk), rakǝnjak (Bevingen, ... ), rakǫjak (Loksbergen), rɛkǝžɛk (Bilzen), ratel: rātǝl (Klimmen, ... ), rǭtǝl (Bilzen), ratelboor: rātǝlbōr (Heerlen, ... ), rātǝlbōǝr (Spekholzerheide), rātǝlbū.r (Weert), rātǝlbǭ.r (Swalmen), rātǝlbǭr (Herten, ... ), rǭtǝlbǫwr (Bevingen), rǭtǝlbǭr (Heijen) Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.] II-11
ratelbooromslag boor met racagnac: buǝr męt rakǝnjak (Bilzen), boorknar: bǭrknar (Tegelen), booromslag met krik: bǫarømšlāx met krek (Bleijerheide), booromslag met ratel: bǭromšlāx męt rātǝl (Reuver), boorzwong met ratel: bǭršwøŋk met rātǝl (Mechelen), eckbooromslag: ɛk˱bōrømšlāx (Kerkrade), hoekboor: hōk˱bǭr (Tegelen), knar: knar (Bleijerheide, ... ), krikboor: krek˱būǝr (Heel), racagnac: rakǝnjak (Bilzen, ... ), racagnacboor: rakǝnjak˱bǫwǝr (Tessenderlo), ratelboor: rātǝlbǭr (Herten, ... ), ratelboor met halve slag: rātǝlbǭr met halǝvǝ slāx (Venlo), ratelzwong: rātǝlzwǫŋ (Leopoldsburg), verstelboor: vǝrštęlbǭr (Herten), zwong met racagnac: zwǫŋ męt rakanjak (Dilsen) Booromslag die na een halve draai teruggedraaid kan worden zonder dat het boorijzer meedraait. In de boorhouder is daartoe een tandwieltje aangebracht, dat tijdens het boren een ratelend geluid maakt. De ratelbooromslag wordt gebruikt op plaatsen, waar het niet mogelijk is de zwengel volledig rond te draaien, bijvoorbeeld in hoeken. Zie ook afb. 82. [N 53, 161c; N 53, 173a] || Booromslag, die in de spil voorzien is van een soort palrad waardoor het boorijzer met een heen en weer gaande beweging van de beugel in een bepaalde richting gedraaid kan worden. Er hoeven met deze booromslag dus geen slagen van 360o gemaakt te worden. Het woordtype eckbooromslag (Q 121) is van toepassing op een speciale uitvoering van dit werktuig waarbij de beugel onder een hoek van 45o ten opzichte van de boorhouder en het boorijzer geplaatst is. Daardoor kan gewerkt worden op plaatsen waar voor een horizontale beugel geen ruimte is. Eck- in het woordtype betekent "hoek". Vgl. ook het Hgd. Ecke. [N 33, 143; N 33, 164] II-11, II-12
ratelpopulier canadas: canadas (Schinnen), canadase (Swalmen), cannedas (Amby), kanadas (Geulle), WLD  canadas (Mheer), esp: eͅsp (Sint-Truiden), espenboom: espeboum (Nederweert), fladderaar: IPA, omgesp.  fladərɛər (Kwaadmechelen), fladderhout: z. L.J. p. 81: het opvallend heen en weer bewegen van de langgesteelde bladeren kan, niet ten onrechte, de gedachte aan fladderen doen opkomen  fladderhóó.t (Zonhoven), kaakvitsen: WLD  kaak-vièste (Sevenum), kaakvìĕste (Sevenum), klater-es: of ratelpopulier  klatere`sj (Susteren), WLD  klààter èèsj (Guttecoven), klateraar: ideosyncr.  de klatelaer (Hoensbroek), klaterbeel: klaaterbèèl (Tungelroy), eigen fon. aanduidingen  klaterbail (Ell), klaterhout: oude spellingsysteem hondskoorsehout (kan buskruit van gemaakt worden) = vuilboom  klaterhout (Meijel), klompenhout: WLD  klompe hoots (Vijlen), popelaar: d’r popeleer (Hoensbroek), ideosyncr.  pôpeleer (Gronsveld), WBD/WLD  peupeléér (Urmond), ratelaar: raatəleer (Maastricht), ratelair (Montfort), ideosyncr.  ratelaer (Hoensbroek), WLD  ratelēēr (Born), ratelboom: ratelboum (Blerick), ideosyncr.  ratelbaom (Vlodrop), ratelpeppel: Nijmeegs (WBD)  roatəlpeppəl (Meijel), ratelpopulier: ratelpopulier (Boekend, ... ), (? - onduidelijk)  rauwetel poppelier (Jeuk), oude spellingsysteem honskoorsehout (kan buskruit van gemaakt worden) = vuilboom  ratelpopelier (Meijel), WBD/WLD  ráátəlpopəlīēr (Maastricht), ráátəlpópəlīēr (Susteren), WLD  ratelpôpulier (Itteren), ratelpôôpulier (Itteren), ráátelpopəlier (Montfort), rijerbeel: ri-jjerbaele (Altweert, ... ), ritselboom: WLD  ritsel bāŭm (Schimmert), trilboom: Endepols  drilboum (Maastricht), vuilbeel: voel baele (Montfort), vuilboom: vōēlboom (Epen), Endepols  voelboum (Maastricht), ideosyncr.  voelboum (Susteren), ook  voelbaum (Boekend), WLD  voelboom (Oirsbeek, ... ), vuilwijde: WLD  vŏĕlwieë (Swalmen) de bladeren van de ratelpopulier (vrouwentongen). [N 82 (1981)] || De ratelpopulier; heeft bijna ronde bladeren met een gegolfde rand die aan lange platte stelen zitten; bij een beetje wind bewegen ze schuin langs elkaar, wat een ritselend geluid geeft (drilboom, vuilboom, klater, fledderaar, klaterteer, klatelleer). [N 82 (1981)] || esp [ZND m] || ratelpopulier || trilpopulier III-4-3