e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pocketing pocketing: pocketing (Eijsden) Sterke katoenen voering voor broekzakken. [N 59, 201] II-7
poeder, pulver griezel: grīēzəl (Loksbergen), gruis: grues (Wijlre), grusj (Meijel), gruuhs (Herten (bij Roermond)), gruus (Brunssum, ... ), grūūs (Beesel), meel: mael (Weert), mul: möl (Heerlen, ... ), poeder: peujer (Eigenbilzen), poeier (Blerick, ... ), poeijer (Sittard), poejer (Doenrade, ... ), poejjer (Beesel, ... ), poejər (Grathem, ... ), pojer (Houthalen), pojjer (Eksel), pojər (Houthalen), poïər (Diepenbeek), pōējer (Amby, ... ), pōējər (Heerlen, ... ), pŏĕiər (Nieuwenhagen), pŏĕjer (As), pŏĕjər (Epen, ... ), pūūjər (Opglabbeek), pyjər (Meeuwen), pòijər (Loksbergen), pôjer (Maasbree), pûjer (Bree), tot poejer (Neer), m.  p‧ui̯ər (Eys), poef: pof (Weert), pōf (Tungelroy), pŏĕf (Klimmen), pulver: poelfer (Vlodrop), polfer (Maastricht, ... ), polfər (Heerlen), poljer (Susteren), pollefer (Maastricht), polver (Eys, ... ), pulfer (Geulle), pullefer (Klimmen, ... ), pulver (Beesel, ... ), pulvər (Reuver), pälvər (Venlo), pòlfer (Bree, ... ), pólvər (Nieuwenhagen), pôlver (Melick), pùlləvər (Maastricht), (m.)  poləfər (Maastricht), (vroeger).  pôlfer (Herten (bij Roermond)), m.  p‧oͅləfər (Eys), snuf: snuf (Sevenum, ... ), stof: sjtaaf (Reuver), sjtaohf (Herten (bij Roermond)), sjtāōf (Beesel), staōf (Heythuysen), stof (Meijel, ... ), stuf (Venlo), stóf (As), stôf (Oirlo), stub: sjtub (Simpelveld), sjtŭp (Nieuwenhagen), sjtöb (Klimmen, ... ), sjtöp (Heerlen), sjtúp (Doenrade), steup (Hoeselt), stub (Gulpen, ... ), stöp (Maastricht), stəp (Loksbergen), m.  štø.p (Eys), tepulver: ps. onder de l moet nog een rondje staan  təpōͅləfər (Borgloon) pulver [ZND m], [ZND m], [ZND m] || tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)] || tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)] III-4-4
poedersuiker bloemsuiker: bloemsoeker (Hasselt), blôemsôekkër (Hoeselt), poedersuiker: pôjjersôkker (Gronsveld), stampsuiker: Jet sjtamp¯tsoekker uvver d¯r kóch sjträue  sjtamp’tsoekker (Kaalheide/Onderspekholz), staub-suiker: sjtaubtsoekker (Kaalheide/Onderspekholz), stubsuiker: sjtöpsôkker (Gronsveld) poedersuiker III-2-3
poef poef: Fr. pouf  poef (Hasselt) poef, groot vormloos zitkussen uit soepel leer of een kunsstof, dat op de grond staat of ligt III-2-1
poel bats: batš (Banholt, ... ), kuil: kul (Berg / Terblijt, ... ), poel: poǝ.l (Hasselt), poǝl (Heel, ... ), pul (Grubbenvorst, ... ), puu̯.l (Eupen), pōl (Amby, ... ), pōǝl (Heerlen, ... ), pū.l (Borgloon, ... ), pūl (Afferden, ... ), pǫu̯l (Bingelrade, ... ) Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.] I-8
poel, plas kuil: koele (Berg-en-Terblijt, ... ), koelen (Oirlo), plas: plas (Loksbergen, ... ), plats: platṣ (Montzen, ... ), poede: py̞‧d.ə (Eupen, ... ), poel: dər pū̞l (Henri-Chapelle, ... ), peul (Amby, ... ), peŭl (Meerssen), pēūl (Susteren), pēūle (Velden), pool (Heerlen, ... ), poole (Horst, ... ), poole? (Nederweert), poul (Sittard, ... ), poul? (Bingelrade), pōēle (Merselo), puil (Doenrade, ... ), pul (Halen), puul (Afferden, ... ), pūūl (Swolgen, ... ), pöl (Mechelen), pøøeul (Eijsden), pø͂ͅl (Gulpen), (subst. plur.)  poole (mv.) (Maastricht), (verkleinwoord: puleke; meervoud: puËl).  poēl (Castenray, ... ), boven de ö staat een lengte-teken  pöl (Arcen), jong  poele (Gennep), oud  puul (Gennep), ps. invuller twijfelt over het begrip!  dər pōl (Moelingen), dər pū̞l (Moelingen), poeltje: peulke (dim.) (Maastricht), poet: py̞t (Eupen, ... ), ven: vén (Meldert), waats: waatsj (Sittard), (waatsje).  waatsj (Sittard), waterkoet: watərkot (Beringen), watertjes: weterkes (Maastricht), wijer: weͅər (Halen, ... ), wijertje: weͅi̯ərkə (Beringen) plas [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || plas of meertje midden in de hei (ven, vin?) [N 27 (1965)] || poel, plas || poel, vijver [ZND 08 (1925)] || poelen (mv.) [SGV (1914)] || watertjes, plassen III-4-4
poelie kijlpoelie: kī.lpuli (Rothem), poelie: poli (Eigenbilzen, ... ), puli (Heijen, ... ), pōli (Leopoldsburg), pǫli (Mechelen, ... ), pǫlī, pǝlī (Bilzen), riemschijf: rimsxīf (Meerlo), rēmš ̇īf (Helden, ... ), rēmšīf (Herten, ... ), schijf: šīf (Heel), snarenrad: snǭrǝrāt (Maastricht), v-poelie: vēpōli (Zutendaal), vęjpǫlī (Loksbergen), v-riemrad: vērēmrāt (Neeritter), v-snaarrad: vēsnǭrrāt (Neeritter) De schijf die de aandrijfkracht van de motor via de drijfriem overbrengt op de as van de center die in de vaste kop is bevestigd. [N 53, 228b] || Wiel dat voorzien is van flensranden of van een groef en dat gebruikt wordt om er een drijfriem of een ketting over te laten lopen. Zie ook afb. 76 in Wld ii.3 (pag. 104) en het lemma "drijfriem". [N 33, 258; monogr.] II-11, II-12
poesjenellenkelder jan-klaassenspel: jan klaassen spul (Meerlo), kelder: kalder (Bilzen), keldertje: kalərkə (As), poesjenellenkelder: (er bestond in Bilzen geen) poesjenêllekalder (Bilzen), poesjenellekelder (Born, ... ), poesjenellekeller (Genk), poesjenêllekalder (Bilzen), poesjunellekeldur (Brunssum), poessjenellekelder (Klimmen), pusjəneͅləkeͅldər (Susteren, ... ), pusjəneͅləkɛldər (Maastricht, ... ), pusjəneͅləkɛ̄ldər (Maastricht), Kaller is kelder.  poesjenellekaller (Eigenbilzen), poppenkast: poepekas (Schinnen), poopekas (Velden), poppekas (Eksel, ... ), poppekast (Neer), popəkas (Geleen), pōpəkast (Heel), pupəkas (Doenrade), poppenspel: póppespel (Kinrooi), poppentheater: poppetejater (Kanne), speelruimte: sp"lry(3)̄mtə (Blerick), tribune: triebuun (Vlodrop), zaal: zaal (Maasniel) de ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje] [N 112 (2006)] || De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)] III-3-2
poetsborstel borstel: bø̜ǝštǝl (Montzen), bōrstǝl (Meijel), insmeerborstel: ensmę̄rbǫrsǝl (Milsbeek), schoenborstel: schoenborstel (Lommel), šunbosǝl (Bilzen), šōnborstǝl (As), šōnborsǝl (Roggel), uitpoetsborstel: ytputs˱bǫrsǝl (Milsbeek), ūtputs˱bø̄stǝl (Dilsen), uitwrijver: uǝtvriǝvǝr (Maasbree), wichsborstel: wiksbyštǝl (Bleijerheide) De borstel voor het poetsen. [N 60, 143b] II-10
poetsen afkiemen: āfkimǝ (Maasbracht), afknippen: afknepǝ (Helden), āfknepǝ (Neeritter), afsnijden: afsnęjǝ (Meijel), ǭfsnęjǝ (Diepenbeek), afsteken: afstēkǝ (Sint-Truiden  [(aan de buitenkant)]  ), afstē̜kǝ (Loksbergen), afvegen: āf˲vęjgǝ (Weert), kiemen eraf halen: kiemen eraf halen (Maastricht), kouten: kǫwtǝ (Sint-Truiden  [(aan de binnenkant)]  ), ontkiemen: ontkiemen (Arcen), ontkimǝ (Alken, ... ), õntkimǝ (Swalmen), oppoetsen: oputsǝ (Ottersum), poetsen: poetse (Venlo), poetsen (Horn), putsǝ (Horn, ... ), scheuten afdoen: šø̄t āfdōn (Stramproy), uitkuisen: øtkøsǝn (Tessenderlo), uitpoetsen: ūtpǫtsǝ (Maastricht), uitsteken: ātstēkǝ (Sint-Truiden  [(aan de binnenkant)]  ), vegen: vē̜gǝ (Meeswijk, ... ), wannen: wanǝ (Meerssen) De overtollige eindjes wis die aan de binnen- en buitenkant van de mand uitsteken, met behulp van een poetsmes wegsnijden. Zie ook het volgende lemma. Een uitstekend eind van een wis werd in Sint Truiden (P 176) kout (kǫwt) genoemd. [N 40, 74; monogr.] || Kiemen, stof en onzuiverheden van de geëeste graankorrels verwijderen. Vraag N 35, 44 luidde: "Hoe noemt U het verwijderen van de scheuten van de korrels". In een aantal gevallen gaven de zegslieden termen op die betrekking hadden op de drie bewerkingen samen. Bij de woordtypen "poetsen" en "wannen" is het dan ook niet duidelijk welk van de bewerkingen het hier betreft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''moutpoetsmachine''.' [N 35, 14; monogr.] || poetsen II-12, II-2, III-2-1