e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif uit het laatste nest van het jaar achterblijver: achterbliever (Meijel), bamisjongen: bamis jonge (Geleen), derde pieper: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’nen dêrden piēper (Bilzen), derde toer: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’nen dêrden toēr (Bilzen), derde-reekspieper: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  dêrde reeks piēper (Bilzen), derde-rondepieper: 3de ronde piepers (Tongeren), een uit de laatste ronde: une oet de leste runjde (Doenrade), een van de laatste ronde: Opm. v.d. invuller:  une van de leste runjde (Doenrade), heel late, een -: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de heil laote (Bilzen), kleine, een -: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de kleen (Bilzen), kleintje, een -: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de kleenekes (Bilzen), laat jong: laat jongk (Weert, ... ), laat jònk (Echt/Gebroek), laat jóng (Venray), laat-jonk (Beesel), laot joenk (Mielen-boven-Aalst), lāt joŋk (Meijel), Opm. v.d. invuller: ook: went\\rkweek, laatj kweek.  laat jónk (As), late duif: late doef (Lutterade), late jongen: ene late jong (Doenrade), laate jònge (Sevenum), laate jónge (Geleen), late jonge (As, ... ), late jônge (Herten (bij Roermond), ... ), loate jonge (Houthalen), ’nen late jónge (Klimmen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne lao.te jònge (Zolder), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  lote jongen (Gruitrode), late nestjongen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  laote nèsjoenge (Bilzen), late pieper: late pieper (Sint-Pieter), lāātə piepèr (Guttecoven), leate pieper (Kortessem), loate piepers (Vlijtingen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  laote piēper (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  lààtə piepər (Grathem, ... ), late, een -: laate (Vlodrop), laote (Jesseren, ... ), lauwte (Jeuk), oene late (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  enné late (Wanssum), nestpinner: mispenner (Wijlre), nestpenner (Koersel, ... ), nèspenner (Rijkhoven), (m.).  neͅ.sp‧ɛnər (Eys), (toegift).  nestpenner (Tongeren), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  nèspênner (Bilzen), Opm. v.d. invuller: die raaft niet uit.  nestpender (Jeuk), ozelduifje: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  én oozelduufke (Wanssum), uit het laatste nest: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  oet ’t lèste nèst (Thorn), van de vierde hik: (v.).  va.n də v‧ēərdə he.k (Eys), vijfde toer: een vijfde toer (Tongeren) duiver die op nestspel gespeeld wordt [N 93 (1983)] || Hoe heet een duif uit het laatste nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
duif uit het tweede nest van het jaar een uit de tweede ronde: Opm. v.d. invuller: of driejde runjde, enz.  une oet de tweêde runjde (Doenrade), een van de tweede ronde: Opm. v.d. invuller: of driejde runjde, enz.  une van de tweêde runjde (Doenrade), eenjarige, een -: ejaerige (Eys), jaarling: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  jèùrling (Grathem, ... ), jong van een tweede nest: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne jònge van en twīē.den nèst (Zolder), jonge, een -: joenge (Mielen-boven-Aalst), jonge (Vlodrop), middelvroege jongen: middel-vruuj jònge (Sevenum), nakomer: nao-kommer (Meijel), pieper: pieper (Guttecoven), pieper tweede ronde: pieper twide ronde (Kortessem), pieper van de tweede ronde: piejper van de twide ronde (Jeuk), pieper van de 2e ronde (Rijkhoven), tweede broed: tweede broed (Jesseren), tweide breuj (Buchten), twédə brut (Meijel), tweede hik: de tweede hik (Doenrade), tweede hik (Geleen), tweede hikker: ’ne twieëde hikker (Klimmen), tweede reeks: Opm. v.d. invuller: ook: vreeg\\ kweek, z؉m\\rkweek.  in twīēdə reeks (As), tweede reekser: twĭĕde reekser (Eisden), tweede trek: 2e trèk (Echt/Gebroek), tweede trêk (Swalmen), tweede-reekspieper: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  tweide reeks piēper (Bilzen), tweede-rondepieper: 2de ronde piepers (Tongeren), uit het tweede nest: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  oet ’t twiədje nèst (Thorn), van de tweede hik: (v.).  va.n də tw‧iədə he.k (Eys), vierde toer: een vierde toer (Tongeren), vroege jongen: vreuge jonge (Lutterade), vroege pieper: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  vrigge piēper (Bilzen), zomerjong: zoeemerjongk (Weert), zomer-jong (Beesel), zomerjong (Sint-Pieter), zómer jóng (Venray), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  en zómmer jong (Wanssum), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  zomerjonk (Gruitrode), zomerjongen: zomer jonge (2e reeks) (Houthalen), zomerjonge (Koersel) Hoe heet een duif uit het tweede nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
duif zeer donker met weinig kleurschakeringen bronz (fr.): Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’ne braozei (Bilzen), donkele, een -: donkele (Rijkhoven), (m.).  do.ŋkələ (Eys), donkere rode, een -: donkere rooie (Houthalen), donkere, een -: doenkerə (Guttecoven), do‧nkere (Weert), dónkere (Geleen), griezel: griezel (Venray), kraaizwarte, een -: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’ne kraezwatte (Bilzen), spreeuw: Bij vergelijking met 1. Spreeuw.  sprîef (Zolder), steenrode, een -: ’ne stein-rōēi-je (Sevenum), zwarte tijger: zwatte tieger (Jesseren), zwarte, een -: ein zwarte (Echt/Gebroek), ene zjwarte (Doenrade), ne zwarte (Koersel), sjwartə (Beesel), sjwatte (Wijlre), une sjwarte (Doenrade), zjwart (Swalmen), zwart (Eisden, ... ), zwarte (As, ... ), zwartə (Meijel), zwat (Jeuk, ... ), zwate (Tongeren), zwatte (Kortessem), zwàrt (As), ’ne zjwarte (Klimmen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’ne zwatte (Bilzen, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne zwárte (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  zwartə (Grathem, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  zwarte (Wanssum), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  zwarte (Thorn), zwartse, een -: zwatze (Eys) 2. Kleine zwarte duif. || Hoe noemt men een duif zeer donker met weinig kleurschakeringen (zwart)? [N 93 (1983)] III-3-2
duif, algemeen duif: da:f (Aalst-bij-St.-Truiden), daauwf (Tongeren), daf (Mielen-boven-Aalst), daof (Hoeselt, ... ), daoəf (Velm), dauf (Beverst, ... ), dauv (Martenslinde), dāūf (Bilzen), dāv (Sint-Truiden), deüf (Hasselt), doe.f (Gennep, ... ), doe:f (Beringen, ... ), doef (Afferden, ... ), doef, duf (As), doev (As), doeve (Roermond), doeëv (Bree), doeəf (Sevenum), doĕf (Overpelt, ... ), doĕëv (Lanklaar), dooef (Heusden), doof (Sint-Truiden), dooəf (Kuringen, ... ), dou-f (Wellen, ... ), dou:f (Sittard), douf (Amby, ... ), douf, doeve, duifke (Maastricht), douv (Martenslinde), douwf (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), doyf (Gutshoven), doèf (Venlo), doéf (Tegelen), doêf (Tungelroy), doûf (Gronsveld), dōē:f (Roermond), dōēf (Blitterswijck, ... ), dōf, douf (Kermt), dōūeuv (Genk), dōūf (Peer, ... ), dōv (Gelinden, ... ), dōͅf (Bommershoven, ... ), dŏef (Baelen, ... ), dŏeëv (Lanklaar), dŏĕf (Eys, ... ), doͅf (Hoepertingen, ... ), doͅuf (Moelingen), doͅuu̯f (Maastricht), doͅuwf (Maastricht), doͅu̯f (Zonhoven), doͅəf (Tessenderlo), doͅəv (Tessenderlo), doͅ‧u.f (Moelingen), du:f (Opgrimbie), duf (Beek (bij Bree), ... ), duf, deuf (Maaseik), duf, dōōef (Elen), duf, dy(3)̄f (Opglabbeek), duif (Beringen, ... ), duijf (Rosmeer), duoef (Niel-bij-As, ... ), duu.f (Gennep, ... ), duvv (Eupen), dūf (Hamont, ... ), dūīf (Lommel, ... ), dŭf (Gemmenich), du‧f (Eupen), dy(3)̄v (Opglabbeek, ... ), dyf (Meeuwen), dààf (Sint-Truiden), dâf (Sint-Truiden), dôëf (Tessenderlo), dø͂ͅ.f (Herk-de-Stad, ... ), dø͂ͅf (Beringen, ... ), dø͂ͅəf (Zelem), døͅyf (Lommel), dûf (As, ... ), d‧uf (Kerkrade, ... ), d‧ūf (Eygelshoven), [Boven de oe staat een soort 0 boven geschreven. Of betreft het hier een verkortingsboog die zowel voor de o als voor de e geldt?]  doef (Meerssen), gerekt  doef (Helden/Everlo), gezegde: "wae de naober wil kreite (pesten), mot hawen doeven en geite  doeven (Merkelbeek), hê hêt völ doeve op zien daak  doef (Beegden), in NOL behalve Q 199  d‧uf (Montzen), klank van Nl. boek Boileau: Noord-Oost-Luiks (NOL)  duf‧ (Montzen), kort  douf (Sint-Pieter), mv.  doeve (Beek, ... ), doevve (Vijlen), döf (Griendtsveen), mv. doeve; dim. duifke  douf (Maastricht), oe lang  doef (Brunssum), pl. doeve  dūf (Beek) duif || Duif [SGV (1914)] || duif [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 18 (1935)], [ZND m] III-4-1
duif, overige soorten akkerpit: verwilderde tamme duif  akkerpit (Altweert, ... ), beul: sterke, vlugge duif  beul (Echt/Gebroek), blauwe: duif met blauwachtige kleur  blaowe (Castenray, ... ), duivin  blaow (Castenray, ... ), dikke duif: wilde duif  dikke doyf (Gutshoven), dltjere: torenduiven  döltjere (Vijlen), donker(e duif): duivesoort: ne liechten dónkele "een grijskleurige duif  dónkel (Maastricht), grijsje: grijze duivensoort  griezelke (Maastricht), grijze duivesoort  griezelke (Maastricht), grijze (duif): gries (Sittard), houd: houd (Neeroeteren), kapucijner: met een brede halskraag  kapetsien’ger (Bleijerheide, ... ), kets: kêts (Tongeren), kropduif: bep. duivensoort  kropdouf (Maastricht), kropper: kropper (Gronsveld), kropduif; "hoegvlegers en kroppers  kropper (Maastricht), kropduiven  kröppesj (Sittard), kroppet: krop’pet (Bleijerheide, ... ), kropduif  kròppet (Heerlen), kröppet (Heerlen), moesj: bijv. de "mòsj"is achtergebleven  mòsj (stoott.) (Echt/Gebroek), bonte duif  moesj (Bleijerheide, ... ), met veel witbont in het verenkleed  mósj (Sittard), pauwenstaart: powwestárt (Castenray, ... ), pauwstaart: duifje dat zn staart kan opvouwen als een pauw  poͅu̯wstat (Niel-bij-St.-Truiden), pauwstaartje: poustètsje (Sint-Truiden), poûwsjtertsje (Gronsveld), duivesoort  pauwstertjes (Sittard), pawsjtertje (Hoensbroek), postduif: paosdoēf (Castenray, ... ), postdoef (Altweert, ... ), potduif: duif alleen goed om te worden opgegeten  potdouf (Maastricht), reisduif: rees’doef (Bleijerheide, ... ), rei:sdōē:f (Roermond), reisdoef (Altweert, ... ), reisdoèf (Venlo), rejsdoûf (Gronsveld), rɛisdyf (Meeuwen), postduif  reisdoef (Sittard), schck: schäck (Eupen), bonte soort  sjek (Echt/Gebroek), witpenduif  sjek (Sittard), schulver: met schubvormige tekening op de vleugels  sjuelver (Gronsveld), sierduif: see:rdōū:f (Roermond), tseer’doef (Bleijerheide, ... ), smerel: tamme witte duif gebruikt om te goochelen  smeərəl (Zonhoven), spijker: minderwaardig soort  sjpiékert (Gronsveld), sierduif; geen reisduif  spîeker (Maastricht), spijkerd: sjpiekert (Sittard), huisduif  schpiekert (Valkenburg), sjpiekert (Sittard), huisduif, duif die het hok niet verlaat  spîchert (Montzen), minderwaardig soort  sjpiékert (Gronsveld), veldduif  sjpieket (Heerlen), spichert (Eupen), sprikker: gespikkelde —  sjprik’ker (Bleijerheide, ... ), surlet: wit en ros; uit wa. surlèt (DL)  sürlè (Tongeren), vale (duif): blauwrood of grijs-geel-rood  vaal (sleept.) (Echt/Gebroek), met vale kleur  vaal (Bleijerheide, ... ), muiskleurig  vôlë (Tongeren), veldduif: veld’doef (Bleijerheide, ... ), veldkets: ketsen = rondlopen  ve.ldkets (Hasselt), reisduif, slechte soort  veldkets (Genk), veldketser: vêldkêts(ër) (Tongeren), veldkletser: veldjkletser, veldjkretser (Echt/Gebroek), veldkratser: ideosyncr. tamme duif die zn voedsel zoekt v.h. vled  veldkratser (Sittard), veldkretser: veld’kratser (mv.) (Tegelen), die op de akker voedsel zoekt  veldkretser (Castenray, ... ), tamme duif die haar voedsel op het veld gaat zoeken  vēldkretser (Blitterswijck, ... ), veldkretserd: veljtkretsert (Sittard), vleesduif: gekweekt om op te eten  vlizdoͅu̯f (Zonhoven), wild (subst.): weljt (Zonhoven), witkop: witkop (Castenray, ... ), witschaar: witte  wïtsjéer (Tongeren), witstreep: duivesoort  witstriep (Maastricht), zwerveling: zervende postduif  sjwerveling (Sittard) duif, naar kleur || duif, ov. soorten [ZND 08 (1925)] || duif, soort [N 83 (1981)] || duif, wilde — || kropduif [SGV (1914)] || postduif || sierduif [ZND m] || veldduif [ZND m] || vleesduif III-4-1
duifje duifje: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  e daajfke (Bilzen), roekje: Kindert.  roekske (Maastricht) Duifje. || Hoe heet een jonge duif, nog te jong om mee te spelen? [N 93 (1983)] III-3-2
duig bomstuk: bǫmštø̜k (Tegelen  [(bredere duig waar het bomgat in gemaakt werd)]  ), druif: dr ̇uf (Meeswijk), dr ̇ūf (Roermond  [(meervoud: drūvǝ)]  , ... ), drōf (Gronsveld), drū.f (Panningen), drūf (Eisden, ... ), drǫwf (Maastricht  [(meervoud: drūvǝ)]  ), duif: dūf (Tongeren), duig: duig (Borgloon, ... ), dȳ.x (Tungelroy), dȳx (Ell, ... ), dø̜̄x (Hasselt), dē̜x (Hasselt), plank: plaŋk (Roermond), ponstuk: pǫnstøk (Tongeren  [(bredere duig waar het bomgat in gemaakt werd)]  ), staaf: stāf (Blerick  [(meervoud: stē̜f)]  , ... ), štā.f (Panningen  [(meervoud: št ̇ē̜f)]  ), štāf (Tegelen  [(meervoud: štē̜f)]  ) Elk van de gebogen platte stukken hout waaruit de wand van een kuip, ton of vat is samengesteld. Zie ook afb. 207. Volgens een invuller uit Tegelen (L 270) gebruikte de kuiper uit die plaats de benaming staaf (štāf) om een rechte duig aan te duiden. Een gebogen duig werd een duig (dø̜jx) genoemd. In het algemene spraakgebruik was echter het woord druif (drūf) gangbaar. [N E, 10; monogr.] II-12
duighout gelachterhout: glātǝrhǫwt (Schimmert) Algemene benaming voor het gekliefde hout dat bestemd is voor het vervaardigen van duigen. [N E, 10] II-12
duigmal model: modɛl (Maastricht), sjabloon: šablōn (Neer) Soort gebogen winkelhaak met hele en halve maatstrepen waarmee de breedte van een duig kan worden nagemeten. Zie ook afb. 213. [A 32, add.; monogr.] II-12
duiken dompelen: [vgl. lm. DOMPELEN in WLD III, 1.2, pag. 56]  in het dompelen (Peer), duikelen: dauwəkələn (Tessenderlo), deukele (Hasselt), diekelen (Neeroeteren, ... ), doeikelen (Opoeteren, ... ), doukele (Stevoort), duikele (Gutshoven, ... ), duikelen (Beringen, ... ), dui’elen (Lommel), dukele (Maaseik, ... ), dukkelen (Vucht), duuk`le (Bocholt), duukelen (Neerpelt, ... ), dūëkele (Rekem), dôkelen (Stokrooie), dôëjkelen (Tessenderlo), dö-ələn (Oostham), dökele (Beringen), dükele (Rekem), dükelen (Achel), en t waəter dø͂ͅkele (Herk-de-Stad), en t wetter denkele (Hoepertingen), en twa͂wətər dəkəln (Zonhoven), en ət wāter dükele (Rekem), entwa͂ter dōͅkele (Houthalen), in et water doekele (Kinrooi), in het waoter doaikelen (Tessenderlo), in het water duikelen (Beringen, ... ), in het water dükelen (Kaulille), in het wetter duikelen (Gorsem), in t waoter duikelen (Neerpelt), in t waoter dükelen (Achel), int water duikelen (Maaseik), int water duïkele (Maaseik), int wetter denkelen (Heers), int wetter duikele (Wellen), int woweter dui-elen (Lommel), int wâter duikelen (Grote-Spouwen), änt wa͂ter dökele (Zonhoven), én het woïter deuikele (Riksingen), [OVT]  daukelde (Peer), ich dukkelde (Stokkem), B.v. (2) Van de wipplank duikelen.  døͅəkələ (Niel-bij-St.-Truiden), Hij duikelde van de wipplank.  døͅy?ələn (Lommel), Hij duikelt van de brug af het water in.  dykələ (Meeswijk), lange u  int waater dukelen (Reppel), moeilijk leesbaar  duingkelen (Kwaadmechelen), of wooter?  in t woater duikelen (Sint-Huibrechts-Lille), Sub plonger: Het Nl. woord d[.yk\\l\\wordt ook gehoord, maar dan alléén om het duikelen in het water uit te drukken; (nooit bij het voetbalspel).  dø.ykələ (Tongeren), Syn. plónzjeere.  deù.kele (Zolder), u of oe?  in t water dūkelen (Kaulille), ui tussen ui en eu  duikele (Paal), ui zoals in franse un  int wōtter duikelen (Koersel), ü of oe?  dukele (Beek (bij Bree), ... ), dukelen (Moelingen), dukkelen (Opgrimbie), duukele (Ophoven), duukelen (Dilsen), in het water dukelen (Mechelen-aan-de-Maas), in t water dukele (Kaulille), in t water dukelen (Bocholt), int waoter dukelen (Riemst), int water dukele (Neeroeteren), duiken: daaike (Tongeren), doeke (Gruitrode), donke (Eupen), douëken (Kwaadmechelen), duike (Lummen, ... ), duiken (Alken, ... ), duiəkən (Sint-Truiden), duke (Eupen, ... ), duuke (Venlo), duûke (Kaulille, ... ), dààken (Sint-Truiden), dø͂ͅike (Loksbergen), dúike (Sint-Truiden), dûke (Bree), ent wâter düəkə (Bree), in het water dauken (Peer), in hèt wetter douken (Ulbeek), in t waoter dauke (Beverlo, ... ), in t waoter dauken (Beverlo), in t waoter doken (Mopertingen), in t water doken (Mopertingen), in t water duiken (Peer), in t woater doke (Rosmeer), in t woitter duiken (Linkhout), on t waoter dooken (Eigenbilzen), ondərwaətər duiəjkə (Leopoldsburg), zich duiken (Bree), èn het waeter duike (Hasselt), èn t water dûke (Opglabbeek), èn t wàter duiken (Hasselt), Ich dook en snapdjen m biej de bein.  duke? (Echt/Gebroek), In t water -.  duke (Swalmen), moeilijk leesbaar  dohheken (Helchteren), NB 2. Duikelen: de keeper duikt naar de bal.  døͅəkə (Niel-bij-St.-Truiden), Sub plonger: naast duiken.  duiken (Kanne), u of oe?  in t water dukken (Kaulille), ueu zoals in gueule  èn t wàter dueuke (Hasselt), ui als de schwa in het , maar lang aanhouden  in het water duiken (Paal), ui als zonder i  onder waoter duiken (Genk), onder wetter duiken (Genk), Van obbe kant doök ter de kolk ein van Boembroekmeule al sjijnt da gevaorlek te zijn: hij dook in de kolk van de Bombroekmolen, hoewel dat gevaarlijk is.  duike (Kortessem), zwakke o  dōke (Borgloon), ü of oe?  duke (Hamont, ... ), dūken (Bocholt), in t waoter duuken (Lanaken), ü?  duke (Montzen), flonsen: [sic, of plonsen?]  in t wetter flonsen (Mielen-boven-Aalst), in het water springen: entwäter sprenge (Hasselt), in het weter spriinge (Groot-Gelmen), in t water springen (Sint-Truiden), in t wetter spreinge (Heers), īn het woͅter sprenge (Vroenhoven), onder water gaan: onner woͅtter gon (Martenslinde), ondergaan: hi kan ondergaan (Sint-Truiden), ondergaan (Jeuk), ongergenke (Hasselt), onnergaon (Kuringen), plensen: plaensje (Klimmen), plongeren (<fr.): in het water plongeeren (Houthalen), innt woater plondjère (Hasselt), planjeeren (Bilzen), plongeere (Hasselt), plongeeren (Gingelom, ... ), plongere (Jeuk), plongeren (Genk), plongieərə (Heers), plonzjeere (Genk), plonžī:rə (Gemmenich), plòőzjeire (Sint-Truiden), plónzjeere (Zolder), plôzjièrrë (Hoeselt), èn het waeter plongeere (Hasselt, ... ), a van planzjeeren zoals in Franse dans  int water planzjeeren (Moelingen), ai zoals in je vais  int waater plongiairen (Val-Meer), De keeper plongeerde naar de bal.  ploṇžɛərn (Zonhoven), De kipper plòzjeërt de bal oat d`n hók.  plòzjèèr`n (Diepenbeek), Fr. plonger.  plőzjére (Hasselt), plónzjeeëre (Zonhoven), plôozjièrë, plőozjièrë (Tongeren), g = gamma  plongérə (Engelmanshoven), Gg. hellen, duiken.  plo͂ͅžɛ.irə (Gingelom), Het Nl. woord d[.yk\\l\\wordt ook gehoord, maar dan alléén om het duikelen in het water uit te drukken; (nooit bij het voetbalspel).  plu.̞žjɛrə (Tongeren), Naast duiken.  plo͂ͅ:že:rə (Kanne), soppen: [vgl. lm. DOMPELEN in WLD III, 1.2, pag. 56]  in et water tsoppe (Lontzen) (Vervoegingen): [Duiken]. || 1. Duiken (onder water). || 1. In water duiken. || Duikelen (zwemsport, voetbal). || Duikelen. [Willems (1885)] || Duikelen: 1. [Duikelen]; 2. Duiken. || Duikelen: duiken. || Duiken (bij t voetbal, bij t zwemmen in t water springen). || Duiken (zich onder water voortbewegen). || Duiken naar de bal of in de voeten (voetbalspel). || Duiken, een duiksprong maken. || Duiken. || Duiken: 1. Onder water duiken. || Duiken; plonger (Fr.). || In het water duiken. [ZND 33 (1940)] || Plonger: Duikelen. || Plonger: duiken (in t water) of naar een bal -. || Plongeren. || Plongeren: *Duiken. || Plongeren: Duiken. || Plonjeere: Tauchen; (Fussb., vom Torwart) nach dem Ball hechten. III-3-2