e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raadspel {z. toel.}: Wij namen als kind al naar gelang ieder in de hand 3-4-steentjes + meer. Voorop rade men hoeveel steentjes de tegenstrever in de handpalm had. Was het wederzijds juist, dan was ieder kampioen en moest de ene de ander een kleine beloning geven uit zijn eigen bezit, b.v. snoepje, fruit, de wederzijdse ontevredenheid voor het aangebodene leide gewoonlijk tot ruwie en schelden.  z. toel. (Genk) Kent u een kindergebruik waarbij er (om ter snelst) iets gezegd of gedaan wordt, wanneer men met zn tweeën op hetzelfde moment precies hetzelfde zegt? Wat werd er dan gedaan/gezegd? [SND (2006)] III-3-2
raaf hondsraaf: vroeger  honsroaf (Rosmeer), kraan: kraon (Roermond, ... ), raaf: raa:f (Roermond), raaf (Beek, ... ), raav (Bree, ... ), raof (Gronsveld, ... ), raŏëf (Diepenbeek), rāāëvv (Genk), rāf (Beringen), rāōf (Bilzen, ... ), roaf (Heerlen), rōāf (Borgloon, ... ), rōͅf (Zonhoven), roͅəf (Niel-bij-St.-Truiden), râf (As, ... ), rââf (Hasselt), rôof (Hoeselt, ... ), r‧āf (Meeswijk), dim. r@?f.k\\  rā:f (Eupen), dim. räfke  raaf (Meerlo), mv.  raove (Maastricht), rave (Nederweert, ... ), raafje: dim. van raof  rööfke (Sittard) raaf [Willems (1885)], [ZND m], [ZND m] III-4-1
raai grebben: grebǝ (Meijel, ... ), grębǝ (Griendtsveen, ... ), greppels: greppels (mv.) (Ospel), raai: raj (Meterik, ... ), rāj (Griendtsveen, ... ), veldraai: veldraai (Ospel) Hoofdafvoersloot. Op een afstand van tweehonderd meter van elkaar worden de raaien gegraven. [11, 18c] II-4
raam glas: glas (Siebengewald, ... ), glãs (Sevenum  [(+)]  ), glãǝz (Beringe, ... ), glās (Baexem  [(vero)]  , ... ), glasraam: glasrām (Ottersum), glāsrām (Beesel, ... ), houten kader: houten kader (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zolder]), houtgeräms: hōtsjǝrɛ̄ms (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), lichtraampje: lēxrē̜mpkǝ (Venlo), raam: ram (Beek, ... ), rã.m (Middelaar  [(+)]  ), rãm (Arcen  [(+)]  , ... ), rám (Meterik  [(+)]  , ... ), rā.m (Lummen, ... ), rām (Altweert  [(+)]  , ...  [Domaniale]  [Laura, Julia] ), rǭm (Borgloon, ... ), raambouw: rāmbuw (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]), rāmbōw (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), rāmbǫw (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Domaniale]  [Willem-Sophia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), r˙āmbǫ.w (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), raampje: rē̜mkǝ (Wanssum), raamwerk: raamwerk (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]), rāmwɛrk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma]  [Domaniale]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Domaniale]  [Julia]), rondwerk: roŋkwɛrk (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), ruit: rȳt (Meerlo), rūt (Arcen, ... ), rūǝt (Boekend), ruitje: rȳtjǝ (Kessenich  [(klein raam)]  ), uitbouw: ūsbǫ.w (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), venster: fe ̞nstǝr (Stein  [(+)]  ), fenstǝr (Amstenrade  [(+)]  , ... ), fi ̞.nstǝr (Opheers  [(+)]  ), ve ̝nstǝr (Baexem), ve ̞nstǝr (Bree  [(+)]  , ... ), ve.nstǝr (Altweert  [(+)]  , ... ), venstǝr (Amby, ... ), veŋstǝr (As  [(+)]  , ... ), veǝnstǝr (Groot-Gelmen  [(+)]  ), vẽ ̝nstǝr (Beringen  [(+)]  , ... ), vẽ ̞nstǝr (Koersel  [(+)]  ), vẽnstǝr (Heers  [(+)]  , ... ), vẽstǝr (Heusden  [(+)]  , ... ), vi ̞.nstǝr (Beverst  [(+)]  , ... ), vi ̞nstǝr (Bocholt, ... ), vi.nstǝr (Bree, ... ), vinstǝr (Berg  [(+)]  , ... ), vinsǝr (Munsterbilzen  [(+)]  ), viŋštǝr (Eijsden  [(+)]  ), vē.nstǝr (Moelingen  [(+)]  , ... ), vēnstǝr (America, ... ), vē̜ ̝.nstǝr (Henri-Chapelle  [(+)]  ), vē̜ ̝nstǝr (Blitterswijck, ... ), vē̜.nstǝr (Gemmenich  [(+)]  , ... ), vē̜nstǝr (Aubel  [(+)]  , ... ), vę ̝.nstǝr (Walhorn  [(+)]  ), vę ̝nstǝr (Bergen, ... ), vę ̞nstǝr (Hechtel  [(+)]  ), vę.nstǝr (Rekem), vęnstǝr (Bocholt, ... ), vę̃ ̝stǝr (Kerkhoven  [(+)]  , ... ), vę̃ ̞nstǝr (Berverlo  [(+)]  , ... ), vę̃.nstǝr (Montzen), vę̃nstǝr (Zolder), vę̃stǝr (Stevensvennen  [(+)]  ), vī ̞.jnstǝr (Hoepertingen  [(+)]  ), vī ̞nstǝr (Alken  [(+)]  , ... ), vī.nstǝr (Gutschoven  [(+)]  , ... ), vɛ ̝nstǝr (Achel  [(+)]  , ... ), vɛnstǝr (Neerpelt), vɛ̃nstǝr (Tessenderlo  [(+)]  ), vensterraam: venstǝrrām (Bleijerheide), vęnstǝrrǫǝm (Hasselt) Ondersteuning, bestaande uit twee stijlen, een kap en een vloerbalk. [N 95, 315; monogr.] || Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-5, II-9
raam van de cultivator balken: bɛlǝk (Margraten), frame/ freem: frām (Siebengewald), frēm (Cadier), fr˙ē̜m (Simpelveld), raam: dǝ rām (Aijen, ... ), dǝ rǭm (Gronsveld, ... ) De ijzeren staven die samen het draagraam van de cultivator vormen. [N 11A, 151h; monogr.] I-2
raam van de landrol achterste brak: ɛxtarštǝ brak (Margraten), brakken: brakǝ (Banholt, ... ), frame: frām (Siebengewald), geraams: gǝrɛ̄.mš (Cadier), kader: kādǝr (Broekom, ... ), kopraam: kǫprām (Maaseik), lange balken: bɛ̄.lǝk (Rijckholt), laŋ bɛ.lǝk (Cadier), laŋ(ǝ) bɛ ̝lǝk (Kronenberg), raam: rãm (Oostham, ... ), rām (Aijen, ... ), rǭm (Beringen, ... ), raamwerk: rāmwɛ ̝rǝk (Lottum  [(aan de ijzeren paardewals)]  ), scheien: sxęi̯ǝ (Ottersum), voorste brak: vø̄rštǝ brak (Margraten), welkast: wɛlkas (Kanne), welraam: wɛlrām (Eisden, ... ) Het door twee lange en twee korte balkjes gevormde raam waarin of waaronder de rol of cylinder kan draaien. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 2c; JG 1b add.; N 11A, 184b + c + 185b; monogr.] I-2
raam van de spanzaag beugel: bø̄ǝgǝl (Meeswijk), boog: bǭx (Mechelen), boogzaag: bōx˲zāx (Tessenderlo), raam: rām (Diepenbeek, ... ), rǭm (Bilzen), spanraam: španrām (Heel, ... ), zaagraam: zāxrām (Venlo), zagenbeugel: zāgǝbø̄gǝl (Ottersum), zeegraam: zē̜xrām (Dilsen, ... ), zegenboog: zē̜ǝjǝbǫax (Bleijerheide), zegenraam: zē̜ǝjǝrām (Bleijerheide) Het houten raam waarin het blad van de spanzaag bevestigd is. Zie ook afb. 18. [N 53, 6b; N I, 1 add.; monogr.] II-12
raamhaak platte winkelhaak: platǝ weŋʔǝlhǭk (Tessenderlo), raamhaak: rāmhǭk (Posterholt  [(meervoud: rāmhø̜̄k)]  , ... ), raamhaakje: rāmhǫakskǝ (Geulle), raamhoek: rāmhūk (Ottersum), raamwinkel: rāmweŋkǝl (Geulle, ... ), winkelhaak: weŋkǝlhǫak (Bleijerheide  [(meervoud: weŋkǝlhø̜ak)]  ), winkelhaak voor vensterramen: weŋkǝlhuǝk ˲vø̜r venstǝrrǭmǝ (Bilzen  [(meervoud: weŋkǝlhiǝk)]  ) IJzeren of koperen winkelhaak die op de vleugels van ramen wordt geschroefd om het doorhangen ervan te voorkomen. [N 55, 63] II-9
raamhandvatten grepen: grēpǝ (Sint Odilienberg), handgrepen: haŋkjrefǝ (Bleijerheide), handvatten: hantvatǝ (Bilzen), houvasten: hāvastǝ (Bilzen), schuifraamgrepen: sxȳfrāmgrēpǝ (Ottersum), šø̄ǝfrāmgriǝpǝ (Posterholt) De handgrepen die op de onderdorpel van het onderraam bevestigd zijn. [N 55, 52a] II-9
raamknip kanonslotje: kǝnǫnšlø̜tjǝ (Posterholt), knip: knep (Ottersum, ... ), knip voor overlicht: knep ˲vø̄r ø̄vǝrlēx (Stein), raamknip: rāmknep (Herten, ... ), schoude: šā (Bilzen), schuif: šājf (Bilzen), siegfriedschuif: sīxfritšȳf (Mechelen), snapper: šnɛpǝr (Bleijerheide) Schuif die vooral bij klepramen en bovenlichten wordt gebruikt. Het bestaat uit een platte stang van ijzer of koper, de schoot, die schuifbaar in een metalen busje is aangebracht. In het busje is om de schoot een veertje bevestigd. Dit zorgt ervoor dat de schoot, na uitgetrokken te zijn, onmiddellijk in de beginstand terugschiet. [N 54, 97] II-9