e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
refelrand refelrand: ręjfǝlrant (Venray) Het resultaat van het refelen: een donkere streep. [Li 1963, 63] II-10
reformladder dobbelleer: dǫbǝllijǝr (Tessenderlo), dǫbǝllīr (Zonhoven), lange leer: laŋ līr (Jeuk), reformledder: rǝfǫrmlø̜dǝr (Klimmen, ... ), reformleer: rǝfǫrmliǝr (Meijel), rǝfǫrmlēr (Ottersum), reformleider: rǝfǫrmlɛjǝr (Herten, ... ), rǝfǫrǝmlɛjǝr (Buchten), schuifledder: šȳflɛdǝr (Diepenbeek), schuifleer: sxø̜jflīr (Houthalen), steekladder: štē̜xlɛjǝr (Kerkrade), štęǝklɛdǝr (Heerlen), uitzetledder: ūt˲zętlø̜dǝr (Klimmen) Ladder uit twee delen die gebruikt kan worden als schuifladder en als dubbele ladder. [N 67, 63c] II-9
refrein refrein: referein (Heusden), refraan (Hasselt), refrain (Maaseik, ... ), refre (Herk-de-Stad), refreein (Halen), refrei-en (Hoepertingen), refrein (Achel, ... ), refreing (Sint-Truiden), refreiën (Houthalen), refreiən (Muizen, ... ), refrejen (Lommel), refrejn (Neerpelt, ... ), refreïn (Diepenbeek), refrēēn (Hechtel), refrēn (Alken, ... ), refrien (Bree, ... ), refrīən (Gutshoven), refrèn (Meldert), refrèən (Wellen), refréjen (Heusden), ain als in het Frans uitsprekem  rĕfrain (Maastricht), Gg. gelijke woorden of versregels die op het einde van de completten van een lied of gedicht herhaald worden.  rəfrɛ.in (Gingelom) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] || Refrein. III-3-2
refrein add. couplet (<fr.): Van Dale (FN): couplet (&lt;Fr.), ieder van een aantal gelijkvormige afdelingen (versgroepen van 2 of meer regels) waaruit een gedicht of (inz. een lied bestaat, al of niet met refrein.  couplet (Waltwilder) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regel regel: rēgǝl (Gennep, ... ), traverse: travēr (Maastricht), travē̜r (Bilzen) In het algemeen de horizontale dwarsbalkjes die tussen de stijlen worden aangebracht. Men onderscheidt boven-, tussen- en onderregels. Zie ook afb. 169. [N 56, 129i; monogr.] || Lat met een formaat van 3,5 bij 6 cm -1,5 bij 2,5 duim-. [N 50, 73d; monogr.] II-12
regelaar vervoer bout: bōts (Zie mijnen  [(Domaniale / Laura / Willem-Sophia / Emma)]  [Eisden]), chef-herna: šɛf-hárná (Zie mijnen  [(Houthalen)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), šɛf-hɛrna (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), šɛf-hɛrná (Zie mijnen  [(Beringen / Winterslag)]  [Houthalen]), chef-transport: chef-transport (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Eisden]  [Zolder, Zwartberg, Waterschei, Eisden] [Eisden]  [Winterslag, Waterschei]), šɛf-transpǭr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), šɛf-trãspǭrt (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), dispatcher: despatšǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zolder]), meesterhouwer in het vervoer: mēstǝrhø̜jǝr en ǝt vǝrvø̄r (Heerlen  [(Emma)]   [Emma]), telefonist: telefonist (Kerkrade  [(Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Wilhelmina]), telǝfones (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Laura, Julia]  [Maurits]), telǝfonest (Thorn  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), telǝfǝnes (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Emma]), telǝfǝnest (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), tęlǝfones (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), tɛlǝfonest (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), tɛlǝfonis (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), tɛlǝfǫnest (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), transportregelaar: transportregelaar (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]), vervoerchef: vǝrvūršɛf (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vervoeropzichter: vǝrvūrǫpzextǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Winterslag]), vervoerregelaar: vervoerregelaar (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vǝrvø̄rręjgǝlę̄r (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vǝrv˙uǝrrē.gǝl˙ār (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), vervoersregelaar: vervoersregelaar (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), vǝrvø̄rsrēgǝlę̄r (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vervoersregelaar-telefonist: vervoersregelaar-telefonist (Stein  [(Maurits)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Emma]), vorderofficier: vø̜rdǝrǫfǝsēr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  ), vorderstijger: vø̜rdǝrštīgǝr (Klimmen [Emma]) De vervoerregelaar regelt in de Nederlandse mijnen het transport en de distributie van de lege wagens voor de verschillende laadstations. In de Belgische mijnen kent men hiervoor de "dispatcher". "De dispatcher verdeelt de ledige mijnwagens over de verschillende afdelingen en pijlers. Hij vormt de rijen wagentjes voor hun vertrek en stelt zich gedurende de ganse werktijd telefonisch op de hoogte van het vervoer" (Vanwonterghem pag. 100). [N 95, 150; N 95, 149b; monogr.; Vwo 233; Vwo 284; Vwo 828; Vwo 830] II-5
regelrad hefrad: he̜frǭ.t (Tongeren), lichter: lixtǝr (Mal), maatrad: mǭǝlrǭǝt (Bilzen), molenradje: mjø̄lǝrǭ.tšǝ (Sluizen), rad: rat (Lauw), rā.t (Aldeneik, ... ), rǫǝt (Alken, ... ), rǭǝt (Bilzen, ... ), radje: rø̄tšǝ (Alt-Hoeselt), rø̜̄.tšǝ (Kanne, ... ), rē.tšǝ (Kessenich), rēǝtšǝ (Beverst, ... ), rē̜.tšǝ (Maastricht), rǫtšǝ (Haren, ... ), rǭǝtšǝ (Herk-de-Stad, ... ), radje van de steen: rø̜̄.tšǝ van dǝ stē̜.n (Kanne), regelrad: rēgǝlrā.t (Maastricht), rēgǝlrǭǝt (Bilzen), rɛjgǝlrǫǝt (Groot-Gelmen, ... ), schroef: sxrūf (Hoepertingen), šru.f (Rutten), šryf (Opglabbeek), volant: vǝlǭ (Heks), vǫlǭ (Kuringen), volantje: vǫlǭ.kǝ (Lauw), wiel: wil (Berlingen), wieltje: wīlǝkǝ (Haren), zwong: zwő̜ŋk (Berlingen) Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152] II-3
regels balken: balǝkǝ (Hamont, ... ), bindsers: bęŋsǝrs (Maaseik), dwarsbalken: dwars˱balǝʔǝ (Lommel), dwars˱bęlǝk (Haelen), dwarshout: dwē̜shōt (Borlo, ... ), ligbalken: lex˱balǝkǝ (Romershoven), muurlatten: møjǝrlatǝ (Lummen), regelen: regǝlǝ (Schimmert), rīǝgǝlǝ (Hoensbroek), regels: regǝls (Bocholt, ... ), rēgǝls (Bilzen, ... ), rē̜gǝls (Paal), ręgǝls (Velm), rɛ̄jgǝls (Herk-de-Stad), rekels: rē̜.kǝls (Halen), repen: ręjpǝ (Opglabbeek), richelen: rexǝlǝ (Eisden, ... ), richels: rexǝls (Boorsem, ... ), rixǝls (Beringen, ... ), ręxǝls (Beringen, ... ), rijbalkjes: rejbɛlǝkskǝs (Maasmechelen), rijbanden: rejbɛ̄nt (Middelaar), rē̜ban (Hasselt, ... ), rē̜bant (Meldert), rē̜jbęjǝn (Diepenbeek), ręjbandǝn (Overpelt), ręjbān (Genk), ręjbānǝ (Beringen), ręjbē̜n (Beverst, ... ), rībɛŋ (Geulle), rɛ̄jbǭǝn (Herk-de-Stad), %%de volgende twee opgaven zijn enkelvoud%%  rībant (Opglabbeek), rijebanden: ręjǝbãǝn (Kermt), rijgbalken: rē̜x˱balǝkǝ (Zelem), rijgbanden: ręjgǝbãǝn (Kermt), rijhout: ręǝhōt (Vliermaal), rijhouten: rīhǫwtǝ (Oirsbeek), rijhouter: rījhǭtǝr (Banholt, ... ), rothout: rǫthǫwt (Gasthuis / t Rooth), spreibanden: sprejbāndǝ (Ottersum), strekhouter: strēkhǭtǝr (Eigenbilzen), travers: travē̜rs (Halen), travęjrs (Velm), travɛ̄rs (Eisden, ... ), traversen: travē̜rsǝ (Bree), vakrijers: vakriǝrs (Grathem) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) gekwakkel: gekwaakel (Panningen), goede klats: ein gooj klats (Kinrooi), hemelswater: hiemelswater (Maastricht), kwade klats: (ein kwaaj) klats (Kinrooi), majem: majem (Hout-Blerick, ... ), majem regen: majjem raegen (Venlo), nat: nāt (Bree), neerslag: neerslaag (Maastricht, ... ), plons: ploensj (Heerlen, ... ), #NAME?  ploensj (Waubach), regen: de rege (Meeuwen), de regel (Sint-Truiden), de regen (Oostham), de reiger (Beverlo), de règel (Kessenich), de rèngel (Neeroeteren), de rêger (Beverlo), den regel (Borlo, ... ), den regen (Beringen, ... ), den reger (Rijkhoven), den rēl (Herk-de-Stad), den riəgel (Nieuwerkerken), den règen (Kaulille, ... ), dö rēgən (Oostham), də rygən (Neerglabbeek), dən rēgəl (Herk-de-Stad, ... ), d⁄r reëge (Heerlen), d⁄r reën (Heerlen), ne règer (Koersel), r`ēgə (Lummen), raege (Born, ... ), raegen (Baarlo, ... ), raeger (Melick), raegə (Roermond), raenge (Echt/Gebroek, ... ), raengel (Altweert, ... ), raenger (Swalmen, ... ), raengə (Roermond), raigen (Hechtel), rainge (Amby), raingel (Ell, ... ), re-igel (Alken), re:gə (Maastricht), re:gər (Beringen), re:ngə (Amby), re?nən (Molenbeersel), rean (Nieuwenhagen), reegen (Holtum), reejgel (Kermt), reenger (Mechelen-aan-de-Maas), reeên (Kerkrade), reeën (Eygelshoven, ... ), reeënger (Lanklaar), rege (Kwaadmechelen, ... ), regel (Mopertingen, ... ), regen (Bocholt, ... ), reger (Eksel), regə (Heer, ... ), regər (Beringen, ... ), rehn (Lontzen), reige (Lanaken), reigen (Velden), reighen (Meijel), reinge (Margraten), reinger (Munsterbilzen, ... ), rejngel (Sint-Huibrechts-Hern), rengel (Kanne, ... ), renger (Beverst, ... ), renner (Hoeselt), reège (Heerlen), reèn (Schaesberg), reènge (Gronsveld), reën (Bleijerheide, ... ), reŋəl (Romershoven), reəgel (Aalst-bij-St.-Truiden), reəgəl (Wellen), rēgĕ (Heugem), rēgə (Linkhout), rēgəl (Borgloon), rēingel (Rosmeer), rēj.n (Mechelen), rēn (Welkenraedt), rēnər (Mechelen-aan-de-Maas), rēəngəl (Beverst), rēͅ:n (Eupen, ... ), rēͅgə (Overpelt), rēͅgəl (Halen, ... ), rēͅgən (Lanaken, ... ), rēͅngə (Rekem, ... ), rēͅngəl (Lanklaar), rēͅŋəl (Bree), rēͅər (Zichen-Zussen-Bolder), rēͅ‧n (Sint-Martens-Voeren), rē‧gə (Maastricht, ... ), rĕĕ⁄n (Waubach), rĕge (As), re͂ͅgəl (Borgloon), re͂ͅŋəl (Opglabbeek), reͅ:ŋə (Rekem), reͅgə (Maastricht), reͅgə(n) (Gelieren/Bret), reͅgəl (Wellen), reͅgəlt (Lommel), reͅgən (Hamont, ... ), reͅiŋəl (Bocholt), reͅn (Teuven), reͅn`əl (Vroenhoven), reͅngər (Genoelselderen, ... ), reͅŋal (Waterloos), reͅŋəl (Riksingen, ... ), reͅŋər (Boorsem, ... ), rie-e-gel (Groot-Gelmen), rie.:əngər (Stokkem), riege (Hasselt), riegel (Elen), riegen (Elen), rieger (Rotem), riegə (Zonhoven), rienge (Zonhoven), rienger (Rotem), rieəge (Hasselt), rigə(n) (Maaseik), rijəgel (Kozen), rijəŋər (Hasselt), ringe (Mheer), ringəl (Rotem), rië.ge (Zonhoven), rië.rieng (Hasselt), riŋal (Maaseik), riŋəl (Maaseik), riəgəl (Beverst, ... ), riəgən (Hasselt, ... ), riəngel (Gutshoven), rīngəl (Maaseik), rīreŋ (Hasselt), rīəgəl (Hasselt), rygen (Gelieren/Bret), ryngəl (Ophoven), räen (Bleijerheide), rägən (Lommel), rän (Eupen), rängər (Bilzen, ... ), rèege (Hoensbroek), rèegne (Gronsveld), rèengel (Kinrooi), rège (Geulle, ... ), règel (Halen, ... ), règen (Achel, ... ), règene (Beegden, ... ), règəl (Kermt), règən (Opitter), règər (Beringen, ... ), rènge (Schimmert), rèngel (Bree, ... ), rèngen (Stein), rènger (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), rèège (Haelen), rèège(n) (Genk), rèègen (Oost-Maarland), rèègne (Susteren), rèèn (Waubach), rèèngel (Bree), rèènger (Boukoul, ... ), rèŋəl (Bree), rége (Maastricht), régen (Velden, ... ), rénge (Montfort), réngel (Diepenbeek, ... ), rénger (Diepenbeek), rénər (Diepenbeek), réége (Born, ... ), réégen (Bergen, ... ), réén (Mechelen, ... ), réénge (Ulestraten, ... ), rééngen (Panningen), rééëge (Hoensbroek), réëge (Heerlen), rêge (Sittard), rêgen (Bree, ... ), rêger (Beverlo), rêgən (Eigenbilzen), rêngel (Rosmeer), rêê(n)ge (Puth), rêêge (Hoensbroek), rëəgə (Zonhoven), rî.gəl (Borgloon), rögəl (Lommel), rɛ:gə(n) (Venray), rɛŋəl (Mal), r‧ēͅn (Eupen, ... ), r‧ēͅngə (Rekem), ⁄rēŋər (Meeswijk), (m.)  rēgəl (Zelem), reͅŋər (Mechelen-aan-de-Maas), rijəgəl (Hasselt), (mannelijk: raeges, raegeke).  raege (Roermond), (rèngelke).  rèngel (Tungelroy), (s.m.)  renge (Banholt), (z.o. klùkskë, Kúnsëm)  rêngër (Tongeren), (zelden Leuren) (z.o. klùkskë, Kúnsëm)  rêngël (Tongeren), (zo wordt het ook genoemd).  raegen (Altweert, ... ), Aanvulling op de laatste pagina, na vraag 54: St. Margreet: 3 wèke règen of gaer neet. As de windhuim (= wolken) met t spits in de wind staon, geuf t règen.  règen (Velden), Aanvulling op laatste pagina, na vraag 54: 2 juli ("Maria ziep"). Wanneer t op deze dag regent, regent t 40 dagen.  réénger (Herkenbosch), Aanvulling op laatste pagina, na vraag 54: Regen op St. Margriet (± juli) zes weken dat t giet.  rééger (Obbicht), Aanvulling op laatste pagina, na vraag 54: t raingeltj det t zijktj.  raingel (Weert), Aanvullingen op de laatste pagina, na vraag 54: Als het met St. Margreet regent, dan regent het 40 dagen: zijkheks. Met driekoningen heeft de dorser het wannen gewonnen: dagen lengen. Haver binnen voor de 15e aug.: die is binnen.  rège (Meijel), Aanvullingen op laatste pagina, na vraag 54: Als het met St. Margreet regent, dan regent het 40 dagen: zijkheks. Met driekoningen heeft de dorser het wannen gewonnen: dagen lengen. Haver binnen voor de 15e aug.: die is binnen.  raegen (Sevenum), Aanvullingen op laatste pagina, na vraag 54: ne vreuge regen en ne late wieverdans deuren zelje lang, dat is als t s morgens vroeg regent. dae wulleboënen (tuinbonen) wilt aeten, mòt de Miërt (maart) neet vergète. dae boëne (bonen) potj (poten) vùr Sint Servaos, is ne gek of ne klaos, mer mèt Sint Jop, geit t over hals en kop.  règen (Egchel), De verouderde vorm is: rèèngel.  rège(n) (As, ... ), Het oude woord met duidelijke -ng- klank.  rèèngel (Haelen), Lichtverouderd voor: règen.  rèèngel (As, ... ), Nb. "ai"= è van père).  raingel (Horn), Nb. in de g hoort men ook een n.  rége (Buchten), reege(n)  rēͅgə(n) (Stokkem), reegen.  rēgə (Beverlo), rege  reͅgə (Peer), rege (mannl.)  reͅgə (Mechelen-aan-de-Maas), regel  rēgəl (Lummen), rēͅgəl (Niel-bij-St.-Truiden), rēͅəgəl (Donk (bij Herk-de-Stad)), régəl (Lummen), regel (m.)  rē(j)gəl (Borgloon), regel.  rēͅŋ(g)əl (Bocholt), regen  rēgəl (Borlo, ... ), reͅgə (Rekem), reͅgən (Peer), reͅŋər (Val-Meer), ri̞ŋəl (Vliermaal), ri̞ŋər (Vliermaal), regen (m.)  rēͅŋəl (Opglabbeek), regen (m.).  reigə (Zolder), rɛgən (Achel), regen.  règər (Beringen), régə (Leopoldsburg), reger  reͅgər (Peer), reige  rēgə (Neerharen), reigel (m.)  reͅigəl (Herk-de-Stad), renger  reͅŋər (Diepenbeek, ... ), renger (m.)  re͂ͅŋər (Diepenbeek), rège  rēͅgə (Smeermaas), rège (m.)  ré̝gə (Lanklaar), règen  ⁄rēͅxən (Neerpelt), rèngel  rēͅŋəl (Ophoven), rènger  rēͅŋər (Hoeselt), Verouderd NO.  reîngel (Nederweert), ww.: reingele  reingel (Nederweert), saus: saws (Gronsveld), water: watər (Tessenderlo), ziebel: ziebel (Venlo) neerslag, regen || regen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog de bijs is over: de bijs is euver (Eksel), driedaags onweer: driedaags onwer (Holtum), einde van de bijs: einde vanne bijs (Eksel), kleurenboog: soms  klūūreboag (Hoensbroek), regenboog: (dər) reͅnbox (Teuven), aine raingelbaog (Maasniel), de raegelbaog (Neer), de raegenbaog (Venlo), de raenge boag (Limbricht), de regenboug (Maastricht), de rèengelboog (Kinrooi), de régenbaog (Tegelen), de réégebaog (Roermond), der reanboag (Nieuwenhagen), dor reënboag (Vrusschemig), dreͅiŋəlbàx (Bocholt), də reͅgəboͅux (Maastricht), də rīreŋbox (Hasselt), d⁄r reëgeboag (Heerlen), d⁄r ringebaog (Mheer), d⁄r räenboag (Bleijerheide), eene regenbog (Holtum), eine reagenboag (Sittard), enne raegenbaog (Thorn), enne raegenboog (Oirlo), ne raegebaog (Klimmen), raege bāōg (Sittard), raege-baog (Tegelen), raegebaog (Houthem, ... ), raegen baog (Blerick), raegenbaog (Baarlo, ... ), raegenbaòg (Blerick), raegenboag (Roermond), raegenboeëg (Castenray, ... ), raegenbog (Venlo), raegerbaog (Obbicht), raegerba͂o͂g (Melick), raengelbaog (Maasniel), raengembaog (Tegelen), raenger baog (Vlodrop), raengerbaog (Swalmen, ... ), rageboag (Schaesberg), raigebaog (Obbicht), raigenboōg (Weert), rainebog (Welkenraedt, ... ), raingelbaog (Horn), reagenbaog (Blerick), reehgenboog (Meijel), reenge baog (Ulestraten), reeên boag (Kerkrade), rege-boag (Maastricht), regebaog (Maastricht, ... ), regeboag (Valkenburg), regenbaog (Baarlo, ... ), regenboag (Urmond, ... ), regenboog (Stevensweert), regenboug (Heugem), regerboog (Kwaadmechelen), regəboug (Heer), regən bøx (Kermt), reǧe boag (Schimmert), reigenbaog (Oost-Maarland), reigenboug (Velden), reingeboag (Margraten), rengelboog (Tungelroy), rengelboég (Weert), reègen boag (Heerlen), reèngeboog (Gronsveld), reëge boag (Eygelshoven), reënbaog (Kerkrade, ... ), reŋəlbuəx (Romershoven), reəgəlboux (Wellen), rēēëgeboag (Hoensbroek), rēgenbog (Bree), rēgəbōx (Linkhout), rēgəlbøx (Spalbeek), rēͅgəbōx (Rekem), rēͅgəlbōx (Halen), rēͅgənbog (Lanklaar), rēͅgənboͅg (Bree), rēͅŋ(g)əlboͅ(ə)x (Bocholt), rēͅŋəlbōͅx (Opglabbeek), rēͅ‧nəbō‧x (Sint-Martens-Voeren), reͅgəbóx (Kaulille), reͅgəlbuəx (Wellen), reͅgənbōx (Hamont), reͅgəṇbōəx (Gelieren/Bret), reͅgərbóx (Paal), reͅŋəl bōͅx (Rosmeer), reͅŋəlbōͅg (Waterloos), reͅŋər bōͅg (Boorsem), reͅŋərbuox (Ketsingen), rigəbóx (Beringen), riŋəlbōx (Rotem), riŋəlbōͅx (Maaseik), riəgə(l)boͅəx (Hoepertingen), rīreͅŋbø͂ͅx (Hasselt), rjeͅŋəlboͅuj (Wintershoven), rägənbōx (Lommel), rèegnebaog (Gronsveld), rège boag (Stevensweert), règebaog (Roermond), règebāōg (Jabeek), règeboag (Spaubeek), règebōch (Heugem), règenbaog (Roosteren, ... ), règenboag (Middelaar), règenboog (Bree), règenbōog (Egchel), règenbōōg (Meijel), règenbŏŏg (Stein), règərbóg (Beringen), rèj.nbôôg (Mechelen), rèngel baug (Wolder/Oud-Vroenhoven), rèngerboog (Grevenbicht/Papenhoven), rèègebaog (Echt/Gebroek), rèègeboög (Nuth/Aalbeek), rèègenbaog (Maasbracht), rèègenbòòg (Haelen), rèènge baog (Guttecoven), rèèngelbòòg (Haelen), rèŋəlboͅx (Bree), régenboög (Velden), rénbaog (Mechelen), rénge baog (Montfort), réngelboog (Tungelroy), réngerboog (Diepenbeek), réégebaog (Born, ... ), réégenbaog (Milsbeek, ... ), réégenboōg (Meijel), réégneboag (Susteren), réégnerbaog (Herkenbosch), rééngebaog (Urmond), réëgeboag (Heerlen), rêgeboag (Sittard), rêgebôâg (Dieteren), rêgenbôg (Bergen), rêê(n)ge baog (Puth), rêêgebaog (Hoensbroek), rîganboͅx (Maaseik), rögənbòg (Lommel), rɛŋərboix (Mal), rɛŋərbuox (Tongeren), ənə rēͅŋəlbōͅəx (Borgloon), ’ne rèèngerboag (Boukoul, ... ), ⁄n raegebaog (Eijsden), ⁄n rege baog (Maastricht), (komt mooi weer)  régenboag (Nieuwenhagen), (m.)  rēgəlbōx (Zelem), (meervoud)  reͅnbø͂ͅx (Teuven), (raengebäöch).  raengebaoch (Sittard), (rèngelbeug).  rèngelboog (Tungelroy), 3 dagen achter elkaar regenen.  raegenbōch (Hout-Blerick), Aanvulling op laatste pagina, na vraag 54: een regenboog is een teken van 3 dagen t zelfde weer. de zon kruuptj in n neertje.  reingelboog (Ospel), de regenboag (m.)  re̝gəboͅəx (Lanklaar), Enige dagen regen.  rèngelbaog (Heythuysen), is een voorteken van 3 dagen regen.  de raengebâôch (Oirsbeek), Nb. "e"van rengel.... = franse père.  rengelboog (Leuken), Nb. : = lang; rekken v.d klinker - tweeklank.  rè:genbaog (Beegden), Nb. in de g van rege hoort men een n doorklinken.  de regebòòg (Buchten), regeboog  rēgəboͅx (Neerharen), rəgəbŏx (Peer), regeboug  rēͅgəboͅux (Smeermaas), regelboog  rēegəlbōx (Lummen), rēͅgəlbo(ə)x (Donk (bij Herk-de-Stad)), régəlbōg (Lummen), regelboog (man.)  rē(j)gəlbox (mv.: -bogə) (Borgloon), regenboach (m.)  rēgənbāx (Stokkem), regenbogen  ränbog (Eupen), regenboog  rēgəl boͅux (Borlo), rēgəlboͅux (Velm), reͅŋərbwox (Val-Meer), ri̞ŋəl buəx (Vliermaal), ri̞ŋər buəx (Vliermaal), regenboog (m).  nə règəmbóx/ə—skə/—gə (Leopoldsburg), regenboog (m. -e.).  reigəbōx (Zolder), regenboog (m.)  rēͅŋəlbōͅx (Opglabbeek), reͅŋər bō̞ͅx (Mechelen-aan-de-Maas), rɛgənboͅx (Achel), regenboog (mann.)  reͅgənboͅg (mv.: -ə) (Mechelen-aan-de-Maas), Regenboog.  rēͅgəbōg (Overpelt), regenboog.  rēͅŋəlbōx (Kinrooi), régəbóx (Beverlo), reigelbaug  reͅigəlboͅux (Herk-de-Stad), rengelboog  rēͅyəlbōg (Ophoven), reͅŋəlbōx (Riksingen), renger bwog  reͅŋər bwoͅx (Hoeselt), rengerbooch  re͂ͅŋərbōx (Diepenbeek), rengerboog = 3 dagen regen  reͅŋərbox (Diepenbeek), rengerbwog  rēͅŋərbwoͅx (Hoeselt), règenboog (m.)  rēͅxənbōx (Neerpelt), Vandaag en morgen niet droog!  raingelboog (Ell), regenbouw: regelboog  rēͅgəlboͅuw (Niel-bij-St.-Truiden), regenteken: rengelteiken (Tungelroy), weerteken: wearteiken (Grathem), weerteikt (Schimmert), weerteken (Roermond), wēͅrteͅikə (Waterloos), wéértèjken (Panningen), lett. weerteken: bijv. regenboog, weerlicht e.d. (waerteikes).  waerteike (Tungelroy) regenboog || regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] || regenbui [ZND 06 (1924)] III-4-4