e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbel scheluwe steektrap dobbel verdreven steektrap: dubǝl vǝrdrēǝvǝ štē̜xtrap (Bleijerheide), dobbel windscheve trap: dǫbǝl wenjtšęjvǝ trap (Stein), verdreven trap: vǝrdrēvǝ trap (Ottersum, ... ) Trap waarvan de treden zowel boven als beneden scheefhoekig op de bomen liggen. De dubbel scheluwe steektrap is dus eigenlijk te beschouwen als een uit twee enkel scheluwe trappen bestaande trap. Zie ook afb. 69c. [N 55, 126] II-9
dubbel sierhek barrier: barēr (Brunssum, ... ), barīr (Sint-Truiden, ... ), brēr (Berg / Terblijt, ... ), bręi̯ǝr (Einighausen), bǝrēr (Geleen, ... ), dobbel barrier: dǫbǝl barēr (Mheer), garni: garnęi̯j (Vijlen), grille: grel (Beringen, ... ), groot barrier: gru̯āt brēr (Berg / Terblijt), grote poort: grōtǝ port (Haelen), hek: hęk (Peij), hɛk (Venlo), hekken: hɛkǝ (Wanssum), inrijhek: enrihɛk (Venlo), inrijpoort: enriport (Panningen), enripōrt (Linne), poort: port (Berkelaar, ... ), poǝts (Kerkrade), pōrt (America, ... ), pǭrt (Baarlo, ... ), sierhek: tsīrhɛk (Vaals), stanketsel: stankɛtsǝl (Gulpen, ... ), štakɛtsǝl (Merkelbeek), veken: vē̜kǝ (Guttecoven), voorpoort: vø̄rpōǝts (Vaals) Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6] I-8
dubbele dienst dobbelschicht: dubǝlšix (Klimmen), overschicht: yǝvǝršix (Klimmen) Dubbele dienst op één werkdag waarbij men dus bleef doorwerken, bijvoorbeeld de dag- en middagdienst. [monogr.] II-5
dubbele en gecombineerde krompasser achtkanterpasser: axtkantǝrpɛsǝr (Jeuk), beentjespasser: bęntjǝspɛsǝr (Klimmen), buitenpasser: bū.tǝpɛsǝr (Rothem), dansmeester: dansmęjstǝr (Montfort), de acht: dǝ ax (Kerkrade), diktepasser: diktǝpɛsǝr (Klimmen), dobbele buitenpassel: dǫbǝlǝn būtǝpɛsǝl (Helden, ... ), dobbele kromcirkel: dubǝlǝ kromtserkǝl (Spekholzerheide), dobbele krompasser: dubǝlǝ krompasǝr (Kerkrade), dobbele passer: dubǝlǝ pasǝr (Heerlen), dǫbǝlǝ pɛsǝr (Rothem  [(hier niet in gebruik)]  ), dobbele vandiktepasser: dǫbǝlǝ vandektjǝpɛsǝr (Neeritter), doorsnedepasser: dōrsnējpɛsǝr (Neeritter), dubbele krompasser: døbǝlǝ krompęsǝr (Well), dø̜bǝlǝ kromppasǝr (Reuver), dø̜bǝlǝ krompɛsǝr (Herten), grote passer: grǭtǝ pasǝr (Montfort), kromme passer: kromǝ pɛsǝr (Maastricht), passer: pasǝr (Meerlo), verdikpasser: vǝrdekpɛstǝr (Bevingen), vǝrdekpɛsǝr (Maastricht), verdiktepasser: vǝrdiktǝpɛsǝr (Herten) Dubbele krompasser met S-vormige benen. Wanneer het scharnier in het midden van de S-vormige benen is geplaatst, wordt deze passer vooral gebruikt voor het opmeten van uitwendige maten. Er bestaan ook uitvoeringen van de passer waarbij het scharnier aan het uiteinde van de S is aangebracht. Met dit type worden inwendige maten opgemeten. De gecombineerde krompasser bestaat uit een combinatie van de krompasser en de voetjespasser. Zie ook het lemma "voetjespasser" en afb. 83. [N 33, 252d; N 33, 252f; N 64, 80b] II-11
dubbele ladder dobbele ledder: dubǝlǝ lɛdǝr (Waubach), dobbele steekledder: dubǝlǝ štē̜xlɛdǝr (Kerkrade), dobbelleer: dǫbǝlliǝr (Meijel), dǫbǝllīr (Jeuk), dobbeltrap: dǫbǝltrap (Gulpen), dubbele leer: døbǝlǝ lēr (Ottersum), dubbele reformleider: dø̜bǝlǝ rǝfǫrmlɛjǝr (Maasbree), dubbelledder: dø̜bǝllø̜dǝr (Klimmen), dubbelleider: dø̜bǝllɛjǝr (Heel, ... ), uitsteekleider: ūtštē̜klɛjǝr (Herten) Ladder bestaande uit twee delen die aan de bovenzijde scharnierend met elkaar zijn verbonden. [N 67, 63d] II-9
dubbele lat dobbele lat: dobǝl lat (Sint Odilienberg), panlat: panlat (Stein) Lat met een formaat van ongeveer 3.5 x 5 cm (1.5 x 2 duim). [N 50, 73c] II-12
dubbele lijn bindteugel: beŋtø̄gǝl (Tegelen), bindteugel (Venlo), dobbel kordeel: dǫbǝl kǝdęl (Kiewit), dǫbǝl kǝrdil (Helchteren, ... ), dǫbǝl kǝrdiǝl (Beringen, ... ), dǫbǝl kǫr`dīl (Diepenbeek), dobbel leizeel: dǫbǝl lēi̯zēl (Beverst), dobbel zeel: dǫbǝl zęi̯l (Eind, ... ), dobbele guide: dǫbǝl git (Wellen), dǫbǝl gīt (Hasselt), dobbele koord: dǫbǝl kōrt (Linde), dobbele kordeelkoord: dǫbǝl kǝrdilkōrt (Gelieren Bret), dobbele lei: dǫbǝl lęi̯ (Ell), dobbele leiriem: dǫbǝlǝ lē̜i̯rēm (Stokkem), dobbele leis: dǫbǝlǝ lęi̯s (Blerick), dobbele lijn: dabǝl lęi̯n (Val-Meer), dubǝl liŋ (Heerlen, ... ), dǫbǝl lei̯n (Bree), dǫbǝl leŋ (Oost-Maarland), dǫbǝl lin (Baexem, ... ), dǫbǝl liŋ (Achel, ... ), dǫbǝl lēnj (Meijel  [(bij het ploegen)]  ), dǫbǝl lē̜i̯n (Lanklaar), dǫbǝl lē̜n (Sint Pieter), dǫbǝl lęi̯n (Gronsveld, ... ), dǫbǝl līn (Ten Esschen), dobbele lijnt: dǫbǝl līnt (Neerpelt), dubbel kordeel: døbǝl kǝdęl (Heppen), dø̜bǝl kǝdęl (Maaseik), dubbel leidsel: dø̜bǝl lęi̯tsǝl (Roermond), dubbele bekriem: dø̜bǝlǝ bɛkrēm (Herten, ... ), dubbele lijn: dø̜bǝl lin (Maasmechelen, ... ), dø̜bǝl līn (Boukoul, ... ), dubbele lijnt: dø̜bǝl lint (Afferden), dɛbǝl lęnjtj (Kerensheide) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10
dubbele pik bik: bek (Belfeld, ... ), bikkel: bekǝl (Beek, ... ), beqǝl (Dieteren, ... ), bikǝl (Mesch), bēkǝl (Limmel), dobbele pioche: dobǝlǝ pījos (Genk), dobǝlǝ pīos (Sint-Truiden), dǫbǝlǝ pioš (Opglabbeek), dobbelpik: dobǝlpek (Meeuwen, ... ), dǫbǝlpek (Gelieren Bret, ... ), dobbelpioche: dobǝlpios (Diepenbeek), dubbele bikkel: dø̜bǝlǝ bekǝl (Gronsveld), houweel: hǫwiǝl (Blerick), hǫwēl (Leuken), hǫwīǝl (Venlo), kaphamer: kaphǭmǝr (Tessenderlo), pik: pek (Heythuysen, ... ), pikhak: pekhak (Weert), pikhamer: pekhāmǝr (Eys), pekhǭmǝr (Rijckholt), pioche: p(i)jos (Beverst), pi(j)ǫs (Beverst), pijas (Heythuysen), pijos (Kleine-Brogel, ... ), pijoš (Sint-Truiden), pijǫs (Lummen), pijǫš (Zonhoven), pios (Paal), pioš (Bree, ... ), piǫs (Kuringen), pjos (Hoeselt), pjǫs (Alken, ... ), pījos (Berverlo), pīos (Kaulille), (mv)  piǫšǝ (Lommel), puntbik: pønt˱bek (Tegelen), puntbikkel: pønt˱beqǝl (Sittard), puntpioche: pyntpioš (Mal), pøntpijǫs (Sint-Truiden), putpioche: pøtpijǫs (Lummen  [(put = mijn: dit type hak werd ook in het ondergrondse mijnbedrijf gebruikt)]  ), rothak: rǫthak (Schinveld), scherpe bikkel: šɛrpǝ bekǝl (Bilzen), spitshaak: špetshǫak (Vaals), spitshak: špetshak (Kerkrade) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
dubbele ring dobbele ring: dobǝlǝ rēŋ (Griendtsveen), dobbelring: dobǝlrēŋk (Meijel, ... ) Ring opgebouwd op een basis van twee scheerturven en twee kopturven tot 16 turven dik hoog. Dit doet men, als de turf tegen de winter nog niet goed gedroogd is. [II, 83b] II-4
dubbele toegangspoort van een gesloten erf buitenpoort: bǭtǝpōrt (Lummen), dubbelpoort: dø̜bǝlpōrt (Stevensweert), gelegpoort: gǝl‚ēxpōǝt (Herk-de-Stad), gevelpoort: gē̜ ̞vǝlpǫrt (Bree), grote poort: grutǝ [poort] (Borlo), grōtǝ [poort] (Swalmen), grūtǝ [poort] (Mechelen, ... ), grūǝtǝ [poort] (Herten), grǫu̯tǝ [poort] (Borgloon), hofpoort: hōfpōrt (Maastricht), hōfpǫrt (Tungelroy), ingangspoort: i ̞ngāŋspoǝt (Vliermaal), ingaŋspu̯ó̜t (Millen), inrijdeur: enrai̯dø̄r (Paal), inrijpoort: enrai̯pu̯oǝt (Tongeren), enręipōrt (Berverlo), enręi̯pu̯ǫt (Eigenbilzen), enrīpǭrt (Hout-Blerick), inrē̜ ̞pōrt (Leopoldsburg), ęnr‚ēpōt (Herk-de-Stad), invaart: envārt (Neer, ... ), invaartspoort: e ̝nvārtspōǝrt (Maasmechelen), koerpoort: kōrpōrt (Lummen), mesthofpoort: męsthǫfpōt (Spalbeek), opvaart: op˲vārt (Maaseik), op˲vǭrt (Milsbeek, ... ), ǫp˲vãt (Borgloon), ǫp˲vārt (Baarlo, ... ), ǫp˲vǭ.(r)t (Tongeren), plaatspoort: plātsport (Montfort), poort: [poort] (Aldeneik, ... ), pǭts (Bocholtz), poort aan de straatkant: pōrt ān dǝ strǭtkā.nt (Lanaken), poort voor: pu̯øt ˲vē̜ ̞r (Rosmeer), straatpoort: štrǭtpǭrt (Klimmen), vaarpoort: vārpōrt (Heugem), veldpoort: vɛltpǫrt (Bree  [(aan de achterkant van het erf)]  ), voorpoort: vi̯ørpu̯ǫt (Val-Meer), vi̯ø̜rpu̯ø̜t (Zichen-Zussen-Bolder), vø̄rpǭrt (Guttecoven), vērpǭrt (Kiewit), vęi̯rpǫrt (Bree), voorste poort: vērstǝ pōrt (Hasselt), winningepoort: weneŋǝpǭi̯t (Mal) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6