e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een koollaag meten (een) flöz meten: flø̜ts mę̄sǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ǝn flø̜ts mę̄tǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), (een) kolenlaag meten: kǭlǝlǭx mę̄tǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Wilhelmina]), boren: bǫ.arǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]), de laag meten: dǝ loax mę̄tǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), de structuur opmeten: dǝ strøktȳr opmeǝtǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), een kolenlaag opmeten: een kolenlaag opmeten (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), markeren: markeren (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), meten: męjsǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Julia]), mę̄tǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Maurits]  [Willem-Sophia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), mɛsǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), opmeten: opmēǝtǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]), ǫpmę̄tǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), uitmeten: utmę̄tǝ (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]) Diktebepaling van de kolenlaag door meting. [N 95, 190; N 95, 191] II-5
een koollaag verkennen (een kolenlaag) uitpeilen: ūtpęjlǝ (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Laura, Julia]  [Maurits]), (een laag) verkennen: vǝrkenǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Laura, Julia]  [Zwartberg, Eisden]), vǝrkęnǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vǝrkɛnǝ (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Willem-Sophia]  [Zwartberg, Waterschei]), (een) laag aanhouden: loax ānhǫwtǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), afpeilen: āfpęjlǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Winterslag, Waterschei]), boren: bǫ.arǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Winterslag, Waterschei]), een verkenning maken: een verkenning maken (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), kolen zoeken: koǝlǝ zøkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), lood trekken: luǝt trɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), naar kolen zoeken: nār kulǝ zȳkǝn (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]), nadrijven: nǭǝdrīvǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), onderzoeken: øŋǝrzø̄kǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Domaniale]), peilen: pęjlǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]), sondage uitvoeren: sondage uitvoeren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]), verkenning: verkenning (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Wilhelmina]  [Zwartberg, Waterschei]  [Winterslag, Waterschei]), verloop van het flōz nagaan: vǝrlōf van ǝt flø̜ts noǝjoǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Wanneer men een koollaag heeft aangetroffen, dan moet deze verkend worden en de koolwinning worden voorbereid. Men gaat dan onderzoeken, hoe het verloop van de koollaag is. Hiertoe maakt men in de koollaag galerijen en doortochten. Hierdoor krijgt men nagenoeg een zuiver beeld van de koollaag. Men weet hoe haar helling is op ieder punt, men kent de dikte en men weet of er storingen in voorkomen. [N 95, 189; N 95, 191; N 95, 202] II-5
een kophout plaatsen (een kophout) plaatsen: plātšǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), (een kophout) zetten: (een kophout) zetten (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Maurits]  [Eisden]  [Winterslag, Waterschei]  [Zwartberg]), zetǝ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]), zętǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]  [Zwartberg, Waterschei]), zętǝn (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Maurits]), zɛtsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Julia]), zɛtǝ (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Emma]  [Laura, Julia]  [Eisden]), ˲zę.tǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Maurits]), ˲zɛtǝ (Hamont  [(Eisden)]   [Domaniale, Wilhelmina]), (een kopstijl) zetten: zɛtsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Willem-Sophia]  [Zolder]), een apôye zetten: ǝn apoj zętǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Zolder]) Een voorlopige ondersteuning plaatsen tijdens de winning van een koollaag. Zie voor het object "kophout", "kopstijl" etc. het lemma Kophout. [N 95, 492; N 95, 291] II-5
een krijtstreep trekken (de/een) knijtschraam trekken: dǝr knītšroam trękǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), knitšroǝm trɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma]  [Domaniale]  [Julia]), ǝnǝ knitšrǫǝm trɛkǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), (de/een) streep trekken: (de/een) streep trekken (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), dǝr štrēp trękǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Eisden]), (een) krijtstreep trekken: krītštrę̄p trękǝ (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ęjn krītstrēp trękǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), de richting trekken: dǝ rexteŋ trękǝ (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), kalkschraam trekken: kalkšroǝm trɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Willem-Sophia]  [Domaniale]), krijtschraam trekken: krišroǝm trɛkǝ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Domaniale]), krītšroǝm trękǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]), lijn trekken: lijn trekken (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), richting aangeven: rexteŋ āngę̄vǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]), schraam trekken: šrǭm trɛkǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Maurits]) De richting in een mijngang werd op de kap aangegeven door het maken van een ±1 cm brede krijtstreep. De plaats waar deze krijtstreep moest worden gemaakt, was aangegeven op de uitbouwschets. Belangrijk was dat de krijtstreep haaks op de voet van de kap werd aangebracht. Nooit mocht men kappen op het oog in de richting leggen (MBK II pag. 42). [N 95, 855] II-5
een kring op de grond trekken een cirkel op de grond: ənə ciərkəl op de grond (Sint-Truiden), een cirkel op de grond tekenen: ənə sirkəl op də grōnt ty(3)̄kənə (Lanaken), een cirkel op de grond trekken: een cirkel op den grond trekken (Leopoldsburg), ijnə serkəl oͅppə groͅnt trɛkkə (Neerglabbeek), ənne sirəkəl op den grond trɛkken (Hoepertingen), een kreits op de aarde trekken: ne kreeis op de eͅed trekke (Lontzen), een kring op de grond maken: unne krink make oppe grond (Weert), een kring op de grond trekken: eine kring op de grond traikken (Vucht), en kreͅnk op de groond trèkken (Lanaken), ene krink op de grond trekken (Mopertingen), ene krīnk op te grōnd trèkken (Maastricht), ne kring op de grond trekke (Koersel), ne kring op de ground trekken (Beringen), ne krənk op de gront trəkkə (Genk), nə krēnk op də grōnt träkən (Hamont), ’n krin’ op de grond trekkə (Beverst), trekken: de e als in dèsque  eine kreink op den groond trekken (Elen), een kring trekken: i is langgerekt  krīnk trèkken (Maastricht), een perk op de grond trekken: trikke: i zeer korte ei zoals in vrai  eine perk oppe grôndə trikke (Maasbracht), een ring maken: enne renk moake (Voort), ne rink maeken (Sint-Huibrechts-Lille), n’ rink maken (Hechtel), een ring op de aarde trekken: euen reeng opeun èëd trekke (Remersdaal), een ring op de grond: ĕn rīnk oͅp tə gront (Zichen-Zussen-Bolder), nə rɛnk oͅbdə groͅnt (Genk), renk als in wenk  ənən renk op də gront (Sint-Truiden), een ring op de grond maken: een reenk op de groont maokĕ (Vroenhoven), eine renk op e ground make (Opglabbeek), enne reenk op genne groond maakke (Mheer), innen reenk obbe gront maəke (Stevoort), ne rink obbe grond maken (Houthalen), ne rink op de grond maoken (Lommel), nə reŋk opə groͅnt mākə (Opglabbeek), nə reŋk oͅb ə groͅnt ma͂kə (Zonhoven), ənən reͅnk mākə oͅp də groͅnd (Herk-de-Stad), ’n rink op den grond maken (Peer), ai = mais  eine raink op de groend maken (Rotem), een ring op de grond tekenen: ene rink op dèn grond teekenen (Rijkhoven), een ring op de grond trekken: een renk op den grond trekken (Jeuk, ... ), eene rank op de grond trekken (Rekem), eene rïnk op de grönt trèkke (Millen), eenen rénk op den grond trékken (Sint-Huibrechts-Hern), eine reink op de groend trêkken (Maaseik), eine reink op den grond trekke (Piringen), eine reink op den grond trèkken (Neeroeteren), eine reng(k) oppe grond trekken (Opoeteren), eine rink op de groond trèkke (Rekem), eine rink oppe groant trekken (Bree), eine rink oppe groond treͅkke (Bree), eine rink oppe groond trèkken (Bree), ejnə rejŋk opə gront träkə (Opglabbeek), en reng op de grond trekke (Wilderen), ene renk op den grond trekken (Borlo), ene rènk op de groond trekke (Zichen-Zussen-Bolder), enne reeng op genne groond trekken (Lauw), enne renk op e grond trekke (Hoepertingen), enne rijnk op de grunt trəkken (Maaseik), enne rè-ng op de gro-nd trèkke (Wellen), ennə reiink op de grouənd trekke (Hoepertingen), enə reiŋk ob də groͅ.ṇt trekə (Borgloon), enə rēnk oͅp tə grōnd trēͅkkə (Lanaken), enən reink op de grond trekken (Hoepertingen), ēnə rāiŋ op dən gront trekkə (Mettekoven), ienen rīnk op den groond trekken (Neerpelt), inen renk opde grond trekke (Kerkom), inne reenk op de gront trekke (Ulbeek), inne rijnk obbe grond trekke (Spalbeek, ... ), innen reeink op de grond trékken (Nieuwerkerken), innen reenk op de grond trekke (Zepperen), innen reenk op den grond treiken (Ulbeek), innen rink op de gront trekke (Berbroek), inne’ ring op den grond trekken (Sint-Huibrechts-Lille), ne reenk op de grond treeke (Borgloon), ne reenk op te groond trekke (Rosmeer), ne rink oep de groend trekke (Oostham), ne rink oep de grond trekke (Heppen), ne rink oep den grond trekke (Tessenderlo), ne rink op de grond trekke (Wilderen), ne rink op de groond trekken (Overpelt), ne rink op de groont trêkken (Neerpelt), ne rink op den grond trèkken (Houthalen), ne rink oppe grond trekke (Paal), nə reŋk opə groͅnt trekə (Opglabbeek), nə reŋk oͅp t’ə grond trɛk’ə (s-Herenelderen), nə rēŋ’ (nk) op də gro-nt trä-kə (Vroenhoven), nə ränk oͅbə gront träkə (Zonhoven), nən rēŋk op den grond trekke (Alken), n’en reenk op de gront trekke (Stevoort), éne renk op de grond treͅkken (Kuttekoven), ənə reiənk op de graond tre(i)kke (Ulbeek), ənə rènk ŏppə grŏnt trĕkkə (Opoeteren), ənə rɛ.iŋ op də gro.nt trikən (Wellen), ənən rijnək trekke op de groənd (Zepperen), ’n re-ink op de grond trekka (Koninksem), ’n reenk oppe groont trèkke (Kaulille), ’n reng op de ground trekke (Vechmaal), ’n rēnk op den grond trèkken (Neeroeteren), ’n rijnk op be grond trekke (Duras), ’n rin’ op de grond trekkə (Beverst), ’n rīnk op də grōnd trekkə (Zichen-Zussen-Bolder), ’ne rank op de grond trekke (Martenslinde), ’ne reenk op pe grond trèke (Sint-Lambrechts-Herk), ’ne reink op pe groond trèkke (Niel-bij-As), ’ne rink op de grond trekken (Genk), ’nə rang op də grond trèkken (Eigenbilzen), e als in met  ne reenk op de grond trekke (Wellen), franse è  eine rink op den grund trèkken (Kessenich), grond: o als korte oo  ’ne rink op de grond trei-en (Lommel), grond: o tussen o en u  enne renk op e grond trekken (Neeroeteren), grund: de u zoals de duitse u zonder umlaut  ne rink oep de grund trekken (Beverlo), k wordt niet uitgesproken  ne ring oep e grond trekken (Kwaadmechelen), ne rink op de grond trekken (Lommel), oo is kort  ene reeng op den groond treikken (Lauw), rink: i helt naar de e klank  ’ne rink op de grond traike (Rijkhoven), traike: cf. bai  éné reink op te grooi-jund traike (Eisden), treke: eerste e is een lange ee  enen rijnk op de gront treke (Gelinden), trekke: e als in est  eĕne reenk oppe grond trekke (Genoelselderen), treën: eerste e als de e van den (boom)  ne rink oep de groont treën (Kwaadmechelen), è zoals in het franse dès  ene reenk op de groond trèkke (Rosmeer), een ring trekken: eine renk trĕkke (Gruitrode), enen renk trekke (Mielen-boven-Aalst), iene renk trekken (Sint-Truiden), ine rink traiken (Neerpelt), ne rink trekke (Paal), ’n ring trekken (Stokrooie), ’ne reeng trekka͂ (Tongeren), ’ne reenk trekkà (Tongeren), een ringetje op de grond trekken: ə reŋəkə op də grōnt träkən (Hamont), een ronde op de grond trekken: een ronde op de grond trekken (Beringen), ne ronde-n-op de grond trekke (Beverlo), ne ronne obe grond trekken (Beringen), ne ronne trekken op de grond (Sint-Truiden), nen ronne op de grond trekke (Sint-Truiden), een ronde ring: ənə ronərank (Opgrimbie), ənə ruŋəraŋk (Mechelen-aan-de-Maas), een ronde ring maken: nə rōͅnərēŋ ma͂kə (Hasselt), een ronde ring op de grond maken: ənə rōūnə rank op tə grōūnd mākə (Mechelen-aan-de-Maas), een ronde ring op de grond trekken: əne ronne rink op de gron’ trékken (Hoepertingen), ’n roͅnne rank op de groͅnd trekken (Diepenbeek), aing: neusklank è  ’n ronderaing trèkke obbe grond (Hasselt), een ronde trekken: nə roͅndə trəkə (Leopoldsburg), nə rundə treͅ’ən (Oostham), ənə ronne trekke (Sint-Truiden), ənən ronne trekke (Sint-Truiden), ’ne ronne trekken (Sint-Truiden), perk(je) (zn.): e perk(ske) (Opitter), ring (zn.): ne reenk (Beverst), ne rienk (Riemst), ’ne ring (Opitter) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kruis inlezen de kruising derin scheren: dǝ krȳseŋ dǝren šērǝ (Stramproy), kette delen: kętǝ dęjlǝ (Eupen) Met de hand de onderste en bovenste draden van de in twisten en gangen te scheuren ketting uit elkaar houden, zodat er een dradenkruis in komt dat vastgezet wordt op de kruispennen van het scheerraam. [N 39, 59] II-7
een kruisje geven een avondkruisje geven: oovendkruiske geeven (Eksel), een duimkruisje geven: doemkruuske geve (Mechelen-aan-de-Maas), een goedenachtskruisje geven: gŏŏdenaagskrŭŭtske (Nieuwenhagen), een kruisje geven: `n kruutske gaeve (Klimmen), a krijske géve (Eigenbilzen), e kink e kruutske geëve (Gulpen), e kreiske gève (Eigenbilzen), e kreske gêeve (Tongeren), e kreujske geeve (Stokkem), e kreuske giĕve (Heers), e kruiske geve (Heugem, ... ), e kruiske gēve (Maastricht), e kruiske gève (Maastricht), e krutske gaeve (Guttecoven), e kruuske geve (Meerssen, ... ), e kruutske geëve (Kunrade), e krùiske geeve (Sint-Truiden), e krütske geëve (Nieuwenhagen), e krütske gève (Klimmen), ei kruutske geave (Lutterade), ein krutske gieève (Schinnen), en kruske geve (Tienray), en kruuske gaeve (Oirlo, ... ), en kruuske geve (Merselo), kreske geeve (Tessenderlo), kreuske geven (Linne, ... ), kreuske giejeve (Zonhoven), kreuske gieve (Houthalen), kreuske gève (Hoepertingen), kri-jske gève (Bree), krieske geeve vier sloape guun (Opglabbeek), krieske gève (Opglabbeek), krijske géve (Eigenbilzen), kruiske geeve (Maastricht), kruiske geve (Eksel, ... ), kruiske geven (Hechtel), krutske gaeve (Doenrade, ... ), krutske geave (Nieuwstadt), kruuske gaeve (Ell, ... ), kruuske geeve (Siebengewald), kruuske geive (Bocholt), kruuske geven (Achel, ... ), kruuske gève (Holtum, ... ), kruutske gaeve (Baarlo, ... ), kruutske gaeven (Baarlo, ... ), kruutske gaive (Horn), kruutske geive (Montfort, ... ), kruutske geëve (Hoensbroek, ... ), kruutske gäve (Montfort), kruutske gève (Terlinden), kruutske gèève (Schimmert), kröskə gève (Hoeselt), krəske geve (Jeuk), krəskə giejəvə (Loksbergen), n kruutske geve (Tegelen), è kruiske geve (Maastricht), ə kruiskə geevə (Maastricht), ən krutske gève (Sint-Martens-Voeren), ən krøsjkə gēͅvə (Meijel), een kruisje maken: e krütske make (Nieuwenhagen), kruutske maake (Epen), kruutske make (Klimmen), krüts-je maache (Kerkrade), een nachtkruisje geven: nachkruuske gaeve (Valkenburg), nachtkruiske (Eksel), nachtkruutske gaeve (Heel, ... ), nachtzegen: nag-zeege (Boorsem), zegenen: kiendje zaegene (Venlo), kink zaegene slaope gao (Eys), zaegene (Echt/Gebroek, ... ), zaigene (Melick), zeigene (Meijel), zeëne (Waubach), ziëgene (Schinnen), ə kēŋk zɛ̄nə (Montzen), zengenen: zaengene (Montfort), zēngene (Sittard), zengeren: zaengere (Vlodrop) Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisje op het brood maken <uitdr.> het brood is gebenedijd; die het eet, dat die het snijt: ?  t broed is gebenedeijd, dae t it, dat dee t sneijt (Maastricht), aansnijden met een kruisje: aansniejen mej e kruusken (Neerpelt), bekruisen: bekruse (Oirlo), brood: broeëd (Hoensbroek), brood bekruisen: broeëd bekruuse (Mechelen-aan-de-Maas), brood zegenen: broead zaegene (Echt/Gebroek), broed zèëne (Vijlen), broeed zaegene (Venlo), brooed zaegene (Reuver), brood zengelen: broed zengele (Tungelroy), broeed zaengele (Heel, ... ), broeed zengele (Ell), brouet zeengele (Ophoven), brood zengenen: broead zaengene (Montfort), broid zaengene (Geulle), brood zèngene (Sittard), broodkruis: broodkruuts (Beesel), broodwijden: broedwēējə (Loksbergen), de duivel deruit jagen: den duuvel der oetjage (Venlo), de mik kruisen: mik kruuse (Tungelroy), de mik zegelen: de mik zaegele (Weert), de mik zegenen: de mik zeigene (Roggel), de mik zengelen: de mik zaengele (Kelpen, ... ), de weg zegenen: week zegenen (Linne), de weg zengenen: de wek zaengene (Montfort), de wèk zèngene (Nieuwstadt), een kruis derop maken: krüts drop maache (Kerkrade), een kruis maken: e kruus maake (Maastricht), kreus maken (Houthalen), kruuts maake (Posterholt), kruuts make, zaegene (Klimmen), een kruis maken onder brood: kruuts onger broad maake (Klimmen), een kruis maken onder de mik: e kruus oonder ut mik maake (Meerssen), ein kruus onder de mik make (Bocholt), een kruis maken onder de weg: e krüts onger dr wek make (Waubach), ēē krŭŭts oonger dr wèk māāke (Nieuwenhagen), kruus onger de wek make (Grevenbicht/Papenhoven), ə krŭŭts oonger dr wèk māāke (Nieuwenhagen), een kruis maken onder het brood: e kruus oonder ut broed make (Maastricht), kruus maken onger t broid (Uikhoven), een kruis maken op het brood: `n krees op het broot moake (Eigenbilzen), kruis op t brood moake (Hoepertingen), kruuts make op het broad (Neerbeek), een kruis maken over het brood: e kruus euver t broed make (Heugem), e kruuts uvver t broeëd make (Gulpen), ei kruuts euver `t broad make (Lutterade), euver het broed e kreus moaken (Zonhoven), kreus moaken euver het braut (Heers), kruuts euver het broed (Baarlo), t kruuts üvver t broeëd make (Waubach), een kruis slaan: ú is eenkorte eu  e krajs slún (Tongeren), een kruisje maken: e kruiske make (Jeuk), een kruuske maken (Achel), kreske maoke (Tessenderlo), kreujske make (Stokkem), krutske maake (Geleen), kruutske maake (Epen, ... ), kruutske make (Holtum, ... ), krøsjkə mākə (Meijel), een kruisje maken onder de mik: `n krutske onder de mik (broeëd) maake (Sint-Martens-Voeren), en kruuske onder de mik make (Merselo), kruiske onder de mik maken (Eksel), kruutske maake onger de mik (Heel), kruutske make onger de mik (Tegelen), kruutske onger de mik make (Roermond, ... ), een kruisje maken onder de weg: en kruuske onder de wek make (Siebengewald), kruitske ùnder de wèk maken (Schimmert), een kruisje maken onder het brood: e kruiske oonder `t broed make (Wijk), e kruuske onder `t broad make (Valkenburg), e kruutske onger t broëd maake (Kunrade), e krütske ónger t broeëd make (Nieuwenhagen), krutske onger et broeed maake (Doenrade), ə kruiskə oondər ət broet maakə (Maastricht), een kruisje maken op de mik: kruutske oppe mik maake (Horn), een kruisje maken op een brood: krùis(ke) moake-n op e broeët (Sint-Truiden), een kruisje maken op het brood: e kruisken op et broeëd moake (Sint-Truiden), een kruisje maken over de mik: kreuske euver de mik maken (Hechtel), een kruisje maken over de weg: en kruutske euver de wek make (Baarlo), kruuske ovver de weg make (Venray), een kruisje maken over het brood: e kruiske make euver `t broed (Maastricht), e kruiske make euver `t brood (Maastricht), kruuske ouver t broed (Sevenum), een kruisteken maken: e kruutsteike maken (Guttecoven), eerst het brood zengelen: ierst t broeed zeingele (Ospel), het brood bekruisen: het braod bekruuse (Boorsem), het brood kruisen: het bruud kri-jse (Bree), het brood stippen: het broot stippe (Hoeselt), het brood zegenen: `t broad zaegene (Valkenburg), `t broead ziëgene (Schinnen), `t broed zegene (Maastricht), et broad zaegene (Obbicht), et broeed zaegene (Sevenum, ... ), et broejd zeigene (Meijel), et brood zaigene (Melick), t broeed zaegene (Baarlo), t brood zègene (Holtum), ət bruət zɛ̄nə (Montzen), het brood zengenen: `t broad zieèngene (Schinnen), het brood zengeren: et brood zaengere (Vlodrop), kruisje: kruiske (Maastricht), kruisje brood: kruutske broed (Eys), vliegenslaan: vliegəslōōwə (Loksbergen), zengenen: zengene (Terlinden) Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisteken maken n kruus maake: `n krees moake (Eigenbilzen), `n kruuts make (Klimmen), e krajs maoke (Tongeren), e krajske maoke (Tongeren), e krees moake (Eigenbilzen), e kreuske moaken (Diepenbeek), e kruiske moake (Sint-Truiden), e kruus maake (Boorsem, ... ), e kruus make (Maastricht, ... ), e kruus sloon (Maastricht, ... ), e kruusteike make (Maastricht, ... ), e kruusteike sjlaon (Valkenburg), e kruuts maake (Kunrade), e kruuts make (Gulpen, ... ), e kruutsteike make (Sittard), e kruutstèke make (Holtum), e krüts make (Nieuwenhagen), e krüts make (Klimmen), e krüts sjlao (Waubach), ee kruuts make (Hoensbroek), ee kruutsseege maache (Bocholtz), een kruus maken (Achel), ei kruutsteike sjloan (Lutterade), ei kruutsteiken maken (Thorn), ein kruts maken (Schinnen), ein kruuts(teike) make, sjlaon (Schinnen), en kruus maake (Meijel), en kruus make (Oirlo, ... ), en kruus maken (Tienray), en kruus slaon (Oirlo), en kruuske make (Merselo), en kruuts make (Tegelen), en kruuts slaon (Baarlo), ēē kruuts sjlōāə (Nieuwenhagen), ēē krŭŭts māāke (Nieuwenhagen), ĕ kruis mōāke (Hoeselt), krees moake (Eigenbilzen), kreistieeken maken (Peer), kreistieeken sloan (Peer), kreujske make (Stokkem), kreus maken (Houthalen), kreus moaken (Zonhoven), kreuske maken (Hechtel), kreuske maoken (Zonhoven), kreuske moaken (Heers), kri-jsteike make (Bree), kries maken (Opoeteren), kries sluun (Opglabbeek), krieske maake (Opglabbeek), krieske make (Opglabbeek), krouwestiejeke maoke (Tessenderlo), kruis moake (Hoepertingen), kruiske maake (Maastricht), kruus maake (Eksel, ... ), kruus make (Ell, ... ), kruus maken (Eksel, ... ), kruus slaon (Schimmert, ... ), kruus sloan (Weert), kruus teiken (Linne), kruuske make (Bocholt, ... ), kruusteike make (Ospel), kruusteiken maake (Ophoven), kruusteke make (Maastricht), kruustēīke make (Maastricht), kruustikke maken (Sint-Huibrechts-Lille), kruuts maake (Heel, ... ), kruuts make (Kessel, ... ), kruuts sjlaon (Reuver, ... ), kruutske make (Baarlo, ... ), kruutstaike maake (Horn), kruutsteike maake (Heel), kruutsteike make (Beesel, ... ), kruutsteiken make (Heel), krùis(ke) moake (Sint-Truiden), krəəstiekər makə (Loksbergen), zaengele (Swalmen), zengele (Haler), zex zēͅŋələ (Ophoven), zich bekruuse (Weert), zich bekrŭŭtsigge (Nieuwenhagen), zich e kruus make (Maastricht, ... ), zich e kruutstèke make (Holtum), zich zaegele (Weert), zich zaegene (Baarlo, ... ), zich zaengele (Heel, ... ), zich zaengene (Doenrade, ... ), zich zaengere (Vlodrop), zich zaigene (Melick), zich zeagene (Lutterade), zich zeigene (Meijel, ... ), zich zeingele (Ospel), zich zengele (Tungelroy), zich zeëgene (Hoensbroek), zich zeëne (Kunrade, ... ), zich zeëngene (Koningsbosch), zich ziëgene (Schinnen), zich zèngene (Nieuwstadt), zich zèène (Epen, ... ), zich zèèngele (Thorn), zich zèèngene (Klimmen), zich zèëne (Vijlen), zich zééëgene (Nieuwenhagen), zich zééëne (Nieuwenhagen), ziech e kruiske make (Wijk), ziech zaegene (Valkenburg), ziech zeëne (Kerkrade), zig zengenen (Guttecoven), zəch zɛ̄nə (Montzen), è kruus maake (Terlinden), è kruuts sjlaon (Geleen), é kruuts make (Eys), ə kruis moake (Hoeselt), ə kruuts sjlōāə (Nieuwenhagen), ən krøsjtiəkə mākə (Meijel), In Heers: e kruis kappen  é kruis make (Jeuk) Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)] III-3-3
een kuil graven dabbelen: dabbele (Maastricht, ... ), dabben: daba (Kinrooi), dabbe (Hoeselt, ... ), dabbe (mit de hând) (Oirlo), dabben (Born, ... ), dabbu (Brunssum), dabbë (Hoeselt), dabbə (Doenrade, ... ), dabbən (Urmond), dabe (Loksbergen), dabə (Meeuwen), dappe (Geleen, ... ), dappen (Achel, ... ), dàbbe (As), dàbbə (Kapel-in-t-Zand), dàbə (Loksbergen), dábbə (Epen, ... ), #NAME?  dabbe (Geleen), (hond, konijn)  dabbe (Sevenum), (met de handen = dabbe)  een hond dabt (Wellen), (met handen of voor kleinere dieren)  dabbe (Herten (bij Roermond)), in aarde, het knikkerspel  dabbe (Zolder), met de hand (en)  dabbë (Tongeren), Met de handen.  dabbe (Bilzen), een gat graven: een} gaat [graven, rk (Ospel), ein gáát grāāvö (Stevensweert), en gat graave (Venray), gouwt graave (Jeuk), u geet graave (Weert), een gat maken: ei gaat make (Thorn), gaat maken (Lanklaar), n gaat make (Maasbree), u geet maeke (Weert), ən gaat maakə (Meijel), een kot dabben: ’n koet dabbe (Eigenbilzen), een kot graven: ekoo.t graa.ve (Zolder), koet groave(n) (Eigenbilzen), koēt groave (Hoeselt), een kot maken: e koet moake (Val-Meer), e kooët maaken (Eksel), koe.t maken (Zolder), koot make (Hechtel), koot maken (Eksel), kot maken (Lommel), koêt maoke (Kanne), ə kot maokə (Leopoldsburg), een kuil dabben: n koel dabbe (Venray), een kuil graven: een koel grave (Merkelbeek), een koul graven vehr patatten in te bewaren (Peer), ein koel chraavə (Grevenbicht/Papenhoven), ein koel graave (Thorn), ein koel graavə (Montfort), ein koel grave (Blerick, ... ), ein koel grove (Nunhem), en kaol grave (Sint-Pieter), en koel grave (Gulpen), koel grave (Tienray), koel graven (Geistingen), koel gravə (Wijnandsrade), koewl grave (Maaseik), koul graovə (Maastricht), kōēl grāve (Valkenburg), kuul graven (Opglabbeek), n koel graave (Geulle), n koel grave (Boorsem, ... ), n kouil graove (Caberg), n koèl graven (Heythuysen), n kōēl grààvə (Susteren), un kŭŭl grāāvə (Gennep), ən ko-jl grave (Amby), ən kōēl grààvə (Brunssum), een kuil maken: ein koel maakə (Montfort), ein koel make (Ell, ... ), ein kōēl make (Echt/Gebroek), ein kōēl máákö (Stevensweert), en koel make (Meerlo, ... ), en koul make (Maastricht), eng koel maachə (Simpelveld), ing koel maache (Kerkrade), ing koel make (Waubach), koel make (Gulpen), koul maken (Zolder), kul mākə (Montzen), n koel make (Beek, ... ), n koul make (Wolder/Oud-Vroenhoven), n kōēl mààke (Geleen), əng kŏĕl máákə (Heerlen), een kuil uitgraven: en koel oetgrave (Noorbeek, ... ), een kuiltje maken: keilke moake (Zutendaal), kuilke maken (Zolder), een lok maken: e laok make (Kunrade), e loak make (Vijlen), e loëk mäoke (Gronsveld), ee loak make (Waubach), eͅ loͅ.ak mā.kə (Eys), ə laok máákə (Amstenrade), ə laoëk maakə (Nieuwenhagen), ə loͅ.ak mā.kə (Ingber), een put graven: ne pèt groave(n) (Eigenbilzen), graven: gra.ve (Kuringen), graa:ve (Kaulille), graave (Bocholt, ... ), graaven (Tessenderlo), graove (Kanne, ... ), graoven (Lauw), grauve (Kerkhoven), grave (Bree, ... ), grave(n)n (Maaseik), graven (Achel, ... ), graôven (Sint-Truiden), grā.ve (Kinrooi), grāāvə (Reuver), grāve (Rekem, ... ), groave (Borgloon, ... ), groave (met schop) (Wellen), grààve (Swalmen), grááve (Maasbree), jraave (Vaals), ee koet groave  groave (Vliermaal), Met de schop.  graove (Bilzen), met de schup  grôovë (Tongeren), schrabben: Van kippen.  sjràbbe (As), spaden: spaaien (Lommel), uitdiepen: oetdeepə (Schimmert), uitschachten: oetsjachtə (Nieuwenhagen) Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)] || kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2