e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechtsachter rechterback (<eng.): rechterbek (Reuver), règter bak (Mechelen-Bovelingen), rechtsachter: rechsachter (Beesel, ... ), rechtsachter (Grubbenvorst, ... ), regtsaagter (Meerlo), reiətsaatər (Eys), retsater (Vijlen), rächsaachter (Meijel), rèèjtsaajter (Mheer), geen andere naam  rechtsachter (Maasbracht), rechtsback (<eng.): rae.chsba:k (Kortessem), raegz`bak (Bocholt), re(h)sbak (Stokkem), rechs-bek (Cadier), rechsbek (Baexem, ... ), rechtsback (Blerick, ... ), rechtsbak (Dilsen, ... ), rechtsbek (Broekhuizenvorst, ... ), reeətsbäk (Vaals), regsbek (Grevenbicht/Papenhoven), reͅchzbak (Genk), rèèchtsbek (Helden/Everlo), (= back)  rechtsbek (Nieuwstadt), (bek)  rechtsback (Heythuysen), [bak]  rechtsback (Meeuwen), rechtsbinnen: rechsbinne (Tegelen), rechtsbuiten: rechsboehte (Roermond), rechtse back (eng.): rechse bak (Eigenbilzen), rechtse bak (Bree), reͅchsə bak (Borlo), rechtsmidden: rechsmidde (Margraten) Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)], [DC 49 (1974)] III-3-2
rechtse links omgaande ploeg: leŋks [omgaande ploeg] (Merselo), linkse brabander: leŋksǝ [brabander] (Lottum, ... ), linkse omganger: leŋksǝn [omganger] (Aijen), linkse ploeg: leŋksǝ [ploeg] (Lottum), lēŋksǝ [ploeg] (Cadier), lęŋksǝ [ploeg] (Tongeren), linkse rondploeg: leŋksǝ [rondploeg] (Heythuysen), linkse steltploeg: lēŋksǝ [steltploeg] (Smeermaas), rechts omgaande ploeg: rɛ ̝xs [omgaande ploeg] (Merselo), rechtse brabander: rę̄ǝtsǝ [brabander] (Simpelveld), rɛxsǝ [brabander] (Margraten), rechtse omganger: rɛ ̝xsǝn [omganger] (Aijen), rechtse ploeg: rɛ.sǝ [ploeg] (Cadier), rɛxsǝ [ploeg] (Tongeren), rechtse rondploeg: rɛ ̝xsǝ [rondploeg] (Heythuysen) Met de in dit lemma "links" of "rechts" genoemde ploegen wordt bedoeld, dat schaar + strijkbord, kouter en voorschaar - ook bij wentelploegen - onderling en t.o.v. de ploegboom een zodanige stand hebben, dat de ploeg (van achteren gezien) de voor hetzij naar rechts, hetzij naar links omkeert. Over het algemeen kende men naar rechts werkende ploegen. Uit de meeste opgaven blijkt duidelijk dat ze werden verstrekt naar aanleiding van eenscharige ploegmodellen. [N 11, 30 add.; N 11A, 70 a + b; monogr.] I-1
rechtse boor normaalboor: nǫrmālbǭr (Montfort), rechtboor: rɛxt˱bǫwr (Bevingen), rechtsboor: ręxts˱bǭwr (Jeuk), rɛxs˱bǭr (Klimmen, ... ), rechtsdraaiend: rɛxs˱drīǝnǝnt (Simpelveld), rechtsdraaiende boor: rɛxs˱drī.nǝndǝ bōr (Heerlen), rɛxs˱drǫwǝndǝ bǫwǝr (Tessenderlo), rechtse boor: rē̜xsǝ buǝr (Bilzen), ręxsǝ bǭr (Siebengewald, ... ), ręǝtsǝ bōr (Kerkrade), ręǝtsǝ bōǝr (Spekholzerheide), rɛxsǝ bōr (Middelaar), rɛxsǝ bō̜r (Heijen, ... ), rɛxsǝ bū.r (Weert), rɛxs˱ bōr (Rothem), rɛxšǝ bōr (Neeritter), rɛ̄.xs˱ bȳr (Zutendaal) Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het rechtsom gedraaid wordt. [N 33, 158b] II-11
rechtse gravers rechtse gravers: rɛxtsǝ grāvǝrs (Griendtsveen) Turfgravers die naar rechts de turf weggraven. Dit gebeurt bij het graven van de turf naar het hoge toe. [II, add.] II-4
rechtse schaar rechtse scheer: ręxtsǝ šīr (Stokkem), ręǝtsǝ šīǝr (Bleijerheide  [(voor rechtshandigen)]  ), rɛxsǝ šēr (Roermond), rɛxsǝ šīǝr (Nieuwenhagen, ... ) In het algemeen een schaar die door de stand van bekken en benen geschikt is voor het gebruik in de rechterhand. [N 64, 3b; N 66, 4b] II-11
rechtspreken berechten: (ēmes) berèchte (As), berechte (Blerick, ... ), berechten (Grathem, ... ), berechtə (Doenrade), bereechte (Sevenum), bereegte (Sevenum), beréchte (Swalmen), bèrechtə (Guttecoven), bərechtə (Kapel-in-t-Zand), bərègtə (Venlo), bərééchtən (Diepenbeek), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  berechte (Meerlo), oordelen: oardéle (Noorbeek), oordijlle (Vlodrop), recht (zn.)?: recht (Thorn), rechten: rechte (Eys), rechten (Born, ... ), rechtə (Schinnen), reghte (Meijel), richte (Klimmen, ... ), richtə (Heerlen), rechtspreken: rech sjpraeke (Reuver), rech sjpreëke (Waubach), rech spraeke (Echt/Gebroek), rech spreke (Maastricht, ... ), rech-schprāāk (Schimmert), rechschpreke (Amby), rechshpreekn (Brunssum), rechsjpraeke (Herten (bij Roermond), ... ), rechsjpraike (Roermond), rechsjpreëke (Ten-Esschen/Weustenrade), rechspraeke (Blerick), rechspreekə (Maastricht), rechsprēēkə (Maastricht), recht spreken (Schimmert), recht sprèke (Tienray), rechtspreken (Leopoldsburg, ... ), rechtspreuk (Gulpen), rechtsprēkke (Venray), rechtsprèke (Merkelbeek), regspreike (Maasniel), regt sprèèke (Thorn), rèch sjpréékə (Susteren), rèchsjprêêkə (Heerlen), règsprèkə (Montfort), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  règsjprééëkə (Nieuwenhagen), uitspraak (zn.): oetspraok (Maastricht, ... ), uitspraak doen: uutspraok dōēn (Oirlo), ū.tšpr‧oͅak˃ du.ə (Eys), veroordelen: veroordeile (Posterholt), voorkomen: veurkomə (Roermond) rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)] III-3-1
rechtstaande oren ezelsoortjes: ezelseùrkes (Neeritter), ezelsoren: aezelsoere (Baarlo, ... ), aezelsoore (Posterholt, ... ), aezelsôôre (Urmond), aizelsoeare (Echt/Gebroek), eezelsoire (Valkenburg), eezelsoore (Ottersum), esels oeure (Kelmis), eselsoer (Gemmenich), ezelsaore (Elsloo), ezelsoere (Wijk), ezelsoeren (Schaesberg), ezelsoĭre (Valkenburg), ezelsoren (Mechelen-aan-de-Maas), ezelsorren (Hechtel), ezelsòòre (Buchten), ezəlsorən (Gingelom), eͅəzəlsoərə (Gingelom), ieëzels oeëre (Weert), jeͅzəlsōrə (Tongeren), äezelsoere (Blerick), éézelsôôre (Baexem), éëzelsoere (Heerlen), ɛzəlsoər (Montzen), Dah kimt veehr bij hiejel slim minsen.  ezelsoehren (Peer), i.e. lange oren.  éézelsooare (Berg-aan-de-Maas), NB: la.bzuere = hangende oren.  eͅ.zəlsuə.rə (Moresnet), Wegstekende oren.  ezelsoere (Hasselt), fikjes: fekskəs (Lommel), fikoortjes: fekorkəs (Lommel, ... ), feky(3)̄rkəs (Meeuwen, ... ), fekørkəs (Overpelt), fikeurkes (Afferden, ... ), fikoorkes (Kerensheide), fikuurkes (Blerick), fikoren: fiek oere (Nieuwenhagen), fik oere (Maastricht), fikoeweren (Kwaadmechelen), fikoire (Ulestraten), fikŏĕre (Leveroy), fikse oren: feksə urən (Achel), fiksoortjes: fiks eurkes (Middelaar), fiks óórkes (Grevenbicht/Papenhoven), fikseurkes (Schimmert), Wordt gezegd van iem. die nieuwsgierig is.  fikseuèrkes (Berg-aan-de-Maas), fiksoren: fiks oere (Oost-Maarland), fiks-oere (Brunssum), fiks-oore (Maasniel), fiksoere (Beegden, ... ), fiksoeren (Nuth/Aalbeek), fiksoire (Ulestraten), fiksouren (Valkenburg), fiksoëre (Boekend), fiksōēre (Broekhuizen), fiksŏĕre (Wanssum), flaporen: flapaore (Echt/Gebroek), flapoare (Houthem), flapoe:re (Kaulille), flapoere (Baexem, ... ), flapoeren (Diepenbeek, ... ), flapoeäre (Obbicht), flapoeëre (Ittervoort), flapoĭre (Valkenburg), flapore (Heugem, ... ), flaporen (Geistingen, ... ), flaporren (Hechtel), flapoëre (Venlo), flapōēren (Eksel), flapure (Bree), flapurən (Hamont), flapuərə (Overpelt), flapuərən (Hamont), flapòàre (Bunde), [Paragraaf: lichaam]  flapoear (Boorsem), i.e. grote oren.  (flapôêre) (Haelen), flappen: flappen (Leopoldsburg), flatsoren: flatsoeëre (Ell), flatsy(3)̄rə (Opglabbeek), flatšy(3)̄rə (Bree), foxoren: fo.ksū:rə (Lanklaar), foxoere (Gronsveld), grote oren: Dah kimt veehr bij hiejel slim minsen.  groewehte oehren (Peer), hazenoortjes: hazeeurkes (Sittard), hondsoren: hōntsōre (Tongeren), konijnsoren: kenijnsorren (Hechtel), *  kniensoren (Roermond), laporen: laboere (Sevenum), labôôre (Urmond), lapajŏĕre (Nieuwenhagen), lapoere (Tegelen), lapóóre (Stevensweert), i.e. grote oren.  (lapôêre) (Haelen), lapsoren: lapsjoere (Mechelen), lapsjoêre (Kerkrade), lapsjòòre (Neerbeek), lapsjôôre (Puth), lapsoaren (Stein), Wegstekende oren.  labzurə (Hasselt), lotsoren: Groot, niet spits.  lotsoore (Gors-Opleeuw), Is meer voor wegstaande oren.  lotsoren (Hoepertingen), moesbladeren: moosblaar (Hoensbroek, ... ), muizenoortjes: moeseèùrkes (Urmond), moezenêûrkes (Heel), muizenoren: moeze oere (Voerendaal), oren wie een geit: oeare wie n gēīt (Montfort), oren wie krotenbladeren: i.e. lange oren.  ooare wie krooateblaar (Berg-aan-de-Maas), oren wie notenbladeren: i.e. grote, platte oren.  ŏĕre wie noteblajer (Leveroy), platoren: platoere (Hoensbroek), rechte oren: rechte oeëre (Beverlo), rechtstaande oren: rä:xtstōͅndə ūrə (Kanne), schoteltjes: sjîêtelkes (Bree), spitse oren: sjpitse oare (Holtum), spetsə uərə (Neerpelt), spitsoortjes: sjpitseurkes (Boukoul), spitsuurkes (Rimburg), spitsuërkes (Roosteren), spitsêûrkes (Leuken), spitsoren: schpïtsaore (Schimmert), sjpits ôôre (Klimmen), sjpitsoere (Hoensbroek, ... ), spitsoere (Veldwezelt), spitsooare (Berg-aan-de-Maas), spītsoren (Sint-Truiden), staande oortjes: stunde urkes (Eksel), steekoortjes: stiekørkəs (Houthalen), steekoren: sjteek oire (Ulestraten), stejəkurn (Koersel, ... ), stēͅakowərə (Lommel), stēͅkōͅwrə (Beverst), stēͅkuwərə (Paal), stèèkoe.re (Veldwezelt), stèèkore (Eigenbilzen), steil oortjes: stilīrkəs (Opglabbeek), steil oren: sti:lurə (Neeroeteren), i.e. stijl oren.  stil ūrə (Bocholt), uitstaande oren: ōētsjtaonde oore (Roermond), varkensoortjes: verkesuurkes (Schinveld), varkensoren: verkesoeāre (Roosteren), verkəsôêre (Heerlerheide), vērkeswarre (Meerssen), veͅrəkəsuuəgə (Tessenderlo), veͅrəkəsuwərə (Tessenderlo), wawa`s: waawaas (Tegelen), windvangers: windvengers (Sint-Pieter) flapoor, grote uitstaande oren || oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] || Rechtstaande oren (fik(s)oren, ezelsoren, (f)laporen, spitsoren). [N 109 (2001)] III-1-1
rechtsvoor centervoor rechts: séntərvéur réchs (Geistingen), extrme (fr.) rechts: ekstrɛ:m links, rechs (Heppen), extrèm régs (Mechelen-Bovelingen), extrème rechts (Vliermaalroot), eͅkstrēm reͅchs (Genk), rechtervoor: rechterveur (Reuver), rechtsback: regtsbek (Velden), rechtsbinnen: rechsbinne (Roermond), rechtsbinnen (Limbricht), rechtsbuiten: links, rechts bŭŭte (Venray), re(h)sboete (Stokkem), rechs-boete (Cadier), rechsboete (Ell, ... ), rechsboetə (Berg-en-Terblijt, ... ), rechsboéte (Tegelen), rechsbōēte (Baexem, ... ), rechts- / linksbuiten (Beverlo, ... ), rechtsboete (Blerick, ... ), rechtsboeten (Dilsen), rechtsbuiten (Brunssum, ... ), rechtsbutte (Broekhuizenvorst), regsboĕte (Grevenbicht/Papenhoven), reiətsbōētə (Eys), ... binne  raegzsbu:ətə (Bocholt), rechtse extrme (fr.): re(h)sekstrêem (Stokkem), reͅchsə eͅkstrēͅm (Borlo), rechtsextrme (fr.): rechtsextrèèm (Eigenbilzen), rechtsvoor: rae.chsv":r (Kortessem), rechsveur (Arcen, ... ), rechtsveer (Bree), rechtsveur (Herten (bij Roermond), ... ), rechtsvoor (Grubbenvorst, ... ), reeətsveur (Vaals), retsvoor (Vijlen), rächsveur (Meijel), rèèchts-veur (Helden/Everlo), rèèchtsveur (Helden/Everlo), rèèjtsvöör (Mheer), geen andere naam  rechtsvoor (Maasbracht) Hoe noemt U in uw dialect de speler, die in een voetbalteam de uiterst linkse of uiterst rechtse positie in de aanvalslijn bekleedt? || Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
rechtvaardig achterhouden: àgtərhaajə (Roermond), billijk: billik (Posterholt), consequent: kônsekwent (Venlo), correct: krèk (As), kòrrèkt (As), eerlijk: eerlik (Kapel-in-t-Zand), ierlek (Meerlo, ... ), ierlig (Heerlen), ierlijk (Eys, ... ), ierlik (Heerlen, ... ), ierlisch (Vaals), ieërlik (Voerendaal), iërlik (Echt/Gebroek), īērlik (As), jerlik (Stein), ‧iərlex (Eys), ‧iərlək (Eys), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  ieërlik ? (Ell), fijn: fijne vent (Wijlre), gerecht: gerech (Beek), gereg (Geulle), geregt (Meijel), gerechtig: gerechtig (Kesseleik, ... ), gerègtig (Montfort), gərēgtig (Nieuwenhagen), gərèchtich (Susteren), ieder het zijnd geven: eedər ət zijnd geevə (Maastricht), juste (fr.): zjus (Gronsveld), open: aope (Venlo), oprecht: oprech (Susteren), recht: reëht (Vaals), règ (Nieuwenhagen), rèât (Montzen), met een punt op de e  rech (Sittard), rechtschapen: rechschaope (Venlo), rechsjaope (Maastricht), rechtsjāpe (As), rechtuit: rechtoet (Heythuysen), rechtutj (Meijel), rècht əət (Loksbergen), oes"klankwettig in Kerkerade  reët oes joa (Kerkrade), rechtvaardig: raech(t)verrig (Castenray, ... ), rechfeerdig (Sint-Truiden), rechfēͅrdəch (Opgrimbie), rechfierich (Bilzen), rechfiârdig (Zonhoven), rechfjaarig (Hasselt), rechfêrdig (Lanklaar), rechfɛ̄rdəch (Rekem), rechtfijadich (Kanne), rechtfä:rdech (Peer), rechtvaardig (As, ... ), rechtvaerdig (Nunhem, ... ), rechtvārig (Vliermaal), rechtveejdig (Jeuk), rechtveerdig (Eksel, ... ), rechtveirdig (Amby, ... ), rechtveiëdig (Mielen-boven-Aalst), rechtverrig (Tessenderlo), rechtvērdig (Neeroeteren), rechtvēͅrdig (Hamont, ... ), rechtvĕĕrdig (Merkelbeek), rechtvierdig (Weert), rechtvieërdig (Altweert, ... ), rechtvijdig (Loksbergen), rechtvjadeg (Val-Meer), rechtvjadich (Kermt), rechtvèdig (Velm), rechtvèrdig (Niel-bij-As, ... ), rechtvèrig (Heusden), rechtvèèrdig (Blitterswijck, ... ), rechtvéérdich (Kelpen), rechtvéérdig (As), rechtvêêrdig (Ophoven), rechvaardig (Born, ... ), rechvae:rdig (Roermond), rechvaerdig (Geleen, ... ), rechvairdig (Maasniel, ... ), rechveerdig (Doenrade, ... ), rechveirdig (Amby), rechveëdig (Gulpen), rechvĕĕrdig (Schimmert), rechvierdeg (Caberg), rechvierdig (Maastricht, ... ), rechvjaadich (Kuringen), rechvjadig (Kortessem), rechvjaâdich (Wellen), rechvèrdig (Gronsveld), rechvèèrdig (Genk, ... ), rechvéédig (Urmond), rechvéérdich (Beesel), rechvéérdig (Oirsbeek), refeirdig (Lanaken), refieërig (Bilzen), refjadeg (Zichen-Zussen-Bolder), regtfēͅrdich (Sint-Huibrechts-Lille), regvaardigge (Vlodrop), regveerdich (Eisden), regveërdich (Wijnandsrade), regvierdig (Maastricht, ... ), rejətvejədich (Montzen), rēͅchvērdəch (Riksingen), reͅchfērdech (Maastricht), reͅchfēͅrĭg (Genk), reͅchfiødəch (Martenslinde), reͅchfjārəch (Bommershoven), reͅchtfēdich (Sint-Truiden, ... ), reͅchtvērdəch (Molenbeersel), reͅchtvēͅrdech (Peer), reͅchtvēͅrdəg (Rotem), reͅchviadəch (Gelinden), reͅf⁄ādig (Koninksem), reͅxtvēͅrdəx (Meeuwen), rächfjärəch (Lommel), rächfärəch (Tessenderlo), rächvjādich (Hoepertingen), rädvädege (Montzen), rätvädeg (Montzen), rèchféérdəch (Meeswijk), rèchtveerdig (Sint-Truiden), rèchtvjèreg (Beverlo), rèchtvéérdəch (Meeuwen), rèchvierdəch (Maastricht), rèchvéérdig (Schinnen), rèchvêêdich (Heerlen), rèchvêêdəch (Epen), réchfiárich (Zonhoven), réchféérdich (Reuver), réchtviár(d)ich (Zonhoven), réchveerdich (Venlo), réchvêrdig (Gronsveld), rêchvjeddich (Hoeselt), rəchtvēͅrdech (Hamont, ... ), (ê).  rechtvaerdig (Neer), ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  rèchvierdich (Maastricht), rechtvaarlijk: rëfièlik (Tongeren), rechtvort: recht vòrt (Sevenum), rechtvort (Sevenum), rechtvort zien (Maasbree), richtig (du.): richtig (Geleen), rĭchtĭg (Nieuwenhagen), serieus: serieus (Eigenbilzen), vaardig: ps. Algemene note: Het omspellen van het Eksels dialect is misschien niet helemaal correct (geen spellingslijst daarvoor ik heb het bij benadering omgespeld!  vēͅərdix (Eksel) handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] || rechtvaardig || rechtvaardig(heid) || Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)] III-1-4
rector directeur (fr.): dirrektuir (Sint-Truiden), kloosteroverste: inne klōēësterēūëvesjte (Nieuwenhagen), overste: de jieuverste (Tongeren), ieverste (As), överste (Eksel), övesjte (Neerbeek), proost (<lat.): pröst (Neerpelt), rector (lat.): `ne rector (Klimmen), de rektor (Eigenbilzen), eine rektor (Klimmen), enne rekter (Klimmen), inne rektor (Nieuwenhagen), ne rektor (Tongeren), nne rektor (Valkenburg), recter (Jeuk, ... ), rector (Achel, ... ), rekter (Ell, ... ), rektor (Bocholt, ... ), rɛktoͅr (Meijel), ənə rɛktər (Montzen) Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)] III-3-3