e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dwarsgang querslag: kwęršlāx (Kelmis) Smalle gang die vanuit een zijgang in de ertsader werd gedreven. In deze gang werd het erts gewonnen. De breedte was 1 tot 1.20 m en de hoogte 1.80 m. [monogr.] II-4
dwarshout dol voor karzelen: dǫl vø̜jr kęjrzi-jǝlǝ (Loksbergen) Dwarshout in grote kegelvormige klossen of tollen. Men krijgt dan twee handvatten, één aan iedere kant. Soms zit het dwarshout maar aan één kant als handvat. [N 48, 69b] II-7
dwarshout, schoor querhout: kwęrhōt (Kelmis), spreit: šprajts (Kelmis), spreitje: šprajtskǝ (Kelmis) Steunbalk tussen de ondersteuningen in een mijngang. Deze werd geplaatst als grote druk dit vereiste. Een dwarshout werd zowel tussen de stijlen en kappen van verscheidene ondersteuningen - in de lengterichting van de mijngang - als ook tussen de stijlen van een enkele ondersteuning - dwars op de lengterichting dus - geplaatst. [monogr.] II-4
dwarskap barrage: barrage (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), béle de cassage: bēl dǝ kasās (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), béle de chassage: bēl dǝ šasās (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Waterschei]), béle montante: bēl mõ̜tãtǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg]), béle/beel: bēl (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), dwarsbeel: dwarsbeel (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Winterslag] [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), dwarsbēl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), dwarskap: dwarskap (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Maurits]  [Wilhelmina]  [Emma] [Domaniale]), dwērškap (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Maurits]), dwēǝškap (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), dwęǝškap (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), dwę̄škap (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), dwarskapje: dwarskɛpkǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Willem-Sophia]), haladje: halatš (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Eisden]), kap: kap (Geleen  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), onderlegger: ø̜ŋǝrlęqǝr (Stein  [(Maurits)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), ondertog: oŋǝrtsox (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), oŋǝrtsux (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Julia]), oŋǝrtsøx (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), ōŋǝrtsox (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]  , ... [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), querkap: kwērkap (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]), querscheen: kwē̜ršen (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma]), traverse-beel: travɛrsǝ bēl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Waterschei]), trávɛrs bēl (Zie mijnen  [(Waterschei)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), warskap: wēǝškap (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]  [Domaniale]) Kap die in de dwarsrichting van de pijler of de mijngang wordt geplaatst. De dwarskap is extra versterkt en bestaat uit twee elementen. Zij wordt gelegd op de plaats waar vanuit een steengang een galerij wordt begonnen. Zij moet extra stevig zijn omdat, al naar gelang de hoek die de galerij ten opzichte van de steengang maakt, één of meer kappen van de galerij met één uiteinde op de dwarskap rusten. [N 95, 303; monogr.; Vwo 105; Vwo 297; Vwo 299; Vwo 352; Vwo 792] II-5
dwarsklampen dwarsklampen: dwarsklāmpǝ (Ottersum), klampen: klampǝ (Posterholt, ... ), querklampen: kwērklampǝ (Bleijerheide), richels: rīgǝls (Sint Odilienberg), traverses: travē̜rs (Bilzen) De horizontale planken in het geraamte van de deur met vergaring. [N 55, 23c] II-9
dwarsligger biels: bils (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Zwartberg, Eisden]  [Willem-Sophia]), bille: bel (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  , ...[Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bil (Lanklaar  [(Eisden)]  ), dwarsligger: dwarslegǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), dwarsligger (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Wilhelmina]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Maurits]), dwęšleqǝr (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), dwę̄sleqǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]), querlegger: kwērlɛqǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), sousguide: sousguide (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), sugit (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Winterslag, Waterschei]), (mv)  sugidǝ (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zolder]), sugīdǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Eisden]), travers: travers (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Eisden]), travęr (Hamont  [(Eisden)]   [Eisden]), travę̄r (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Maurits]), travɛrs (Eisden  [(Eisden)]   [Eisden]), zwel: šwęl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Zwartberg, Eisden]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), šwɛl (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Laura, Julia]  [Julia]  [Domaniale, Wilhelmina]), šw˙ɛl (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), žwęl (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]), žwɛl (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De dwarsligger waarop de rails werd bevestigd. [monogr.] || Houten of ijzeren dwarsligger waarop de spoorstaven worden bevestigd. De vormen "sousguide" en "travers" worden in de Belgische mijnen voornamelijk ondergronds gebruikt, terwijl men bovengronds meestal van "bille" spreekt (Vanwonterghem pag. 202). [N 95, 709; monogr.; Vwo 132; Vwo 300; Vwo 722; Vwo 790] II-4, II-5
dwarsliggers liggers: legǝrs (Weert) De balken die dwars onder de stellingdelen van de zwichtstelling bevestigd zijn. Zie ook afb. 24. [N O, 57d] II-3
dwarspijler dwarspijler: dwars[pijler] (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Julia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]), dwarspijler (Kerkrade  [(Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Wilhelmina]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Eisden]), dwę̄š[pijler] (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma]), dwarsstreb: dwēšštrēp (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), dwarstaille: dwarstęj (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), parallelstreb: paralɛlštrēp (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), querspijler: kwę̄rspęjlǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), querstreb: kwēǝrštrēp (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), kwę.arštr ̇ēp (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), kwę̄rštrēp (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), warspijler: wēǝšpęjlǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]) Pijler die evenwijdig aan de strijkrichting van de koollaag ligt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -(pijler) het lemma Pijler. [N 95, 480; N 95, 286] II-5
dwarsstuk van de t-vormige hoeve aanbouw: ǭnbǫu̯ (Achel, ... ), huis: hǫi̯s (Rosmeer), hǭs (Boekt Heikant), kruk: krøk (Hoensbroek, ... ), kręk (Kermt), krōk (Meldert), kweer: ku̯ēr (Grathem  [(als zelfst nw gebruikt)]  ), schele kamer: šɛ̄l kāmǝr (Helden), stam: stam (Beringen), voorhuis: vø̄rhūs (Sevenum), vø̜rhȳs (Ottersum), warsbouw: wɛ̄rsbǫu̯ (Tegelen), warshuis: wē̜ ̞rshūs (Panningen), winkelhaak: weŋkǝlhāk (Beringen), winkelhuis: weŋkǝlhø̜̄i̯s (Bree) Bedoeld is het bouwdeel waarin zich het woongedeelte bevindt; dit kan eventueel ook het woongedeelte van de L-vormige bouw zijn. Zie de toelichting bij het lemma "L-vormige hoeve" (1.2.2). Vergelijk ook kaart 4 en afbeelding 4. [N 4A, 2d] I-6
dwaze streek bak: un bak (Maastricht), dolle streken: dat zönt döl sjtrichə (Montzen), dat zø døl štrîəĕkĕ (s-Gravenvoeren), domgraverij: v.  d‧uəmgr‧oͅavəreͅ.i̯ (Eys), domme streek: dom sjtrieëk (Nieuwenhagen), dom streek (Montfort), doumme sjtriek (Merkelbeek), ⁄n dom sjtreek (Geulle), domme streken: dat zond dom strege (Montzen), farce (fr.): fars (Eksel), flap: ⁄nne flap (Maasbree), flater: flater (Gulpen, ... ), frats: frats (Caberg, ... ), fráts (Nieuwenhagen), gek gedaans: gek gedoons (Bree), gekke kuren: datsingeͅkəkīrə (Martenslinde), gekke kûren (Bilzen), gekke kuur: dat əs ən geͅkkə ky(3)̄r (Lanaken), gekke streek: das gekkə strīk (Riksingen), eng gèkke sjtrich (Simpelveld), gekke sjtreek (Reuver), gekke streek (Maastricht, ... ), gekkesjtreek (Melick), gekkestreek (Ell, ... ), gēkke schtrēēk (Schimmert), geͅkə strēͅk (Peer), gèkkə sjtrîêk (Epen), gèkkə streek (Gennep), gèkkəstrēēk (Maastricht), ⁄n gekke strièk (Vlijtingen), gekke streken: das zēn gekkə strīkə (Vliermaal), dasen geͅkə strīkə (Bommershoven), dat sen gekə strēkə (Rekem), dat sie gekke strjëkke (Rosmeer), dat zen gekəstrēk (Opgrimbie), dat zien gekke streek (Amby), dat zīn gekke strēkə (Eisden), deͅt zèn geͅkkestrēk (Molenbeersel), d⁄as zèn gekke streek (Wellen), ⁄t zeen gekke struk (As), gekke vlaag: ⁄n gekke vlög (Beek), gekke zwaai: gekke zweij (Weert), gekkenwerk: gekkəwerk (Urmond), get stoms: get sjtóms (Kapel-in-t-Zand), kalverstreek: kaoversjtreek (Nunhem), kapsones: kapsoonə (Beesel), kinderachtigheid: da⁄s kengerechticheed (Sint-Truiden), kinderage: das kēndĕrrāžĕ (s-Gravenvoeren), dat iz kènjëraazjīē (Lanklaar), da⁄s kiŋərazi (Eisden), kinderij: da⁄s kengerê (Sint-Truiden), kinderkuren: dat zin kinnerkure (Val-Meer), kinderspel: dat es e kengerspeel (Montzen), kinderstreek: dad ɛz ən kiŋərstrēk (Rekem), dadesənkënərstr[i}ek (Martenslinde), das ein kiŋərstrīk (Vliermaal), das en kennərstrīk (Riksingen), das ĕn kindĕrstrēk (Oostham), das ən kenjərstrīk (Rotem), das ən kɛŋərstrek (Mielen-boven-Aalst), das ⁄n kinderstreek, (Amby), das ⁄n kinderstrjëk (Rosmeer), dat es e kengerstreeg (Montzen), dat es en kenderstre[i}k, (Bilzen), dat es ən ke[iŋnərstrēk (Zonhoven), dat es ⁄n kenjerstreek, (As), dat is nə kingərsjtrich (Montzen), dat iz⁄n kènjërstreeëk (Lanklaar), dat s en kēneͅrstrīk (Koninksem), da⁄s ⁄n keng⁄rstreik (Sint-Truiden), da⁄s ⁄n kinderstreek (Tessenderlo), dets ⁄n kinnerstreek (Wijchmaal), deͅ es en kendərstrēk (Sint-Huibrechts-Lille), deͅ ⁄s ən kenjərstrēk (Molenbeersel), deͅsənkendərstrek (Hamont), deͅt ez ê[i}n kennərstrī[ə}k (Opglabbeek), däs ən kendərstrēk (Hamont), d⁄as èn kengerstreek (Wellen), d⁄as ⁄n keengerstreek (Velm), kendərstrēk (Sint-Huibrechts-Lille), keŋərstrek (Sint-Truiden), kinderstreek (Sint-Huibrechts-Lille), kinderstreken: da zēn kèngərstreek (Kermt), da zeͅn kēŋərstrek (Sint-Truiden), dat zen keŋərstrēk (Opgrimbie), dazen keŋərstrīk, (Bommershoven), dazen keͅŋərstreͅik (Gelinden), da⁄z⁄n kindərstrēk (Tessenderlo), kuur: kŭŭr (Loksbergen), onnozele streek: onnuuzel schtreek (Amby), slimme streek: slum streek (Stein), stomme frats: ein sjtom frats (Schimmert), stomme streek: eine stomenstrek (Thorn), en stoom streek (Oirlo), sjtom sjtreek (Roermond), sjtôom (streek) (Swalmen), stjomme sjtreek (Nieuwstadt), stjommen strēk (Neer), stomme streek (Born), stomme strek (Eys), stòmme sjtrièk (Noorbeek, ... ), stómmə streek (Venlo), ⁄n stomme streek (Heythuysen, ... ), stomme truc: sjtommə truuk (Maastricht), stommigheid: sjtŏmmighēēt (Nieuwenhagen), stommiteit: en stommiteit (Oirlo), stommiteit (Leopoldsburg), stŏmiteit (Tungelroy), stômmiteit (Hoensbroek), strapatzen (du.): sjtrapatze (Geleen), streek: eine stjreek (Neer), sjtreek (Posterholt, ... ), sjtrēēk (Reuver), streek (Maastricht, ... ), strĕch (Montzen), strīēk (As), štri.ch (Montzen), ⁄n sjtreek (Maasniel), stroppenstreek: ströppestreek (Maastricht), toer: enne toer (Hoeselt), toer (Meeuwen), toere (Jeuk), vlaag: eine vlöóg (Geleen), vlöäg (Waubach), vlöəch (Heerlen), vuile streek: vuilstreek (Meijel), waai: ⁄n waej (Montfort), wichterstreek: das wichterstreek (Houthalen), da⁄s wichterstreek, (Eksel), woei: woei (Stein), zotte streken: da ze zottĕ strē⁄eͅn (Oostham), da zen zotte streken (Tessenderlo), da zeͅn zottə strek (Sint-Truiden), da zie zotte streek (Eksel), da zijn zotte streek (Houthalen), da zin zotte streik (Sint-Truiden), da zèn zotte streke (Velm), da zɛn zaotəstrekə (Mielen-boven-Aalst), dat zin zotta strīk (Koninksem), dazen zotə streͅik (Gelinden), deͅ zīn zottə strēk (Sint-Huibrechts-Lille), deͅt zēn zoͅttəstrī[ə}ken (Opglabbeek), deͅzinzoͅtəstrek (Hamont), dä zīn zottə strēk (Hamont), zotte streken (Sint-Huibrechts-Lille), zottə strēkən (Zonhoven), zotə strek (Sint-Truiden), zottemannenkuren: zotəmanəky(3)̄rən (Sint-Huibrechts-Lille) Dat is een kinderstreek, dat zijn zotte streken [ZND 07 (1924)] || Dat is een kinderstreek, dat zijn zotte streken. [ZND 07 (1924)] || een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)] || onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] III-1-4