e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raden geraden: geraoi:en (Sittard), geraoje (Sittard), grooje (Beverlo), gròòëje (Zonhoven), grôj-je (Widooie), gəróójə (Niel-bij-St.-Truiden), koen dje da groëje (Velm), koen dje ⁄t grooie (Mielen-boven-Aalst), koent sĭēͅ dat groen (Vliermaal), koe⁄je da grooa (Wellen), kont ži[ə} dat gro[i}ə (Koninksem), koo je da groowə (Kermt), kōn dje da grooə (Kuringen), kŏĕn dje da grōōn (Sint-Truiden), koͅn šjə dat groiə (Riksingen), kun džə da grōn (Sint-Truiden), kun džə da grue (Gelinden), kunde gij da graojen (Oostham), kunde gij da graoën (Tessenderlo), kundžij da grōə (Bommershoven), kundžə da gro[ə}n (Sint-Truiden), kū[i}nt də gə da gerōͅə (Loksbergen), groajt ¯ns wa da gekos (h)èt: Raad eens wat dat gekost heeft  groaje (Hasselt), raden: kand dèè dat rone (Montzen), kanste dat roaje (As), kenstich datraojə (Maastricht), kinste dat raoje (Amby), ko[e}nstichdeͅt raojə (Rotem), ko[o}ndə gēͅə da raoiən (Peer), konder da roājen (Houthalen), konder dat roaje (As), kondə deͅ raoən (Peer), kondər dā rō[a}jən (Zonhoven), kons dich det raaen (Neeroeteren), kons ste dat raoje (Eisden), konste dat raoje (Kanne), konste dat rooje (Zichen-Zussen-Bolder), konste dat rōnne (Montzen), konste det raojen (Ophoven), konsttjəm dat raojə (Rekem), konstədatrojə (Martenslinde), kons⁄tə rojə (Bilzen), kont ge dat rooiën (Bilzen), kostə dat ronə (Montzen), kout te rwòje (Val-Meer), kōͅnstə dat rojə (Genk), kŏĕns të dat roajë (Lanklaar), kŏnste deͅt raoje (Neeroeteren), kŏnstĕ dat raoje (Lanaken), kŏnt gê deͅt raoje (Neeroeteren), ku[o}nst tə dät raojə (Molenbeersel), kun de ge da raoen (Heusden), kunde dē raoien (Wijchmaal), kunde ge dè raoiere (Eksel), kunde gé deͅ raojen (Hamont), kundə gēͅ deͅ roijən (Sint-Huibrechts-Lille), kynə gē də raoən (Tessenderlo), kôs te dat rò:ne (Montzen), kön där dat rōnne (Montzen), könt ge dat ronne (Welkenraedt), køndə ge deͅ rōͅjə (Hamont), køͅndə deͅ roͅjən (Sint-Huibrechts-Lille), kùndjəda rūwə (Hoepertingen), kùnste raojen (Niel-bij-As), rao (Brunssum, ... ), rao ene (Kerkrade), rao-e (Valkenburg), rao-je (Grathem, ... ), rao.e (Geleen), rao.je (Eijsden, ... ), rao.jen (Boukoul, ... ), rao.ne (Epen, ... ), rao.⁄je (Linne), rao:e (Heerlerheide), rao:je (Beegden, ... ), rao:nə (Benzenrade), raoe (Hoensbroek, ... ), raohe (Neerbeek), raoi-je (Wolder/Oud-Vroenhoven), raoien (Velden), raoije (Heel, ... ), raoijen (Maastricht, ... ), raoj:en (Tegelen), raoje (Afferden, ... ), raojen (Blitterswijck, ... ), raojjə (Meeuwen), raojə (Hamont, ... ), raoj‧e (Horst), raone (Bocholtz, ... ), raonen (Remersdaal), raonne (Schaesberg), raoë (Helden/Everlo, ... ), rao‧e (Nieuwstadt), rao‧ie (Velden), rao‧je (Baarlo, ... ), rāōe (Sittard), rāōje (Makset), roa (Berg-en-Terblijt, ... ), roa e (Lutterade), roa(n) (Guttecoven), roa-e (Valkenburg, ... ), roa-je (Blitterswijck), roa:je (Echt/Gebroek), roa:ne (Mechelen), roae (Bingelrade, ... ), roae(n) (Schinveld), roaie (Lottum), roaje (Afferden, ... ), roaje(n) (Obbicht), roajen (Amby, ... ), roajə (Swalmen), roan ens (Kerkrade), roane (Eys, ... ), roaë (Einighausen, ... ), roaën (Geleen), roaə (Klimmen), roā (Valkenburg), roa’ne (Bleijerheide, ... ), roijew (Wellerlooi), roje (Venray), rone (Gemmenich), rooie (Venlo), roone (Kelmis), rooë (Heerlen), roâje (Tungelroy), rōāe (Nuth/Aalbeek), rōͅ (Gulpen), rōͅjə (Opgrimbie), râoje (Genooi/Ohé, ... ), râôë (Oirsbeek), ròje (Meijel), ròwəjən (Lommel), ròò.e (Panningen), ròòe (Panningen), ròòje (Bunde, ... ), ròòëje (Zonhoven), rôajen (Horst), rôô (Heerlerheide), (ao: lang).  rāōje (Tienray), (O.T.T.: héé reutj).  raoje (Haelen), (roo:j - gerao:je).  rao:je (Boeket/Heisterstraat), dat konste nie rooië ¯t ès tich gerooië: het is U geraden  rooië (Genk), in de vorm van raad geven??  roajen (Heijen), Met aftelrijmpje werd een medespeler aangewezen. Hij heeft een persoon in gedachte en ieder op beurt mag een vraag stellen. Wie meent de gezochte persoon te weten mag die noemen en als dit goed blijkt dan mag hij op zijn beurt een persoon bedenken. Indien iemand fout raadt mag hij niet meer meedoen en het spel gaat verder met de andere spelers tot men de juiste persoon gevonden heeft.  minse roajen (Eksel), met lengteteken op de ä en ö  räöje (Blitterswijck, ... ), Note v.d. invuller: kan de weerklank? niet schrijven.  rao (Vlodrop), Opm. o netals Fr. woord mon.  rone (Epen), ps. boven de o moet nog een punt staan; deze combinatieletter kan ik niet maken; omspelling Ø?  rao‧ (Valkenburg), Zoals mensen raden, maar in plaats daarvan voorwerpen, landen, stromen en rivieren, steden, enz.  naamen roajen (Eksel) een raadsel oplossen, een gissing maken || Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)], [ZND 06 (1924)§] || Mensen raden. || Namen raden. || raadseltje [N 07 (1961)] || raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)] || raden (ww.) [SGV (1914)] || raden, gissen || raden, gissen naar || raden, gissen, vermoeden || raden, raad geven || Raden. || Soms schijnt het [omp] alleen nog in het kinderspel bewaard. De kinderen laten elkaar raden: on of even, paar of omp, paar of ompert, effen of ontjes, enz. Kent u een dergelijk woord op deze manier? Zo ja, hoe luidt het en hoe gebruiken de kinderen het? [DC 31 (1959)] III-1-4, III-3-2
raden van knikkers raden: Dit kun je doen met verschillende kinderen. Iedereen heeft drie knikkers en moet zelf weten hoeveel hij er daarvan in zijn hand pakt. Alle spelers leggen hun gesloten handen, met daarin de kinkkers, op tafel en er moet op toerbeurt worden geraden hoeveel knikkers de spelers samen in de handen hebben. Die het juiste aantal raadt, krijgt alle knikkers.  hentje raoje (Weert) Knobelen. Het raden van een aantal knikkers. III-3-2
raden? raden: wôrdjes raojen = woordjes raden van planten, bloemen, dieren enz> met telkens een stap voorwaarts bij meerder uitleg  wôrdjes raojen (Maaseik) Kent u een kindergebruik waarbij er (om ter snelst) iets gezegd of gedaan wordt, wanneer men met zn tweeën op hetzelfde moment precies hetzelfde zegt? Wat werd er dan gedaan/gezegd? [SND (2006)] III-3-2
radiatorkwast bokkepoot: bokǝpuǝt (Kerkrade), bokǝpōt (Ottersum), bǫkǝpuǝt (Klimmen), bǫkǝpūǝt (Gulpen  [(meervoud: bǫkǝpȳjǝt)]  ), radiateurborstel: radijatø̄rbǫsǝl (Diepenbeek, ... ), radijatø̜jǝrbøsǝl (Tessenderlo), radiatorenkwast: radiatorenkwast (Meijel), radijatōrǝkwas (Herten, ... ), radiatorenkwastje: radiatōrǝkwɛskǝ (Schinnen), radiatorenwisser: radijatōrǝwisǝr (Maasbree), radiatorkwast: radijātǫrkwas (Heel, ... ), verwarmingskwast: vǝrwɛrmeŋskwas (Waubach) Platte kwast waarvan de haarbundel gevat is in een ijzeren bus die onder een hoek van ongeveer 450 aan de steel bevestigd is. De kwast wordt gebruikt voor het schilderen van radiatoren. [N 67, 43c] II-9
radijs radijs: radaais (Grote-Spouwen), radais (Bilzen, ... ), radeis (Sint-Pieter), radeiəs (Kerniel), radejs (Gutshoven), radēis (Guigoven), radēs (Halen), radēͅs (Herk-de-Stad, ... ), radeͅis (Zonhoven), radeͅs (Beringen, ... ), radies (Blitterswijck, ... ), radijs (Alken, ... ), radīs (Achel, ... ), radèès (Hasselt), radéjs (Lanaken), radêəs (Beverlo), redies (Castenray, ... ), redijs (Maastricht, ... ), rediès (Venlo), rediês (Altweert, ... ), redīē:s (Roermond), rirdieze (Dilsen), ràddais (Tongeren), rëdiès (Herten (bij Roermond)), rədees (Meijel), rədēs (Rotem), rədēͅs (Loksbergen), rədeͅis (Maastricht), rədeͅi̯s (Bree, ... ), rədeͅi̯əs (Gutshoven, ... ), rədeͅs (Hasselt), rədis (Meeswijk), rədis* (Meeuwen), rədīs (Achel, ... ), radijsje: raddèskës (Hoeselt), radeske (Kerkhoven, ... ), radeͅskən (dim.)* (Lommel), radiesjer (Kerkrade), radieske (Kaulille), radieskes (Klimmen, ... ), radiskə* (Hamont), radiəskə (Lontzen), redieske (Boekend, ... ), redieskes (Tungelroy), redies’ke (Tegelen), redyske (Gronsveld), rodieskes (Sevenum), rədĭĕskə (Nederweert) [ZND 41 (1943)] [ZND m] [ZND m] [ZND m]Hoe noemt u: radijs (raphanus sativus - fam. cruciferae) [N 71 (1975)] || radijs || radijsje || radijsjes I-7
radio radio: raadiejoo (Heel), raadio (Kapel-in-t-Zand), raadioo (Maastricht, ... ), raadĭĕjoo (Gennep), radi-jo (Maastricht), radiejoo (Ell, ... ), radijo (Vijlen), radio (Amby, ... ), radioo (Montfort), radĭĕjoo (Klimmen), rāādijoo (Maastricht), ridio (Melick), rààdĭĕjoo (Susteren), rádio (Swalmen), ráádi-joo (Epen), ráádīējoo (Venlo), ráádĭĕjoo (Heerlen, ... ), (m.).  rā.di.i̯o. (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  ráádĭĕjoo (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  rádioo (Opglabbeek), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  radio (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  rāādiōō (Nieuwenhagen), ps. boven de beide "as"moet nog een ? staan; deze combinatieletters zijn niet te maken (omgespeld volgens Frings zijn het inderdaad as).  raadĭĕjó (As), ps. invuller noteert hier een i + j (en geen ij!).  radijo (Maastricht, ... ), ps. omgespeld volgens Frings (de "i"heb ik als een gewone i geïnterpreteerd en niet als een diftong, omdat het niet superscript geschreven staat!).  radio (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  ra͂dijo (Meeuwen), radiotoestel: radiotoestel (Blerick) een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)] III-3-1
radmaker draaier: drājǝr (Leopoldsburg), radenmaker: rø̜jmǭkǝr (Lommel), rādǝmākǝr (Hamont), rājǝmākǝr (Beek), raderenmaker: rǭrǝmākǝr (Kuringen), radermaker: radermaker (Meeswijk, ... ), rãrmākǝr (Paal), rø̜jǝrmē̜kǝr (Zichen-Zussen-Bolder), rājǝrmākǝr (Bocholt, ... ), rājǝrmēkǝr (Eisden, ... ), rājǝrmē̜kǝr (Opoeteren), rārmākǝr (Kaulille, ... ), rārmēǝkǝr (Eygelshoven), rārmē̜.kǝr (Sittard  [(meervoud: rārmē̜kǝš)]  ), rāǝrmēkǝr (Mettekoven), rē̜rmākǝr (Hasselt), rǭrmākǝr (Heusden), radmaker: rajmaʔǝr (Lommel), rājmākǝr (Buchten), rājmē̜kǝr (Echt), rātmākǝr (Bree, ... ), rātmēkǝr (Helchteren, ... ), rātmē̜kǝr (Kinrooi, ... ), rāǝtmākǝr (Hechtel), rōjmǭkǝr (Kwaadmechelen, ... ), rǫǝtmākǝr (Overpelt), rǭtmākǝr (Achel, ... ), radmannetje: rāǝtmɛnǝkǝ (Hechtel), ramaker: ramiǝkǝr (Gelinden), ramākǝr (Herk-de-Stad, ... ), ramēkǝr (Mielen-boven-Aalst, ... ), ramē̜kǝr (Heerlen, ... ), rãmākǝr (Zonhoven), rãmęjkǝr (Alken), rāmekǝr (Gingelom), rāmeǝkǝr (Ulbeek), rāmākǝr (Hasselt, ... ), rāmēkǝr (Hoepertingen, ... ), rāmē̜kǝr (Klimmen, ... ), rāǝmākǝr (Stevoort), rē̜miǝkǝr (Zepperen), rē̜mēkǝr (Jeuk, ... ), rōmiǝkǝr (Heers), rǫmekǝr (Sint-Truiden), rǫmękǝr (Borgloon, ... ), rǭme(j)ǝkǝr (Gutschoven), rǭmeǝkǝr (Alken), rǭmiǝkǝr (Hoepertingen, ... ), rǭmākǝr (Berverlo, ... ), rǭmējkǝr (Diepenbeek), rǭmēkǝr (Borlo), rǭmē̜kǝr (Eigenbilzen, ... ), rǭmęjkǝr (Muizen), rǭmękǝr (Mal), rǭmīkǝr (Borgloon), rǭmǭkǝr (Gorsem, ... ), rǭmǭǝkǝr (Nieuwerkerken), rǭmǭʔǝr (Tessenderlo), rǭǝmjēǝkǝr (Diepenbeek), rǭǝmē̜kǝr (Bilzen), wagenmaker: wāgǝmākǝr (Sint Huibrechts Lille), wāgǝmǭkǝr (Sint-Lambrechts-Herk), štɛlmē̜kǝr (Koningsbosch), wielenmaker: wielenmaker (Paal) Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.] II-12
rafel bies: WNT: bies (II), 2) Aan kleedingstukken, ook aan schoenen. Een smal boordsel of opnaaisel, htzij voor de stevigheid of als versiersel. Van Dale: I. bies, 4) smal boordsel, opgenaaide reep op kledingstuk, m.n. op een broeknaad; - 5) smalle, rechte versieringslijn.  biəzen (Opoeteren), biezel: bîzzel (Valkenburg), vgl. WNT: bies (II), 2) Aan kleedingstukken, ook aan schoenen. Een smal boordsel of opnaaisel, htzij voor de stevigheid of als versiersel. Van Dale: I. bies, 4) smal boordsel, opgenaaide reep op kledingstuk, m.n. op een broeknaad; - 5) smalle, rechte versieringslijn.  bizzele (Klimmen), bommel: boemmel (Kerkrade), bommelen (Peer), bommeltje: bommelkens (Sint-Huibrechts-Lille), draad: dry(3)ə (Gutshoven), drøͅy (Neerpelt), Meer draden.  drùij (Mechelen), dreumel: dreemelen (Mechelen-aan-de-Maas), dreuimelen (Stokkem), dreumel (Meerlo, ... ), dreumels (Broekhuizen, ... ), dreumələ (Eisden), dRūməls (Meterik), drø̄mələ (Mechelen-aan-de-Maas), D.i. ook een scheldnaam voor de inwoners van Horst.  dreumel (Tienray), Dit is tevens de bijnaam van de inwoners van Horst (weefindustrie van vroeger).  dreumel (Horst), Ook scheldnaam voor Horst.  dreumels (Melderslo), Vroeger.  dreumels (Hout-Blerick), faggel: feggələn (Hasselt), fá.ggel (Zonhoven), [sic]  veͅgələ (Bree), femmel: B.v. Dao hungt enne femmel án ów klieëd.  femmel (Meerlo, ... ), flenter: flénder, flénter (Gennep), Van Dale: flenter, 1. kleine afgescheurde lap of reep; - 2. zeer dun plakje of schijfje.  flɛntərs (Gennep), floche (fr.): vgl. Kerkrade Wb. (p. 91-2): floes, 1. kwast, pluim; 2. pluis; floezetig, vol pluisjes, pluizerig. NB Van Dale (DN): Flausch, duffel <stof, jas>.  floeze (Waubach), foezel: foesələ (Vaals), foezzel (Kerkrade), fralie: fraailiën (Peer), frales (Kuringen), fralie⁄s (Kaulille), a = alpha; schwa = ook lang  frāəlis (Zolder), frandel: fraandjel (Weert), frandelen (Helchteren), franie: franiejs (Achel), franies (Heusden), frannies (Hamont), fraŋis (Neerpelt, ... ), franje: fraanjes (Maasbree), franjes (Achel, ... ), franjel: fra-njele (Beesel), fra-njels (Beesel), fra.ŋələ (Stokkem), fraainelen (Mechelen-aan-de-Maas), fraajelen (Neeroeteren), fraanele (Gruitrode, ... ), fraanjel (Lutterade, ... ), fraanjele (Baexem, ... ), fraanjelen (Bree, ... ), fraanjels (Bocholt, ... ), frainels (Hoepertingen), frajels (Ell), frajĕlle (Born), franelen (Helchteren), frangelen (Bocholt, ... ), franjele (Blerick), franjelen (Lanklaar), franjels (Hasselt, ... ), franjəls (Rotem), frannelle (Heythuysen), fran⁄əls (Dilsen), fraonnels (Houthalen), frāānjels (Hushoven), frāngels (Guigoven), fra͂ngelen (Waltwilder), fra͂ŋəls (Gutshoven), fronjelen (Hasselt), frānjǝl (Kesseleik, ... ), Bij een versleten broek: b.v. heer heet fraanjele aon zn brook.  fraanjele (Maastricht), e van bek  frangels (Montenaken), Franse ai  frain(g)əls (Waasmont (WBD)), g = machine  frangels (Lanaken), klemtoon op de aa  fraanels (Beringen), Soms gebruikt men ook wel dit woord, b.v. fraanjels naeve de bôter.  fraanjels (Venlo), fringel: frengelen (Halen), frengels (Landen (WBD), ... ), freͅŋəls (Landen (WBD)), fruingel (Sint-Truiden), fronjel: fräonzjel (Gronsveld), fronseltje: frounsekele (Zichen-Zussen-Bolder), gerafeld (volt. deelw.): geraofeld (Schimmert), kanjel: koanel (Genk), karrel: Van Dale: karrel, z. karl -> uitgehekelde hennep tot garen voor fijn touw en zeildoek; zulk garen  karrels (Heusden), karrəls (Koersel), karəln (Zonhoven), kerrels (Beringen, ... ), kettel: keddel (Diepenbeek), keddələn (Hasselt), kedələ (Bree), kettela (Koninksem), kettele (Wellen), kettelen (Halen, ... ), kettels (Gorsem, ... ), kettəls (Gutshoven, ... ), keͅttelen (Diepenbeek), keͅttels (Velm), keͅtəl (Niel-bij-St.-Truiden), keͅtəls (Alken, ... ), kéttellen (Grote-Spouwen), kéttels (Montenaken), kêttël (Tongeren), kętǝl (Hoepertingen), kɛttəls (Kerniel), kɛtəls (Hoepertingen), ae lang als in Engelse has  kaettəln (Diepenbeek), als t fel stuk is  kĕttelle (Guigoven), eerste e is scherp  kettəls (Ulbeek), z.o. fetseme.  kettel (Kortessem), kladder: kladders (Stokrooie), knammel: B.v. aan diene jas.  knammel (Venlo), krul: krelle (Bilzen), kwakel: kākələ (Opglabbeek), kwakels (mv.): Uitsl. mv.  kwaakele (Weert), lap: [lappen?]  lep (Jeuk), lodder: WNT: lodder (II), 3) lomp, flard, ook in toepassing op andere waardelooze voorwerpen, vod, lor, prul. In Brab.  lodders (Lommel, ... ), losse draad: losse draoj (Venray), pluis: pluus (Belfeld, ... ), pləssen (Tessenderlo), Met dalend accent.  plùìs (Born), Sub ploes. NB p. 243 pluis [pl$is].  plus (Lommel), pluisje: pləskes (Kerkhoven, ... ), pluizel: pluezels (Venlo), pluùzel (Venlo), rafel: raefels (Tessenderlo, ... ), rafel (Weert), rafele (Maastricht), rafelen (Kaulille), rafels (Kaulille, ... ), raffel (Heerlen, ... ), raffele (Maastricht), raffels (Leunen), rafǝl (Heerlen, ... ), raofel (Doenrade, ... ), raofels (Blerick, ... ), raoffəl (Opglabbeek), raofəl (Tessenderlo), reefels (Muizen, ... ), reejfel (Jeuk), reeëfel (Zonhoven), reffels (Heijen), reifel (Achel, ... ), reifels (Baarlo, ... ), reiffels (Velden), reufel (Wellen), rēͅifəl (Hamont), reͅifəls (Hout-Blerick), riefels (Hasselt, ... ), rieffels (Beringe), rieéfels (Heusden), rieëfəls (Hasselt), riffel (Gennep, ... ), riffele (Kerkrade, ... ), riffels (Bergen), rijfel (Weert), rijfels (Neer), rijffels (Hamont, ... ), rijfəl (Neerpelt), roeofels (Bilzen), rofels (Overpelt), rōfels (Sint-Truiden), rōͅfələ (Lanaken), ruffel (Boorsem, ... ), ruffele (Geleen, ... ), ruffels (Herten (bij Roermond), ... ), ruffĕle (Spaubeek), ruffəls (Thorn), ruufel (Valkenburg), ry(3)̄fels (Overpelt), räfəl (Lommel), rèffel (Neerpelt), rèifels (Hamont), rèèfəl (Loksbergen), réffel (Gennep), réjfel (Meijel), röffels (Vaesrade), røfǝl (Boorsem, ... ), røfələ (Kinrooi), røͅjfələn (Maaseik), rüffelen (Gulpen), rǭfǝl (Doenrade, ... ), rəfəl (Hoepertingen), - "riffelen".  rifələ (Epen), [sic]  riffelt (Siebengewald), als in jaime  raiffels (Walshoutem (WBD)), B.v. aan de jas.  reifel (Tegelen), Bij gebreid goed.  raffele (Mheer), e van de  refels (Peer), Ev.: ruffel.  ruffele (Grathem), Het versleten kleed of stof is aan het oetriefele of aan vèème.  riefels (Helden/Everlo), i.e. losse naad.  ruffel (Stramproy), i.e. rafeldraden.  rŭffəl (Pey), i.e. smalle strook papier / land.  reifel (Stramproy), Meest als ww. gebruikt: uutgerieffeld.  rieffels (Broekhuizen), Men gebruikt het Ned. woord.  rafels (Meerlo), Men zegt hier dat is uitgeriffeld.  roaffels (Panningen), ook wel a-klank die tegen de ee aanleunt  reffels (Groot-Gelmen), syn. keddel.  röffel (Diepenbeek), Vgl. enne gereifelde jas.  reifels (Venlo), Vgl. t rafelt uut.  rafels (Afferden), Vgl. ww. det roafeljt.  raofels (Maasbracht), Ww. rafelen = riffelen.  riffele (Schaesberg), Ww. ruffelen.  ruffels (Amby), Ww.: riefelen.  rafels (Maasbree), rafeldraad: rèèfeldroad (Houthalen), rafeling: raofeling (Kwaadmechelen), rafelstof: ruffelstôf (Mechelen-aan-de-Maas), rafeltje: b.v. riëfelkes an ur (h)imme.  riëfelke (dim.) (Hasselt), refel: refel (Valkenburg), rējfǝl (Jeuk), ręjfǝl (Achel, ... ), rɛfǝl (Neerpelt), rɛ̄fǝl (Loksbergen), rettel: n rêddel èn z`n hoës (Bilzen), rɛdǝl (Bilzen), rɛtǝl (Tongeren), [Vgl. WLD II.7, blz. 95: rettel]  rettël (Tongeren), Later ondervraagd over het verschil tussen rêttel/rêddel, zijn Maria en Antenie het erover eens dat rêddele rollen betekent (e bolleke gaon wao voertrêddelt), en dat ne stiek èn n (h)oës eigenlijk een rêttel is. [gewoon een vergissing? Of heeft de causatieve betekenis van (aut)rêddele geleid tot de verspreking?]  rêddel (Bilzen), rettem: rettem (Diepenbeek), rijfeldraad: rīfǝldrǭt (Houthalen), sliert: slīrtə (Lanaken), slijtsel: slietsel (Reppel), sommel: tsiemmel (Kerkrade), tsoemmel (Kerkrade), In potlood is de variant tsoemele [vgl. Q 202: Eys] nog vaag leesbaar. vgl. Kerkrade Wb. (p. 278): tsoemmel, 1. rafel.  soemele (Schaesberg), vgl. Kerkrade Wb. (p. 278): tsoemmel, 1. rafel.  tsoemələ (Eys), swingel: swingels (Heusden), trakeldraad: Van Dale: trakelen, 1. moeizaam, traag voortgaan.  troakel draod (Tungelroy), uitgerafeld (volt. deelw.): aatgerefeld (Sint-Truiden), het oetgeruffeld (Eisden), oetgeruffeld (Hechtel), Men gebruikt nooit het zelfstandig naamwoord; men zegt t is oetgeruffelt.  / (Genooi/Ohé, ... ), uitrettel: #NAME?  outrɛddəl (Genk), vadem: vaam (Tungelroy), veeme (Geleen), vēm (Voerendaal), vè-m (Borgharen), vèèm (Klimmen), [e] van mére.  vĕĕm (Linne), De [ee] uitgesproken als de franse <ê> in même.  veem (Margraten), Een draad.  vaam (Mechelen), Ev. vaam.  veam (Kerkrade), Het loslaten heet ruffele.  vaam (Maasbracht), i.e. rafeldraden.  vaim (Pey), Kort uitgesproken.  veim (Sint-Geertruid), Mv.; ev.: vaam.  vēəm (Eys), vazel: WNT: vazzel (I), 1) (gew.) vezel, rafel, draadje. Van Dale: 1. vazel, fazel, (gew.) 1. vezel; rafel.  vazzele (Noorbeek), veensel: vèènsel (Valkenburg), versleten bellen (mv.): verslieten bellen (Bocholt), vets: vets (Gronsveld, ... ), vetse (Vijlen), vētse (Maastricht), vètse (Klimmen), vɛts (Maasmechelen, ... ), #NAME?  vets (Maastricht), 1. Vgl. uitdr.: dat is geine vets wèrt = dat is niets waard. 2. Het ww. vetse betekent a. vetse loslaten (v.e. weefsel) en b. hard lopen (vooral v. kleine kinderen)  vets (Berg-en-Terblijt), B.v. Mijne jas is in vedsen vaneen. Nhd. Fetzen. J.Dupont. In Leuvense Bijdragen XII (1920), p. 158.  veͅts (Meeswijk), Bij stoffen die afslijten.  vètse (Mheer), Hgd. Fetzen.  vets (Valkenburg), Ouder.  vets (Tongeren), vetsel: fetsel (Meerlo, ... ), vedzelen (Neeroeteren), vetsələ (Lanaken), vetzel (Sittard), vetzelen (Lanklaar), veͅdzəl (Meeswijk), vètsel (Stein), Bij stoffen die afslijten.  vètsele (Mheer), onduidelijk  vedzelen (Stokkem), vetsem: eerste teken zou ook n kunnen zijn  vetsemen (Diepenbeek), vezel: fezele (Hasselt), viezzel (Kerkrade), vizels (Gulpen), Zie ook vetzel.  veezel (Sittard), vodden (mv.): vodden (Herk-de-Stad, ... ), zemel: siemele (Vaesrade), Of zìmmele (niet goed leesbaar).  zèmmele (Klimmen) *faggel: rafel || 2. rafel || [vets*]: een klein stukje, draadje, rafel || aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || afhangende uitgerafelde draden en stroken || b) rafel || bengelende kwast || draad, rafel || draadje dat loslaat || flard, loshangend lapje stof aan kledingstuk || flard, rafel || Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] || Hoe noemt U een rafel? [N 62 (1973)] || loshangende draad aan kleed etc. || losse draad van stof || rafel || rafel - stukken || rafel, draad, haar || rafel, flarde, kleinigheid || rafel, gezegd van een stuk stof || rafel, loshangende keddele van kleren || rafel, vezel || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] || Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW] || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] || rafeltje, vezeltje || snipper, rafel || stukje vezel of gerafeld weefsel (pluis) van defecte stof || veds: flard || vezel || vezel, rafel II-7, III-1-3
rafelen foezelen: foezzele (Kerkrade), kettelen: kettelen (Diepenbeek), kettëlë (Tongeren), kɛtǝlǝ (Hopmaal), B.v. Het humme begint te kettelen aan de mouw.  keͅtələ (Niel-bij-St.-Truiden), Dit werd vroeger meer gezegd.  kɛtələ (Hoepertingen), zn.  kettele (Riemst), loslaten: loslaotə (Maastricht), lumpen: (lumpen)  lømpə (Meeswijk), b.v. dat stóf lempt zich.  lĕmpen (Uikhoven), pluizen: plǫwzǝ (Bilzen), [sic]  plyze (Meeuwen), rafelen: de stof raafeltj (Weert), geraofeld (Maastricht), geruffeldj (Montfort), raafele (Weert), raafələ (Meijel, ... ), rafele (Bree, ... ), rafelen (Beesel, ... ), rafelle (Vlodrop), raffele (Gulpen, ... ), raffelen (Haler, ... ), rafǝlǝ (Heerlen, ... ), rafələ (Hulsberg, ... ), raofele (Borgharen, ... ), raofelen (Geistingen, ... ), raofelle (Maastricht), raofelə (Doenrade, ... ), raoffele (Schimmert), raoffəllə (Grevenbicht/Papenhoven), raoffələ (Maastricht), raofələ (Heel, ... ), rā.fələ (Ingber), rāāfələ (Maastricht, ... ), reefele (Jeuk, ... ), reejfele (Jeuk), reffele (Griendtsveen), reffelen (Eksel, ... ), reifele (Blerick, ... ), reifelen (Achel, ... ), reifelt (Reuver), reiffelen (Achel), reifələ (Loksbergen), reijfele (Jeuk), reufele (Wellen, ... ), reuffele (Hoepertingen, ... ), reéfele (Genk), rēūffele (Nieuwstadt), rēͅifələ (Hamont), reͅəfələ (Niel-bij-St.-Truiden, ... ), riefele (Arcen, ... ), riefelen (Heijen, ... ), rieffele (Horst, ... ), rif-fe-le (Vijlen), riffele (Afferden, ... ), riffelen (Oostham), riffələ (Epen, ... ), roafele (Baarlo, ... ), roafelen (Geleen, ... ), roafələ (Wijnandsrade), roefele (Merkelbeek), roëfele (Ten-Esschen/Weustenrade), rōufelen (Born), rŏfele (Schimmert), rufelen (Eksel), ruffele (Asenray/Maalbroek, ... ), ruffele(n) (Eigenbilzen, ... ), ruffelen (Amby, ... ), ruffelle (Boorsem, ... ), ruffeltj (Hunsel), ruffulu (Brunssum), ruffële (Herten (bij Roermond)), ruffələ (Amstenrade, ... ), ruffələn (Urmond), ruufele (Valkenburg), rŭffele (Beegden, ... ), ràffelen (Gennep), rààfələ (Venlo), ráffele (Venray), rááfelə (Ubachsberg), rááfələ (Maastricht), räfələn (Lommel, ... ), rèffelen (Neerpelt), rèèfle (Houthalen), rèèfələ (Loksbergen), réfelen (Sint-Truiden, ... ), réjfele (Meijel), rééfele (Vorsen), rêûfelle (Melick), ròffele (Schimmert), röffele (Noorbeek, ... ), røfələ (Meeswijk), rüffele (Valkenburg), rāfǝlǝ (Bilzen, ... ), rǭfǝlǝ (Baarlo, ... ), rəfələ (Hoepertingen), r‧āfələ (Eys), z`n vereus ès aut on `t roëfele (Bilzen), afl. sub rafel.  reeëfele (Zonhoven), b.v. de brook is van ónder geraofeld.  raofele (Maastricht), Doffe e.  rèufele (Alken), Het zelfstandig naamwoord is de informant onbekend; wel bestaat het ww. ruffelen in de betekenis van rafelen.  / (Amstenrade), Jeans die rèhfle das mode.  rèhfle (Peer), Of raofele.  ruffele (Sittard), ook ruffele, volt. deelw. geraofeld.  raofele (Gronsveld), Pluizen was een schoolse activiteit: het uitrafelen van stukjes geweven stof.  ruffelen (Eksel), ps. invuller twijfelt over dit antwoord.  raffele ? (Sevenum), Spelling: <`> = sjwa.  reif`le (Kaulille), rijf`le (Bocholt), Zie ook ruffele.  raofele (Sittard), rafelstof (zn.): ruffəlstóf (Opglabbeek), reemselen: ręjmsǝlǝ (Nederweert), refelen: riǝfǝlǝ (Houthalen), rējfǝlǝ (Jeuk), rē̜fǝlǝn (Zolder), ręjfǝlǝ (Achel, ... ), ręjvǝlǝ (Venlo), rɛ̄fǝlǝ (Loksbergen), reffelen: rɛfǝlǝ (Griendtsveen), rɛfǝlǝn (Neerpelt), rettelen: rettele (Eigenbilzen), rettelen (Grote-Spouwen), rettĕle (Hoeselt), rettëlë (Tongeren), réttelen (Munsterbilzen), rêttele (Bilzen), vgl. autrêttëlë.  rêttëlë (Tongeren), riffelen: refǝlǝ (Afferden, ... ), riffelen (Oostham), rifǝlǝ (Horst, ... ), rīfǝlǝ (Arcen, ... ), rimpselen: reimsele (Nederweert), reimselen (Weert), rufelen: ryfǝlǝ (Eijsden), rȳfǝlǝ (Valkenburg), ruffelen: røfǝlǝ (Amby, ... ), schiften: šeftǝ (Maastricht), sommelen: tsoemmele (Kerkrade), uitpluizen: oetpluuze(n) (Posterholt), ūtplȳzǝ (Posterholt), ǫwtplājzǝ (Bilzen), uitrafelen: aotruffelen, oötruffelen (Herderen), autriffele (Bilzen), autruffelen (Munsterbilzen), da`s autgeroëfeld (Bilzen), dat is uûtgerafeld (Oirlo), de rêffels z`n vereus heïl aut! (Bilzen), oatruffele (Hechtel), oet geraofelt (Maastricht), oet-raofele (Reuver), oetgeraofəlt (Maastricht), oetgeruffeld (Boorsem), oetraafele (Weert), oetrafele (Heerlen, ... ), oetrafelen (Ophoven), oetraofele (Neer, ... ), oetreifele (Beesel, ... ), oetreifelen (Bocholt), oetriefele (Sevenum), oetrijfələ (Neerpelt), oetroafele (Oirsbeek), oetruffele (Heerlen), oetruffele(n) (Schinveld), oetruffële (Herten (bij Roermond)), ootruffele (Eigenbilzen), ootruffelen (Eigenbilzen), ootruufələ (Vlijtingen), outreifelen (Houthalen), owtrǭfǝlǝ (Bilzen), oêtrafele (Blerick, ... ), ōētruffelen (Eksel), uitrafelen (Meeuwen, ... ), uitreffelen (Lommel), uitrèèfələ (Loksbergen), utjrafelen (Meijel), uutgeriffelt (Venray), uutriffele (Gennep, ... ), ūūtraafələ (Opglabbeek), ŭŭtriffele (Gennep), ȳtrāfǝlǝ (Meeuwen), ówtraofele (As), ówtrāfele (As), ôêtruffele (Mechelen-aan-de-Maas), øtjrāfǝlǝ (Meijel), øͅträfələn (Lommel), ûtgerafelde boks (Bree), ūtrafǝlǝ (Maastricht), ūtrǭfǝlǝ (Echt, ... ), ǫwtrāfǝlǝ (Bilzen), ǭtrāfǝlǝn (Diepenbeek), afl. sub rafel.  oetruffelen (Uikhoven), B.v. Miene jas begint aan de moewe óet te reifele. [´ : sleeptoon]  óetreifele (Tegelen), b.v. n oetgeruffelde fraanjel.  oetruffele (Maastricht), Pluizen was een schoolse activiteit: het uitrafelen van stukjes geweven stof.  ōētruffelen (Eksel), z. ook o. rafelen-rafel.  óó.ëtreeëfele (Zonhoven), uitrafelen (ww.): aatrefele (Sint-Truiden), uitreddelen: awtrɛdǝlǝ (Bilzen), uitrefelen: owtrē̜fǝlǝ (As), ūtręjfǝlǝ (Beesel, ... ), uitreffelen: awtrɛfǝlǝ (Tongeren), owtręfǝlǝ (Bilzen), uitrettelen: autrêddele (Bilzen), awtrettëlë (Tongeren), NB: autrettele is het uitrafelen aan de zelfkant van het stof, b.v. vae moeste vrigger èn de sjoël alteid lêpkes rêddele. autereesjìffele (+/- uiteenrafelen) zegt men van het stof op een slijtplek.  autrêddele (Bilzen), uitrettemen: ôô.trêtteme (Gors-Opleeuw), syn. oatröffel`n.  oatretteme (Diepenbeek), uitriffelen: ytrefǝlǝ (Gennep), ūtrefǝlǝ (Montzen), uitrimpselen: Geh. Weert. De uitspr. is ûtreumselen, en de eu verbeeld (sic) een klank tusschen eu en ue en niet dezelfde als in de woorden: riem of rumpsel (rimpel, plooiken) (XI, 69).  uitrumselen (Weert), NO: oetreumsele.  uitreumsele (Weert), uitrufelen: ǭtryęfǝlǝ (Zolder), uitruffelen: oǝtrøfǝlǝ (Herderen), ōtrøfǝlǝ (Eigenbilzen), ūtrøfǝlǝ (Heerlen, ... ), ǫwtrøfǝlǝn (Munsterbilzen), veenselen: vèènsele (Valkenburg), verkettelen: verkèddele (As), vetselen: vetzele (Sittard), B.v. Jaske dat heel gevedzeld is.  veͅdzələ (Meeswijk), vetsemen: b.v. men broekspijpe zèn aon t fetseme. b.v. ze wômes is heil in fetseme. zie ook feggele, kettele.  fetseme (Kortessem), vetsen: vetse (Gronsveld), vezelen: viezzelen (Kerkrade), wie kaal uitereenvallen: wi-j kaal ówterèjnvàlle (As) #NAME? || (uiteen)rafelen || (van stof) van een kant uitgerekt zijn || aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel (rafelen, raffelen, reffelen, riefelen) [N 86 (1981)] || aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || flarden || Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] || Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || loslaten van naden bij gebruid goed || rafelen [SGV (1914)] || rafelen (van stof) || rafelen, gezegd van een stuk stof || rafelen, vezelen || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] || rafelen; los of versleten weefsel || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] || refelen: losgaan of losmaken van geweven draden || uit elkaar rafelen, uitrafelen || uiteenrafelen || uitrafelen || uitrafelen, uitpluizen || uitreefelen || uitrekken, uitwijden || uitvezelen || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3
ragebol borstel: bø&#x0304stəl (Buchten), bø&#x0304štəl (Einighausen), bø&#x0304əštəl (Epen), borstel voor het spinnegeweef: bø&#x0304štəl vø&#x0304r ət špenəgəwēͅf (Schimmert), glasborstel: glās˂boͅrsəl (Beringen), halve maan: aləfmōͅn (Hasselt), halefmuwən (Halen), half maon (Stevensweert), halfmoͅn (Kwaadmechelen), halve maan (Tessenderlo), haləf mōͅn (Lummen), haləfmōͅn (Beringen), haləfmoͅən (Paal, ... ), haləfmuən (Donk (bij Herk-de-Stad)), hāf muoin (Tongeren), halve maan, ook gebruikt als glazewasser steel ca 2 meter lang  halfmaan (Maasniel), m. mv. b\\st\\ls zeer lange steel. Wordt gebruikt om vensters op een hoge afstand te kuisen  haləfmuən (Halen), krets: WLD Additie bij vraag 7b: \'een schurtfig persoon had: \"de krets\"\' (schurft)  de krets (Panningen), kwispel: kwespəl (Brunssum, ... ), lange borstel: lange buustel (Oost-Maarland), laŋə bø&#x0304štəl (Munstergeleen), idiosyncr.  lange beùrstel (Maastricht), ragebol  lange beurstel (Sint-Pieter), luiwagen: luiwage (Sittard), løͅi̯wāgə (Arcen), Haol mich ins de luijwage det ich det spinnegewaef aafdoon  luijwage (Roermond), raagbol: raagbol (Maasbracht), rāx˂boͅl (Limmel), half ronde borstel met hele lange steel bijvoorbeeld om ramen te wassen  rāāgbol (Schimmert), rafelskop: rāfəlskoͅp (Oirsbeek), ragebol: ragebol (Heerlen, ... ), ragebolle (Roosteren), ragenbol (Venlo), rāgəboͅl (Amby, ... ), rāgəboͅlə (Hunsel), eigen spellingsysteem  ragebol (Beek, ... ), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem \'o: lang dof\'  ragebol (Borgharen), idiosyncr.  ragebol (Sittard), Veldeke  rageból (Roermond), waat zit dao e spinnegewaef, haol mich ins de rageból Waat höbs dich \'ne rageból, gank dich ins keime  rageból (Roermond), WLD (indien mogelijk)  ragebol (Grevenbicht / Papenhoven), WLD (zoveel mogelijk)  ragebol (Wijk), schuurbezem: šy(3)̄rbēͅəsəm (Diepenbeek), spinborstel: spenboͅrstəl (Neerpelt), spenbøstəl (Leopoldsburg), speͅnbosəl (Veulen), m  speͅnjboͅsəl (Hoeselt), spinnenbezem: spɛnəbɛsəm (Rotem), spinnenborstel: schjpinnebeuschjtel (Heerlerheide), sjpinne beusjtel (Schimmert), sjpinne-beursjtel (Ulestraten), sjpinnebeusjtel (Schimmert), sjpinnebusjtel (Klimmen), sjpènnebuustel (Gronsveld), speneborstəl (Bree), spenəborstəl (Eksel), spenəbosəl (Tongeren), spenəboͅrstəl (Bree, ... ), spenəboͅrsəl (Zolder), spenəboͅsəl (Hoepertingen, ... ), spenəbóstəl (Sint-Truiden), spenəbø&#x0304stəl (Smeermaas), spenəbəsəl (Beverlo), speͅnəbjoͅsəl (Grote-Spouwen), speͅnəboͅrstəl (Bree), speͅnəboͅrsəl (Houthalen), speͅnəboͅstəl (Borlo), speͅnəboͅsəl (Heers, ... ), speͅnəbø&#x0304əstəl (Meeswijk), speͅnəbøͅ(r)stəl (Eisden), spinnebossel (Sint-Truiden), spinnebuustel (Oost-Maarland), spinəborstəl (Beringen), spinəboͅrstəl (Hechtel), spinəbøstəl (Mechelen-aan-de-Maas), spänəbystəl (Rotem), spénəboͅsəl (Ketsingen), spənəb‧ōsəl (Kermt), spɛnəboͅsəl (Opheers, ... ), špenəbø&#x0304rštəl (Valkenburg), špenəbø&#x0304štəl (Meerssen), špenəbø&#x0304əštəl (Klimmen), # is omgespeld volgens RND  spenəbøsəl (Kwaadmechelen), \'gewoon\' spellingsysteem  sjpinne-bursjtel (Mheer), n ries oete heg woord gebruikt es spinneborstel  spinneborstel (Eksel), ragebol  sjpinnebeursjtel (Rothem), sjpinnebuuësjtel (Eijsden), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  spinnebosjel (Beverlo), van heide  spɛnəbōͅsəl (Lommel), Veldeke  sjpinnebeursjtel (Ulestraten), sjpinnebuuësjtel (Eijsden), sjpènnebeusjtel (Sittard), spinneborsel (Eksel), vrij naar het WLD  sjpinne-busjtel (Klimmen), spinnengeweefborstel: m.  spēͅnəgəwiəfboͅsəl (Hasselt), ragebol  speͅnəgəwi̯eͅfboͅsəl (Ketsingen), spinnenjager: schpennejaeger (Sittard), schpinnejèèger (Valkenburg), sjpinnejaeger (Baarlo, ... ), sjpinnejäger (Tegelen, ... ), sjpinnejéger (Helden / Everlo), sjpènnejaeger (Sittard), sjpénejaeger (Susteren), sjpénnejaeger (Sittard, ... ), spenəjēgər (Boshoven, ... ), spenəjēəgər (Thorn), spenəjēͅgər (Afferden, ... ), spenəjiəgər (Altweert, ... ), spenəjōͅgər (Griendtsveen), spenəjɛ̄gər (Blitterswijck, ... ), speͅnəjēgər (Geistingen), spinne-jaeger (Tegelen), spinnejaeger (Baarlo, ... ), spinnejager (Broeksittard), spinnejeeger (Neeritter), spinnejeger (Leuken, ... ), spinnejieeger (Thorn), spinnejäger (Middelaar, ... ), spinnejèger (Heythuysen, ... ), spinnenjaeger (Hout-Blerick), spinnenjager (Echt/Gebroek), spönnejäger (Echt/Gebroek), špenəjēgər (Panningen, ... ), špenəjēͅgər (Beegden, ... ), (ragebol)  spinnejeeger (Weert), deze veegt langs de zoldering  sjpennejaeger (Sittard), eigen spellingsysteem  sjpinnejäger (Horn), hard of zacht (zoft) mit lange steel. zie tekening.  spinnejaeger (Oirlo), idiosyncr.  spinnejaeger (Blerick, ... ), spinnejēger (Egchel), spinnejäger (Venray), spinnejééger (Grathem), idiosyncr. Additie bij vraag 7b: \'spinnejeger: is een broodmager iemand\'  spinnejeger (Maastricht), letterlijk overgenomen  sjpinnejae.ger (Maasniel), Mit de spinnejaeger höbs-te gein traplèdder neudig  sjpinnejaeger (Roermond), ragebol  sjpinnejaiger (Roermond), spinnejeeger (Neeritter), spènnejeager (Guttecoven), Tegelen Wb.  sjpinnejaeger (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  sjpinnejaeger (Tegelen), Verklw. spinnejaegerke  spinnejaeger (Venlo), vrij naar het WLD  sjpinnejaeger (Klimmen), WBD  sjpénnejaeger (Obbicht), WLD (met aantekeningen)  spinnejeeger (Leuken), spinnenkop: schpinnekop (Mechelen, ... ), sjpinne-kop (Brunssum), sjpinnekop (Gulpen, ... ), sjpinnekóp (Hoensbroek), sjpènnekop (Gronsveld, ... ), sjpénnekop (Guttecoven, ... ), sjpênnekop (Gronsveld), spennekop (Urmond), spennəkoͅp (Wellen), spenəkop (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), spenəkoͅp (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), spēnəkoͅp (Zussen), speͅnəkop (Maaseik, ... ), speͅnəkoͅp (Borgloon, ... ), spinnekop (Beringen, ... ), spännekop (Urmond), spènnekop (Aldeneik), spênnekop (Urmond), spɛnəkop (Boorsem), spɛnəkoͅp (Brustem, ... ), špenəkop (Vaals), špenəkoͅp (Herten (bij Roermond), ... ), špeͅnəkoͅp (Bingelrade, ... ), 4 a 5 meter lange steel  spennekop (Oirsbeek), \'fonetisch\'  sjpĕĭnnekop (Oirsbeek), sjpĕnnekop (Oirsbeek), bezem met harde haren om de spinnewebben te verwijderen  spēͅnəkoͅb (Hasselt), eigen spellingsysteem  schpinnekop (Valkenburg), sjpinnekop (Nuth, Aalbeek), sjpènnekop (Jabeek), spinnekop (Stein), spénnekop (Kerkrade), handborstel  spenəkop (Borgloon), idiosyncr.  sjpénnekop (Oirsbeek), spennekop (Borgloon), spinnekop (Bleijerheide, ... ), idiosyncr. + soms fon. schrift Engels  sjpènnekop (Einighausen), man.  spēnəkōͅp (Boekt/Heikant), ragebol  schjpinnekop (Heerlerheide), spinnekop (Klimmen), Veldeke  sjpinnekop (Heerlen), sjpinnekóp (Bocholtz), spinnekop (Eksel), vrij naar het WLD  sjpinnekop (Klimmen), WBD  sjpénnekop (Obbicht), spinnenkwast: voor spinrag  sjpinnekwas (Heerlen), spinnennest: WLD (zoveel mogelijk)  spinnenèst (Wijk), spinnenveger: sjpinnevaeger (Melick, ... ), sjpinneveäger (Eygelshoven), sjpinnevëeger (Haelen), spenəvēͅgər (Maaseik, ... ), spenəviəgər (Hasselt), spenəvɛgər (Lommel), spe̝nəvɛ̄gər (Rotem), speͅnəvēͅgər (Maaseik, ... ), speͅnəveͅgər (Maaseik), spinnenvaiger (Ospel), spinnevaeger (Boshoven), spinnevaiger (Maasniel), spinneveger (Wijk), spinneveëger (Neer), Bree Wb.  spinnevèger (Bree), spinnenwebbenborstel: spenəwɛbəboͅrstəl (Kaulille), stoppelenborstel: eigen spellingsysteem  sjtoppele beurstel (Maastricht), stubber: sjtubber (Heerlen), štøbər (Heerlen), štøͅbər (Eupen), stubborstel: støbboͅsəl (Kinrooi), štøͅbbø&#x0304štəl (Berg-en-Terblijt), stuiverd: štyvərt (Lutterade), vegenshoofd: vɛ̄gəshyət (Halen), veger: vēͅgər (Schinveld), vensterborstel: venstərbø&#x0304stəl (Sint-Pieter), venstərbø&#x0304štəl (Sittard), venstərbøͅrstəl (Rekem), veͅnstərbøͅštəl (Eijsden), vinsterbeurstel (Sint Pieter), vinstərboͅstəl (Sint-Truiden), idiosyncr.  vèensterbeurstel (Maastricht), WLD (zoveel mogelijk)  vinsterbeurstel (Wijk), vensterveger: venstərvēͅgər (Dieteren) andere soorten borstels [DC 15 (1947)] || bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || luiwagen || raagbol [SGV (1914)] || raagbol, ragebol || ragebol [N 26 (1964)], [ZND B1 (1940sq)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] || stoffer, haarborstel met lange steel III-2-1