e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een lambrizering aanbrengen de trapleuning aftimmeren: dǝ traplø̄neŋ aftemǝrǝ (Ottersum), het geländer bekleden: ǝt jǝlɛndǝr bǝklęjǝ (Bleijerheide), lambrizering maken: lambrizēreŋ mākǝ (Posterholt), panelen maken: panēlǝ mākǝ (Sint Odilienberg) De afstand van leuning tot trapboom met hout betimmeren. Wanneer de ruimte tussen de smetplank en de trappeboom met houtwerk wordt gevuld, valt de lambrizering aan de bovenzijde doorgaans in een in de smetplank aangebrachte sponning en wordt zij met behulp van in de muur gemetselde klossen vastgezet. In Q 83 noemde men een betimmerde leuning een 'toeë leen' ('tǫw lē̜n') of 'volle leen' ('vǫl lē̜n'); een leuning waarvan de spijlen zichtbaar bleven heette daar een 'open leun' ('uǝpǝ lē̜n'). [N 55, 141] II-9
een las maken aaneenlassen: anēlašǝ (Bleijerheide), ānęjnlasǝ (Stein), ǭnijǝnlásǝ (Tessenderlo), een las maken: ęjnǝ las mākǝ (Herten), lassen: lasǝ (Ottersum, ... ), lašǝ (Posterholt, ... ), lešǝ (Mechelen), liplassen: leplasǝ (Venlo), løplasǝ (Posterholt), met een lip verbinden: met˱ enǝ lep ˲vǝrbeŋǝ (Bleijerheide) Twee in elkaars verlengde liggende stukken hout door middel van een las met elkaar verbinden. Zie ook afb. 128. [N 54, 42d; N 54, 43] II-12
een lastig karakter hebbend difficiel: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  difficiel (As), kommerlijk: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  kummelijk (Tienray), kummelik (Meijel), kumməlik (Venlo), kuumelijk (Venray), kŭŭmmələk (Meijel), krak: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  krak (Born), krankelig: kreinkelig (Diepenbeek), kregel: heͅs krekəl (Beverlo), kriel: krīl (Mettekoven), kwalijk van aard: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  koelik vaan aard zien (Maastricht), lastig: he es lestig (Bilzen), hee es lestig (Kuringen), heir is lestig (Vlijtingen), hej es lestig (Zolder), her es lesteg (Zichen-Zussen-Bolder), hie is lestig (Wellen), hè is lestig (Neeroeteren), hé is lestig (Sint-Truiden), lestig (Bocholt), lestix (Mettekoven), Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  lastig (Tungelroy, ... ), lestig (Posterholt, ... ), lèstich (Reuver), lèstig (As, ... ), lèstəg (Epen), lêstich (Hoeselt), lastig karakter: hè hèt ei lestig karakter (Neeroeteren), Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  ee lästig karakter (Eys), lestig karakter (Schimmert), lestig kerakter (Maastricht), lastig van karakter: hes lestig van kerakter (Hechtel), moeilijk: dè¯s eine hiêl mooilike mins viêr möt òm te goan  mooilik (As, ... ), Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  meuilek (Weert), meujlik (Maastricht), moojlik (As), moeilijk van karakter: hij is moeilijk van karakter (Sint-Huibrechts-Lille), nies: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  nies (Tungelroy), niet alle dagen de avond meehebben?: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  neet al daag aovənd mit höbbə (Brunssum), niet gemakkelijk: `r es nej gemèkelek (Val-Meer), das nie gemekkelijk (Zonhoven), dè is nie gemekkelijk (Peer), e es neet gemekelik (Mechelen-aan-de-Maas), e nès neet gemjekkelijk (Moelingen), ei is neet gemekkeluk (Maaseik), er es nit gemekelek (Borgharen), es ni gəmekələk (Heers), hai ès ni gemekkelek (Hasselt), he es ni gemekkelijk (Herstappe), he es nie gemèkelek (Grote-Spouwen), he is neet gemekkelijk (Bocholt), he is nie gemekkelich (Voort), he ès nij gemekkelijk (Heusden), hee es nie gemekkelijk (Schulen), hei is neet gemekkelek (Maaseik), hei is neet gemekkelijk (Bocholt, ... ), hes nei gemekkelek (Linkhout), hē ēͅs nēͅ gəmēͅkələk (Herk-de-Stad), heͅs ni gəmeͅkələk (Beverlo), hi is nī gemekkelek (Mettekoven), hie is neet gemekkelijk (Maaseik), hij is neet gemekkelik (Gruitrode), hij is neet gemèkelijk (Neeroeteren), hij is niet gemakkelijk (Oostham), hij is nè gemèkkelek (Hamont), hīs ni gəmekələk (Borgloon), hè is neet gemekkelijk (Bree), hè is neet gemekkelik (Neeroeteren, ... ), hè is ni gemekkelik (Peer), hè is nie gemekkelig (Kaulille), hè ès nee gemèkelik (Zutendaal), hèe is nie gemekkelek (Peer), hé es ni gemèkelek (Bilzen), hé is neet gemekkelik (Maaseik), ie is nie gemäkkelik (Neerpelt), iè is neet gemekkelek (Lanklaar), iè is neet gemekkelik (Rotem), neet gemekkelik (Reppel), nej gemeikelek (Zichen-Zussen-Bolder), neͅ gəmeͅkəleͅk (Sint-Truiden), nie gemekkelek (Jeuk), ti is neet gemeekelek (Eisden), è es neet gemekkelek (Maaseik), ətis ni gəmekələk (Overpelt), in andere betekenissen wordt het gemeekelijk  nēt gemakələk (Opgrimbie), Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  neet gemèkelik (Heythuysen), niet mak: e es neet mak (Mechelen-aan-de-Maas), heie es nie mak (Jeuk), hēi is ni mak (Diepenbeek), hĕ es ni mak (Millen), he͂ͅr ər nēt mak (Lanaken), hijən es ni mak (Alken), hīs ni mak (Borgloon), häj es nä mak (Hamont), hè is neet mak (Bree, ... ), hè`s ni mak (Wellen), hèe is nie mak (Peer), hé es ni mak (Eigenbilzen), iè is neet mak (Rotem), neet maak (Lanklaar), neet mak (Gruitrode, ... ), ni mak (Bilzen), nie mak (Peer), kwade mens  hiej is ni mak (Ulbeek), niet min: hè is neet min (Reppel), niet pluis: hij is ni plujs (Achel), niet tam: hè is neet taam (Molenbeersel), niet zuiver: neet ziever (Gruitrode), sakker: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  sakker (Gronsveld), slecht caractere: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  slech karakteir (Jeuk), vervelend zijn: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  vərvélənt zeen (Susteren), wars: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  wèèrsj (Posterholt), zuur: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  zōēr (Gennep) een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)] || Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] || lastig (ivm. karakter) III-1-4
een lelijk gezicht trekken (een) gezicht snijden: e gezécht sjnieje (Kelmis), e jezich sjnieje (Kerkrade), ee gezich snieje (Nieuwenhagen), ei gezich sjnieje (Roermond), ein gezich sjnieje (Roermond), ein gezig sjnieje (Posterholt), en gezich snijje (Broekhuizen), ə gezich sjnieje (Holtum), (een) gezicht trekken: ee gezich trekke (Oirsbeek), gezicht trekke (Blerick, ... ), gezéécht trekke (Middelaar), gəzext trēͅkə (Bree), (een) grijns trekken: grēns trekə (Smeermaas), (een) grimas maken: eine grimas make (Sittard), grimas maake (Heerlen), grəmas moakə (Opheers), ne grimas maake (Belfeld), ə grimas makən (Lommel), ən gri̯mas moəkə (Gingelom), (een) grimas trekken: grimas trekke (Venlo), ən gri.ma.s tre.kə (Moresnet), ən grimas trekə (Tongeren), (een) lelijk gezicht trekken: e lelek xəzex trekə (Neerpelt), e lèlik gezich trékke (Ulestraten), ein lillek gezich trekke (Roermond), ein līēlik gezicht tréékke (Tungelroy), en lèlek gezicht trekke (Horst), jeͅlək gəzicht treͅ⁄ə (Lommel), lelik gezich trèkke (Sittard), lellek gezeecht zette (Wanssum), lelək xəzex trekə (Kanne), è lielik geziche trèkke (Ten-Esschen/Weustenrade), ə lilək xəzixt treəkə (Gingelom), ən lelək chəzicht tre⁄ən (Lommel), (een) lelijk gezicht zetten: n leelk gezich zétte (Limbricht), ⁄n lellek gezeech zette (Broekhuizen), ⁄n lellijk gezeech zette (Broekhuizen), (een) lelijke snuit maken: n lilke sjnoet make (Tegelen), (een) lelijke snuit trekken: ein lilke snoët trekke (Venlo), en leleke snoet trekke (Velden), en lèleke snoet trekke (Horst), ing lieleke schnoet trekke (Heerlen), lélekke snoet trekke (Echt/Gebroek), n lèlikke snoet trekke (Geleen), ən lelə⁄ə snøͅyt tre⁄ən (Lommel), ən leͅləkə snāt treͅkə (Sint-Truiden), (een) muil trekken: `n moel trèkke (Urmond), enne moel trekke (Afferden), mōͅl trekkə (Hees), møyl trēͅkə (Bree), ən maul trekə (Tongeren), (een) schuw gezicht maken: en sjōēw gezich maake (Klimmen), schouw gesich make (Schimmert), (een) smoel trekken: smul treͅkən (Overpelt), un smoe.l trekke (Weert), ən smul trekə (Bokrijk, ... ), (een) snuit trekken: een snuit trekken (Hasselt), ein sjnoet trekke (Beegden), ein snōēt tréékke (Tungelroy), ein snūt traekə (Kinrooi), en sjnōēt trékke (Panningen), en snawt treͅke (Tongeren), en snoet trekke (Tegelen), en snuut trekke (Broekhuizen), ing schnoet trekke (Heerlen), n sjnoet trekke (Baarlo), n snat treͅkkə (Gingelom), n snōēt trekken (Sevenum), ne snoet trekke (Nuth/Aalbeek), ne snŭt trekke (Gennep), snoet trekke (Venlo), snoët trekke (Boekend), snoət trekə (Bokrijk), snūt treͅkən (Overpelt), snūt träkə (Overpelt), snôet trekke (Blerick), snøyt trēͅkə (Bree), snø͂ͅt treͅkə (Paal), snøͅitreͅ⁄ə (Lommel), un snoeët trekke (Weert), ən snaut trekə (Tongeren), ən snut treͅkən (Hamont), ən snūt trekə (Bocholt), ən snūt trekən (Hamont), ən snūwt trekə (Achel), ən snø͂ͅt trekə (Halen), ⁄n sjnoet trèkke (Tegelen), (een) snuits trekken: en snoetse trikke (Oost-Maarland), n schnoetts trekken (Heugem), n schnōēss trekke (Mesch), n sjnoets trikke (Houthem), n sjnoets trèkke (Gronsveld), n sjnüts trekke (Mechelen), n snoets trekke (Maastricht, ... ), n snōēts trekken (Maastricht), schoetsch trekke (Valkenburg), sjnoets trekke (Echt/Gebroek), snoets trekke (Wijk), snōēts trekke (Oost-Maarland), snūts trekə (Smeermaas), un snoets trekke (Maastricht), un snoets trékke (Sint-Pieter), ən snūts trekə (Kanne), (een) vies gezicht maken: e vies jesich maache (Bocholtz), vīēs gezich trekke (Waubach), ə vī:s jəze.x makə (Moresnet), bakkes maken: bakkes maoke (Oost-Maarland), de nuttert grijnzen: cf. WNT V, kol. 755-756 s.v. "grijzen (II)"op iemand grijzen, er een verachtelijk en een leelijk gezicht tegen trekken  de nuttert greize (Swalmen), een gekke snuit: en gekke snuut (Oirlo), een gezicht wie een oorworm: en geziech wie enne oorworrem (Klimmen), een gezicht zetten: B.v. e leilik, bedreuf....  e gezich zètte (Susteren), een gezicht zetten wie een schup: NB: sjup = spade.  ei gezicht zitte wie ein sjup (Maasbracht), een gezicht zetten wie een verenworm: ei gezich zitte wie eine vereworrem (Herten (bij Roermond)), een griekerig gezicht trekken: ein grekerig gezich trekke (Venlo), een lang gezicht: ei lank gezich (Herten (bij Roermond)), een lang gezicht maken: ein lank gezicht make (Neer), een lelijk bakkes trekken: e lelekə bakəs trekə (Neerpelt), een lelijk gezicht maken: ee lielek gezich maake (Heerlen), een lelijk gezicht trekken: e lillik gezich trekke (Tegelen), ei leelik gezich trekke (Heerlerheide), een lelijke muil trekken: n lieleke moel trekke (Schaesberg), een lelijke smoel trekken: lelijke smoel trekken (Kwaadmechelen), n lieēlikke smoel trekke (Weert), ne lilleke smoel trekke (Leopoldsburg), ən leͅləkə smul treͅkə (Sint-Truiden), een maske trekken: n maske trekke (Maastricht), een mommengezicht maken: e momme gezig make (Vrusschemig), een muil: ən maoò (Tongeren), ən maul (Tongeren), een muil snijden: ein moel sjnieje (Guttecoven, ... ), een nut gezicht: ei nut gezich (Herten (bij Roermond)), ein nut gezich (Swalmen), een nut gezicht snijden: n nöt gezich sjnieë (Geleen), een nut gezicht trekken: e nött gezich trèkke (Klimmen), ei nöt gezicht trekke (Horn), n nut gezich trèkke (Boukoul), ə nöt gəzich trekə (Heerlerheide), een nut gezicht zetten: ei nöt gezicht zètte (Beegden), een nutte snuit trekken: ein nutte sjnōēt trekke (Reuver), een nutte snuits trekken: en nutte schnoets trekke (Valkenburg), een ponem opzetten: dae zēt ei ponem op (Sittard), een postzegel maken: ne poszegel make (Montfort), een postzegel snijden: unne poszeegel sjnīēje (Mechelen), een postzegel trekken: eine poszegel trekke (Maasniel), een scheef gezicht trekken: ə sxiəf gəzext treͅkə (Zelem), een schone snuits trekken: n sjôôn snoets trekke (Haelen), een schoon maske trekken: n sjôôn maske trekke (Haelen), een schoon muil maken: n schoen moe.l maake (Puth), een schoon tronie trekken: n sjôôn tronie trekke (Haelen), een schrouw gezicht maken: e schro jesicht make (Gemmenich), e sjrav gezeeje make (Mheer), e sjrow gezich maake (Voerendaal), ee sjròòw gezich maake (Ubachsberg), een schrouw gezicht trekken: e sjraw gezich trèkke (Klimmen), een schuw gezicht trekken: e sjoe gezich trèkke (Neerbeek), n sjoe gezich trèkke (Bunde), een schuw muil maken: n schoe moel make (Elsloo), een smerig gezicht trekken: ⁄n smèrig gezicht trekke (Wanssum), een snijden: èng sjnieje (Kelmis), i.e. ene snijden.  e.ŋ šnij.ə (Moresnet), een snuit: ən snaaut (Tongeren), een snuit zetten: `n sjnoet zètte (Urmond), ən snuət zeͅtən (Achel), een snuits maken: n sjnoets make (Houthem), een snuits opzetten: n snoets opzette (Ulestraten), een stomme snuit trekken: een stòm snoet trekke (Hoensbroek), een toot zetten: ein toot zètte (Leveroy), n toot zitte (Kerensheide), ne toet zette (Heerlerheide), nen toot zette (Venray), een trekken: èng trekke (Kelmis), een vies gezicht snijden: ee vies gezich sjnieje (Eygelshoven), een vies gezicht trekken: e vies gezicht trekke (Beverlo), ee viez gezich trekke (Rimburg), een vies gezicht trekke (Meeuwen), n vīēs gezich trèkke (Boukoul), è vies gezich trekke (Schaesberg), ə viəs xəzi̯x treəkə (Gingelom), een vieze snuit trekken: eine vieze snoet trekken (Tegelen), ən vizə snoͅyt tre⁄ən (Lommel), een vleddig gezicht trekken: of vliddig?  ee veidig jezich trekke (Kerkrade), een vries gezicht zetten: n vreusch gezich opzette (Roermond), een zuur gezicht: ⁄n zōēr gezicht (Ottersum), een zuur gezicht trekken: en zôêr gezich trékke (Panningen), ən zoer gezich trekke (Heerlerheide), een zuur gezicht zetten: ee zoer gezicht zette (Oirsbeek), n zoor gezicht zette (Baexem), gezichten snijden: gezichte sjnieje (Obbicht), gezichte snieje (Baexem, ... ), gezichte snîêje (Haelen), gəzixtə sni.jə (Neeroeteren), i.e. gezichten snijden.  gəzextə sniə (Bocholt), gezichter snijden: gezichter sjnieje (Heel, ... ), gezichter sjnīēe (Brunssum), gezichter snieë (Neeritter), Humoristisch.  gezichter snieje (Baexem), giebeltjes maken: Ook m.d. handen.  giebelkes maken (Echt/Gebroek), greizen: cf. WNT V, kol. 755-756 s.v. "grijzen (II)"op iemand grijzen, er een verachtelijk en een leelijk gezicht tegen trekken  greize (Tungelroy), griek gezicht: greek gezich (Boekend), grieken: greeke (Venlo), greeke (met zaniken) (Sevenum), grijnen: griene (Weert), grijne (Gronsveld), grijnen (Maastricht), grīē.ne (Panningen), grijnereren: grienerere (Tegelen), grijnzen: greenzje (Meijel), greeze (Venray), greezen (Eksel), greinze (Ittervoort), greinzen (Wolder/Oud-Vroenhoven), grensə (Meeuwen), grīēze (Schimmert), gri̯nsə (Gingelom), B.v. hij greidje tegen mij.  greize (Ell), grimassen: grimasjen (Valkenburg), grimassen maken: gremasse maake (Houthem), gremasse make (Obbicht), gremasə mākə (Lanklaar), gremasə mōͅkə (Kanne), grimasse make (Maastricht, ... ), grimasə makə (Hasselt), grimassen trekken: gremasse trikke (Houthem), grimasse trekke (Grevenbicht/Papenhoven), lachen wie een boer die tandpijn heeft: lache wie nem boer dae tangkpien haet (Tegelen), lelijk kijken: he kiekt lēlik (Mechelen-aan-de-Maas), leilik kieke (Echt/Gebroek), lielek kieke (Weert), līələk kīkə (Kinrooi), lîêlik ki-jke (Bree), lelijkerds trekken: lilkers trekke (Venlo), lillerkes trekke (Tegelen), mommengezicht: mommegezich (Schinveld), muilen: maolə (Tongeren), muilen maken: maulə mōͅkə (Beverst), moele make (Berg-aan-de-Maas, ... ), mulə mākə (Lanklaar, ... ), muələ makə (Maaseik), mūlə mākə (Kinrooi), mylə makə (Opglabbeek), muilen snijden: moele sjnieje (Valkenburg), moele snieje (Stevensweert), mōēle sjnieje (Hoensbroek), muilen trekken: maulə treͅkə (Beverst), moͅulə trekə (Genk), mulə trɛkə (Neeroeteren), møͅlə makə (Hasselt), nut kijken: nut kieke (Heerlen), nöt kieke (Baexem), nutten: nötte (Nunhem), postzegels snijden: postzegels sni-jje (Boeket/Heisterstraat), postzegels snieën (Stein), prentjes trekken: printsjes trèkke (Ulestraten), schuw kijken: kiek néét soë schoe (Nuth/Aalbeek), smoelen trekken: smoͅuələ trekə (Hasselt), smuln treͅkn (Koersel), smulən treͅkn (Koersel), snuit: ənōͅuərchə (?) snōͅuət (Tessenderlo), snuiten maken: snoete maken (Baarlo), snøͅtə makə (Hasselt), snuiten trekken: sjnoe.ten trĕĕkke (Panningen), snoete trekke (Blerick), snōͅuwətə treͅ⁄ə (Tessenderlo), snøͅtə trekə (Hasselt), snuits: schnuts (Bocholtz), snuitsen trekken: schnoetse trèkke (Bunde), sjōētse sjnieje (Meerssen), snoetse trekke (Grevenbicht/Papenhoven), snoetse trèke (Eigenbilzen), vies gezicht: ə viəs gəzecht (Tessenderlo), vleddige snuits: fledige snütz (Kerkrade), vooruit trekken: vruut trèkke (Eksel), vriezen: frēzən (Houthalen), vuil kijken: vaal kieke (Elsloo), zuur kijken: hè kiektj zoor (Leuken), zoer kīēke (Herten (bij Roermond)), zoor kieke (Tungelroy), zóór kieke (Venlo) berispen, een standje geven || grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een linnen zak met houten bodem om één of meer duiven in te dragen buidel: buul (Wijlre), d’r bùl (Doenrade), oene bujjel (Eisden), duivenbuidel: doevebuul (Eys), doevə buul (Guttecoven), doevəbuujəl (Beesel), dòve buugel (Sint-Pieter), d’r doevebül (Klimmen), (m.).  d‧uvəb‧yl (Eys), duivenzak: Opm. v.d. invuller: wordt niet meer gebruikt.  duivenzak (Tongeren), zakje: zekske (Jesseren) Hoe heet verder in Uw dialect: een linnen zak met houten bodem om één of meer duiven in te dragen (verouderd)? [N 93 (1983)] III-3-2
een list gebruiken achteromspelen: o.a.  áchterumspee.le (Zolder), afleiden: afleijen (Lommel), blikken: blikke (Veldwezelt), bluffen: bluffe (Kanne), alleen bij toppe  bluffe (Gronsveld), broddelen: brøͅdələ (Jeuk), brodden: brodden (Heusden, ... ), bruiden (Zonhoven), door de heg jagen: dur de heg jage (Meerlo), een kneepje gebruiken: e kneepke gebri-jke (As), een trucje gebruiken: e trukske gebri-jke (As), fiksen: fiksen (Kesseleik), finten: finten (Montfort), finten veil hebben: fentə veͅil høͅbə (Susteren), foefelen: foefele (Eigenbilzen), foeffele (Bilzen), fofələ (As), foufële (Vorsen), foetelen: foe.tele (Veldwezelt), foet`le (Bocholt, ... ), foetele (Eigenbilzen, ... ), foetelen (Eigenbilzen, ... ), foetëlë (Hoeselt), foêtele (Bilzen, ... ), futələ (As), Bedriegen in t kaartspel.  foetelen (As), foppen: foppe (Genk), kloten: kloeete (Weert), kruiven: Vgl. Venray Wb., pag. 177: kroève, op slinkse wijze maat of afstand veranderen.  kroeve (Venlo), loeksen (<du.): luksə (Beesel), lompen: iem. loempe (foeffele?) (Bilzen), luizen: loeze (Kinrooi), pfuschen (du.): foessje (Kerkrade), slim (bn.): sjlum (Vlodrop), troggelen: truggele (Jeuk), truken: TRUE (Eksel), trukke (Itteren), truuke (Venlo), uitlokken: oetlokke (Wijlre), zeuren: zeuren (Meeuwen) een list gebruiken bij het kaarten [finten] [N 112 (2006)] || Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)] || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] III-3-2
een list gebruiken add. foef (zn.): foef (Sevenum, ... ), kneep: knif (Heerlen), list (zn.): list (Eys), truc (zn.): truk (Schimmert, ... ), truuk (Thorn) Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)] III-3-2
een mijngang beginnen aanzetten: aanzetten (Oirsbeek  [(Emma)]   [Laura, Julia]), āzɛtsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Maurits] [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), āzɛtǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), beginnen: bǝgenǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma]) Beginnen met het drijven van een nieuwe galerij of steengang. [Vwo 106; N 95, 382; monogr.] II-5
een miskraam krijgen afkomen: af komme (Vaals), āfko.mə (Eys), kunt aef (Heerlerbaan/Kaumer), àfkoume (Sint-Truiden), áfkòmme (Castenray, ... ), de kar gaat opslaan: de kár göt òpslaon (Venray), de kar is omgekiept: de kar is umgekiept (Kunrade), de kar is omgeslagen: de kaer is umgeslaagen (Eksel), de kar is opgekiept: de ker is opgekiep (Venlo), de kâr is opgekiep (Maasbree), de kar is opgeslagen: daor is de kár òpgeslage (Castenray, ... ), de kaer is opgeslaagen (Eksel), de ker is opgeslage (Echt/Gebroek, ... ), de ker ês opgesjläoge (Gronsveld), de kèr ès opgeslaage (Tungelroy), kar is opgeslage (Tienray), de kar is opgeslagen  de kar is opgesjlaage (Sittard), de kar omslaan: də kéér umslowə (Loksbergen), de kar omslagen: də kéér umslowə (Loksbergen), de kar opgeslagen: de kèr opgeslage (Ell), de kar opkiepen: də kár òpkiĕpə (Susteren), ker opkiepe (Blerick), de kar opslaan: de kar opsjlooë (Mheer), də kèr opsjlaon (Kapel-in-t-Zand), ker opslaon (Tungelroy, ... ), de kar slaat op: de ker sjleit op (Neer), də ker sjleit op (Beesel), de oven valt: (de oven valt)  de aove veltj (Neer), een kwade kraam krijgen: eine kwoajö kroam krīēgö (Stevensweert), een miskraam hebben: eine miskraom hubbe (Reuver), unne miskraom hebbe (Weert), een miskraam krijgen: eine miskraom kriege (Echt/Gebroek, ... ), ene miskraom kriege (Geleen, ... ), enne miskraom krīēge (Venlo), innə miskraom krīējə (Nieuwenhagen), ne miskraom kriege (Caberg), nne miskraom kriege (Wolder/Oud-Vroenhoven), nə miskraom kriegən (Urmond), unne miskraom krieege (Weert), ènnə miskraom krīēgə (Venlo), ənnə miskraom krīēgə (Amstenrade), een misval hebben: ne misval kémme (Zolder), në misval hùbbë (Tongeren), nə misval hɛmə (Meeuwen), ënne misva.l hèbbe (Zutendaal), ’n misval g’hat (Hoeselt), een misval krijgen: dii̯ krich ənə me.sva.l (Ingber), een misval kriege (Neeroeteren), een misval krijgen (Alken), eine misval kriege (Thorn), eine misvāl kri-jge (Bree), eine misvál krīēgə (Heel), eine misvâl kri-jge (Bree), ene misval kreege (Wellen), enne misvaal kriege (s-Gravenvoeren), n misval kriegen (Ophoven), ne misva.l krèè.ge (Gors-Opleeuw), ne misval gekregen (Genk), ne misval kri-jge (Maaseik), ne misval kriege (Caberg, ... ), ne misval krèè.ge (Zolder), nne misval kriege (Geulle), nə misval kréégə (Leopoldsburg), ’n misvaal kriêge (Kanne), het is daar omgeslagen: het is doo umgeslaagen (Eksel), kantelen: kààntele (Sint-Truiden), misgaan: misgaon (Maastricht), miskraam hebben: miskraom hubbe (Gulpen), miskraam krijgen: miskraom krie.ge (Kelpen), miskraom kriege (Amby, ... ), miskraom kriegə (Doenrade, ... ), miskroam kriege (Sint-Pieter, ... ), miskroam kriegen (Achel), misval hebben: misval gehad (Lauw), misval heubbe (Hoeselt), misval krijgen: misva:l kriege (Kaulille), misval kriechə (Kapel-in-t-Zand), misval kriege (Vlodrop), misval kriegen (Rekem), misval krijge (Hoeselt), misval krijgen (Eksel, ... ), misvāl krīēgə (Heerlen), krijgen  misval krege (Eigenbilzen), misvallen: misvalle (Posterholt), omgekiept: omgekiept (Eys), omgeslagen: eumgeslagen (Meijel), omgeslagen (Meijel), {[mslo.\\n} umsloon.  umgeslagen (Eksel), omschudden: umsjuddə (Simpelveld), omslaan: eumslao (Meijel), omschlao (Brunssum), omslaan (Heythuysen, ... ), omslòò.ën (Zonhoven), ŏĕmslūūn (Opglabbeek), òmsloeën (Bocholt), opgeslagen: op-geslage (Ittervoort), opkiepen: op kiepen (Venray), opkiepe (Kesseleik, ... ), opkiepen van de kar: dao is de ker opgekiep; er heeft een miskraam plaatsgevonden  opkiepe van de ker (Venlo), opslaan: opslaon (Maasbree, ... ), daur is de kar opgeslage  òpslaon (Castenray, ... ), opslag krijgen: cf. CB s.v. "opslagen  opslag kriege (Meerlo), verlozen: verloze (Merkelbeek), verwerpen: verwerpe (Merkelbeek) een miskraam hebben || een miskraam krijgen || Een miskraam krijgen (opslagen, omslaan). [N 115 (2003)] || het krijgen van een miskraam || het plaats vinden van een miskraam || miskraam (krijgen || miskraam hebben || miskraam krijgen || miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)] || Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)] || Te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 115 (2003)] || werd gezegd als het meisje zwanger was i.v.m. miskraam III-2-2
een motorgat maken (een) motorgat maken: mōtǝrgāt mākǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), (een) motorkamer stokken: mōtǝrkāmǝr štǫkǝn (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), (een) motorlok maken: mōtǝrlǭk mākǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), (een) motorlok stokken: mōtǝrloak štǫkǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma]), de motor instokken: dǝr mōtǝr enštǫkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Willem-Sophia]  [Julia]  [Domaniale]), de motoren inbeunen: dǝ motōrǝ enbȳnǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]), inbeunen: enbȳnǝn (Oirsbeek  [(Emma)]   [Winterslag, Waterschei]), instokken: enstǫkǝ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), enštǫkǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), enštǫkǝn (Stein  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), eštǫkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), ˙ęštǫ.kǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), moteurs caleren: moteurs caleren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), moteurs inleggen: moteurs inleggen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), motoren instokken: motōrǝ enštǫkǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Wilhelmina]  [Emma, Maurits]), stokken: štǫkǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), uitdiepen: ūtdēpǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Een gleuf in de vloer of in de wand van een mijngang maken die groot genoeg is om er de motor van een schudgoot in te kunnen plaatsen; bij uitbreiding ook het plaatsen van de schudgootmotor in de betreffende gleuf. Zie ook het lemma Gleuf Voor Schudgootmotor. [N 95, 628] II-5