e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een hoog bedrag op één duif zetten dik poulen (<fr.): dik poele (As), dik zetten: dik zette (Jeuk), doorpoulen (<fr.): deur poelen (Jesseren), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  doo.rpoele (Zolder), een volle zetten: ənə v‧oͅlə zeͅ.tə (Eys), flink meegeven: flink mei-jgaeve (Sevenum), flink poulen (<fr.): deze is "flink gepoeld (Doenrade), fleŋk pulə (Meijel), flink poellə (Guttecoven), geld zetten: geld zette (Rijkhoven), goed poulen (<fr.): ôên doef good poelen (Eisden), gokken: gokke (Geleen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  gokken (Wanssum), hoog poulen (<fr.): haog poelen (Tongeren), hoag poele (Lutterade), hooggepoeld (Swalmen), houeg poele (Doenrade), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  haug poelle (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  hóóg pōēle (Wanssum), meegeven: dae hub ich get mitgegaeve (Doenrade), op de eerste prijs zetten: òp dən īērstə pri-js zettə (As), poulen (<fr.): poele (Herten (bij Roermond), ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  poele (Zolder), poulen (<fr.) tot 500: poelen tot 500 (Koersel), pratsvol: deze duif "stead dem pratsjvôl (Doenrade), pratsch volle (Geleen), toepen: iet toepe (Mielen-boven-Aalst), vol poulen (<fr.): vol poele (Wijlre), vol pôêle (Venray), volpoele (Eys), vo‧lpoele (Weert), vol zetten: vol zittə (Beesel), vol zètte (Sint-Pieter), volzette (Vlodrop), Opm. v.d. invuller: voor alles intekenen.  vòl zette (Doenrade), zwaar poulen (<fr.): zwaor poele (Echt/Gebroek), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  zwaor poellə (Grathem, ... ) Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: een hoog bedrag op één duif zetten? [N 93 (1983)] III-3-2
een huis huren een huis vermieten: ə hūs vərmei̯ə (Welkenraedt), huren: ej.ere (Hasselt), eͅi̯ərə (Hasselt), hej.ere (Hasselt), here (As, ... ), heure (Beringe, ... ), heuren (Amby, ... ), heurĕ (Rothem), heurə (Venlo), heūre (Baexem), hēi̯rən (Hasselt), hērə (Gruitrode, ... ), hērə(n) (As, ... ), hērən (Bree, ... ), hēure (Haelen), heͅi̯ərə (Hasselt), hīrə (Beverst, ... ), hīrə(n) (Spalbeek), hīrən (Kuringen, ... ), hīərə (Genk, ... ), ho:rə (Amby, ... ), hō:rə (Opgrimbie), hōrə (Opgrimbie, ... ), hōͅrə (Vroenhoven), hure (Bergen, ... ), huren (Beringen, ... ), hurə (Berg-en-Terblijt), huure (Beesel), huuren (Roermond), huurə (Voerendaal), hūre (Heijen, ... ), hūrə (Horst, ... ), hūūre (Puth), hy(3)̄.rə (Borgloon), hy(3)̄i̯ərə(n) (Lommel), hy(3)̄r(ə)n (Zonhoven), hy(3)̄rə (\'s-Herenelderen, ... ), hy(3)̄rən (Diepenbeek, ... ), hy(3)̄ərə (Gingelom, ... ), hy(3)̄ərən (Hamont, ... ), hyrə (Alt-Hoeselt, ... ), hyərə (Gelinden), hören (Gronsveld), hø&#x0304i̯ərən (Paal), hø&#x0304rə (Amby, ... ), hø&#x0304rən (Bocholt, ... ), hø&#x0304ərə (Maastricht), hø͂ͅrə (Arcen, ... ), hø͂ͅrən (Elen), høͅi̯rə (Vechmaal), høͅrə (Lummen), hüre (Beek, ... ), hürə (Hout-Blerick), h‧y(3)̄rə (Montzen), īrə (Bilzen), ōrə (Rekem), ūūre (Puth), y(3)̄.rə (Borgloon), y(3)̄rə (Sint-Truiden), yeͅrə (Leopoldsburg), yrə (Sint-Truiden), ø&#x0304rə (Maaseik), ø&#x0304rən (Rotem), ø͂ͅrə (Boorsem, ... ), een huis huren; een knecht meije  hy(3)̄rə (Einighausen), een huis huren; een knecht: meeje  hø&#x0304rə (Kessel), v¯ (h)öbben ¯n hóó.ës gehËË.ërt: we hebben een huis gehuurd  hūū.ëre (Zonhoven), ¯¯n maog heure Soldate heure ¯n hoes heure Dat pand is te heure (of te heur)  heure (Maastricht), meien: mēə (Helden/Everlo), mieten (d.): miete (Bleijerheide, ... ), mietə (Vaals), miə (Lontzen), mī.i̯ə (Eupen, ... ), mīnə (Montzen), mītə (Bleijerheide, ... ), pachten: pachte (Heerlen, ... ), pachten (Geleen, ... ), pachtə (Eys), paechte (Helden/Everlo), pagte (Mechelen), paxtə (Amby, ... ), pāchte (Sevenum), pāxtə (Oirlo), pechte (Koningsbosch, ... ), pechten (Ell, ... ), pâxtə (Meterik), pəchtə (Schinveld), pɛxtə (Asenray/Maalbroek, ... ), een huis pachte; een knecht mi-je  paxtə (Eys), een huis ~  paxtə (Heek, ... ) (een huis) huren || een huis huren [DC 35 (1963)], [ZND 27 (1938)] || huren [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || in huur nemen III-2-1
een huis uitzetten (een/de) bouw uitzetten: bǫw ūt˲zɛtǝ (Mesch), dǝr bōw ūt˲zętǝ (Heerlen), ǝnǝn˱ bǫ.w u.t˲zętǝ (Tegelen), (een/het) huis uitzetten: hū.s˱ zętǝ (Jabeek), hūs˱ zętǝ (Mesch), ęjn hūs˱ zętǝ (Schimmert), ǝt hūs˱ ūt˲zętǝ (Klimmen), aanzetten: ǭnzē̜tǝ (Sint-Truiden  [(de basislaag zetten)]  ), afpalen: afpǫǝlǝ (Koersel), āfpǭlǝ (Blerick, ... ), ē̜fpø̜̄lǝ (Belfeld), aftekenen: aftīkǝlǝ (Bevingen, ... ), aftrekken: aftrɛkǝ (Berverlo), een huis afmeten: ǝn ās˱ afmē̜tǝ (Sint-Truiden), een huis uitpalen: ǝn hu.s˱ u.tpø̜̄ǝlǝ (Tegelen), ǝn hø̜js˱ ø̜jtpōwǝlǝn (Genk), een huis uitslaan: ǝn hø̄js˱ ø̜tsloň, ø̜tslowǝn (Lommel), een huis uittrekken: ǝn hǫwǝs˱ øttręʔǝ (Tessenderlo), piketten: pakɛtǝ (Rijckholt), uitpalen: aǝtpoalǝ (Zonhoven), owǝtpualǝn (Diepenbeek, ... ), ȳtpo ̞ǝln (Opglabbeek), øtjpǭlǝ (Meijel), ō.tpuǝlǝ (Lummen), ōtpōlǝ (Stokrooie), ūtpø̜̄lǝ (Helden, ... ), ūtpōlǝ (Kaulille), ūtpǭlǝ (Heythuysen, ... ), ű̄tpǭlǝ (Meeuwen), ǫ ̞ǝtpo ̞ǝln (Zonhoven), ǫwtpoalǝ (Houthalen), ǫwtpuǝlǝ (Bilzen), ǫwtpwǫlǝ (Hoeselt), ǫwtpōlǝ (Gelieren Bret), ǫwtpǭlǝ (Maaseik), uitpassen: ǫtpasǝ (Paal), uitpiketten: oǝtpekɛtǝ (Alken), ǭtpekɛtǝ (Kuringen), uitpilotten: ǫwtplǫtǝ (Zepperen), uitslaan: øtslǫn (Lommel), ūtslǭn (Kleine-Brogel), uitslagen: øtslǭgǝ (Tessenderlo), uitzetten: utj˲zētǝ (Boorsem), yt˲zętǝ (Merselo, ... ), øjt˲zętǝ (Bree), āt˲zętǝ (Sint-Truiden), ū.t˲zętǝ (Waubach), ūs˲zɛtsǝ (Bleijerheide, ... ), ūt˲zetǝ (Gulpen, ... ), ūt˲zitǝ (Eijsden), ūt˲zętǝ (Blerick, ... ), ūt˲zɛtǝ (Maastricht) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een inscriptie uitbijten etsen: ɛtsǝ (Schimmert), uitetsen: ̇ūt˱ɛtsǝ (Roermond  [(van lichte ornamenten)]  ) Met behulp van een bijtende vloeistof en bijenwas een inscriptie in koper aanbrengen. Om een versiering in koper te etsen, werd eerst een laag bijenwas of kaarsenvet aangebracht waarin vervolgens met behulp van een scherp voorwerp een inscriptie werd gekrast. Daarna werd het voorwerp begoten met salpeterzuur. Op de plaatsen waar de bijenwas was weggekrast, beet het salpeterzuur in het koper terwijl de met bijenwas bedekte delen van het werkstuk onbehandeld bleven. (Kolle, pag. 11). [N 66, 38a-b] II-11
een jong pas uit het ei donsbolletje: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  én donsbûlleke (Wanssum), jongetje: jungske (Eisden), kaal jong: kaal jóng (Venray), kaal-jònk (Echt/Gebroek), kaal mak: kaal mak (Thorn), kak: kach (Vlijtingen), kek (Ospel), kakjong: kàkjónk (As), kakjongen: kakjonge (Wijlre), katsel: katsjel (Vlodrop), katsenjongen: ene katsje jonge (Doenrade), kàtsjə jŏĕngə (Guttecoven), une katsje j ounge (Doenrade), katsjongen: katsj jonge (Geleen), ’ne katsj-jónge (Klimmen), klein jongetje: klein jungske (Sint-Pieter), kleine jong: keeng jong (Eys), kleine jongen: kleine jónge (Geleen), (m.).  kl‧eͅŋə jo.ŋə (Eys), kwak: kwak (Meijel, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  kwak (Grathem, ... ), kwakje: kwekskə (Beesel), Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  kwekske (Maasbree), kwakjong: kwak jong (Jesseren, ... ), kwak jonk (Kortessem), kwakjoeng (Mielen-boven-Aalst), kwakjong (Vlijtingen), kwakjonk (Rijkhoven), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  e kwach joenk (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  e kwákjò.nk (Zolder), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  kwakjonk (Gruitrode), kwakkel: kwakkel (Meijel), kwakkenjong: kwagge jong (Houthalen), papjong: pap jonk (As), papjoenk (Mielen-boven-Aalst), papjò.nk (Zolder), papjongen: papjonge (Lutterade), papjongetje: papjengske (Jeuk), pieper: piehper (Herten (bij Roermond)), piepjong: piepjong (Buchten), platjong: platjoenk (Mielen-boven-Aalst), platte jongen: platte jonge (Koersel), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne platte jònge (Zolder), platte, een ~: platte (Weert) een jong pas uit het ei? [N 93 (1983)] || Papjong, duivenjong dat alleen met pap (duivenmelk) gevoerd wordt. III-3-2
een kaars snuiten smokken: schmoekke (Valkenburg), smoekkë (Tongeren), smokə (Maastricht, ... ), De keers smókke  smókke (Maastricht) kaarsen snuiten [ZND m] || kaarsen uitdoven || snuiten || snuiten (van kaars- of lampenwiek) || snuiten van kaars of lamp III-2-1
een kaart uitspelen aantrekken: Ge hebt een verkeerde kaart aangetrokken.  ā:ntrèkə (Meeswijk), Ich (h)öp hárten ao.(ën)getrókke: Ik ben met harten begonnen.  ao.ëntrèkke (Zonhoven), Ich trek koeken aan voor oech aan slag laten te komen.  oəntrèkə (Niel-bij-St.-Truiden), opgaan: opgoa.n (Hasselt), opgón (Sint-Truiden), opkaarten: `o.pkā.te (Gemmenich), opkaarte (Klimmen), opspelen: VD opspelen, 1. spelende in de hoogte gooien; -(kaartsp.) spelend op tafel leggen, uitspelen; -(kaartsp.) beginnen te spelen, voor de hand zitten.  ópspeule (Meerlo, ... ), uithogen: Wéë moet óuthouge?  óuthouge (Kortessem), uitkaarten: oetkaarte (Klimmen, ... ), uitkomen: oetkoome (Tungelroy), óó.ëtkoo.me (Zonhoven), Wa zèè. dzj öëe.tgekeu.me? Wat heb jij uitgespeeld?  e.tkeu.me (Hasselt), Wie gegaeve hit, mugt ok uutkòmme.  uutkòmme (Venray), Wéë moet óutkome?: Wie is aan de beurt om uit te spelen?  óutkome (Kortessem), uitspelen: aatspeile (Sint-Truiden), aətspèilə (Niel-bij-St.-Truiden), Durft geen klaveren uitspelen!  Aətspɛəln (Zonhoven), n Troef -. Z. ook o. uit, (2).  óó.ëtspee.ële (Zonhoven), Sjüppë bòer autspélë.  autspélë (Tongeren), t Is aon oech vör óut te spele: Het is uw beurt om de eerste kaart uit te spelen.  óutspele (Kortessem), Wee moot -: het eerst de kaart uitbrengen?  oetspeule (Maastricht), uittoepen: oettoeppe (Klimmen), uittrekken: Iech wee.t ni wa ch mut öëe.ttrèkke.  e.ttrèkke (Hasselt) 2. Beginnen (in een spel), inzetten. || 2. Kaartterm. || 4. Beginnen met een kaartronde. || Aantrekken: *3. (Kaartsp.) Een kaart uitspelen. || Aantrekken: 3. Een kaart uitspelen. || Aantrekken: 6. (Kaartspel) uitspelen, beginnen te spelen. || De eerste kaart uitspelen. || Een kaart uitspelen. || Opgaan: 3. Het spel beginnen. || Opkaarten. || Opkaate: Ausspielen, als erster eine Karte auf den Tisch bringen. || Opspelen. || Uitkaarten. || Uitkomen. || Uitkomen: 3. (Kaartsp.) Uitspelen (z. ook ald.). || Uitkomen: uitspelen. || Uitspelen (kaartsp.). || Uitspelen, 3. n kaart (onder t kaartspel op tafel gooien). || Uitspelen. || Uitspelen: b) een kaart in het spel brengen. || Uitspelen: Een kaart trekken. || Uitspelen: Uitkomen, een kaart uitspelen. || Uitspelen: Uittrekken. III-3-2
een kaart uitspelen add. wie moet uit?: Sub uit, (2)b.  wië mòt óó.ët (Zonhoven), Sub uit.  wië mut "et (Hasselt) (Kaartsp.) Wie moet uitspelen? || Wie moet uitspelen? (kaartsp.) III-3-2
een kap leggen een kap leggen: ǝn kap lē̜jǝ (Kelmis) Een kap leggen op de beide stijlen. [monogr.] II-4
een kater hebben de vot in hebben: də vot ‧in höbbə (Pey), een dikke kop hebben: nən diʔə koͅp heͅmə (Kwaadmechelen), een houten kop hebben: ne houte kop höbbe (Maastricht), nen houte kop höbbe (Caberg), ⁄ne hōte kop heubbe (Hoeselt), een houteren kop hebben: eine houtere kop höbbe (Roermond), ənnə höltərə kòp hebbə (Venlo), een kater haan: ene kater han (Gulpen), inne kater ha (Waubach), inne kāāter hāān (Nieuwenhagen), ⁄ne kater ha.n (Kerkrade), een kater hebben: dae haet eine kater (Venlo), een kater hebben (Ittervoort, ... ), een kater hubben (Bunde, ... ), ein kater hebbe (Venlo), ein kater höbbə (Venlo), eine kaater höbbe (Haelen), eine kater hebbe (Sittard, ... ), eine kater hobbe (Blerick), eine kater hŏbbe (Herten (bij Roermond)), eine kater hubbe (Doenrade, ... ), eine kater höbbe (Blerick, ... ), eine kater höbben (Stein), eine kater höbbə (Echt/Gebroek, ... ), eine kater höbe (Posterholt), eine kater hùbbe (Buchten), eine katter höbbe (Roermond), eine katər höbbə (Beesel), eine kááter höbbe (Thorn), eine kááter höbbə (Moorveld (Waalsen), ... ), eine kááter həbbe (Thorn), eine káátər hèubə (Sittard), eine káátər höbbə (Roermond), einö katör höbbö (Stevensweert), einə káátər həbbə (Haelen), ene kater höbbe (Schinveld, ... ), enne kater hebbe (Meerlo, ... ), enne kāāter hubbe (Schimmert), enne koater hébbə (Meijel), ĕne kater hubbe (Gulpen), hè haaij eine kater (Thorn), ijnə káátər höbbə (Nieuwstadt), ik heb eine kater (Hoensbroek), inne kater hubben (Brunssum), innə kaatər höbbe (Kapel-in-t-Zand), kater hebbe (Steyl), ne kaoter hébbe (Bilzen), ne kater hebbe (Heythuysen, ... ), ne káátər höbbə (Rekem), nə káátər höbbə (Jabeek), unne kaater hebbe(n) (Velden), unne kater hubbe (Maastricht), unne kater höbbe (Geulle), unne keter hebbe (Weert), unne kááter hubbu (Itteren), unnə kaatər höbbə (Maastricht), unnə kater hèbbe (Horst), unnə káátər höbbə (Amstenrade), ène kater hebbe (Venray), éne katər höbə (Horn), énnə káátər hebbə (Venlo), énu kááter hébbe (Venlo), önnə katər hōbbə (Susteren), önnə kààtér hébbə (Heugem), ənnə kààter hébbə (Venlo), ənə kaa.tər höbbə (Maastricht), ənə kààtər höbbə (Maastricht), ənə káátər höbben (Urmond), ənə káátər höbbə (Horn, ... ), ənə káátər höbə (Maastricht), ənə káátər həbbə (Horn), ənə k‧ātər h‧eͅbə (Neeroeteren), ⁄n kater höbbe (Echt/Gebroek), ⁄ne kater hubbe (Maastricht), ⁄ne kater höbbe (Amby, ... ), ⁄ne kater höbbə (Valkenburg), ⁄ne kááter höbbe (Beek), ⁄nne kater hebbe (Maasbree), ⁄nne käoter hebbe (Gronsveld), ⁄nə katər hö:bbə (Montfort), kater mag ook  ⁄nə kaoter höbbə (Caberg), een katertje hebben: è keterke höbbe (Maastricht), een kop hebben wie een rijthamer: eine kop höbbe wie eine riethamer (Geleen), een kop wie een emmer hebben: eine kòp wĭĕ einən ummər həbbə (Haelen), unnə kop wĭĕ unnən eimer (Horst), een kop wie een kellen hebben: ənə kòp wĭĕ ə kéllə (Heythuysen), een kop wie een ketel hebben: ⁄ne kop wie ⁄ne kèètel höbbe (Lutterade), een kop wie een rijthamer haan: inne kòp wie inne riethamer hāān (Nieuwenhagen), een kop wie een rijthamer hebben: nə kop hébbə wie nə rīēt haamər (Meers), ⁄nne kop wie ⁄nne riethamer höbbe (Beek), een kop wie een tuierhamer hebben: ənə kop wie ənə tuurhaömer həbbə (Urmond), een zware bol hebben: ne zwaore bòl hébbe (Gruitrode), een zware kop hebben: eine zwoare kŏp höbbe (Buggenum), ne zwaere kop hebben (Hamont), ne zwaore kòp hébbe (As, ... ), er ziek van zijn: er zeek van (Ospel), gezwollen haren haan: geschwolle haore hàn (Heerlen), haarpijn hebben: haorpi-jn hébbe (As), haorpien hubben (Ophoven), haorpieng hubbe (Gulpen), hāōrpijn höbbə (Maastricht), hoarpi-jn höbbe (Bree), hōͅ.rp‧in h‧eͅbə (Neeroeteren), kapot gezopen zijn: ich bin kapot gezope (Vlijtingen), kapot wie een hond zijn: kepòt wi-j nen hónd zeen (Gruitrode, ... ), kapot zijn: kapot (Oirsbeek), kapot zin (Schimmert), ik was kapot  ex woͅar kapoͅ.t (Ingber), kats zijn: kàts (Gennep), katsenjammer hebben: katsejammer hebben (Gennep), katserig (zijn): kàtserig (Gennep), kotsmisselijk (zijn): kotsmisselik (Eys), kotsziek (zijn): kotsziek (Leopoldsburg), lamlendig (zijn): lamlendig (Oirsbeek), met een zware kop rondlopen: (auw)  mit eine zwaore kop rondjlaupe (Neer), nadorst hebben: nao doors höbbe (Maastricht), naodoors höbbə (Maastricht), naodōəsj höbbə (Oirsbeek), niet nuchter zijn: hə is nog neet neugter (Oirsbeek), niks waard (zijn): niks wert  niks wèrt (Meijel), nog misselijk zijn: nog mislik zijn (Meijel), onder de kar gekomen: ongər de kàr gəkómmə (Geleen), oəngər də kàr gekoammə (Sittard), zich belabberd voelen: ziech belabberd veule (Wijlre), zich bezeikt voelen: zich bezijktj veulə (Hunsel), zich lazerus voelen: zich lázerus vēūle (Sevenum), zich lázerus vēūle (Sevenum), zich slecht voelen: zich sjlèch veule (Ubachsberg), zo ellendig wie een hond zijn: zōē ellènnig wi-jne hónd zeen (As) een kater hebben [N 80 (1980)] || kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3