e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een keer rondgaan de oven volduwen: dǝ ǭvǝ vǫldǫwǝ (Ottersum), één keer rondgaan: ɛnǝ kēr rõnt˲gǭn (Ottersum), één keer stoken: ɛnǝ kēr stǭkǝ (Ottersum) Viermaal drie takkenbossen stoken [N 49, 67] II-8
een keldergewelf maken (een) kelder overwelven: kęldǝr ø̄vǝrwɛlvǝ (Heerlen), ǝnǝ kęldǝr ø̄vǝrwø̜lvǝ (Uikhoven), (een) kelder welven: kęldǝr wø̜lǝvǝ (Neeritter), kɛldǝr wø̜lǝvǝ (Tegelen), nǝ kalǝr wɛlǝvǝ (Meeuwen), nǝ kęldǝr węlǝvǝ (Meijel), (het) gewelf maken: ǝt jǝwø̜lǝf māxǝ (Bleijerheide), ǝt ˲gǝwø̜lǝf mākǝ (Rothem), boogwerk maken: bōxwęrǝk mākǝ (Ell), coffrage leggen: kufrāš lɛŋǝ (Berverlo), dek maken: dɛk mãkǝ (Genk), dekken: dękǝ (Meeuwen), gewelf metselen: gǝwęlǝf mętsǝlǝ (Tungelroy), kelderdek maken: kęldǝrdɛk mākǝ (Weert), keldergewelf maken: kɛldǝrgǝwø̜lf mākǝ (Leuken, ... ), kɛldǝrgǝwɛlf mākǝ (Heerlen), overwelging maken: ǭvǝrwęlgeŋ mākǝ (Susteren), overwelven: ø̜jvǝrwɛlǝvǝ (Sint-Truiden), schulpen: šø̜lǝpǝ (Klimmen), uitschalen: ūtšālǝ (Klimmen), verwelven: vǝrwø̜lǝvǝ (Maastricht), welven: wølwǝ (Leunen), wølǝvǝ (Heerlen, ... ), wø̄lǝvǝ (Schimmert), wø̜lvǝ (Herten), wø̜lǝvǝ (Kerkrade, ... ), wɛlvǝn (Lommel), werfselen: wø̜rfsǝlǝ (Helden, ... ) Wanneer men een kelder van troggewelven wil voorzien, worden er eerst van muur tot muur ijzeren profielbalken gelegd op een onderlinge afstand van 1,5 m. Tussen de balken worden vervolgens de gewelven gemetseld, waarbij als tijdelijke steun een formeel wordt gebruikt. [N 32, 20c; monogr.] II-9
een kind op de arm dragen (een) kind op de nek pakken: keindj op de nek pakken (Neeroeteren), (een) wicht op de arm dragen: weecht óp də èèrəm draagə (Meijel), bij de arm pakken: bi-j den érm pàkke (As), busselen: cf. VD s.v. "busselen"2. inbakeren  bössele (Voerendaal), doddelen: doedele (Blerick), dragen: draage (Geulle, ... ), draaggə (Grevenbicht/Papenhoven), draagə (Montfort, ... ), drage (Echt/Gebroek, ... ), dragen (Alken, ... ), drààgə (Susteren), dráágə (Epen, ... ), puize: dragen om te raden hoe zwaar iets of iemand is  droage (Wellen), slecht leesbaar: eerder oo dan ao  drôôgë (Tongeren), een kind dragen: e kend drage (Jeuk), é kind droage (Eigenbilzen), een kind op de arm dragen: ein kind op d⁄n erm drage (Hoensbroek), u keend op ten errem draage (Itteren), è keend op d⁄n errem drage (Maastricht), ə ke.ŋk ˂o.pən eͅ.rəm hoͅ.u̯ə (Eys), ə kēēnt ōp tən èrrəm drāāgə (Maastricht), ⁄n kind op den èrm dwagen (Eigenbilzen), arm  e kind op den erm draoge (Eigenbilzen), een kind op haren arm dragen: e kê.jnt op derren ê.rm droa.ge (Gors-Opleeuw), het kind behopzakken: ⁄t kind behopzakke (Sittard), houden: haaie (Kesseleik), hagen (Zonhoven), kind dragen: kink drage (Eys), kramelen: Mar.: "kramen  kroamele (Kerkrade), op de arm dragen: op de arm dragen (Zolder), op de erm drage (Houthalen, ... ), op de êrm drage (Schimmert), op den erm draoge (Vorsen), op den erm droage (Hoeselt), op dən èrm dragen (Urmond), op dən èèrm draagə (Gennep), op d⁄n erm drage (Tienray), op ten erm drōāge (Hoeselt), opgen erm dragə (Ubachsberg), opg⁄n erm drage (Gulpen), oppen aêrm draagen (Eksel), oppen erm drage (Bree, ... ), oppen erm dragen (Gulpen), oppen errem drage (Bocholt), òp də érm dráágə (Venlo), op de arm hebben: op den errem hóbbe (Maastricht), op d’n aerm hebbe (Zutendaal), op de arm houden: oppen aêrm haên (Eksel), op de arm nemen: op de aerm neme (Oirlo), op de arm pakken: op de aerm pakke (Oirlo), oppen aêrm pakken (Eksel), oppen erm pakke (Ittervoort), ópen é.rem pákke (Zolder), op de arm vatten: op de erm vatte (Meijel), op de nek pakken: op de nek pakken (Meeuwen), oppe nak pakke (Kinrooi), op haar arm dragen: op dr erm drage (Gulpen), ŏp dər èrrəm drāāgə (Nieuwenhagen), peizen: peize (Schimmert), pungelen: pongelə (Oirsbeek), pungele (Gronsveld, ... ), punguln (Brunssum), cf. WNT s.v. "pungelen (I)"2) dragen, inz. een zak  pungelə (Oirsbeek), sjouwen: sjaowe (Meijel), tuttelen: tŭttələ (Nieuwenhagen), vertuttelen: vertuttele (Maastricht), wiegen: wiege (Meerlo), wëge (Stein) een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] III-2-2
een kipwagen kantelen kippen: kipǝ (Kelmis) [monogr.] II-4
een klein plankje als zitplaats voor de duif duivenplankje: ’t doeveplenkske (Lutterade), kapje: kepke (Houthalen), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  kepkes (Gruitrode), klamsol: klamsol (Tongeren), plankje: plengske (Eisden, ... ), plenkske (Jesseren, ... ), plenske (Vlijtingen), plènkske (Meijel), u plenkske (Doenrade), ’t plenksjke (Klimmen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  e plênkske (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  plé.nkske (Zolder), schabbetje: sjabbetje (Buchten), ps. er staat een "j"? voor dit woord; weet niet wat invuller hiermee bedoeld?!  schabbeke (Zolder), schapje: schaepke (Weert), schapje (Geleen), schèpke (Sint-Pieter), sjaepke (Swalmen), sjaepkə (Beesel), sjepke (Wijlre), ’t schèpke (Sevenum), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  sjeupkə (Grathem, ... ), Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  schepke (Maasbree), Opm. v.d. invuller: speciaal gemaakt zitplaatje. Zit ook wel "op de grònjd"of "in ut brujhok".  u sjepke (Doenrade), stekje: stɛkskə (Meijel), voetje: vutje (Jeuk), zitbred: zitbret (Eys), zitje: zitje (Mielen-boven-Aalst), zitplank: zitplenk (Kortessem), zitplankje: zit plenkske (As), zitplenksjke (Doenrade), zitplenkske (Vlodrop), zitplénkskə (As), (o.).  ze.tpleͅ.ŋkškə (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  zitplênkske (Bilzen), zitschapje: zitschepke (Venray), zitstek: zitstek (Echt/Gebroek), zitstok: zitstok (Meijel) een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)] III-3-2
een klink graven klink graven: kleŋk grāvǝ (Griendtsveen) Het graven van de klink, een aaneengesloten rij van turfputten. Een onderdeel van het hooggraven. [II, 58] II-4
een koningin opzetten (een) koningin geven: kø̄neŋen gę̄vǝ (Noorbeek, ... ), (een) koningin invoeren: kø̄nǝgen envø̄rǝ (Stein), ęjn kø̄neŋen envø̄rǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), (een) koningin opzetten: (een) koningin opzetten (Kerkhoven), kø̜negen upzɛtǝn (Tessenderlo), kø̜nǝgen opzɛtǝ (Sint-Truiden), ǝn kø̄neŋen opzɛtǝn (Diepenbeek), aannemen: ɛnnēmǝ (Meijel), door vlieggat in laten lopen: dōr vlēx˲gāt en lǭtǝ lǭpǝ (Asenray / Maalbroek), een andere koningin geven: ǝn aŋǝrǝ kø̜nǝgen gęjvǝ (Peij), een koning opzetten: ǝn ko.neŋ opzɛtǝn (Dilsen), een koningin aanzetten: een koningin aanzetten (Opglabbeek), een moer geven: een moer geven (Maasmechelen), ǝn mōr gę̄vǝ (Weert), een moer invoeren: ǝn mōr envø̄rǝ (Herkenbosch, ... ), een moer opzetten: ǝn moǝ.r opzɛtǝn (Diepenbeek), een moerkooitje inhangen: ǝn mōrkø̄tjǝ enhaŋǝ (Asenray / Maalbroek), gemoerd maken: gǝmø̄rt mākǝ (Born), helpen: helpen (Neer), hermoeren: hɛrmōrǝ (Geistingen), invoeren: invoeren (Wellerlooi), moederen: mōjǝrǝn (Zepperen), moerecht maken: murēxt mākǝ (Venray), mōrɛxt mākǝ (Asenray / Maalbroek), opzetten: ǫpzɛtǝ (Houthalen) Een moerloos volk een koningin geven. [N 63, 100c; monogr.] II-6
een koollaag aansnijden, aantreffen aantreffen: ātrɛfǝ (Zie mijnen  [(Domaniale / Laura / Willem-Sophia / Oranje-Nassau II / Oranje-Nassau III / Emma / Maurits)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), aanvaren: āvārǝ (Zie mijnen  [(Domaniale / Laura / Willem-Sophia)]  [Julia]), kool aanvaren: koal āvārǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia]) Een steenkoollaag aantreffen. [monogr.; N 95, 172] II-5
een koollaag bemonsteren een flöz mustern: ē flø̜ts mustǝrǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), een monster nemen: een monster nemen (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), koolmonsters nemen: koalmonstǝrs nęǝmǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Wilhelmina]) Een monster nemen van de koollaag. [N 95, 191] II-5
een koollaag blootleggen afdekken: af˱dękǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale]), blootleggen: blōtlęgǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Winterslag, Waterschei]), de kolenlaag ontsluiten: dǝ kǭlǝlǭx ontšlūtǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), de laag oopmaken: dǝ loǝx opmāxǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), koollagen blootleggen: koollagen blootleggen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Een steenkoollaag toegankelijk maken door het wegnemen van de bedekkende laag of lagen. Volgens een invuller uit Q 121 gebeurt dit door het drijven van toe- en afvoerwegen. [N 95, 172; Vwo 35; Vwo 143] II-5