e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
porienvulsel bouche-pores: bušpǭr (Bilzen  [(sinds ¬± 1945 toegepast)]  , ... ), porievulsel: pōrivølsǝl (Tegelen), poriewas: poriwas (Venlo), poriënvuller: pōrjǝvølǝr (Tessenderlo), poriënvulsel: porijǝvølsǝl (Leopoldsburg), vulsel: vølsǝl (Mechelen) Een mengsel om oppervlakteporiën te vullen van hout dat blank gevernist moet worden. In Reuver (L 299) en Herten (L 330) werd het poriënvulsel gemaakt van slijpsel van de houtsoort die gevuld moest worden, vermengd met lijm. [N 53, 235c; monogr.] II-12
porringdraad draad: drǭt (Schimmert), fijn koordje: fęjn kērtjǝ (Genk), koord: dǝ kōrt (Helden, ... ), koat (Heerlen), kō ̝rt (Meeuwen), kōwǝr (Lommel), kǭǝt (Eys), maat: mǭt (Tessenderlo), metsdraad: mø̜ts˱droǝt (Bree), metselkoord: mętsǝlkǭrt (Heythuysen), metseltouw: dǝ mɛtsǝltǫw (Klimmen), metseltouw (Susteren), metskoord: mɛtskuǝt (Bilzen), paskoord: paskōjǝrt (Berverlo), porringdraad: pǫreŋdroǝt (Leuken, ... ), pǫreŋdrāt (Hoensbroek), pǫreŋdrǫ (Meijel), pǫreŋdrǭt (Haler, ... ), porringsdraad: pǫreŋs˱drǭt (Ell), porringtouw: pǫreŋtow (Weert), smetkoord: smętkǭrt (Uikhoven), spandraad: špandrǭt (Herten), straaldraad: strǭldrǭt (Oud-Caberg), štrǭldrǭt (Heerlen), straalkoord: štrǫalkǫat (Bleijerheide), štrǭlkōrt (Ulestraten), štrǭlkǭrt (Beek), toerdraad: tūrdrǭt (Tungelroy), touwtje: tø̜jkǝ (Rothem), trekdraad: tręk˱drǭt (Tegelen) De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f] II-9
porringpunt brandpunt: brantjpøntj (Ell), breekpunt: breekpunt (Tessenderlo), brē̜kpønt (Klimmen), brē̜kpøntj (Heythuysen), breekpuntstraal: brēkpøntstrǭl (Oud-Caberg), centerpunt: sęntǝrpønt (Uikhoven), sɛndǝrpø̜nt (Meeuwen), de draai: dǝn drɛj (Meeuwen), porring: pø̄reŋ (Montfort), pǫreŋ (Leuken, ... ), porringpunt: pūreŋpøntj (Herten), pǫreŋpø.nt (Weert), pǫreŋpønt (Helden, ... ), pǫreŋpøntj (Haler, ... ), porringspunt: pǫriŋspønt (Sint-Truiden), porringstraal: pǫreŋstrǭl (Venlo), snijpunt: snęjpønt (Meijel), straal: štrǫal (Bleijerheide), štrǭl (Schimmert, ... ), straalpunt: struǝlpønt (Bilzen), strǫwǝlpø̜nt (Lommel), štrǫalpønt (Eys), štrǫalpøŋkt (Kerkrade), trekpunt: trękpønt (Tegelen, ... ), trękpø̜ntj (Susteren) Het middelpunt van de cirkel waarvan een te metselen boog een segment is. In het 'porringpunt' wordt de porringdraad vastgehecht. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Porringdraad'. [N 32, 17e; monogr.] II-9
porselein porselein: parsǝlē̜jn (Sevenum), paslēn (Rijkhoven), paslęjǝn (Herk-de-Stad), pastǝlejn (Opglabbeek), pastǝlē̜jn (Sittard), pastǝlęj.n (Sittard), pastǝlęjn (As, ... ), pasǝlęjn (Eijsden), porselein (Heythuysen, ... ), porslaa.n (Hasselt), porstǝlē̜n (Peer), porsǝlēn (Tongeren, ... ), porsǝlēǝn (Gronsveld), porsǝlē̜j(ǝ)n (Bocholt), porsǝlē̜jn (Bilzen), poslē̜n (Diepenbeek), posǝlęǝn (Heers), pošlē̜n (Epen), poǝšlęjn (Wellen), poͅrsəlēͅi̯n (Lommel), puzǝlē̜n (Tessenderlo), pūsǝlāǝn (Oostham), pǝrslē̜n, pǝ(r)slēn (Zonhoven), pǝslēn (Genk), pǫrslā.n (Hasselt), pǫrsǝlin (Venray), pǫrsǝlējn (Helchteren, ... ), pǫrsǝlēn (Heerlen, ... ), pǫrsǝlē̜jnǝ (Posterholt), pǫrsǝlē̜n (Bree, ... ), pǫrsǝlē̜nǝ (Moelingen), pǫrsǝlęj.n (Maastricht), pǫrsǝlęjnǝ (Ophoven), pǫrsǝlɛjn (Gennep), pǫršǝlē̜nǝ (Aubel), pǫstǝlęjn (Helden, ... ), pǫsǝlēn (Martenslinde), pǫsǝlē̜jn (Beringen), pǫsǝlē̜n (Borgloon), pǫsǝlęjn (Hoepertingen, ... ), pǫsǝlęjǝn (Montenaken), pǫštǝlęj (Simpelveld), pǫšǝlaj (Kerkrade), pǫšǝlī̄nǝ (Eupen), pǫšǝlēn (Heerlen), pǫšǝlęj (Heerlen), pɛrslē̜n (Stevoort), pɛsǝlē̜n (Bilzen), sèvres: afgeleid van de naam Sèvres, de bekende porseleinfabriek bij Parijs  tsīfər (Eupen) porselein || Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.] II-8, III-2-1
porseleinbloempje avondsbloem: Opgegeven bij de koekoeksbloem  oavesbloom (Tungelroy, ... ), hoe-langer-hoe-liever: geen aparte naam  hoe-langer-hoe-liever (Berg-en-Terblijt, ... ), zelfde benaming  hoe-langer-hoe-liever (Echt/Gebroek, ... ), nachtsbloem: Opgegeven bij de koekoeksbloem  nachtsblom (Klimmen, ... ), porselein: porselein (Oirlo), postelein (Wijlre), eigen spellinsysteem \'blaatjes worden in keukgeregten gebruikt\'  porselein (Meijel), porseleinbloempje: porselein bluimke (Schimmert), porseleinsbloempje: idiosyncr.  poreseleins bleumpke (Thorn), saxifraga: -  saxifraga (Venlo, ... ), schildersverdriet: schildersverdriet (Eys, ... ), -  sjildersverdreet (Tungelroy, ... ), Bree Wb.  sjildersverdriet (Bree), eigen spelling  schildersverdriet (Montfort), Spelling: \"fonetisch\  schildərsvèrdriet (Maastricht), ± Veldeke  schildersverdriet (Tienray), schilderverdriet: skilderverdriejt (Jeuk), idiosyncr.  schilderverdriet (Blerick), WBD  schilderverdreet (Sevenum) Hoe-langer-hoe-liever [DC 60a (1985)] || Porselein bloempje (saxifraga umbrosa). Het porselein bloempje, ook Judastranen geheten, doet dienst als dankbaar zaadplantje in niet al te natte en donkere tuinen, dat bij ons goed voort wil, maar bij strenge vorst, zonder sneeuwbedekking, meestal afster [N 92 (1982)] || silene [DC 17 (1949)], [DC 60a (1985)] III-2-1
port porto: wijn  pòrtó (Tongeren) port III-2-3
portaal ere: èère (Valkenburg), gang: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  gaank (Beverlo), gank (Beverlo), overloop: ruimte van een bovenhuis waarop de trap uitkomt  eu.verloep (Zonhoven), portaal: pertaol (Gronsveld), pertaoël (Zonhoven), portal (Montzen), portaol (Castenray, ... ), portōͅl (Kanne), poͅrtōͅl (Blitterswijck, ... ), përtuò’l (Tongeren), pórtaoël (Zonhoven), pərtōͅl (Meeswijk, ... ), pərtuəl (Loksbergen), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  pertool (Beverlo), Verklw. portäölke  portaol (Venlo), voorportaal  portōͅl (Welkenraedt), Zë bléeftë babbëlën én t pòrtuò¯l van dë kèr¯¯k  pòrtuò’l (Tongeren) deurnis aan de ingang van een gebouw, portaal || grote deurnis, voorhal || lemen vloer van gang of voorhuis, ook portaal of voorhuis zelve || portaal [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-2-1
portefeuille brieftas: breeftesch (Heerlerbaan/Kaumer), Karte 74.  Brieftasche (Bocholtz, ... ), geldbuidel: (oudere benaming).  geldbiēgel (As), pas: Di-j koart zit i mène pas Die kaart zit in mijne portefeuille.  pas (Beverlo), portefeuille (fr.): po:rtefö:lj (Roermond), port`fuil (Bocholt), port`fuûl (Kaulille), portefeuij (Reuver), portefeuil (Maasniel, ... ), portefeuil [portəfuij} en [portəfuil} (Maastricht), portefeuile (Zonhoven), portefeuille (Bree, ... ), portefeuj (Amby, ... ), portefeul (Roermond), portefeule (Montfort), portefeulle (Maastricht), portefeullie (Kesseleik), portefeùlie (Sevenum), portefiel (Meeuwen), portefoelie (Haler, ... ), portefoü (Gemmenich), portefui (Gulpen, ... ), portefui-j (Herten (bij Roermond)), portefuij (Doenrade, ... ), portefuije (Tungelroy), portefuil (Eys, ... ), portefuilje (Born, ... ), portefuille (Hoensbroek, ... ), portefuië (Stein), porteful (Beverlo, ... ), portefulje (Maasbree, ... ), portefull (Vlodrop), portefullie (Meerlo, ... ), portefuuj (Geulle), portefuul (Ell, ... ), portefŭŭl (Mheer), portefäöl (Maastricht), portefèùlj (Swalmen), porteföl (Stokkem), porteföl, portefuul (Posterholt), portefölie (Sevenum), portefûil (Gronsveld), portefûlj (Stein), portevuije (Meijel), portfuilj (Montfort), portufui (Brunssum), portəfeuj (Hulsberg, ... ), portəfil (Meeuwen), portəfui (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), portəfuij (Guttecoven, ... ), portəfuijə (Kapel-in-t-Zand), portəfuilje (Beesel), portəfuiljə (Kapel-in-t-Zand), portəfullie (Reuver), portəfŭŭlie (Meijel), portəfø.l (Wellen), portəføyj (Gingelom), portərføl (Zonhoven), pōrtəfeuj (Maastricht), pŏrtəfŭĭj (Nieuwenhagen), poͅrtəføl (Hamont, ... ), poͅrtəføͅi (Niel-bij-St.-Truiden), purtəføj (Kanne), pòrtefui (As), pòrteföj (Heerlen), pòrtëfùl, pòrtëfùy (Tongeren), pòrtəfeuj (Maastricht), pòrtəfui (Epen), pòrtəfuij (Maastricht, ... ), pòrtəful (Loksbergen), pòrtəföljə (Venlo), pórteföl (Zonhoven), pórtefùl (Sint-Truiden), pórtəfuijə (Opglabbeek), ⁄n portefuij (Klimmen), Karte 74.  porte(-)feuille (Aubel, ... ), Ook "portefûij".  portefûil (Gronsveld), Spr. uit pórtefuije.  pórtefuil, pórtefuij (Zolder), v.  poͅ.rtəf‧ø͂ͅ (Eys) 1. Brieftasche, 2. Portefeuille. || beurs, zakje || Brieftasche || brieventas || de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)], [N 89 (1982)] || geldbeurs || geldtas || portefeuille || portefeuille (voor identiteitskaart, bankkaart, bankbiljetten enz.) || portefeuille, a) tas van verschillend formaat en materiaal voor papieren, akten, geldswaardig papier enz. || portefeuille: brieventas || portefeuille: tas tot berging van bankpapier, identiteitsbewijs III-3-1
portemonnee, beurs beurs: b"rs (Meeswijk), beurs (Nederweert, ... ), beursj (Posterholt), beusj (Sittard), bēūsch (Schimmert), bīrs (Bree), bors (Genk), bos (Diepenbeek, ... ), bōs (Heers), bo͂ͅrə (Helchteren), boͅs (Veulen), bäörs (Maastricht), béurs (Blerick), bëurs (Gronsveld), bòs (Kortessem, ... ), bórs (Zolder), bórsj (Zonhoven), en lèra bos (Tongeren), in bŏrs (Eksel), ən beørs (Bilzen), ən beͅrz (Opoeteren), ən bos (Tongeren, ... ), ən bōs (Tongeren), ən boͅrs (Houthalen), ən boͅs (Berg, ... ), ən boͅš (Beverlo), ən børs (Maaseik), ən bøs (Meldert), ən bø͂ͅrs (Lanklaar), ən bəs (Kwaadmechelen), ən lère beurs (Hamont), ənə laire beurs (Hamont), ’n bos (Jeuk), ’n le͂re bos (Millen), ’n lèère böörsj (Mheer), (identiteitsbewijs of rijbewijs had niemand).  beusj (Geleen), geldbeugel  bōͅs (Hoepertingen), handelsbeurs  in børs (Eksel), Hè mùst diep i zèn bosj (tès) tasse.  bosj (Beverlo), Met afbeelding van een geldbeursje.  buësj (Heerlen), Mijn beurs is plat.  b"ərs (Hamont), Naast beurs geldtasje.  beurs (Kanne), Stèk oer sentë mer ènnë bos.  bos (Hoeselt), Trekt de beurs nog maars eens open.  bøs (Lommel), beursje: ə lɛrə bə:rskə (Stokkem), blaas: studiebeurs  bloͅəs (Hoepertingen), bruine: Det kan de broene neet trèkke dat kan ik niet betalen.  broene (Bocholt), buidel: bøjəl (Meeswijk), ene leire buijel (Zichen-Zussen-Bolder), ene lèren bugel (Moelingen), ’n lɛ̄rə bø͂ͅjel (Zussen), geldbuidel: (geldsj)bi-jgel (Bree), geldbuul (Meerlo, ... ), geljtbuuel (Sittard), geltbygəl (Lozen), gêldjbuul (Tungelroy), Sub bugel, sam. geldbugel.  geldbigəl (Meeuwen), geldzak: geljtzak (Sittard), knip: Bij Moet lit de knop óp de keukeschaap.  knip (Gennep), knipbeurs: ’n lächeə knɛpbørs (Stokkem), peurrepenee: ne leeêere peurrepenée (Tessenderlo), portemonnee (<fr.): de leere pottemonné (Broekom), e leere pojttemenee (Beverlo), een leeren potemomaoie (Kuringen), een leren portemonné (Val-Meer), een leëren portemenné (Kaulille), een lieëren puttemenai (Oostham), een lëeiren portemonnee (Heusden), eene leire portmonée (Herstappe), eene leren portemonnai (Horpmaal), eene lère portemenez (Hechtel), eine laire portemenee (Maaseik), eine laire portemonné (Neeroeteren), eine laire portenené (Bocholt), eine laire pörtemené (Opoeteren), eine leire portemenée (Lanklaar), eine leire portemonnee (Maaseik), eine leire portemonnée (Maaseik), eine leire portomomee (Maaseik), eine leère portemenaie (Meeuwen), eine leère portemonnée (Gruitrode), eine leèren portemonnée (Neeroeteren), eine lère portemenee (Bocholt, ... ), einə lɛ̄rə poͅrtəmoͅnē (Neerglabbeek), einə poͅrtəmone (Opglabbeek), en edere portemonnaie (Vucht), ene leere portemenee (Maastricht), ene leere portemennee (Ellikom), ene leere portemonaie (Grote-Spouwen), ene leere portemonnaie (Borlo, ... ), ene leeren portemenee (Peer), ene lère portemenie (Mechelen-aan-de-Maas), enne leere portemenee (Voort), enne liëren portemonaië (Diepenbeek), enne lèra portemené (Tongeren), enne lère portemené (Neeroeteren, ... ), enne lère portemonnee (Maaseik), enə līrə portəmənei (Borgloon), ĕne lèere portemené (Genk), iene leere portemenée (Houthalen), ijne leère partemenee (Neeroeteren), ine leeren portemenee (Schulen), ine leire portemene (Kaulille), inne leere portmonneej (Stevoort), inne liere portemenee (Ulbeek), lairen portemenee (Hechtel), leere portemonei (Wellen), leiren portemenee (Meeuwen), leère portemenee (Opoeteren), lēre portemonné (Lanaken), lèren portemonnée (Sint-Huibrechts-Lille), lêre portemenee (Eigenbilzen), lɛ:rə portəmone (Overpelt), n leere portemannaie (Montenaken), n lère portemonee (Kaulille), ne lairen portemenij (Bilzen), ne leege portmenaie (Hasselt), ne leere portemenee (Kuringen, ... ), ne leere portemené (Hechtel), ne leere portemonnijje (Jesseren), ne leere portemonné (Peer), ne leeren portemennee (Linkhout), ne leeren portemoné (Paal), ne leire portemenee (Paal), ne leire portemené (Kerkhoven), ne leiren portemeneej (Neerpelt), ne leiren portemonnaie (Neerharen), ne leirèn portemenee (Hechtel), ne leèren portemenee (Kaulille), ne le͂ren portemonee (Achel), ne liairen portemenee (Zolder), ne liere portemenij (Kortessem, ... ), ne liere portmonnaie (Hasselt), ne lijere portemeneej (Achel), ne lière portemené (Koersel), ne liëre portemenee (Zolder), ne liəre portemonee (Zepperen), ne lure portemenee (Zonhoven), ne läre portmonné (Lontzen), ne lère portemenee (Bree, ... ), ne lère portemonné (Lommel), ne lèren portemenai (Neerpelt), ne lèren portemenee (Hamont), ne lèren portemenée (Zolder), ne lèren portemonneej (Lommel), ne lêre portemenee (Helchteren), nə l`rə portəmonnee (Eigenbilzen), nə laire portəməne: (Paal), nə lerə portəmone (Sint-Truiden), nə lērə poͅittəməmē (Beverlo), nə lērə poͅrtməne (Sint-Truiden), nə liëre poͅrtəmənē (Zonhoven), nə liərə paortmənɛi (Heers), nə liərə portəmənee (Alken), nə liɛ̄rə portəmənē (Houthalen), nə lèrə portemənij (Kortessem), pormone [po.rmone} (Gemmenich), port(e)menee (Maastricht), port`m`nee (Bocholt), portemene (Blerick), portemenee (Bree, ... ), portemeneej (Oirlo), portemené (Eigenbilzen), portemonnaie (Bree), portemonnee (Posterholt, ... ), portemoné (Nieuwstadt), portmenee (Maastricht), portmenei (Kortessem), portmone [po.rtmone} (Gemmenich), portmənɛ.i (Gingelom), portəmone. (Meeuwen), portəmənē (Maastricht), portəmənij (Zonhoven), portəmənɛ.ij (Wellen), potmanee (Kerkrade), potmannee (Kerkrade), poͅrtmənei (Niel-bij-St.-Truiden), poͅrtəmənei (Lommel), poͅrtəmənē (Hamont, ... ), pòrtmënè (Tongeren), pòrtəmoonee (Gennep), pórtemenee (Zolder), pórtemeneej (Zonhoven), ènne leeəre portemonnee (Wellen), ən leerən portəmənee (Oostham), ən lɛ̄rə portəmonē (Rutten), ən lɛ̄rən portəmənē (Hamont), ənnə lɛ̄rə poͅrtə-məne (Zutendaal), ənə laire portemenee (Hamont), ənə leere portemonnaie (Montenaken), ənə lērə poͅrtəmonē (Herk-de-Stad), ənə lirə poͅrtəmonee (Leut), ənə làirə portəmənee (Eisden), ənə lɛ:rə portəmənɛ: (Lanaken), ənə lɛrə portəməme: (Stokkem), ənə lɛ̄rə portemenee (Lanaken), ənə lɛ̄rə portmonnē (Lanaken), ənə lɛ̄rə portəmənē (Opgrimbie), ənə lɛ̄rə poͅrtəmoͅnɛ̄ (Sint-Truiden), ənə poͅtməne (Kerkrade), ɛnne lēre poͅrtemonēi (Diepenbeek), ɛnə liērə poͅrtəmənɛij (Diepenbeek), ɛnə liərə portəmənɛij (Gutshoven), ’n laire portemonnee (Rekem), ’n leere porte-monnee (Beringen), ’n leeren pojttemeneej (Hamont), ’n leeren portemené (Tessenderlo), ’n leeren portemonaie (Melveren), ’n leire portemmené (Maaseik), ’n leren poittemoné (Beverlo), ’n leren portemonée (Stokrooie), ’n leère portemenée (Genk), ’n lĕre portmenée (Tongeren), ’n lieren portemonnaie (Hasselt), ’n lèra portemené (Tongeren), ’n lère portemenē (Beverst), ’n lère portemonnee (Kaulille), ’n lére pórtemenée (Vlijtingen), ’n portemeneé (Jeuk), ’ne laire portemenaie (Rijkhoven), ’nə lère portemonnee (Opitter), Naast beurs geldtasje.  purtmone. (Kanne), NB pag. 29: beurs niet gebr. in de bet. geldtasje.  po:rtemenee: (Roermond), portemonneetje (<fr.): portemenèike (Diepenbeek), tas: Hè mùst diep i zèn bosj (tès) tasse.  tès (Beverlo) 1. beurs; 2. geldbeurs || 1. leren zakje voor geld || 1. zak, geldzakje, beurs || beurs || beurs (geldzak) || beurs (portemonnee, bv handelsbeurs) || beurs, beugel || beurs, portemonnaie || beurs, zakje || beurs, zakje of tasje voor geld || beurs; zakje voor geld, knikkers... || bugel, sam. geldbugel || de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)] || een beurs [ZND A1 (1940sq)] || Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)] || geldbeugel || geldbeurs || geldbuidel || geldbuidel; schraper. || geldtasje || geldzak, geldbuidel || knip, beurs || linnen geldzakje, geldbuidel || porte-monnaie || porte-monnaie: geldtasje || portefeuille || portemonnaie || portemonnee [ZND m] || portemonnee, geldbeugel || portemonnee, geldtasje III-3-1
portie portie: ¯n Poo.rsje móssele: een portie mosselen  poo.rsje (Zonhoven) portie III-2-3