e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dwangbuis camisole de force (fr.): Van Dale (FN): camisole, ss. camisole de force, dwangbuis.  camisole-d-force (Leopoldsburg), dwangbuis: dwaan-buis (Maastricht), dwaangbuis (Maastricht), dwaank-buis (Maastricht), dwang buis (Born), dwang-bŭŭs (Schimmert), dwangbeus (Brunssum), dwangbeusj (Meijel), dwangbuis (Amby, ... ), dwangbuus (Blerick, ... ), dwangbūūs (Sevenum), dwangbûûs (Schinnen), dwankbuuhs (Herten (bij Roermond)), dwàngbūūs (Heel, ... ), dwàngbóws (As), dwángbuus (Venray), (v.).  dw‧aŋb‧øͅi̯s (Eys), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  dwangbuus (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  dwángbūūës (Nieuwenhagen), dwangjak: tswánkjàk (Heerlen), dwangrok: tswankrok (Kerkrade), gekkenjak: gekkəjak (Maastricht), harnas: hàrnàs (Epen), kamizool (<fr.): kammezol (Maastricht), rotkapotje?: rotkapootje (Stein) een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsbalk bahneschwelle (du.): (v.).  bā.nəšu̯‧ɛl (Eys), balk: belk (Doenrade), biel: bi-l (As), biel (Bree, ... ), bil (Pey), Opm. v.d. invuller: u = doffe [\\] van [lo:p\\].  bul (Eigenbilzen), ps. omgespeld volgens RND!  bil (Meeuwen), biel?: bĭĕlə (Epen), biels: biel(s) (Herten (bij Roermond)), biels (Blerick, ... ), bielze (Kerkrade, ... ), bielzen (Bunde, ... ), bielzə (Guttecoven), bils (Amby, ... ), bilse (Maastricht), bilze (Geleen), bīēls (Venlo), bĭels (Klimmen), bĭĕls (Heel, ... ), bĭĕlzə (Heerlen), bjéls (Diepenbeek), de biels (Klimmen, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  bĭĕlzə (Maastricht), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  biels (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  biĕls (Nieuwenhagen), ps. omgespeld volgens Frings!  bøls (Houthalen), dwarsligger: dwarsliggers (Meijel), ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!  dwérsliGər (Kapel-in-t-Zand), schwelle (du.): Van Dale: Schwelle, 1. drempel, dorpel; -2. biel(s), dwarsligger; -3. (terrein)verhoging.  sjwèllə (Heerlen), spoorbiels: spoorbiels (Gennep, ... ), treinbiels: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  trijnbəls (Opglabbeek) de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsbalk van de hooihark balk: balǝk (Baarlo, ... ), bālǝk (Gelinden, ... ), balkje: bɛlǝkskǝ (Velden), brug: brø̜k (Horn), dwarsbalk: dwarsbalǝk (Gennep, ... ), dwērsbalǝk (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), dwē̜i̯sbalǝk (Halen), dwarshout: dwēǝšhōt (Eygelshoven), gritselbalk: gritsǝlbalǝk (Opheers), gritselkop: gretsǝlkǫp (Hasselt, ... ), hoofd: hø̄t (Bocholtz), kam: kam (Sevenum), kamp (Maasmechelen, ... ), keper: kēpǝr (Maasmechelen), kop: kǫp (Achel, ... ), raam: rǭm (Smeermaas), reek: rē̜k (Baexem, ... ), reekhout: rē̜khǫu̯t (Guttecoven), reekkop: rēkkǫp (Kiewit), reekskop: rē̜kskǫp (Hamont, ... ), rekebalk: rē̜kǝbalǝk (Herkenbosch, ... ), rekekop: rē̜kǝkǫp (Bree, ... ), rɛ̄kǝkǫp (Peer), rekepen: rē̜kǝpɛn (Weert), schei: šęi̯ (Nunhem), stek: štɛk (Waubach), streefboom: strē̜i̯fbǭm (Stokkem), tandbalk: tant˱balǝk (Klimmen, ... ), warsbalk: wē̜sbalǝk (Montfort), wē̜ǝšbalǝk (Mechelen), warshout: wē̜rshǫu̯t (Roermond) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien [eg]scheien: [eg]sxē̜ǝ (Linkhout), [eg]sxęi̯ǝ (Velden), [eg]šęi̯ǝ (Koninksem), achterbalk: axtǝrba.lǝk (Urmond), achterste balk: jā.stǝ ba.lǝk (Overrepen), ęxstǝ balǝk (Duras), balken: bɛ.lǝk (Zutendaal), balken in terwars: balǝkǝ ęn tǝrwē̜s (Rummen), balkjes: bɛlǝkskǝs (Maaseik, ... ), bɛ̄lǝkskǝs (Gronsveld, ... ), binnenbalken: benǝbalǝkǝ (Tongeren), benǝbálǝʔǝ (Kerkhoven), bęnǝbalǝkǝ (Brustem, ... ), binnenste balken: bęnǝstǝ ba.lǝkǝ (Rekem), dwarsbalken: dwars˱balǝkǝ (Aijen, ... ), dwars˱bɛ ̝lǝk (Kronenberg), dwars˱bɛ.lǝk (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), dwars˱bɛlǝk (Neeritter), dwarš˱ba.Ikǝ (Schimmert), dwarš˱bɛlǝk (Posterholt), dwãrs˱ba.lǝkǝ (Smeermaas), dwi̯ās˱balǝkǝ (Donk), dwárs˱bē̜ ̞lǝk (Horst), dwē ̝ǝ.s˱bɛ.lǝk (Leut), dwērs˱bɛlǝk (Heugem), dwēǝ.s˱bɛ.lǝk (Meeswijk), dwē̜.rs˱ba.lǝkǝ (Lanaken, ... ), dwē̜š˱bē̜ ̞lǝk (Brunssum), dwē̜ǝrs˱bālǝkǝ (Gingelom), dwē̜ǝs˱bálǝkǝ (Borlo), dwī ̞ǝrš˱bɛ.lǝk (Cadier), dwīǝ.s˱bɛ.lǝk (Meeswijk), dwarsbalkjes: dwarsbɛlǝkskǝs (Leuken, ... ), dwē̜š˱bɛlǝkskǝs (Beek), dwarsbomen: dwars˱byǝm (Aijen), dwars˱bø̜m (Mook), dwarshouter: dwē̜shǫu̯.tǝr (Kinrooi), dwarshouters: dwē̜shātǝrs (Oostham, ... ), egelatten: ē̜gǝlatǝ (Holtum), grote: grutǝ sxē (Hechtel), kleine balken: klęi̯n ba.lǝkǝ (Voort), klęi̯n bɛlǝk (Swalmen), kruisbalken: krø̜̄i̯s˱balǝkǝ (Opheers), latten: latǝ (Ellikom, ... ), lichte balken: lextǝ bɛ.lǝk (Lanklaar), middelbalken: midǝlbá.lǝkǝ (Rutten), middelste balken: medǝlstǝ ba.lǝkǝ (Bokrijk, ... ), melstǝ ba.lǝkǝ (Wijer), melstǝ balǝkǝ (Duras), middenbalken: medǝba.lǝkǝ (Heers), medǝbɛ.lǝk (Rotem, ... ), querbalken: kweǝrbalǝkǝ (Bleijerheide), querhouter: kwē̜rhǫu̯tǝr (Mechelen), richels: rexǝls (Heppen), ręxǝls (Oostham), scheien: sxā.i̯ǝn (Berverlo), sxāi̯ǝ(n) (Kwaadmechelen, ... ), sxē.n (Hechtel), sxē.ǝ (Godschei, ... ), sxēn (Lummen), sxēǝ (Berbroek, ... ), sxē̜(ǝ)n (Heusden), sxē̜n (Paal), sxē̜ǝn (Koersel), sxę.i̯(ǝ)n (Neerpelt, ... ), sxę.i̯ǝ (Kaulille, ... ), sxę.i̯ǝ(n) (Sint Huibrechts Lille), sxę.i̯ǝn (Grote-Brogel), sxęi̯ǝ (Boekhout, ... ), sxęi̯ǝn (Achel), sxɛi̯ǝ (Heks), sxɛi̯ǝn (Lommel), sxɛ̄.n (Peer), sxɛ̄n (Beringen, ... ), še.i̯ǝ (Beverst), šei̯ǝ (Guigoven, ... ), šxē.(i̯)ǝ (Zonhoven), šē.ǝ (Diepenbeek, ... ), šēǝ (Henis), šę.i̯ǝ (As, ... ), šę.i̯ǝn (Elen), šęi̯ǝ ('S-Herenelderen, ... ), šɛi̯ǝ (Helden, ... ), šɛ̄.i̯ǝ (Vroenhoven), spijlen: spilǝ (Lottum), terwarsbalken: tǝrwiɛs˱bá.lkǝ (Sint-Huibrechts-Hern), tǝrwi̯ā.s˱ba.lǝkǝ (Vliermaalroot), tǝrwi̯ā.s˱bá.lǝkǝ (Gors-Opleeuw, ... ), tǝrwi̯ā.s˱bā.lǝkǝ (Kerniel), tǝrwi̯ǫ.s˱bá.lkǝ (Martenslinde), tǝrwēi̯.s˱balǝkǝ (Beverst), tussenbalken: tøšǝbɛ ̝Iǝk (Schaesberg), tø̜sǝbalǝkǝ (Halmaal), tussenbalkjes: tøsǝbɛlǝkskǝs (Gennep, ... ), tussenleggers: tøsǝlęqǝrs (Hushoven), twarsbalken: twērš˱bɛlǝk (Ulestraten), vergering: vǝrgēreŋ (Tessenderlo), warsbalken: jē̜s˱balǝkǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), wars˱bɛlǝk (Milsbeek, ... ), wēi̯s˱balǝkǝ (Beverst), wēǝ.rs˱bɛ.lǝk (Neerharen), wē̜rs˱bɛlǝk (Baarlo), wē̜š˱bɛlǝk (Klimmen, ... ), wē̜ǝš˱bęlǝk (Simpelveld), węi̯š˱bęlǝk (Bocholtz), warsbalkjes: wē̜rs˱bɛlǝkskǝs (Bree, ... ) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsbeuk dwarsbeuk: de dweersbeuke (Eisden, ... ), de dwársbeuk (Tongeren), dwarsbeuk (Eksel, ... ), dwarsbeuken (Peer), dwarschbeuk (Schimmert), dwarsjbe[u}ke (Posterholt), dweersbeuk (Eksel), dweesbeuk (Ophoven), dweëesjbeuk (Gulpen), dwièrsjbeuk (Valkenburg), dwarsschip: dwaerssjeep (Roermond), dwaesj-sjeep (Geleen), dwarsscheep (Venlo), dwarssjeep (Tegelen, ... ), dwarssjip (Klimmen), dweerssjeep (Maastricht, ... ), dwersschieep (Weert), dwēērsjip (Nieuwenhagen), het dwaesschip (Eys), t dwarsj-sjip (Klimmen), t dweerssjeep (Maastricht), kruis: het krees (Eigenbilzen), kruus (Tungelroy), kruuts (Baarlo), t krees (Eigenbilzen), kruisbeuk: kruisbuik (Sint-Truiden, ... ), kruusbeuk (Beek), krø͂ͅsbøyk (Loksbergen), kruisschip: et krijtsjef (Montzen), transept: transep (Maastricht, ... ), transèp (Meerssen) Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)] III-3-3
dwarsbeuk add. aan kapelaans biechtstoel: aan keploans beechstoal (Roggel), aan pastoors biechtstoel: aan pestoars beechstoal (Roggel) Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)] III-3-3
dwarsbouwers dooreenwerkers: dorīnwęrkǝrs (Houthalen), dwarsbouwers: dwarsbuwǝrs (Born), dwɛrsbōǝrs (Genk), dwarsdrijvers: (enk)  dwasdrīvǝr (Wellerlooi), dwarswerkers: dwērswęrkǝrs (Noorbeek, ... ), (enk)  dwaswęrkǝr (Wellerlooi), knoeilappen: (enk)  knōǝjlap (Stein), kruiswerkers: kruiswerkers (Opglabbeek), scheefbouwers: scheefbouwers (Neer), scheefwerkers: scheefwerkers (Genk), sxęjfwɛrǝkǝrs (Weert), šęfwę̄rkǝrs (Meijel), šęjfwerkǝrs (Dilsen, ... ), warsbouwers: wę̄rsbuwǝrs (Asenray / Maalbroek), wilde werkers: (enk)  welǝ węrkǝr (Heerlen) Bijen die dwars of kruisgewijze door de korf heen bouwen. [N 63, 17d; N 63, 17c] II-6
dwarsdoorsnede coupe: kup (Bilzen), doorsnede: doorsnede (Dilsen), dørǝxšnet (Bleijerheide), dø̜rsnej (Ottersum), dōršnēj (Reuver), dwarsdoorsnede: dwars˱dōršnet (Tegelen), dwars˱dōršnē (Heel), dwars˱dōršnēj (Herten), dwarse doorsnede: dwarse dōrsnēj (Venlo), dwarsǝ dø̜rsniǝ (Bilzen), dwęjǝzǝ dørsnē (Tessenderlo), plattegrond: platǝgrōnt (Mechelen), querschnitt: kwē̜ršnet (Bleijerheide, ... ) Een getekende, dwarse doorsnede van een werkstuk, bijvoorbeeld van een meubel. [N 53, 205d] II-12
dwarsdrijven afstrepen: afstrijpe (Koersel), alles anders hebben: alles anes hemmen (Rijkhoven), alles in de war doen: In de war.  alles in de wijer doen (Sint-Truiden), altijd anders willen: hēi wīlt altied aanders (Lanaken), altijd tegenstreven: altied téngestrêven (Maaseik), anders doen: āndəs dûn (Vroenhoven), anders doen als de ander: Da es inne uiverechtsche, hee moet altijd ~.  anes doen as d`ander (Borlo), anders doen als de andere: anders doen as de andere (Hechtel), anders doen dan de andere: anders doen dan nen andere (Neerpelt), anders willen: hè wiltj altied anges (Ophoven), anders willen wie de ander: andesch wille wi de ander (Lontzen), contraire (fr.) zijn: kontrèr zién (Gronsveld), contraire (fr.)doen: contraure doen (Linkhout), de dwars-nak uithangen: dən dwɛ.rsnak ūthaŋə (Molenbeersel), de dwarserik spelen: den dwèrserik speulen (Kleine-Brogel), de ezel spelen: den ezel spelen (Hechtel), de warserik spelen: de we͂e͂rserik spéelen (Neeroeteren), de warserik uithangen: hè hengt də wèrsərək øͅt (Neerglabbeek), dwars werken: dwēͅrs werəkən (Linde), dwars zijn: dwars zin (Neerpelt), dwējs zēͅn (Oostham), twiɛ.rs si.n (Stokkem), dwarsbomen: dwarsboomen (Overpelt), dweͅrsbuəmən (Hamont), dwarsdrijven: dwaarsdrieven (Horst, ... ), dwaersdrɛ.və (Beringen), dwaesjdrieve (Sittard), dwairsdrieve (Nederweert), dwardrieven (Vroenhoven), dwars drij-eve (Groot-Gelmen), dwarsdrēven (Rosmeer), dwarsdrieve (Afferden, ... ), dwarsdrieven (Well), dwarsdrijven (Sint-Huibrechts-Lille), dwarsdrivən (Neerpelt), dwarsdrīēve (Merselo, ... ), dwarsdrīveən (Sint-Huibrechts-Lille), dwarsdrève (Griendtsveen), dwe:rsdri:və (Maastricht), dweerdrīeven (Elen), dweerschdrieve (Amby), dweersdrieve (Dieteren, ... ), dweersdrieven (Rekem), dweersjdrieve (Berg-en-Terblijt), dweesjdrieve (Puth), dweirsdrieve (Lanaken), dwejarsdrɛjəvən (Zonhoven), dwersdrieve (Venray), dwersdrīēve (Leunen), dwēͅrsdrieve (Lanaken), dwēͅrsdrijve (Lanaken), dwēͅrsdrīvə (Lanaken), dwiersdrijvë (Maaseik), dwijsdrieven (Meeswijk), dwijsdrijve (Nieuwerkerken), dwiêrsdréiven (Elen), dwīərsdrijvə (Maaseik), dwàrsdrieve (Lottum), dwärsdrieve (Meerlo), dwääschdrieve (Heerlen), dwèrschdrieven (Amby), dwèrsdrieve (Grevenbicht/Papenhoven), dwèèrsdrieve/n (As), dwèèrsdrijven (Peer), dwêrsdrieve (Beesel, ... ), dwêsdrieve (Hunsel), dwêsjdrieve (Guttecoven, ... ), dwɛ.rsdri.və (Molenbeersel), dwɛ:əsdrɛ:vən (Tessenderlo), dwɛəsdreͅ:və (Aalst-bij-St.-Truiden), tweeërsdrievë (Lanklaar), twèrsdrieven (Susteren), twêrsdrieve (Stevensweert, ... ), ⁄t dwêsdrieven (Obbicht), boven de ´staat een lengte-teken  trōĕrsdrieve (Arcen), dwarsliggen: dwars likken (Born), een stek in het rad steken: eine stek int roat stèken (Elen), inne stek in t rōət steeke (Stevoort), een weers-nak zijn: `t is eine weersnak (Maaseik), eigenzinnig doen: eegezinnig doen (Herk-de-Stad), er tegenin werken: hij werkt r altij tiggen`een (Overpelt), ezelen: ezele (Kozen), ezelen (Beverlo, ... ), ezələn (Neerpelt), haarzakken: k ingeslikt [Glottisslag]  horza?en (Lommel), harrenwarren: harrenwarren (Schinveld), het eerste woord hebben: ē wilt `t ierste woert ebben (Rotem), het tegendeel sagen (du.): het tjégedeel zāge (Welkenraedt), het tegenovergestelde willen: hi wielt altèt het tegeneuvergestèlde (Heers), het terwarse voordoen: t jaaste veur dun (Koninksem), iets anders doen: iet anes don (Sint-Huibrechts-Hern), iets aanders doen (Sint-Truiden), in het terwars zitten: in `t jiaas zətten (Kanne), in het twee-eind drijven: in ⁄t twè-end drieve (Epen), in het wars drijven: in ⁄t wêsch drieve (Munstergeleen), in het wars zijn: altied in `t wèrs (Opitter), koppen: koppen (Beverlo), krikkelen: krekelen (Oostham), met zijn kop spelen: met zene kop spele (Sint-Lambrechts-Herk), nierkeren: nierkere (Oostham), overrechts werken: euveres werke (Sint-Truiden), protsen: prōtsə (Eupen), stechelen: stèchele (Beverlo), stekker in de rader steken: stekker in de raajer stèken (Grote-Brogel), stijfkoppig zijn: stiefkoppig zeen (Kessenich), streven: strève (Mheer), strever: `t is eine strêver (Maaseik, ... ), tegen euch in werken: tegən og eͅ wərəkə (Zonhoven), tegen regeer in werken: tegen regeer in werken (Linde), tegendraad werken: hij werk altijd tjegedrwod (Hoeselt), tegenwerken: tegen werken (Tessenderlo), tegewerken (Paal), tegewèrken (Achel), tiegenwerken (Bree), tiegenwirken (Rotem), tjiëge werke (s-Herenelderen), tegenwringen: tegenwringen (Paal), tiêgevringe (As, ... ), tiëgewringen (Bilzen), terwars doen: terja͂s kønə tun (Hasselt), terwars werken: terjaas werken (Vliermaal), terwiês werke (Beverst), terwars zijn: terjas zin (Millen), terwēèrs zen (Genk), terwiès zien (Hoeselt), tər dwä:rs zeͅn (Lummen), Gevormde eigennaam: terwjaashout (ne vrenger)  terwjaas zen (Kuringen), terwarsdrijven: jasdre͂və (Zichen-Zussen-Bolder), terjaas draaive (Mal), terjas dreejve (Borgloon), terjas dreeven (Alken), terjasdraaive (Vreren), terjosdraaiven (s-Herenelderen), terweès drijven (Hoeselt), terwiesdreivən (Bilzen), terwieësdrijve (Bilzen), terwiâs drijven (Ulbeek), terwièz drijven (Sint-Huibrechts-Hern), terwiêrsdréiven (Elen), terwjaasdrijven (Diepenbeek), terwjas drèven (Vliermaal), terwjasdreeve (Rosmeer), terwjās drēve (Wellen), terwjāəsdrijəve (Stevoort), terwjës draaive (Tongeren), triaas dreiven (Kortessem), trwos dreven (Martenslinde), tərja:sdrɛjvə (Hoepertingen, ... ), tərjā.z drē.və (Borgloon), tərjās drä:və (Kortessem), tərjāsdrēͅvən (Diepenbeek), tərjâsdrēͅvə (Kortessem), tərwiez dre:və (Martenslinde), tərwi̯oͅzdrēͅvə (Martenslinde), tərwjasdrêvə (Kermt), tərwjās drāivə (Genoelselderen), tərwjāəs dréəvə (Gutshoven), təwērsdrīvə (Mechelen-aan-de-Maas), et. Fr.? (de travers) of cont. met twers&gt;tëwers&gt;tëwers(:dwars)?  tërwièsdraivë (Tongeren), terwarsdrijver spelen: jasdrijver spjëlen (Mopertingen), terwarsliggen: terwèèrsligge (Genk), vregelen: vreegele (Stevoort), vregele (Martenslinde), vrei(g)ele (Heel), vreigele (Doenrade, ... ), vrēīgele (Heer), vrijgelen (Kaulille), vrijəlen (Rotem), vrɛjgələ (Rekem, ... ), wreigele (Sittard), wrégele (Hees), +/-  vreͅigele (Opgrimbie), cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....  vrègelen (Achel, ... ), vréégələ (Hamont), cf. WNT XXIII, kol. 456-458, s.v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen, wreelen"4. moeilijkheden maken, dwarsbomen ....  vreigele (Valkenburg), cf. WNT XXIII, p. 456 s.v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb.: moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten, krakeelen.  vréjələ (Meeswijk), meest gebruikt  vreegele(n) (Schinveld), warren: werre (Buggenum), wars doen: wĕrs doon (Opglabbeek), wars werken: wairs wèrken (Niel-bij-As), weirs werken (Bocholt), wääsj wirke(n) (Schinveld), wars zijn: hij is altiet wyrs (Ophoven), wēͅrs zēn (Opglabbeek), wèèrs zeen (Opoeteren), wêrs zeen (Asenray/Maalbroek), warsdrijven: (weersjdrieve) (Mheer), waersdrieve (Montfort), waesjdrieve (Sittard), wairsdrieven (Horn), warsdrieven (Heijen), wearsdrijven (Beverst), weersdrieve (Borgharen), weersj drieve (Posterholt), weersjdrieve (Meerssen), weesj drieve (Simpelveld), wersdrieve (Kessenich, ... ), wersdrieven (Wellerlooi), weèjesjdrieve (Gulpen), weèsjdrieven (Schimmert), wēsdrīvə (Mechelen-aan-de-Maas), wēͅrs driivə (Meeuwen), wĕĕsjdrieven (Geleen), wiäschdrieven (Rimburg), wjasdreeve (Zichen-Zussen-Bolder), wjasdreevən (Eigenbilzen), wjasdrijve (Hees), wjasdrijven (Eigenbilzen), wjâ-esdrijven (Wellen), wärsjdrieve (Valkenburg), wääschdrieve (Schaesberg), wääsjdrieve(n) (Schinveld), wèjisjdrieve (Eys), wèrsdrieve (Belfeld, ... ), wèrsdrieven (Blerick), wèsdrieven (Urmond), wèšdrieve (Brunssum), wêrschdrīēve (Heer), wêrsdrieve (Beegden, ... ), wêrsdrieven (Baarlo, ... ), wêrsdrievə (Swalmen), wêrsjdrieve (Limmel), wêsch drieve (Oirsbeek), wêschdrieve (Bingelrade), wêsdrieve (Beegden, ... ), wêsjdrieve (Einighausen, ... ), wêsjdrieven (Vijlen), wêsjdriēve (Sittard), wêsjdrive (Heek), ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  wèschdrieve (Lutterade), ps. boven de ê staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  wêsdrieve (Heel), ps. deels omgespeld volgens Frings.  wɛ̄sj}drieve (Mechelen), wat anders willen: hè wilt altiet wat anders (Neeroeteren), wringen: vrengen (Spalbeek), vrĕingen (Gelieren/Bret), vreͅŋə (Herk-de-Stad), vringen (Beverlo, ... ), vrènge (Spalbeek), wreingə (Herk-de-Stad), zijn kop uitwerken: ziene kop oetwerke (Gruitrode), zijn kop volgen: zne kop volge (Kwaadmechelen) dwars (- liggen) || dwars drijven || dwarsdrijven [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || dwarsdrijven, tegenstribbelen || dwarsdrijver [SGV (1914)] || dwarsliggen || dwarsliggen; tegen iemands woorden of daden ingaan, met de bijgedachte niet mee te willen werken || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] || trotseren || wrijving zoeken, gewild tegenstribbelen, dwarsdrijven III-1-4
dwarsdrijver achterover, een -: achtereüver (Neer), betweter: betwieëter (Tienray), contraire (fr.), een -: wàt ənə koͅntra͂lə (Vroenhoven), contramine, een -: eine contramien (Herten (bij Roermond)), draailamp: wat n dreilamp (Sint-Lambrechts-Herk), dringer: drenger (Stokkem), dwars-nak: dwiêrsnak (Maaseik), dwèèrsnak (Stokkem), twaersnak (Roermond), waat einen dwèrsnak (Elen), wat ənən dwɛ.rsnak (Molenbeersel), dwarsbomer: dwàrsbòwmer (As), dwarsboom: dwarsboom (Meijel), dwarsboum (Hoensbroek), dwarsdrijver: dwaarsdriever (Horst), dwaersdriever (Montfort), dwaersdrɛ:vər (Beringen), dwaesdriever (Echt/Gebroek), dwaesjdriever (Sittard), dwarsdrieve (Gennep), dwarsdriever (Afferden, ... ), dwarsdrīēver (Blitterswijck, ... ), dwarsdrèver (Griendtsveen), dwe:rsdri:vər (Maastricht), dweasdriever (Heerlerbaan/Kaumer), dweasjdriever (Lutterade), dweerschdriever (Amby), dweersdriever (Dieteren, ... ), dweersdrievər (Maastricht), dweersdrijver (Sint-Pieter), dweersjdriever (Berg-en-Terblijt), dweesjdriever (Puth), dwejarsdrejəvər (Zonhoven), dwersdriever (Leunen, ... ), dwiêrsdréiver (Elen), dwársdrīēver (Gennep), dwärsdriever (Meerlo), dwääschdriever (Heerlen), dwèrschdriever (Amby), dwèrsdrāvər (Montfort), dwèrsdriever (Grevenbicht/Papenhoven), dwèsdrievər (Montfort), dwèèrsdriever (As, ... ), dwéésjdrîêvər (Schinnen), dwêrsdriever (Beesel, ... ), dwêschdriever (Gulpen), dwêsdriever (Hunsel, ... ), dwêsjdriever (Guttecoven, ... ), dwësdrijver (Gronsveld), dwësdryver (Gronsveld), dwɛ.əsdrɛ:vər (Aalst-bij-St.-Truiden), hē əs ən dwarsdrēver (Rosmeer), n dwiersdriever (Rotem), tweeërsdrievër (Lanklaar), twèrsdriever (Susteren), twë-schdriever (Epen), wa `n dwarsdriever (Overpelt), wa innen dwijsdrijver (Nieuwerkerken), wa n`n dwarsdriever (Overpelt), wa ne dwarsdrijver (Sint-Truiden), wa ne dwoeəsdrijver (Sint-Truiden), wa nen dwarsdriever (Neerpelt), waa ne dwarsdrij-ever (Groot-Gelmen), waat ənən dwijsdriever (Meeswijk), wad ənə wērsdrīvər (Rekem), wat een dwarsdrijver (Sint-Huibrechts-Lille), wat einen dweersdriever (Rekem), wat ene dwarsdriever (Vroenhoven), wat n dweersdrijver (Peer), wat ne dwarsdrijver (Zutendaal), wat nen dweirsdreiver (Lanaken), wat ənə dwēͅrsdrīvər (Lanaken), wat ənən dwērsdrijvər (Lanaken), wāət nən dwīərsdrijvər (Maaseik), wärsjdriever (Valkenburg), ənən dweersdrie.vər (Maastricht), boven de ´staat een lengte-teken  trōĕrsdriever (Arcen), Dèn dwarsdrie.ver zal ¯t noojt mit ów èèns zien  dwarsdrie.ver (Gennep, ... ), Meer gebruikelijk: dwierskop.  dwiérsdrijver (Maaseik), dwarsdrijverd: drairsdrievert (Nederweert), dwaesjdrievert (Sittard), dwarse, een -: dwaerse (Roermond), dweerse (Meeuwen), dwerse (Weert), dwëse (Gronsveld), wa neͅn dwēͅzö (Oostham), ənnə dəweersə (Maastricht), dwarser, een -: wat einen dweerser (Rekem), dwarserik: dwarserik (Meeuwen), dwàrserik (As), dwärserik (Eys), dwézərik (Loksbergen), dwê"zerik (Beverlo), wa nen dweizerik (Linkhout), wa nən dwä:zerek (Lummen), wat einen dweerserik (Rekem), wat ənnən dwèrserik (Kleine-Brogel), dwarsklepel: dwersklippel (Castenray, ... ), dwarsknuppel: dwersknippel (Castenray, ... ), dwarskop: dwarskop (Kesseleik, ... ), dweasjkop (Nieuwstadt), dweerskop (Maastricht, ... ), dwerskop (Castenray, ... ), dwierskop (Maaseik), dwiêrskop (Maaseik), dwárskop (Gennep), dwèrskop (Eksel), dwèèrskop (Stokkem), dwèèskop (Sint-Truiden), dwérskop (Susteren), dwê"skop (Beverlo), dwɛrskop (Neerpelt), wa `ne dwēͅrskop (Linde), wannen dwarskop (Achel), wat einen dweerskop (Rekem), wat n dweerskop (Elen), wat n dweͅrskop (Hechtel), wat ne dwēēskop (Paal), wat nen dweirskop (Sint-Huibrechts-Lille), wāət nən dwīərskop (Maaseik), dwarslap: dwarslap (Blitterswijck, ... ), dwarsligger: dwaersligger (Thorn), dwaersligker (Haelen), dwaesch ligger (Beek), dwarslegger (Meijel), dwarsligger (Horst, ... ), dwarsliGGer (Swalmen), dwarsligger (Tienray), dwarsliggər (Kelpen), dwarsligker (Maasniel), dwarsligkər (Reuver), dwarslikger (Roermond), dwarslikər (Reuver), dweersligger (Maastricht, ... ), dweersliggər (Maastricht, ... ), dweesjlèkker (Schinnen), dwersjlikker (Stein), dwersligger (Venray), dweësjligker (Waubach), dwársliggər (Venlo, ... ), dwèrsjligger (Geulle), dwèèəsjligger (Doenrade), dwéésliGGər (Susteren), dwééësjliggər (Nieuwenhagen), eine dwèrschligger (Schimmert), dwarsliggerd: dwesjliekert (Wijlre), dwarsoor: dwarsoeër (Blitterswijck, ... ), dwarssteker: dwarssjteiker (Vlodrop), dwarsstrang: tes enen dwèrsstrank (Zutendaal), eigenzinnige, een -: wa ne-n eegezinnige mins (Herk-de-Stad), wa ne-n eegezinnigen duvel (Herk-de-Stad), betweter, tegen elke logica in wil hij zijn wil doordrijven  eigezinnige (Kortessem), ekel (du.): ieëkel (Wijnandsrade), ezel: ezəl (Neerpelt), nən ezəl (Neerpelt), wa nen ezel (Beverlo), wat nen ezel (Koersel), getweernde, een -: Zie ook: wèèrskop en wèèrserik Van dèè gedwèringe kri-jgste nûw ins nuuts geli-jk Het woord heeft te maken met getwèringd: verkeerd gedraaid  gedwèringe (As, ... ), haarzak: nen horzak (Lommel), wat ənə hoarzak (Genk), halkot (wa.): àlkótie (Sint-Truiden), judas: djudas (Sint-Truiden), woa ene zjudas (Koninksem), kopper: [Of: koppei?]  wa ne kopper (Beverlo), koppige duivel: wa n koppigen duvel (Sint-Lambrechts-Herk), krangse, een -: cf. "krang"= averechts  krang’se (Tegelen), krikkelaar: wa ne krekeleer (Oostham), neetoor: neetoeër (Venlo), onnozele, een -: onĕŭzelu (Brunssum), overrechtse, een -: n everesse (Beverst), wa inne uiverechtsche (Borlo), wa nen euveresse (Heers), (= overrechtse).  euveresse (Jeuk), rare, een -: rare (Stein), sara: sara (Venlo), spelbreker: sjpelbrèèker (Geulle), sputteraar: sjputtenèèr (Merkelbeek), stechelaar: stèchelêr (Beverlo), steenezel: scheldw. man  stieëneizel (Sint-Truiden), stierenmop: sjtiere mup (Vaals), stijfkop: stiefkop (Gruitrode), wa n stijfkop (Sint-Lambrechts-Herk), stijfvreter: stieëfvrèèter (Stokkem), stomme, een -: stjomme (Neer), strevelaar: sjtraevelieër (Nunhem), sjtrévəleer (Kapel-in-t-Zand), ps. boven de éé (van sjtréé...) staan nog lengtetekens; deze combinatieletters kan ik niet maken/omspellen!  sjtréévəléér (Roermond), strever: sjtrèver (Noorbeek, ... ), waat ene strèver (Maaseik), streverd: strèvert (Mheer), tegendraad, een -: wo ne tjegedrwod (Hoeselt), tegendraadse, een -: tegendraadse (Leopoldsburg), tegenstrevelaar: ps. boven de éé (van sjtréé...) staan nog lengtetekens; deze combinatieletters kan ik niet maken/omspellen!  téégə sjtréévəléér (Roermond), tegenstrever: tengesjtrèver (Noorbeek, ... ), tegenwerker: tjiëge werker (s-Herenelderen), wa n`en tegenwerker (Tessenderlo), wo n`en tegenwerker (Rijkhoven), tegenwringer: tiêgevringer (Bree), terwarsdrijver: eene terwjas drijver (Vliermaal), t es een terwoisdrijver (Riksingen), terjaas’sdrijver (Kortessem), terwieësdraaiver (Bilzen), terwiès drijver (Hoeselt), terwjaa.rsdrèè.ver (Hasselt), terwjasdreiver (Rosmeer), terwjasdrêvər (Kermt), terwjāsdrèver (Wellen), tərja:sdreͅjvər (Voort), tərja:sdrɛjvər (Hoepertingen), wa enne terjasdraaiver (Vreren), wa inne terwiasdrijver (Ulbeek), wa n terjas dreever (Alken), wa nen terjasdreever (Borgloon), wa nən tərwjāəsdreəvər (Gutshoven), wao ne terwjësdraaiver (Tongeren), waoi een terwoisdrijver (Riksingen), wat een terwiaasdrēīver (Sint-Lambrechts-Herk), wat ne jasdrijver (Mopertingen), wat ne terwie͂sdrijver (Beverst), wat ənə djiaasdrijver (Kanne), wat ənə jasdrēvər (Zichen-Zussen-Bolder), wā nə tərjāsdrēͅvər (Diepenbeek), wā nən tərjā.zdrē.vər (Borgloon), wā nən tərjāsdrö:vər (Kortessem), wānən tərjāsdrēͅvər (Kortessem), wāt nən təwērsdrīvər (Mechelen-aan-de-Maas), wo n en terwièsdrijver (Hoeselt), wo ne terjaasdraaiver (Mal), wo ənə tərwja͂sdrāivər (Genoelselderen), wo: nən tərwiezdre:vər (Martenslinde), woa ne terjasdraaiver (s-Herenelderen), woa ne terwiez drijver (Sint-Huibrechts-Hern), woai n terjaas dre-ijver (Vliermaal), wonne trwosdre:ver (Martenslinde), wōͅ nən terwiesdraivər (Bilzen), cf. De Vries Etymologisch Wb. p. 147, s.v. "dwars""........oorspr. een bijwoordelijke 2de nv. evenals mnd. dwers, mhd. twerhes......"etc. etc.  terwīá.rsdrèè.ëver (Zonhoven), et. Fr.? (de travers) of cont. met twers&gt;tëwers&gt;tëwers(:dwars)?  tërwièsdraivër (Tongeren), terwarse, een -: bao ne terjasse (Millen), t is n terwia͂a͂se (Sint-Lambrechts-Herk), terwjèsse (Hoeselt), ⁄ne terwjassə (Vlijtingen), terwarserik: terwjaa.rseriek (Hasselt), cf. De Vries Etymologisch Wb. p. 147, s.v. "dwars""........oorspr. een bijwoordelijke 2de nv. evenals mnd. dwers, mhd. twerhes......"etc. etc.  terwīárserik (Zonhoven), terwarshout: wa ien terwiashoot (Spalbeek), wa n terwjaashout (Kuringen), wat ən terwiarshōͅt (Zonhoven), wa͂n tərja͂sōt (Hasselt), (-hout).  wa n terwjāəshōət (Stevoort), cf. De Vries Etymologisch Wb. p. 147, s.v. "dwars""........oorspr. een bijwoordelijke 2de nv. evenals mnd. dwers, mhd. twerhes......"etc. etc.  terwīárshóó.t (Zonhoven), terwarskop: wa:d ənən twie.rskop (Stokkem), verdraaide, een -: verdreijde (Stokkem), verkeerde, een -: verkièrde (Venlo), vregelaar: vreegelèr (Mheer), vreegəléér (Epen), vregeleeër (Voerendaal), vregeleër (Diepenbeek), vrei(g)eliër (Heel), vreigeleer (Caberg), vreigeler (Doenrade), vreigelêr (Heek, ... ), vreijëlêr (Lanklaar), vrēīgelêr (Heer), vreͅigəlēͅ:r (Opgrimbie), vrɛjgəlɛ̄r (Rekem), waat n vrijəlair (Rotem), waat ne wreigelaer (Sittard), wad ənə vrɛjgəlɛ̄r (Rekem), wat n vrygeleèr (Kaulille), wat ne vreigeler (Beverst), wonne vregeler (Martenslinde), cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....  vrègelèèr (Achel, ... ), cf. WNT XXIII, kol. 456-458, s.v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen, wreelen"4. moeilijkheden maken, dwarsbomen ....  vreigelaar (Sittard), vreigeleer (Maastricht), meest gebruikt  vreegelêr (Schinveld), Opm. deze 2 synoniemen wordt zeer veel gebruikt.  vreigelêr (Einighausen), Wordt ook gezegd, van vrêgele (ww.).  vrêgelêr (Kanne), zie ook toelichting "dwarsdrijven  vréégəlééər (Hamont), wars-nak: waat einə wijrsnak (Geistingen), waat ene weersnak (Maaseik), waesnak (Heel), wèèrsnak (Heel), warsdrijver: ene waĕsjdriever (Geleen), ene wêsjdriver (Heek), ne wèrsdriever (Niel-bij-As), wa enne wjaasdrijver (Diepenbeek), wa n wiasdreever (Kortessem), waat eine wêêrsdriever (Neeroeteren), waersdriêver (Altweert, ... ), waesjdriever (Geleen, ... ), wairsdriever (Horn), waisdriever (Maasbracht), warsdriever (Heijen), wat ene wjasdrever (Zichen-Zussen-Bolder), wat enne wērsdrijver (Lanaken), wat ənə wjasdreever (Eigenbilzen), wat ənə wjasdrijvər (Eigenbilzen), wāērs-driëver (Sevenum), wāt ənə wēsdrīvər (Mechelen-aan-de-Maas), wearsdrijver (Beverst), weersdriever (Borgharen), weersj driever (Posterholt), weersjdriever (Meerssen, ... ), weesjdriever (Geleen, ... ), wersdriever (Blitterswijck, ... ), wersdrijver (Eijsden), weschdriever (Bingelrade), weèjesjdriever (Gulpen), weësjdriever (Gulpen), wēērsdriever (Stein), wēͅrsdrīvər (Rekem, ... ), wĕrsdriever (Sevenum), wiäschdriever (Rimburg), wjasdrijver (Hees), wjâ-esdrijver (Wellen), wääschdriever (Schaesberg), wääsjdriever (Schinveld), wèjisdriever (Eys), wèrsdreever (Niel-bij-As), wèrsdriever (Belfeld, ... ), wèsdriever (Kessenich, ... ), wèsj driever (Wijlre), wèšdriever (Brunssum), wérsdriēver (Castenray, ... ), wéésdrievər (Urmond), wéésjdrievər (Hulsberg), wêrschdreiver (Heer), wêrsdrieve (Stevensweert), wêrsdriever (Baarlo, ... ), wêrsdriver (Sevenum), wêrsdrīēver (Buggenum, ... ), wêrsjdriever (Limmel), wêsch driever (Munstergeleen, ... ), wêsdriever (Hunsel), wêsjdriever (Doenrade, ... ), wêsjdriēver (Sittard), ⁄ne waesjdriever (Klimmen), (korte ei).  weerschdreiver (Amby), m.  wēͅ.əš˂drī.vər (Eys), Opm. deze 2 synoniemen wordt zeer veel gebruikt.  wêsjdriever (Einighausen), ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  wèschdriever (Lutterade), ps. boven de ê staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  wêsdriever (Heel), ps. deels omgespeld volgens Frings.  wɛ̄sj}driever (Mechelen), warsdrijverd: waesjdrievert (Sittard), warse prengel: waerse prengel (Maasbree), warse vent: wáerse vent (Tegelen), warse, een -: waat eine wèèrse (Geistingen), weirsje (Vlodrop), werse (Venray), wéérse (Swalmen), wéérsə (Roermond), wêêsjə (Heerlen), warserik: waa ne wairserik (Niel-bij-As), waat eine weèrserik (Opoeteren), waat einə wijrsərik (Geistingen), waat nə wèrserik (Opitter), waeserik (Heel, ... ), warserik (Ittervoort), wat eine wèserik (Kessenich), weersərik (Meeuwen), werscherik (Schimmert), wēͅrsərek (Meeuwen), wèèserik (Thorn), wéérserik (As), wêserik (Neeritter), is persoon  wèèrserik (Genk), warshout: fig.  wershōlt (Blitterswijck, ... ), warskop: nə wɛrskop (Neerpelt), ūāt nə ūēͅrskop (Opglabbeek), wa:t ijnə wèrskop (Neerglabbeek), waat eine weirskop (Bocholt), waat eine wièrskop (Rotem), waat n wèrskop (Opglabbeek), waerskop (Altweert, ... ), wat einj wēͅirskop (Meeuwen), wat ne wèrskop (Neeroeteren), weerskop (Montfort), werskop (Castenray, ... ), wérskop (Castenray, ... ), wéérskop (Tungelroy), wêrskop (Asenray/Maalbroek, ... ), wêskop (Beegden), warslap: eine waerslap (Herten (bij Roermond)), ne waerslap (Montfort), waerslap (Montfort), waeslap (Heel), waislap (Maasbracht), werslap (Blitterswijck, ... ), wĕrschlap (Schimmert), warsligger: eine waerslikker (Herten (bij Roermond)), (gk).  waerslikker (Herten (bij Roermond)), (‰).  waerslikker (Neer), warsoor: wersoeër (Blitterswijck, ... ), warswerker: wääsjwirker (Schinveld), wêsjwirker (Doenrade), warszak: wa nə wēͅrsak (Hamont), weerbordel: ⁄ne wèrbordel (Heythuysen), wringelaar: wrégelèr (Hees), wringer: das ne vrenger (Spalbeek), n wringer (Paal), ne vrĕnger (Gelieren/Bret), t es n vringer (Halen), vrenger (Kuringen), wa inne vrènger (Spalbeek), wa n`en vringer (Beverlo), wa ne vringer (Kwaadmechelen), wa nə vreͅŋər (Herk-de-Stad), waat eine vringer (Grote-Brogel), wat een vringer (Sint-Huibrechts-Lille), wat ne wringer (Linde), wānə wreingər (Herk-de-Stad), woa ne wringer (Bilzen), wringer (Kozen), wringhout: wat ə vreͅŋhōet (Herk-de-Stad), zuurmoes: zoeërmos (Kerkrade) domkop, dwarsdrijver || dwarsdrijven [SGV (1914)] || dwarsdrijver [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND m] || dwarsdrijver, stijfkop || dwarsdrijver, wringer || dwarsdrijver,dwarshoofd, dwarskop || dwarserik, dwarsdrijver || dwarserik, tegenwringer || dwarskop || dwarskop, dwarsligger || dwarslap || dwarsligger || dwarsligger, iemand die altijd tegen de draad in is || eigenzinnig || geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] || het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)] || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] || iemand die altijd tegen de draad in is || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] || obstinaat, koppig, weerbarstig || tegendraadse || vregelaar || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)] || weerbarstig persoon || weersbarstig persoon || zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4