e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
postkoets autobus: autobus (Reuver, ... ), bus: bus (Merkelbeek, ... ), diligence (fr.): dieliezjaos (Maastricht), diliejonse (Meijel), diligence (Bunde, ... ), dilizjans (Maasbree), dilligence (Maastricht), dĭĕlĭĕzjaos (Maastricht), d’n dilligence (Venray), gevaar: gevaer (Eys), koets: koets (Noorbeek, ... ), koetsj (Swalmen, ... ), postkar: poskaar (Maastricht), poskar (Guttecoven), posker (Herten (bij Roermond)), postkoets: d’r postkoetsj (Klimmen), poskoets (Blerick, ... ), poskoetsch (Amby, ... ), poskoetsj (Doenrade, ... ), poskojts (Maastricht, ... ), poskouts (Maastricht, ... ), poskŏĕtsj (Klimmen), poskŏŭts (Maastricht), post-koetsch (Hoensbroek), post-kótsj (Born), postkoets (Blerick, ... ), postkoetsj (Oirsbeek, ... ), pòskoetsj (Kapel-in-t-Zand), pòskŏĕtsj (Heerlen), pòskŏtsj (Geleen), pòstkoots (As), pòstkŏĕts (Heel), póskŏĕts (Venlo), póskótsj (Sittard), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  post koets (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  pòskŏĕtsj (Nieuwenhagen), Opm. v.d. invuller: dit woord is verdwenen.  postkoets (Tienray), ps. omgespeld volgens Frings!  poͅskkuts (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  poskyts (Meeuwen), postwagel: póswagel (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  pòswáágəl (Maastricht), postwagen: postwaagn (Brunssum), postwage (Gulpen, ... ), postwááge (Schaesberg), poswaage (Sittard), poswaan (Simpelveld), poswage (Echt/Gebroek, ... ), pòst-waage (Sevenum), pòstwaage (Sevenum), pòswààgə (Susteren), reiskoets: reiskoets (Blerick) een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)] III-3-1
postkoets ~ landauer landauer (du.): Van Dale: landauer (Hd.), vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijk beweeglijke voor- en achterkap.  landouwer (Venray) een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)] III-3-1
postzegel briefmarke (du.): breefmark (Brunssum), freimarke (du.): vreimark (Kerkrade), vri-jmark (Waubach), vrijmark (Eys), kopje: kōpke (Ospel), köpke (Ittervoort, ... ), köpkə (Heerlen), sub KOP, plek e köpke oppe breef.  köpke (Uikhoven), postkopje: Oude benaming voor postzegel. Vond waarschijnlijk zijn oorsprong in de afbeelding van een of ander prominent figuur op de zegel.  pós(t)köpke (Zonhoven), postzegel: de paostzegel (Venray), poostzeegəl (Meijel), pooszegel (Meijel, ... ), pos-zëëgel (Schaesberg), posseegel (Herten (bij Roermond)), posseegəl (Grathem, ... ), possegel (Maasniel, ... ), possieëgel (Simpelveld), postzeegəl (Montfort), postzegel (Bunde, ... ), postziegel (Eys), poszeegel (Blerick, ... ), poszeegəl (Guttecoven, ... ), poszegel (Amby, ... ), poszegəl (Maastricht), posziegel (Wijlre), posziégel (Noorbeek), posziëgel (Klimmen, ... ), poszīēgel (Oirsbeek), poszègel (Sevenum), poszéégel (Swalmen), pōszegel (Tienray), pòs-zegel (Sevenum), pòseegəl (Susteren), pòsseegəl (Maastricht), pòszeegəl (Gennep, ... ), pòszîêgəl (Heerlen), pószeegəl (Venlo), ’ne poszieëgel (Klimmen), (m.).  poͅ.s˃zē.gəl (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  pòszeechəl (Maastricht), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  postzegel (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  pŏsziēëgəl (Nieuwenhagen), Opm. is huidige benaming.  posziegel (Mheer), postzeger: postzeger (Venray), timbre (fr.): taembər (Meeuwen), temb`r (Bocholt, ... ), tember (Bree, ... ), temər (Sint-Truiden), tĕmber (Uikhoven), teͅmbər (Hamont, ... ), ti.mber (Hasselt), timbər (Diepenbeek), timmer (Hoeselt, ... ), timper (Diepenbeek, ... ), timər (Gingelom, ... ), tumber (Zonhoven), tummer (Sint-Truiden), tämpər (Lommel), tèmber (As, ... ), tèmbər (Epen), tèmpər (Loksbergen), tïmmër (Tongeren), tɛmbər (Kanne), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  tembər (Opglabbeek), Mondelinge informatie red. R. Keulen.  tember (Riemst, ... ), Ook "té.mber".  tu.mber (Zonhoven), tu.mper (Zonhoven), Opm. is oude benaming.  tember (Mheer), Ouderwetse benaming voor een postzegel.  tember (Geistingen), ps. omgespeld volgens Frings!  teͅmbər (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  tɛmbər (Meeuwen), zegel: zegel (Schimmert, ... ), Opm. zo wordt het ook wel genoemd.  zegel (Meerlo) het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)] || postzegel III-3-1
pot met barstjes reutel: rø̜tǝl (Ottersum), rotte pot: rotǝ pǫt (Ottersum) Een pot met barstjes, veroorzaakt door damp. [N 49, 128c] II-8
pot voor eieren eierbaar: eier-baar (Hoensbroek), eierkomp: eierkomp (Roosteren), eierkroeg: £ is niet omgespeld  ējərkro͂ͅx (Kermt), eierpot: eier-pot (Ulestraten), eierpot (Sittard), eijerpot (Baarlo), ei̯ərpoͅt (Bree), kalkpot: voor eieren  kalkpot (Roosteren), kruik: mit kalkwater : om eieren te bewaren  kroek (Oirlo) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
pot-roede pot-roede: pot-roede (Einighausen, ... ), pǫtrōj (Thorn) Metalen roede, genoemd naar de fabrikant Pot. De pot-roede is opgebouwd uit vier stalen platen en vier hoekprofielen die aan de binnenkant met klinknagels aan elkaar worden bevestigd. Volgens de invuller uit l 430 is het een ijzeren roede waaraan twee wieken zijn bevestigd. Zie ook afb. 40. [N O, 6d] II-3
potaarde aarde: jadǝ (Zichen-Zussen-Bolder), jer (Berverlo), joadǝ (Ulbeek), jādǝ (Wellen), jāt (Spalbeek), jęt (Veldwezelt), ēdǝ (Borlo), ērt (Maastricht), ē̜rt (Tegelen), ęǝrdǝ (Opoeteren), ęǝrt (Neeroeteren), %%adjectieven%%  ē̜rdǝ (Eisden), bloemenaarde: bloomenaerd (Venlo), klei: klęj (Tegelen, ... ), klɛj (Klimmen  [(voor pottenbakkerij: voor steenbakkerij is het lē̜jm)]  ), krijt: kręjǝt (Ulbeek), leem: lēm (Gennep, ... ), lęjm (Gruitrode), potaarde: potjāt (Landen), pot˱iǝt (Romershoven), pǫtjat (Eigenbilzen, ... ), pǫtjaǝt (Borgloon), pǫtjø̜̜̄̄t (Hasselt), pǫtjāt (Borgloon, ... ), pǫt˱`āt (Herk-de-Stad), pǫt˱ejǝt (Tongeren), pǫt˱ējǝt (Donk, ... ), pǫt˱ē̜rt (Roermond, ... ), pǫt˱ɛjǝt (Brustem), potleem: pǫtlēm (Heijen), pottenbakkersleem: pǫtǝbɛkǝrslęjm (Roermond), pottenklei: pø̜tklɛj (Munstergeleen), pǫtǝklɛj (Maasmechelen), tellorenstof: tɛlȳrǝstǫf (Jeuk), witte aarde: wętǝn ē̜rt (Lanaken) Aarde of klei die geschikt is om er aardewerk van te bakken. [N 49, 1a; N 27, 48; L 35, 78; monogr.] || bloemaarde II-8, III-2-1
poten kruikarpoten: krui̯kǝrpiǝt (Ellikom), krukǝrpyǝt (Bocholt), krǫu̯kǝrpi (Gellik  [(enkelv krǫu̯kǝrput)]  ), (enkelv)  krukarpuǝt (Neerharen), kruikarstompelen: krukǝrsto.mpǝlǝ (Lanklaar), kruikarstumpelen: krui̯karstempǝlǝ (Bree), kruiwagelpoten: krau̯.wǭ.gǝlpōtǝ (Hoeselt), kruiwagelspoten: krǭwāgǝlspuǝtǝ (Zelem), kruiwagenpoten: krāwāgǝpuǝtǝ (Tessenderlo  [(enkelv krāwāgǝpuǝt)]  ), krū.wāgǝpyǝt (Sint Huibrechts Lille), kruiwagenspoten: krø̜.wāgǝsputjǝ (Zolder), kruiwaspoten: krø̜̄.wasputjnj (Heusden), kruiwelpoten: krē̜.wǫlpǫu̯tǝ (Borlo, ... ), kruiwelspoten: krø̜̄wǝlspuǝtǝ (Berverlo), krø̜̄wǫlspūǝtǝ (Ordingen), planten: pla.ntjǝ (Grathem, ... ), pla.ntǝ (Achel, ... ), plai̯.ntǝ (Eupen, ... ), plantsǝ (Bocholtz, ... ), plantǝ (Arcen, ... ), plã.ntǝ (Heusden, ... ), plãntǝ (Binderveld, ... ), plá.ntǝ ('S-Herenelderen, ... ), plántǝ (Heppen, ... ), plánʔǝn (Tessenderlo), plā.ntǝ (Alken, ... ), plāntǝ (Aalst, ... ), plānʔn (Kwaadmechelen), poten: piǝt (Beek, ... ), potjǝ (Eksel), potǝ (Wellen), poátǝ (Amstenrade, ... ), poǝtǝ (Maasbracht, ... ), poǝtǝn (Halen, ... ), pui̯tǝ (Berbroek, ... ), put (Diepenbeek, ... ), putj (Zonhoven), putjǝ (Zonhoven), putǝ (Aldeneik, ... ), puu̯ǝtǝ (Donk, ... ), puǝt (Achel, ... ), puǝtǝ (Achel, ... ), pu̯ø̜i̯ (Uikhoven), pu̯ǫt (Uikhoven), py (Lanaken, ... ), pyt (Helchteren), pyǝt (Achel, ... ), pȳt (Klimmen), pȳǝt (Stokkem), pø̄ (Zichen-Zussen-Bolder), pø̄t (Gennep, ... ), pø̄ǝt (Munstergeleen), pīi̯ (Opglabbeek, ... ), pōt (Hees, ... ), pōtǝ (Blitterswijck, ... ), pōtǝn (Diets-Heur, ... ), pōu̯tǝ (Stokkem), pōǝtǝ (Dilsen, ... ), pūtǝ (Boekhout, ... ), pūǝt (As, ... ), pūǝtǝ (Aalst, ... ), pű̄ǝtǝ (Beek, ... ), pǫu̯t (Beverst, ... ), pǫu̯tǝ (Alken, ... ), pǫu̯ǝt (Borgloon, ... ), pǭtǝ (Afferden, ... ), pǭǝsǝ (Kerkrade), pǭǝtǝ (Mechelen-Bovelingen, ... ), p˙ī (Genk, ... ), p˙īǝt (Niel-bij-As), stijpels: stē̜.pǝls (Gruitrode, ... ), (enkelv)  stē̜.pǝl (Tongerlo), stumpelen: stø.mpǝlǝ (Boorsem, ... ), (enkelv)  stø.mpǝl (Neerharen), štømpǝl (Kerkrade), stumpels: ste.mpǝls (Neeroeteren, ... ), stø.mpǝls (Kinrooi, ... ), štømpǝls (Tegelen), voeten: vutǝ (Velm), vyi̯t (Gors-Opleeuw, ... ), vȳ.t (Berg, ... ), vøi̯t (Overrepen), vūtǝ (Kerkom), voetjes: vytšǝs (Guigoven, ... ), zetten: zetǝ (Gronsveld, ... ), zętsǝ (Bocholtz, ... ), zętǝ (Achel, ... ) De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-13, I-5
poten verwijderen (poten) afkappen: poǝtǝ ōfkapǝ (Vliermaal), aan de knie doorsnijden: aan de knie doorsnijden (Weert), afhakken: āfhakǝ (Terwinselen), afkappen: afkapǝ (Sint-Truiden), ajkapǝn (Sint-Truiden), āfkapǝ (Neeritter), afsnijden: afsnijden (Alken, ... ), afsnęj (Nieuwerkerken, ... ), afsnęjǝ (Ottersum), afsnęjǝn (Linkhout), afsnęn (Sint-Truiden), afsnɛjǝ (Herk-de-Stad), afsnɛjǝn (Beringen), afšni-jǝ (Kerkrade), āfsnajǝ (Lummen), āfsnejǝ (Maasmechelen, ... ), āfsni-jǝ (Kerkrade, ... ), āfsnęjǝn (Kaulille, ... ), āfšni-jǝ (Berg / Terblijt, ... ), āfšniǝ (Eys, ... ), āfšnęjǝ (Helchteren), ǭfsnajǝ (Borgloon, ... ), ǭfsnęjǝ (Diepenbeek, ... ), ǭfsnɛ̄jǝ (Riemst), ǭfšni-jǝ (Eijsden), %%hier is het object ''poot, poten'' niet gedocumenteerd%%  afsniǝ (Neerpelt), afzagen: āfzē̜gǝ (Maaseik), doorkappen: dørkapǝ (Grazen), gewerf afsnijden: gǝwɛrf āfsni-jǝ (Heythuysen), oversnijden: ēvǝrsnęjǝ (Kuringen), poten afhakken tot de hak: pø̄ǝt āfhakǝ tot ǝn hak (Horst), poten afhouwen: puǝtǝ āfhǫwǝ (Bleijerheide), pōǝt āfhǫwǝ (Buchten), poten derafsnijden: pȳǝt draf snęjǝ (Meijel), poten oversnijden: pøjǝt ōvǝrsnɛjǝ (Lommel), poten snijden: putǝn snęjǝn (Diepenbeek), schakelen: sxākǝlǝ (Helchteren), snijden: snęjǝ (Gruitrode) Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.] II-1
potje scharren (kaartspel) potje scharren: pøͅtjə sjarə (Doenrade), pøͅtsjə sjarə (Gronsveld) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2