e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poffertjespan eierpan: ęjǝrpan (Tegelen), pofferspan: pǫfǝrspan (Tegelen), poffertjespan: pøfǝrkǝspan (Ottersum) Pan van aardewerk met twee oren en acht of vijf halfronde uithollingen. [N 49, 99; monogr.] II-8
poffing, zwelling opblazing: opblazing (Zie mijnen  [(Beringen)]  [Maurits]), oppoffing: oppoffing (Zie mijnen  [(Waterschei)]  [Beringen]), poffing: poffing (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Waterschei]), soufflage: soufflage (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zwartberg]), suflāš (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  , ...[Zolder]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), zwelling: zwelling (Zie mijnen  [(Zolder)]  [Eisden]) Het omhoogkomen van de vloer van een mijngang tengevolge van druk op het gesteente. [monogr.; Vwo 720] II-5
pofmouw ballonmouw: ballonmoew (Neeritter), ballonmouw (Beverlo, ... ), ballonmŏĕw (Klimmen), ballónmouw (Venlo), balonmoͅ (Linkhout), baloͅŋmuw (Teuven), bellonmoe (Stevensweert), béllonmoew (Beek), bəloͅnmoͅw (Mechelen-aan-de-Maas), bloesmouw: bloesmoe (Hout-Blerick), bloesmoew (Grathem, ... ), bloesmouw (Middelaar, ... ), blōēsmouw (Waubach), blusmāw (Val-Meer), blūsmoͅuw (Hoeselt), blūsmoͅw (Zichen-Zussen-Bolder), gepofte mouw: gepoefde moew (Hoensbroek), holmouw: huəl mau (Vliermaal), mouw: moͅ (Linkhout), moͅuwə (Borlo), pofmouw: bufmā (Zelem), bufmoͅ (Halen), peofmoew (Guttecoven), poef-moew (Tegelen, ... ), poef-mouw (Bleijerheide, ... ), poefmaa (Jeuk), poefmau (Tongeren), poefmauw (Borgloon, ... ), poefmaw (Tongeren), poefmoe (Belfeld, ... ), poefmoeuw (Reuver), poefmoew (Brunssum, ... ), poefmoow (Heerlen), poefmouw (Bemelen, ... ), poefmow (Mesch), poefmowe (Hoensbroek), poefmowwe (Eijsden), poefmōēw (Doenrade), poefmōw (Heerlen), poefmue (Rummen (WBD)), poefmuje (Grazen (WBD)), pofmoe (Jabeek, ... ), pofmoew (Bocholt, ... ), pofmoewe (Echt/Gebroek), pofmouw (Bergen, ... ), pofmouwe (Ottersum), pofmow (Achel, ... ), pofmōw (Maaseik), pofmoͅu (Lommel), pofmu (Grevenbicht / Papenhoven), pofmuw (Bocholt, ... ), pofmuǝ (Nieuwstadt), pofmūw -mūəwkə (Rotem), pofmòùw (Borgharen), pofmøiw (Bree), pofmøywə (Bree), pofmǫw (Achel, ... ), pofmǭw (Boorsem, ... ), poofmouw (Wijk), pōēfmow (Mechelen), pōfmouw (Gronsveld), pōͅfmuw (Lanklaar), pŏĕf[móówə} (Loksbergen), pŏĕfmŏĕw (Klimmen), pŏfmau (Boekt/Heikant), pŏfmouw (Meijel), po͂ͅfmouw (Kermt), poͅfmau (Mechelen-aan-de-Maas), poͅfmou (Herk-de-Stad), poͅfmow (Stokkem), poͅfmoͅuwə (Rekem), poͅfmoͅw (Boorsem, ... ), pufmaow (Wintershoven), pufmauw (Tongeren), pufmaw (Millen, ... ), pufmā (Sint-Truiden), pufmāu (Tongeren), pufmāə (Velm), pufmeͅjəf (Kwaadmechelen), pufmow (Loksbergen), pufmōu (Diepenbeek), pufmōw (Donk (bij Herk-de-Stad)), pufmōͅ (Halen), pufmoͅuw (Opheers, ... ), pufmuw (Kesseleik, ... ), pufmyw (Opglabbeek), pufmø̄ (Hasselt), pufmøͅ (Hasselt), pufmā (Jeuk), pufmęjǝf (Tessenderlo), pufmōw (Heerlen), pufmūw (Doenrade), pufmǫw (Bilzen, ... ), puntmoeuw (Reuver), puntmouw (Houthalen), puntmōw (Heerlen), pūfma͂uw (Borgloon), pu̞fmaw (Paal), pyfmøw (Rosmeer), pòfmoe (Roermond), pòfmoew (Schimmert), pòfmouw (Panningen), pòfmow (Heugem), pófmoe (Sittard), pófmoew (Baarlo), pófmouw (Maastricht), pófmoͅu (Lommel), pófmòw (Ottersum), póófmouw (Neerpelt), pôfmoe (Holtum, ... ), pôfmoewe (Ell), pôfmoow (Oirlo), pôfmoûw (Gronsveld), pôfmôw (Eisden), pöfmoew (Schimmert), pöfmoeë (Nieuwstadt), pōfmǫw (Neerpelt), [Zie afbeelding van informant]  pofmoew (Lutterade), Aan schouder gefronst en boven elleboog of aan pols.  pôfmôw (Mechelen-aan-de-Maas), Aan schouder gerijgd en nabij elleboog aansluitend.  poefmouw (Bleijerheide), Ballonvormige mouw.  pofmöuw (Boorsem), Boven en onder aangefronst onder op bandje.  pofm[euf} (Oostham), Een pofmouw is in de schouder gerimpeld en smal vanonder, van boven breed gesneden en onder smal.  paefmauw (Herderen), i.e. korte mouw die opgepoeft is.  pŏĕfmijəf (Tessenderlo), Lang, kort, driekwart... [Zie afbeelding van informant]  pofmouw (Meijel), Lange mouw, boven geplooid en onder aansluitend (schinkel-ärmel) bij moeders bruidskleed (1896).  puntmouw (Bleijerheide), Lange mouw.  pofmouw (Schimmert), Pofmouw: Bol genaaide mouw; doe moet alle kanten on beigegaeve wiëne.  poefmauw (Bilzen), Ss. sub II. pof.  poemoew (Roermond), ss. sub pof.  pòfmou (Zonhoven), sub pof, ss. Zie ook afb. p.357.  poefmōē (Hasselt), pofmouwtje: poefmakes (Sint-Truiden), pofmoewkes (Sevenum), pofmōēke (Blerick), pofmőwke (Wijk), pofmoͅukəs (Beringen), pofmuuke (Neer), pofmykǝ (Nieuwstadt), pofmöwke (Maastricht), pufmaukə (Romershoven), pufmȳkǝ (Opglabbeek), pòfmuike (Heugem), pófmuujke (Horn), pöfmuke (Nieuwstadt), Korte mouw.  pofmuuke (Schimmert), Veel aan schouder - paulet.  pŏĕfmūūkə (Opglabbeek), Zie ook afb. p.183.  poefmouwke (Diepenbeek), schenkmouw: (sjinkmouw)  šenkmoͅuw (Neerharen) #NAME? || [pofmouw] || Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.] || pofmouw || pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] || pofmouw: mouwen met bolstaande plooien || Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
pokdalig brobbels: brŏĕbəls (Loksbergen), brubele (Loksbergen), butjes: butkens (Kerkhoven), de pokken hebben: de pokke hubbe gehadj (Neer), de pokken hemmen (Achel), gebrobbeld: gebroebbeld (Bilzen), gebróebbelt (Borgloon), gepokkeld: gepokkeld (Boorsem), [vgl. lm. pokdalig]  gepukkeld (Sevenum, ... ), gepokt: gepok (Vliermaal), gepokt (Houthalen, ... ), gepoktj (Neer), gepókt (Bree), gepôkdj (Ell), gepökt (Bree), g’pokt (Kaulille), gepòkden düvvel  gepòkt (Eksel), geschonden gezicht: gesjônje gezich (Maaseik), littekens: lidteken van de pokke (Eys), lidtikkers (Eksel), met plekken: met plèk (Weert), mottig: moottig (Heel), mottich (Amby), mottig (Bilzen, ... ), mottig gezich (Schimmert), mottig-e (Blerick), mottige (Boekend), mōttig (Blerick, ... ), mòòtig (Posterholt), móttich (Reuver, ... ), móttig (Maasniel), môottich (Swalmen), môttig (Herten (bij Roermond), ... ), [vgl. lm. pokdalig]  mottig (Baarlo, ... ), pikgezicht: pikgezicht (Lauw), pokdalig: pokdaleg (Kinrooi), pokdalich (Wijnandsrade), pokdalig (Jeuk, ... ), pokdoalig (Eigenbilzen), pokdolig (Eigenbilzen), pòëkdaalig (Bocholt), pokkelig: pokkelig (Alken, ... ), pokkəlich (Grevenbicht/Papenhoven), pŏŏkelig (Thorn), pukkelig (Doenrade), pôokkəlich (Kelpen), pokkelkuiltjes hebben: pokkelkuulkes hubbe (Gulpen), pokken: pokken (Genk, ... ), pokkengezicht: pokke-gezicht (Oirlo), pokkegezich (Hoeselt, ... ), pokkejesisj (Vaals), pôkke-gezicht (Schimmert), pokkenluik: [pokken (mv. <pok) + luiker (mv. <luik)]  poekelaoker (Oirsbeek), pokkenpuk: pokkepuk (Kinrooi), pokkenvel: pokkevel (Maaseik), pòkkevel (Maaseik), pokkerig: paokörich (Stevensweert), pokkerig (Lommel), pôkkerig (Nunhem), pokketig: poͅ.kətech (Ingber), pókkətəch (Epen), pôkketig (Geleen), pokkig: pokkiech (Simpelveld), pokkig (Hoepertingen, ... ), poklokkerig: poklokkerig (Mheer), ruwe huid: roͅu hū.t (Eys), schandeleerd: schanjuleut (Brunssum), vel vol kuilen van de windpokken: Wordt omschreven.  ə vɛ̄l vōl kulə van də wēntpokə (Montzen), verpokkeld: verpukkeld (Sevenum), verpùkkelt (Sevenum), verschandeleerd: versjandeleerd (Noorbeek, ... ), verschandeneerd: vərsjangəneert (Kapel-in-t-Zand), vol littekens: vol lèttikkes (Hechtel) pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)] || pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig, pokkelig). [N 107 (2001)] || puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
poken aanstokelen: āštøxələ (Kerkrade), afpeuteren: afpeuteren (Overpelt), keuteren: kee.tere (Hasselt), keetere (Hasselt), keeteren (Genk, ... ), ketere (Hasselt, ... ), keteren (Beverst, ... ), keu.tere (Zonhoven, ... ), keutele (Montenaken), keutere (Eisden, ... ), keuteren (Achel, ... ), keuterijən (Beringen), keutteren (Hoepertingen), keutərə (Koersel, ... ), kĕŭtteren (Groot-Gelmen), kietere (Genk), kieteren (Genk), kiĕtərə (Genk), kiêtere (As, ... ), kiëtere (Zutendaal), kiətərə (Genk), kītərə (Neeroeteren), kjeteren (Waltwilder), kjeutere (Zichen-Zussen-Bolder), kjèttərən (Eigenbilzen), kjøtərə (Vroenhoven), kuijteren (Jeuk), kuitere (Sint-Truiden), kuiteren (Jeuk), kuuteren (Maaseik), kŭŭtere (Opglabbeek), kètere (Bilzen), kêûtere (Hoepertingen), kêûtərə (Rekem), kötere (Hoeselt), kø&#x0304tərə (Eksel), kø&#x0304Y.tərə (Borgloon), køteren (Diepenbeek), køtəre (Houthalen), køtərə (Herk-de-Stad, ... ), køtərən (Tessenderlo, ... ), køʔərə (Kwaadmechelen), kø͂ͅitələ (Sint-Lambrechts-Herk), kø͂ͅtərən (Diepenbeek), køͅi̯tərə (Sint-Truiden), kütteren (Wellen), küətərə (Genk), kəteren (Sint-Lambrechts-Herk), kəttere (Ulbeek), kətərə (Alken, ... ), (keuterijzer)  keuteren (Nieuwerkerken), (keutterijzer)  keutteren (Zepperen), \"eu\"kort.  keuttere (Sint-Truiden), Dië mòt nóg ¯ns ènne stoof keu.tere  keu.tere (Zonhoven), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  keutere (Beverlo, ... ), koteren: ko.tərən (Overpelt), koetere (Achel), koeteren (Achel, ... ), koteren (Meeuwen, ... ), koətərən (Dilsen), kôêtere (Bree), opkeuteren: ópkeu.tere (Zonhoven), opkoteren  ópkeu.tere (Zonhoven), oppolferen: óppó.llefere (Zonhoven), pó.llefert (d)á vËË.ër ¯ns óp: wakker het vuur eens aan  óppó.llefere (Zonhoven), opragelen: \"het vuur oprochelen \  oprochelen (Sint-Martens-Voeren), \'t vuur get opraochele  oprao:chele (Roermond), ¯t Vuur opraochele De kachel opraochele  opraochele (Maastricht), oprakelen: op-rakelen (Neerharen), opriəkələ (Bleijerheide, ... ), oproakele (As, ... ), oprōkələ (Genk), oprø͂ͅkələ (Blitterswijck, ... ), opstokelen: opštøxələ (Bleijerheide, ... ), peuteren: peteren (Meeuwen), peutere (Kerkhoven), peuteren (Bocholt, ... ), pieteren (Opoeteren), pīētere (Opglabbeek), putteren (Kaulille), pøtəre (Houthalen), pøtərə (Lanaken), pøtərən (Neerpelt, ... ), pøͅtərən (Neerpelt), poken: poeëke (Castenray, ... ), poke (Maastricht), poëke (Meijel), poëken (Kaulille), poəkə (Echt/Gebroek, ... ), pōkə (Berg-en-Terblijt, ... ), pōəkə (Heijen, ... ), pōͅkə (Broeksittard), pōͅəkə (Herten (bij Roermond)), poͅəkə (Weert), puakə (Neeritter), pūakə (Heel), pūkə (Baarlo), in de kachel, ¯t vuur poke  poke (Maastricht), polferen: pó.llefert ¯ns èn ¯t vËË.ër:pook eens in het vuur  pó.llefere (Zonhoven), porkelen: pøͅrkələ (Gennep, ... ), porken: poerke (Venlo), poͅrkə (Afferden, ... ), pøͅrkə (Gennep, ... ), Mit \'t raokeli‰zer ien de káchel poerke  poerke (Castenray, ... ), poteren: pōtərə (Lanklaar), ragelen: raechelen (Maastricht), raochele (Echt/Gebroek, ... ), raochelen (Guttecoven, ... ), raogele (Echt/Gebroek, ... ), raogelen (Maastricht), raogelle (Sittard), rauchelen (Maaseik), rāōgele (Klimmen), roachele (Bree), roachelen (Vucht), roagele (Guttecoven), rochelen (Achel, ... ), roechele (Maaseik), rogele (Schaesberg), roxələ (Genk), rōxələ (Rekem, ... ), rōͅgələ (Borgharen, ... ), rōͅxələ (Amby, ... ), roͅu̯xələ (Lanklaar), roͅxələ (Mheer), rèùchele (Noorbeek, ... ), ròchele (Mheer), ròchëlë (Tongeren), röachele (Heerlen), röchele (Heerlen), r‧ōͅxələ (Montfort), (mit ?t sjtovenieser)  rôchele (Schimmert), Fr. \"on\".  ronchele (Eisden), In de kachel, in e vörke raochele  raochele (Maastricht), Raochel ins in de sjtoof Raochel \'t vuur neet oet  rao:chele (Roermond), ô als in engels board  rôggele (Buchten), rakelen: rakelen (Gennep, ... ), raokele (As, ... ), raokelen (Bocholt, ... ), raokələ (Arcen, ... ), raukelen (Opoeteren), rāokele (Meerlo), reukele (Blerick, ... ), roakele (As, ... ), roakelen (Neeroeteren, ... ), roakələ (Opglabbeek), roakələn (Bree), rokele (Meijel), rokelen (Reppel), rokkelen (Hamont, ... ), rokələ (Genk), rōkələ (Neeroeteren), rōəkələ (Genooi/Ohé, ... ), rōͅkələ (Afferden, ... ), räökele (Venlo), ròkelen (Eigenbilzen), rôkele (Schimmert), rôkkelen (Lanaken), rôâkele (Opitter), rôâkələ (Opitter), rôôkele (Bree), rökelen (Ospel), rø͂ͅkələ (Blitterswijck, ... ), rø͂ͅəkələ (Sevenum), røͅakələ (Bleijerheide, ... ), r‧ōͅkələ (Kinrooi), (boven de trema op de o, hoort nog een streepje).  rökele (Waubach), dit betekent, in het vuur porren  raokele (Venlo), lange ö. n.b. boven de öö, moeten nog horizontale strepen staan; deze combinatie is niet te maken.  röökele (Tienray), mit en raokel-iezer  räökele (Oirlo), rèekele èe = è in pere  rèékele (Gulpen), rammelen: rammele (Maastricht), rammelen (Meeuwen), rammələ (Eigenbilzen), raummele (Eisden), stokelen: sjtuchele (Heerlen), stoeakele (Montzen), šty(3)̄kələ (Vijlen), štykələ (Heerlen), štyəkələ (Rimburg), štø&#x0304əkələ (Epen), štøxələ (Bleijerheide, ... ), štøəkələ (Eupen), štø͂ͅkələ (Eupen, ... ), stoten: stoeten (Neerharen), sty(3)̄tə (Neerglabbeek), vonkelen: pokelen? Verwandschaft mit ndl. poken  føͅkələ (Eupen) het vuur oppoken || het vuur oprakelen || in de kachel poken [ZND 40 (1942)] || in de stoof rakelen || in fornuis poken || keuteren || koteren || Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] || oppoken || oppoken b.v. vuur || oppoken, opstoken || oppolferen || oprakelen || oprakelen (het vuur) || oprakelen, oppoken || oprakelen, oppoken (van vuur) || oprakelen, opporren || opstoken || poken [SGV (1914)], [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || poken (van kachel of vuur) || poken bijv. in vuur || poken van de kachel || poken, koteren || poken, rakelen || rakelen || rakelen (= poken) || rakelen, koteren || rakelen, poken || stochern || stochern, poken - porren [ZND m] || vuur oppoken III-2-1
pokkel pokkel: pokǝl (Eupen) Weeffout, veroorzaakt door ongelijkmatige spanning van de kettingdraad. [monogr.] II-7
pokken pokken: de pokke (Klimmen, ... ), de pôôken (Eisden), poekke (Doenrade), pokke (Eys, ... ), pokken (Mielen-boven-Aalst, ... ), pokken (op de bek, ogen en kop) (Jeuk), pokkə (Beesel), pokə (Meijel), pookke (Meijel), pòekkə (Guttecoven), pòkke (Doenrade, ... ), pókkə (As), pôkke (Herten (bij Roermond), ... ), (v. (mv.).  poͅ.kə (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  pokke(n) (on d’ooge) (Bilzen), pokken on de bêk (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  pókke (Zolder), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  pokken (Gruitrode) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: ontsteking van de oogleden (oogvliesjes)? [N 93 (1983)] || Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)] III-3-2
pokken en difterie daften (ww.): døftǝn (Gelieren Bret), difterie: difterie (Boshoven, ... ), pokken: pokǝ (Boshoven, ... ), pukǝ (Oirsbeek), sprik: sprek (Boekt Heikant, ... ), sprik (Oud-Waterschei), sprouw: sprei̯ǝw (Lommel), spriǝf (Kwaadmechelen), sprēi̯ǝw (Lommel) Pokken en difterie, variola avium en diphteria avium, zijn twee namen voor dezelfde pluimveeziekte, veroorzaakt door een virus. Het is een ziekte van de huid: oogleden, kam en lellen, en van de slijmvliezen: keelholte en strottenhoofd. Uitwendig ziet men wratachtige zweren en inwendig gele, eveneens wratachtige etterpunten. [N 19, 64] I-12
pol pol: pol (Castenray, ... ) bosje planten in groei III-4-3
polichinelle assepoester: assepoester (Lanaken), drolligen typ: droligen tiep (Houthalen), hansworst: hanswoas (Wellen), hansworst (Ophoven), hauswos (Bilzen), harlequin (fr.): harleking (Houthalen), jantje klaas: jantjə klaos (Mechelen-aan-de-Maas), kaboutermannetje: kabowtermannəkən (Zonhoven), kampelmannetje: kaampəlmenskə (Montzen), kâmpelmĕnsche (Montzen), kleddermannetje: kleddermenneke (Velm), kokkelman: kookəlman (Sint-Truiden), kunstenmaker: kunstemieker (s-Gravenvoeren), kunstenmaker (Eksel), kwakzalver: kwakzalver (Heusden), kwiebus: kwiebes (Tessenderlo), lorejas: lorjas (Sint-Truiden), marionet: mariŏnet (Sint-Truiden), paljas: paljas (Sint-Huibrechts-Lille), pəljas (Molenbeersel), poesjenel: poesjenel (Amby, ... ), po‧chənel (Maastricht), pužəneͅl (Hamont), polichinelle: plö:šənəl (Riksingen), polesəneͅl (Sint-Truiden), polichenel (Loksbergen), polichinel (Zolder), poliesjenel (Hasselt), poͅlišəneͅl (Hasselt), popje: pøpkə (Rotem), vastenavondgek: vastenoavedgek (As) Polichinelle. [ZND 05 (1924)] III-3-2