e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pompzwengel arm: ɛ.rǝm (Zonhoven), hengel: (h)e̜ŋǝl (Hasselt), ijzerwerk: izǝrwe̜rǝk (Stokkem), pomparm: pomp˱ɛrǝm (Houthalen), pompenarm: pompǝ-ɛrǝm (Nieuwenhagen, ... ), pompenslager: pompǝslē̜gǝr (Echt), pompǝšlē̜.gǝr (Sittard), pompǝšlē̜gǝr (Valkenburg), pompenstang: pōmpǝstaŋ (Gennep, ... ), pompenzwengel: pompǝzweŋǝl (Maastricht), pompǝšweŋǝl (Roermond), pōmpǝzweŋǝl (Castenray, ... ), pompzwengel: pompšweŋǝl (Roermond), slinger: sleŋǝr (Lanaken, ... ), zwengel: zweŋǝl (Maastricht, ... ), šwøŋǝl (Bleijerheide, ... ), zwengelstuk: zweŋǝlštø̜k (Roermond) Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.] II-11
pond, maat die een gewicht aangeeft van 16 ons = 32 lood = 1600 gr pond: 1 loëd = 16 kleine 2 loëd = 1 ons 1 pond = ± 16 ons ± 2,14 pond = 1 kilo een vat rogge woog ± 20 kilo 1 vaat = 16 molster, of 100 kanne 1 malder = 6 vate 1 moed = 4 malder  pond (Klimmen) de maat die een gewicht aangeeft van 16 ons = 32 lood = 1600 gr [N 91 (1982)] III-4-4
ponder haakje: wegen  hööksjke (Klimmen), haakwaag: weegschaal met de hand  hoakwoag (Mechelen-aan-de-Maas), handponder: ha.ndjpunjer (Boukoul, ... ), hangpunjer (Haelen), afwegen van kleine hoeveelheden (tot 10 kg)  handpunjere (Klimmen), handuisel: om te wegen tot 12 kg  handøsəl (Kwaadmechelen), kleine ponder: klɛnə pøndər (Achel), lommelenwaag: lom\\l is een vod  ən lomələwōͅx (Teuven), nuisel: wao‹g\\: wegen  neͅsəl (Beringen), WNT: unsel - (h)uis(s)el, (h)uusel, ussel, on(g)sel, oossel, eunsel, eussel, ensel (einsel), insel (eisel) -, Van ons (mnl. unce) met -el (< ouder -il), zooals pondel van pond is afgeleid. Vgl. unster en ponder (punder) die met -er zijn gevormd. [...] Weegwerktuig met ongelijke armen, waardoor men met een klein gewicht dat aan den langen arm wordt heen en weer geschoven, een grooten last, die aan den korten arm wordt opgehangen, kan wegen.  m"səl (Lommel), pondel: bij het wegen van lichte lasten (vodden enz)  pøͅnəl (Ketsingen), bossen stro te wegen  pungel (Caberg), diegene die konijnenhuiden of vodden aan de huizen komen opkopen, hebben dit soort weegschalen bij om het gekochte te wegen  peŋəl (Halen), dient om kleine voorwerpen te wegen  pøŋəl (Tongeren), gebruikt door leurders (?)  peŋəl (Kiewit), gebruikt om kleinigheden te wegen  peundel (Oost-Maarland), klein3e vrachten te wegen (tot 15 à 16 kg)  pəŋəl (Wellen), kleine gewichte tot 20 kg  peͅŋəl (Hoeselt), lommelen, oud ijzer en kleinere materialen te wegen  pummel (Zichen-Zussen-Bolder), pøməl (Zichen-Zussen-Bolder), meestal gebruikt door voddenopkopers  pøŋəl (Halen), om appels, peren enz te wegen in mand  pungel (Hoensbroek), om kleine gewichten te wegen  penŋəl (Rosmeer), om kleine gewichten te wegen (tot 25 kg)  pøͅyŋəl (Opheers), om kleine hoeveelheden te wegen (tot 10 kg)  pøͅyŋəl (Borgloon), om kleine lasten te wegen  puingel (Borgloon), pøͅyŋəl (Borgloon), om kleine voorwerpen te wegen (nu nog gebruikt door de voddenman)  pəŋəl (Wellen), om te waoge  pungel (Wolder/Oud-Vroenhoven), om uit de hand te wegen in gebruik bij lompenkooplui  pungel (Gronsveld), om voorwerpen te wegen (tot 20 kg)  pēͅŋəl (Diepenbeek), ongeveer 3 kg  pöŋgəl (Sint-Truiden), slecht leesbaar  pyŋgel (Zelem), u van kruk  pungel (Heer), WNT: pondel, Van pond met -el, zooals huizel, uisel van ons is afgeleid. Verg. ponder (III) en unster, die met -er zijn gevormd. Weegschaal met ongelijke armen, waardoor men met een klein gewicht, dat aan den langen arm wordt heen en weer geschoven, een grooten last kan wegen, unster.  pengal (Spalbeek), pengəl (Kermt), peŋəl (Hasselt), pēͅijəl (Wintershoven), peͅŋəl (Hasselt), pungel (Baarlo, ... ), pyəŋəl (Zepperen), pèùmel (Oost-Maarland), pøŋəl (Niel-bij-St.-Truiden, ... ), pø͂ͅnəl (Val-Meer), Pøͅŋəl (Neerharen), pɛŋəl (Gelinden, ... ), ponder: kleine punjer (Grathem), penjər (Bree), pennər (Peer), pen’ər (Bree), peunder (Broekhuizen), pēͅnər (Oud-Waterschei), pinjer (Bree), puinər (Peer), punder (Leunen, ... ), punger (Geulle, ... ), punjder (Ospel), punjer (Guttecoven, ... ), punter (Meijel), pyn’ər (Kinrooi), pönjer (Nunhem), pønjər (Kinrooi), pønər (Paal), pøͅnjər (Lanklaar, ... ), pünjer (Susteren), hoofdzakelijk vör vodde of loompe te wegen  punder (Gennep, ... ), iets ter plaatse te wegen  penər (Opglabbeek), kleine gewichte tot 20 kg  pøͅnər (Hoeselt), kleine gewichten  pungder (Sevenum), lichte goederen te wegen  punjer (Herkenbosch), lichtere gewichten  punjer (Ell), om kleine dingen te wegen, gebruikt voor kleine zakjes, gebuikt door de vodden(man?)  penər (Gelieren/Bret), om kleine gewichten te meten (tot ca. 15 kg), meestal gebruikt door voddenopkopers  pønnər (Lummen), om te wegen (lichte voorwerpen)  pønər (Bocholt), om te wegen (vooral kleine hoeveelheden) vooral gebruikt door rondtrekkenden en kopende vodderapers  pøͅnər (Hoeselt), om zwaardere lasten te wegen (vooral door de voddenkopers)  pen’ər (Waterloos), punjer  pon’ər (Ophoven), punjer voor lichtere zakken  pønjər (Rotem), punjer, wegen van zakken e.d  pønjər (Stokkem), punner  pønər (Beringen), um lompe te waege  ponder (Blerick), voor het afwegen van geringe gewichten zoals boter  punjer (Limbricht), voor het wegen van melk in emmers  pundjer (Tungelroy), voor lichte lasten  pøngər (Bocholt), voornamelijk voor vodden  ’penər(s) (Boekt/Heikant), vrij nieuwe uitvoering  punjer (Helden/Everlo), vroeger voor diverse voorwerpen  punjer (Melick), weegschaal met de hand  punjer (Mechelen-aan-de-Maas), weegt ruw en onbetrouwbaar op de duur door uitlempen van de veer.  punjer (Ulestraten), weegtoestel kleine lasten  punjer (Buchten), wegen  punjer (Neer, ... ), wegen v. kleine hoeveelheden  pøn’ər (Maaseik), wegen van emmer met melk  p"ndər (America), wegen van kleine hoeveelheden  pøn’ər (Maaseik), wegen van zakken  punjer (Baexem), werkt op veer, niet bedrijfszeker vooral door voddenkoopman gebruikt  punjer (Obbicht), wordt gebruikt bv. melk te wegen bij de melkcontrôle  punger (Baarlo), ponderik: penərek (Zolder), trekbalans: trekbalans (Bocholtz), trekponder: trékpunder (Milsbeek, ... ), trekwaag: trekwoag (Hoensbroek), trekwôôg (Eygelshoven), trikwoag (Valkenburg), door lompenhandelaars oorspronkelijk gebruikt, thans ook al bij andere mensen  trekwoach (Oirsbeek), trekwaagje: trekwèùgske (Neerbeek), trêkwèùgske (Urmond), wegen  trèkwöögsjke (Klimmen), uisel: gebruikt door de voddenraper  ə’səl (Beverlo), WNT: unsel - (h)uis(s)el, (h)uusel, ussel, on(g)sel, oossel, eunsel, eussel, ensel (einsel), insel (eisel) -, Van ons (mnl. unce) met -el (< ouder -il), zooals pondel van pond is afgeleid. Vgl. unster en ponder (punder) die met -er zijn gevormd. [...] Weegwerktuig met ongelijke armen, waardoor men met een klein gewicht dat aan den langen arm wordt heen en weer geschoven, een grooten last, die aan den korten arm wordt opgehangen, kan wegen.  øͅsəl (Lommel), unster: Van Dale: unster, weegtoestel, balans met ongelijke armen; aan de korte arm hangt de last, terwijl aan de lange een gewicht verschoven wordt.  unster (Maasniel), voddenkramerswaag: om kleine lasten te wegen  voͅdəkrēͅmərswōͅrx (Hamont), voddenwaag: in de volksmond (voddenwaog) genaamd  foddele (Maasniel), waagje: om appels, peren enz te wegen in mand  wéuëgsjke (Hoensbroek), weeg?: waeg (Welten), zakponder: houdt men meestal in de duim of hand vast  zakpunjer (Munstergeleen) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] || weegschaal [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
ponjaard dolk: daolək (Maastricht), dolk (Molenbeersel, ... ), doləch (Montzen), doͅlk (Rotem), mes: mes (As), meͅs (Genk), ponjaard (<fr.): poenjaad (Heers), poenjaar (Bilzen, ... ), poenjaard (s-Gravenvoeren), poenjar (Heusden), poenjër (Houthalen), pongaar (Eisden), ponjaar (Kuringen, ... ), ponjaard (Ophoven), ponjaars (Molenbeersel), ponjerd (Amby), poonjaar (Kermt), pounjār (Riksingen), poénjaar (Sint-Truiden), poŋjār (Zonhoven), pōnjār (Neeroeteren), pōnjerd (Neeroeteren), pŏĕnjaar (Lanklaar, ... ), pŏnjār (Montzen), pŏínjaar (Loksbergen), po‧njār (Maastricht), pu[i}njār (Sint-Truiden), punjaar (Buvingen, ... ), punjār (Bommershoven, ... ), punjārd (Hamont), punja‧r (Mechelen-aan-de-Maas), punjoard (Hasselt), pūnjār (Hoepertingen, ... ), pŭnjerd (Zolder), pu‧njār (Aalst-bij-St.-Truiden), póenjaar (Velm), pónjārt (Opgrimbie, ... ), pønjart (Hasselt), púnjār (Mielen-boven-Aalst), pünjaar (Rosmeer) Ponjaard. [ZND 05 (1924)] III-3-1
ponsbed kussen: køsǝ (Meerlo, ... ), matrijs: matrits (Simpelveld), ponsbed: pons˱bęt (Klimmen, ... ), ponsgat: põ̜ns˲gat (Well), ponskussen: ponskø̜sǝ (Herten), ponsmatrijs: ponsmatrīs (Helden, ... ), ponsplaat: ponsplāt (Klimmen), ponstafel: ponstǭfǝl (Reuver), stempelkussen: stẽ̜mpǝlkøsǝ (Heijen), voet: vūwt (Jeuk) IJzeren of stalen onderlaag die dient als ondersteuning van het te ponsen plaatmateriaal. In het ponsbed zijn uithollingen aangebracht waarin de ponsnippel precies passend terecht komt. Zie ook afb. 134. [N 33, 346b] II-11
ponsmachine knipmachine: knepmǝšin (Middelaar), lokstans: lǭxštans (Kerkrade), pitsmachine: petsmǝšīn (Bilzen), pons: pons (Klimmen), pōns (Rothem), ponsmachine: ponsmašiŋ (Heerlen), ponsmǝš ̇in (Herten), ponsmǝšin (Helden, ... ), põnsmǝšin (Middelaar), põ̜nsmǝšīn (Heijen, ... ), pōnsmašen (Tessenderlo), pǫnsmašiŋ (Simpelveld), pǫnsmǝšīn (Oostrum), spǫnsmǝšīn (Bilzen), presje: prɛskǝ (Bilzen), presmachine: prɛsmašen (Jeuk), stans: štans (Spekholzerheide) Door handkracht of door een elektromotor aangedreven machine om gaatjes te maken in plaatmateriaal. Bij het ponsen wordt een hardstalen ponsnippel met grote kracht door het te bewerken materiaal gedrukt waarbij een, meestal rond, plaatje wordt uitgesneden. Het plaatmateriaal rust daarbij op een metalen onderlaag, het ponsbed, waarin één of meer uithollingen zijn aangebracht die in doorsnee overeenkomen met die van de ponsnippel. Zie ook afb. 133. Het woordtype knipmachine (L 159a) is in dit lemma opgenomen omdat er ook gecombineerde pons- en knipmachines bestaan waarmee beide werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. [N 33, 345] II-11
ponsnippel mof: muf (Jeuk), pons: pons (Herten, ... ), põns (Middelaar), põ̜ns (Well), pǫns (Oostrum), ponsbeitel: pǫns˱bētǝl (Nieuwenhagen, ... ), ponsnippel: põ̜nsnepǝl (Meerlo, ... ), ponsstift: ponsštef (Klimmen), stalen stift: štǫalǝ štef (Spekholzerheide), stamp: štamp (Spekholzerheide  [(stalen stift)]  ), stempel: stɛmpǝl (Zutendaal), stẽ̜mpǝl (Heijen), štɛmpǝl (Helden, ... ), stemper: štɛmpǝr (Herten) Het onderdeel van de ponsmachine waarmee het gat in het plaatmateriaal wordt geponst. Het bestaat uit een hardstalen pen met een massieve schacht, die eindigt in een hol uiteinde waarvan de omtrek geslepen is. Zie ook afb. 134. [N 33, 346a; N 64, 72] II-11
ponstang ponsscheer: ponsšīǝr (Neeritter) Tangvormig werktuig waarmee gaatjes in dun metaal kunnen worden gemaakt. Een van de bekken van het werktuig is uitgerust met een verwisselbare ponsnippel en de andere met een vlakke baan. Zie ook afb. 132 en de lemmata "ponsnippel" en "ponsbed". [N 64, 49] II-11
pontbrug pontbrug: pompbrøx (Griendtsveen), pontbrøx (Meijel), (mv.)  pontbrøgǝ (Sevenum) Pontonbrug, verplaatsbare brug over de hoofdwijk. De opgave uit L 244b "pompbrug" moet men waarschijnlijk beschouwen als een volksetymologische verbastering van "pontbrug". [II, 96a] II-4
ponton pont: pont (Schinnen, ... ), pontj (Brunssum), pónt (Tienray), ponton (fr. <it.): pontoen (Merkelbeek), ponton (Blerick, ... ), poonjèn (Heel), pòntòn (Gennep, ... ), pónton (Nieuwenhagen), póntón (Klimmen, ... ), pôntong (Ell), v.  poͅ.nt‧oͅn (Eys), pontonbrug: pontonbrug (Blerick, ... ), pontonbruik (Montfort), pontonbròk (Weert), pontonbrög (Amby), pontonbrök (Echt/Gebroek, ... ), póntònbrök (Heerlen), veer: veer (Ospel), veir (Vlodrop), vèr (Kesseleik), vlot: vlaot (Swalmen), vlot (Eksel, ... ), vlòt (As) een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)] III-3-1