e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
polijsten afschuren: āfšōrǝ (Stokkem), polieren: p ̇olērǝ (Roermond), polīrǝ (Bleijerheide), pǝliǝrǝ (Bilzen), pǫl ̇ęjǝrǝ (Sittard), pǫljęrǝ (Tongeren), polijsten: p ̇olīstǝ (Roermond), polęjstǝ (Gingelom), polīstǝ (Blitterswijck, ... ), pǝlęjstǝ (Houthalen), pǝlīstǝ (Stokkem), pǫlīstǝ (Maastricht) Het metaal met fijn schuurmateriaal glad en glanzend maken. Het polijsten kan gebeuren met behulp van schuurlinnen, een polijstvijl, met polijstpoeder of met polijstpasta. Zie ook deze lemmata. De invuller uit Q 83 vermeldt ook het gebruik van staalwol (stuǝlwǫl) bij het polijstwerk. [N 64, 55a; monogr.] II-11
polijsthamer klophamer: klǫphāmǝr (Helden, ... ), klǫp˱āmǝr (Stokkem), polierhamel: polērhāmǝl (Roermond), polērhōmǝl (Lanaken), polierhamer: polērhāmǝr (Maastricht), pǝlērāmǝr (Stokkem) Hamer met bolvormige en platte kop die bij het koperslaan wordt gebruikt voor het gladmaken van het bewerkte koper. Volgens Kuyper (pag. 365) wordt ook vertind blik vóór het richten met de polijsthamer bewerkt, ten einde het vertinsel blank en glanzend te maken. Zie ook het lemma "afkloppen" en afb. 151. [N 64, 39e; N 66, 6e; N 66, 30; monogr.] II-11
polijstijzer blinkijzer: bleŋkiǝzǝr (Maasbree), polierijzer: polę̄rīzǝr (Dilsen), polīrīzǝr (Bleijerheide), polijstijzer: polęjstežǝr (Meijel), polęjstīzǝr (Milsbeek), polęjsīzǝr (Roggel) Een lang gebogen ijzer met twee handvatten waarmee men de zool met was glimmend poetst. Zie afb. 61. [N 60, 136] II-10
polijstpasta polijstpasta: polīspasta (Nieuwenhagen, ... ), smout: smāt (Bilzen) Polijstmiddel in pastavorm voor metaal. [N 66, 39; N 33, 261a] II-11
polijstpoeder krijt: krīt (Stokkem), poederkrijt: pujǝrkrīt (Stokkem), wener kalk: wīnǝr kalǝk (Bleijerheide) Poedervormige stof waarmee metaal gepolijst wordt. Als polijstpoeder worden onder meer gebruikt: gebrande, ongebluste steenkalk of Wener kalk, dodekop, tinas, beenderas, krijt en lampenzwart (Kuyper, pag. 434 ev.). Dodekop is een rode verfstof die bijna geheel uit ijzeroxyde bestaat en ook voor polijstwerk gebruikt kan worden. Zie ook het lemma "droge verfstoffen" in Wld II.9, pag. 186-188. [N 64, 57b; N 66, 37c; N 66, 39] II-11
polijststaal, polijstvijl polierijzer: pǝlērīzǝr (Roermond), poliervijl: polīrvīl (Meerlo, ... ), polijster: pǫlīstǝr (Montfort), polijststaal: polijststaal (Neeritter) Een zeer fijn geslepen en zeer hard staal waarmee men gevijld metaal polijst. Het heeft ongeveer de vorm van een vijl. Het uiteinde van het blad van de vijl was bij sommige informanten soms haaksgewijs omgebogen. Ook de invuller uit L 321 merkte op dat hij een gekromd polijststaal meestal zelf maakte door het blad van een oude vijl heet te maken en vervolgens te buigen. Diverse invullers vermeldden ook het gebruik van een zoetvijl bij het polijstwerk. Zie ook dit lemma. [N 33, 261a-b] II-11
politie bode: de boy hit hèm gepakt (Kuringen), de boy hät hem aangauwen (Mechelen-aan-de-Maas), den boy hèt hem aangehouwwen (Kaulille), garde (<fr.): de garde hiel hum oun (Landen), gendarm (fr.): de genderm het hem aangeha (Heers), de gendèrm hèt em oangehauwen (Sint-Huibrechts-Lille), gendarmen (<fr.): dao gɛndɛ̄rmə həbbə həm ōͅngəhāwə (Vroenhoven), de genderme hemmen hum aangehoijen (Houthalen), de genderme hemmen hum gepakt (Houthalen), de genderme hèbbe hm aangehaawen (Rekem), de gendermen habben hem tïegegehagen (Mopertingen), de gendermen hebben hem aangehauwen (Neeroeteren), de gendermen hebben hem aangehawen (Dilsen), de gendermen hemmen h’m aangehaën (Peer), de gendermen hĕbben hem aangehawen (Opgrimbie), de gəndermə hebbə h’m aangehaa (Heers), de jandume həmə en ojəngəha (Engelmanshoven), de jendarmen hemmen hem gepakt (Paal), de schandermen həbben həm gepakt (Wellen), de sjendermen hebben h’m aangehauwen (Reppel), de zjanderme hemmen m aangehowe (Beverlo), de zjanderme hemmen m gepakt (Koersel), de zjandèrmen hemmen hem gepakt (Achel), de zjəndèrms habbənəm aangauwə (Mechelen-aan-de-Maas), də gəndermə hemmən hum gəpakt (Beverlo), də gəndɛrmən hɛmmən höm gəpakt (Beringen), də gəndɛrmən hɛmən əm aoəngəhāwən (Hamont), də žendɛrmən hɛmmən om gepakt (Kaulille), də žəndermə həbən həm āngəhawə (Bree), police (fr.): de palis het m gepakt (Genk), de pelice het hem aughagus (Bilzen), de pelies hiet m gepaktj (Weert), de pelis et hem aongehā (Hoepertingen), de pelis heet m aangehauwen (Opoeteren), de pelis het hum aāngehaijen (Hasselt), de pelis hèt h’m aongehāe (Wellen), de pelis hèt m angehaage (Hasselt), de peliss hittem aongehage (Hasselt), de pellis hëb hum aangehaen (Hechtel), de poelis hèt hûm aangehaâ (Ulbeek), de police he hekm gepakt (Sint-Truiden), de police hed huum ôëngehage (Wellen), de police hedt hem aamgehouwen (Neeroeteren), de police hei um garreteird (Sint-Truiden), de police het em oangehawen (Hamont), de police het hem gesnap (Bilzen), de polies hee hm engehouen (Linkhout), de polies heet em gehaalt (Kaulille), de polies het èm aangehâen (Stokrooie), de polies hit hum angehawen (Lommel), de polis et m aangehouwen (Maaseik), de polis get ’m aongehaten (Val-Meer), de polis hee em aangehaan (Mielen-boven-Aalst), de polis heit hĕm gepakt (Moelingen), de polis het hem oangehage (Martenslinde), de polis het heum oêngehaa (Heers), de polis het ’m gepak (Rijkhoven), de polis hetm angehaven (Kwaadmechelen), de polis hĕt hum aangehoje (Kinrooi), de polis hit em aangehage (Hasselt), de polis hèt hem gepakt (Maaseik), de polis hèt hum oəngehaaë (Stevoort), de polis êt em aangehawen (Maaseik), de polise heêt h’m oângehagen (Mopertingen), də ples het əm āgāgə (Zonhoven), də ples hetøm angəhājə (Zonhoven), də plis hätəm gepak (Hasselt), də polis ētəmāəngāəuə (Leopoldsburg), də polis hətəm angəhagə (Alken), də pəlis heet h’m gepakt (Lummen), də pəlis hē həm ōͅngəhāi (Herk-de-Stad), də pəlis hētəm âəngəhagə (Houthalen), də pəlisə hɛt əm gəpak (Gutshoven), hij is aangeheyven dor de police (Kwaadmechelen), policen (<fr.): de pelise hebbe hum aengehage (Hasselt), de polissen hebben hem aangeha (Gorsem), de polissen hemmen hem âongehaten (Grote-Spouwen), de pəlisse həje həm aangeha (Jeuk), də policə heuben hum gepakt (Landen), politie (< lat.): de pelitie heet em oangehaan (Peer), de pelitie het m aangehauwe (Opglabbeek), de pelitie hit em aagehoon (Paal), de policie het hem auëngehaa (Groot-Gelmen), de poliessie hèd hɛm aangeha͂we (Lanaken), de polisie het həm aangəhoon (Beringen), de polissie he’bem aangehaa (Gingelom), de politie heedt hun gepakt (Rekem), de politie heeft hem een proces gemaakt (Sint-Huibrechts-Lille), de politie heeft hem gearreteerd (Vucht), de politie heeft hem gepakt (Kaulille, ... ), de politie heet hem aangehaa (Jeuk), de politie heet hem aangehaân (Peer), de politie hit hem aon gehouwen (Neerpelt), de politie hèet hem aangehauwe (Gruitrode), de politie hɛt hĕm ōͅngehāgen (Diepenbeek), de pollitie hit h’m aongehōn (Koersel), də politie hèt əm aangəhagə (Eigenbilzen), dɛ politie hi-t-em àngehawen (Lommel), polizei (du.): de polizij hat hem vaastgesat (Lontzen) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
politieagent agent: aagènt (Maastricht), agent (Amby, ... ), agènt (Urmond), agɛnt (Maastricht), en agent (Landen), nən əgɛnt (Zolder), əzuɛnt (Dilsen), ps. omgespeld volgens RND!  ageͅnt (Meeuwen), blauwe politie (<lat.): Blauwe pelisie (Blerick), blauwe, een ~: blauwe (Eys, ... ), blauwwe (Vlodrop), blauwə (Schinnen), blàwə (Susteren), d’n blaowe (Venray), ene blôuwe (Venray), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  blāūwə (Nieuwenhagen), bode: bao (Geleen), baoje (Geleen), boa (Doenrade, ... ), boaj. (Neeroeteren), boi (Bilzen, ... ), boj (Sint-Truiden), booi (Eksel, ... ), booj (Bree, ... ), bou-ë (Wellen), boy (Eisden, ... ), bōi (Peer), bōwə (Hoepertingen), boͅj (Sint-Truiden), bòə (Heerlen), ene boy (Mechelen-aan-de-Maas), ən bōy (Eigenbilzen), ənə bōi (Lanaken), ənə bōj (Neerpelt), ənə bōj. (Genk), ɛne boy (Wilderen), (= veldwachter).  bao (Klimmen), boaj = veldwachter  Bōaj (Opitter), eens op het menselijk zitvlak doelend  ene boy (Hasselt), gemeentepolitie  brooi (Millen), op het dorp, van boie  boou (Wellen), politieagent wordt niet gebruikt  boy (Dilsen), veldwachter  boei (Hechtel), boj (Martenslinde), booj (Zichen-Zussen-Bolder), boy (Waltwilder), bòu (Zonhoven), veldwachter die op het dorp dienst doet  boai (As), champetter (<fr.): champitre (Bilzen), em champetter (Landen), sjampetter (Lommel), sjampetər (Tessenderlo), sie  ne champetter (Lommel), commies (<fr.): kommies (Stein), diender: deender (Amby, ... ), deendər (Maastricht, ... ), dēndər (Maastricht, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  deendər (Maastricht), overgenomen uit het Maastrichts  dēnder (Rekem), te Maatricht  ənən dēndər (Opgrimbie), Vero.  deender (Gronsveld), garde (<fr.): gard (Genk), garde (Bilzen, ... ), gardə (Sint-Lambrechts-Herk), gart (Muizen), politieagent wordt niet gebruikt  garde (Kerkhoven), gardevil (<fr.): vgl. WBD III, 3.1 (blz. 345): gardevil.  gardevil (Loksbergen), ənj gardjuil (Herk-de-Stad), gast: `n gast (Wintershoven), gendarme (fr.): Eine genderm. (Neerharen), Eine shenderm (Opoeteren), Eine zjenderm (Reppel), einə sjendeͅrm (Opglabbeek), enie genderm (Reppel), Enə go`ndɛrm (Neerpelt), ganderm. (Houthalen), gendarm (Achel, ... ), genderm (Hamont, ... ), gendermen (Jeuk), genderrem. (Hamont), ne gendarm (Lommel), ne genderm (Koersel, ... ), ne zjənderm (Tessenderlo), sjendarm (Gulpen, ... ), sjenderm (Neeroeteren), sjendèrem (Eksel), sjinderm (Tungelroy), sjəndàrm (Epen), sxanderm (gendarme) (Zonhoven), zjenderm. (Hamont), žandēͅrm (Hamont), žəndaērm. (Stokkem), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  zjəndárrəm (Nieuwenhagen), politieagent wordt niet gebruikt  zjemderm (Kerkhoven), govie?: goovie (Maastricht, ... ), goovĭĕ (Maastricht), govie (Bunde, ... ), gōōvie (Maastricht), gōvi (Maastricht), Opm. v.d. invuller: is scheldnaam.  govie (Maastricht), hanneken-uit: WNT: hanneken-uit, (..) nachtwaker, half als bijnaam, half als gemeen znw. (beroepsnaam).  hennekenuit (Loksbergen), koperen, een ~: vgl. Maastricht Wb. (pag. 205): koperen, kopere, 2. (jongenst.) politieagent.  kōpərə (Maastricht), pikbout: pik-bout (Roermond), pikbout (Roermond), pisbode: ne pisboy (Sint-Truiden), police (fr.): `n plis (Bilzen), `n polis (Genk, ... ), `n pollis (Diepenbeek), de police (Eisden), de polies (Peer), De polis (Jeuk), eene polis (Waasmont), Ehne polis (Montenaken), Ein polies (Opoeteren), ein polies. (Kerniel), Eine pelis. (Bree), Eine police (As), eine police (Maaseik), Eine polis (Bree), ene plise. (Kortessem), enne plis (Tongeren), iene police (Groot-Gelmen), Ine police (Herk-de-Stad), inne plies (Schaesberg), inne police (Hoepertingen), inne police. (Nieuwerkerken), inne polis (Ulbeek), inne pəlice (Sint-Lambrechts-Herk), ne pelies (Reppel), ne pelis (Genk, ... ), ne police (Hechtel, ... ), ne police. (Nieuwerkerken), ne polies (Heusden), Ne polis (Neerpelt), ne polis (Sint-Truiden), nə polis (Genk, ... ), nə pəlis (Gutshoven), paolis (Mechelen-aan-de-Maas), pelice (Diepenbeek, ... ), pelies (Doenrade, ... ), pelis (As, ... ), pelĭĕs (Klimmen), pellis (Hoeselt), pelus (Kermt), pĕlìs (Zutendaal), plies (Brunssum, ... ), plis (Geleen, ... ), plĭĕs (Heerlen), plö:s (Riksingen), poles (Velm), police (Buvingen, ... ), police. (Genk, ... ), polies (Bilzen, ... ), polis (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), poliss (Hasselt), pollis (Kwaadmechelen, ... ), polís (Velm), poləs (Rotem), pōlis (Sint-Genesius-Rode), pŏlis (Bommershoven, ... ), pŏlìs (Genk), poͅles (Hasselt), poͅlís (Gelinden), pulis (Vroenhoven), pèlis (Guttecoven), pəlicə (Diepenbeek), pəlis (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), pəlis. (Koersel), pəlīs (Diepenbeek), pəlîs (Zonhoven), pɛles (Alken), ənnə polis (Walshoutem), ənə polĭs (Bree), ənə poͅlis (Sint-Truiden), (m.).  pli.s (Eys), po.li.s (Eys), accent lis  ənə poolis (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  póllis (Opglabbeek), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  pliĕs (Nieuwenhagen), Opm. is huidige benaming.  pelies (Swalmen), police  pəles (Zonhoven), ps. omgespeld volgens Frings!  ples (Houthalen), pəles (Houthalen), stadspolitie  polis (Millen), politie (<lat.): de pliesie (Venray), eine poliessie (Bocholt), enne pliesie (Oirlo), peliesje (Stein), pelisi (Wijlre), pelitie (Velden), pliesie (Maasbree, ... ), pliessie (Blerick, ... ), plisie (Blerick, ... ), plĭĕsĭĕ (Meijel), plĭĕssie (Gennep), politie (Blerick, ... ), pèlisie (Maastricht), pəliessie (Hulsberg), pəlīti (Maastricht), ’nne poliesie (Mheer), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  politie (Meerlo), politieagent: `n politieagent (Rekem), ne politieagent (Tessenderlo), pelicieagent (Hechtel), plĭĕsĭĕ áágént (Venlo), polietieagent (Neeroeteren), polisiagent (Sint-Huibrechts-Lille), polisie aagent (Oostham), polisieagent. (Neerpelt), polisəagɛnt (Borgloon), politiageͅnt (Hamont), politieagent (Achel, ... ), politieagènt (s-Gravenvoeren), politiəgɛnt (Overpelt), pəlīsīagənt (Molenbeersel), pəlĭĕsĭĕàgènt (As), ənə politiəgɛnt (Neerpelt), politieman: politieman (Klimmen), politiemanne (Thorn), scheldarm: sjelderm (Tegelen), schut: Opm. v.d. invuller: vroegere benaming was op de dorjan.  sjut (Meijel), Van Dale: II. schut, (gew.) koddebeier, boswachter.  sjöt (Posterholt), smeris: smērəs (Maastricht), trabant: verouderd  trəbant (Opgrimbie), veldwachter: veldjwachter (Ophoven), veldwachter (Eisden, ... ), veldwāchter (Diepenbeek), veldwàchter (Sevenum), veljtwachter (Swalmen), Opm. is vroegere benaming.  veldjwachter (Swalmen), Opm. v.d. invuller: vroegere benaming was op de dorjan.  veldwagter (Meijel), wout: vgl. Bakkes (t.v., 2005), Riek van Klank, hfst. 4.2  wout (Blerick, ... ) een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] || gendarme || Hoe heet &lt;&lt; een politieagent &gt;&gt; ? [ZND 40 (1942)] || politieagent [ZND m], [ZND m] || Politieagent. [ZND 05 (1924)] III-3-1
politoer demi-poli: dǝmipǫlī (Bilzen  [(gemakkelijker in te smeren dan poliersel)]  ), poliersel: pǫliǝrsǝl (Bilzen), politoer: p ̇olǝt ̇ūr (Roermond), pǫlǝtū.r (Sittard), pǫlǝtūr (Maastricht) Oplossing van schellak in alcohol die dient om het oppervlak van houten meubelen met een harde, spiegelgladde laag te bedekken. [N 56, 63a-b; monogr.] II-12
politoeren poleren: polērǝ (Klimmen), pǫlērǝ (Meeswijk), pǫlęjǝrǝ (Sittard), polieren: polīrǝ (Sint-Truiden), pǫliǝrǝ (Bilzen, ... ), pǫlīrǝ (Tongeren), politoeren: p ̇olǝt ̇ūrǝ (Roermond), pǫlǝtū.rǝ (Sittard), pǫlǝtūrǝ (Posterholt) Het oppervlak van het hout van meubels met behulp van politoersel hard en glanzend maken. [N 56, 64a; monogr.] II-12