e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een pen-en-gatverbinding maken angen: aŋǝ (Mechelen), in het lok houwen: en ǝt lǭx hǫwǝ (Bleijerheide), in mekaar slaan: in mǝkǭr slǭn (Ottersum), indrijven: endrīvǝ (Posterholt), ineenhouwen: enęjnhǫwǝ (Stein), ęnē(h)ōǝ (Bilzen), ineentappen: enētsapǝ (Bleijerheide), ineenzetten: enęjnzętǝ (Sint Odilienberg), verbinden: vǝrbendǝ (Venlo) Twee stukken hout met behulp van een pen-en-gatverbinding met elkaar verbinden. [N 54, 50] II-12
een pijler aantrekken (de streb) aanpakken: āpakǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Emma, Maurits] [Zwartberg, Waterschei]), (de streb) aantrekken: ātrękǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Emma]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ātrɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Eisden]  [Domaniale]  [Domaniale]), (de streb) lopen laten: lofǝ Iǫsǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Winterslag, Waterschei]), (de taille) beginnen: (de taille) beginnen (Lanklaar  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), (de taille) demarreren: demarērǝ (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zwartberg, Waterschei]), dǝmarę̄rǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Domaniale]), (de taille) laten bollen: ǭtǝ bǫlǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Willem-Sophia]), (een pijler) aantrekken: (een pijler) aantrekken (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), āntrękǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina] [Emma]), āntrɛkǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), ātrękǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ātrɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]  [Julia]  [Laura, Julia]  [Laura, Julia]), (een streb) aanzetten: āzętsǝ (Zie mijnen  [(Domaniale / Laura / Willem-Sophia / Oranje-Nassau II)]  [Zwartberg]), aanzetten: ānzętǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II]), beginnen te bollen: beginnen te bollen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), in de kool gaan: (de taille) git en ǝ kō.l (Zolder  [(Zolder)]   [Emma, Maurits]), lopen gaan: (de pijler) gęjt Iǫwpǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Zolder]) Een pijler in produktie nemen. Volgens een invuller uit Q 121 nam men op de Domaniale mijn een pijler in produktie aan het begin van een dienst. Dan werd namelijk het transportmiddel in bedrijf gezet zodat met de ontginning kon worden gestart. De zegsman uit L 417, die invult voor de mijnen in Waterschei en Zwartberg, maakt een onderscheid tussen "een pijler laten bollen" en "een pijler demarreren". Met de eerste term bedoelt hij het voorafgaand werk dat in de pijler wordt gedaan, terwijl hij onder de tweede verstaat het in produktie nemen van de pijler. [N 95, 200; monogr.; Vwo 14; Vwo 18] II-5
een pijnscheut veroorzaken hompelen: hompele (Venlo), jeuken: jīēke (As), knagen: knāāgə (Reuver), mieren: blieftj aant mie:re (Herten (bij Roermond)), det mie:rtj mich (Herten (bij Roermond)), morren: maore (Echt/Gebroek), morre (Thorn), morrele (Mheer), mŏrre (Schimmert), môrre (Schimmert), Ww.  moaëre (Gors-Opleeuw), murmelen: murmele (Heerlerbaan/Kaumer), snijden: sjnîeje (Swalmen), trekken: trekken (Meijel, ... ), treͅ.kə (Eys), trikke (Vaals), trékkə (Venlo), ət trék (Maastricht), zinderen: zinderen (Gruitrode) Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)] || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren, scheut, steek, kramp). [N 107 (2001)] III-1-2
een portret laten maken een foto laten nemen: en foto loate neme (Hasselt), een foto laten trekken: foͅtoə trēͅkə loaten (Bree), een portret laten maken: ei pətret lətə mākə (Neerglabbeek), hem laten aftrekken: h`m løtten oͅftrekken (Diepenbeek), hem laten trekken: h`m løtten treͅkken (Diepenbeek), laten aftrekken: laten aaftrekke (Zutendaal), loaten aaftrekken (Vucht), əf loaten trəkkən (Tessenderlo), laten trekken: ehm lowette trekke (Montenaken), heem laite trekken (Wilderen), hum laoten trekken (Herk-de-Stad), hum late trekke (Sint-Truiden), ig gə mig laote trekkə (Koersel), laote trekke (As), pertret laote trekken (Kwaadmechelen), portrait looten trekken (Overpelt), portret loaten trekken (Overpelt), potret laoten trekken (Kwaadmechelen), zich laten aftrekken: dich lwotte aōftrékke (Millen), ich gon meg leuten aftrekken (Hoeselt), z lōͅtən ōͅftrekkə (Opgrimbie), zeX lōtə āftraekə (Stokkem), zeX lòtən òftrɛkkə (Vroenhoven), zich laewten aftrekken bède portretteman (Kortessem), zich letten oëftrekken (Beverst), zich loate aftrekke (Eisden), zich loaten aaftrèkken (Dilsen), zich loatə aaftrekke (Opitter), zich loeuten aaftrekke (Tongeren), zich loewten auftrʔkken (Wintershoven), zəX laotə āftraekkə (Lanaken), ai zoals in bai  zich loate aaftraikke (Eisden), zich laten fotograferen: ig ga me laten fotografeeren (Koersel), zich laoten fotografeiren (Bree), zich loaten fotografeeren (Neerpelt), zich laten trekken: zeX latən trɛkkən (Dilsen), zeX lətən trɛkkən (Neerpelt), zich laate trekke (Nieuwerkerken), zich laote trekke (Sint-Lambrechts-Herk), zich laote trekken (Reppel), zich laote treͅkke (Vucht), zich laoten trekken (Bocholt, ... ), zich laoten trəkken (Neeroeteren), zich laten trekken (Houthalen, ... ), zich laten trèkken (Genk), zich lauten trekken (Lanklaar), zich leiten trekken (Hechtel), zich letten trekke (Heusden, ... ), zich loate trekke (Bree, ... ), zich loate trekken (Kuringen), zich loate trèkke (Bree, ... ), zich loaten trekken (Neeroeteren, ... ), zich loaten trəkken (Reppel), zich loote trekke (Sint-Truiden), zich lote trekke (Hasselt), zich loten trékken (Stokrooie), zich lotte trekke (Bilzen), zich lutten trekken (Hechtel), zich ləten trekken (Achel), zich ləttən trekkən (Paal), ziX lətə treͅkkə (Neerglabbeek), eerste woord is moeilijk leesbaar  hai gia zich lutten traikken (Hechtel), er staat een streepje onder beide es in leten  zich leten trekken (Koersel), kleine e bovenaan achter de o  zich lote trekke (Kuringen), lieten of luten, moeilijk leesbaar?  zich lieten trèkken (Beringen), zijn portret laten maken: ein portreit laoten maken (Maaseik), portret lūte ma͂ke (Mettekoven), sən pətret loàtən moàkən (Overpelt), z`n pertret loeaten maken (Zolder), z`n portret laten maken (Wimmertingen), z`n portret laute maken (Maaseik), z`n portret leuten maken (Peer), ze pertrait lwotte maōke (Millen), ze pertret laute moake (Tongeren), ze pertret letten maoken (Waltwilder), ze pertret lo-aten mo-aken (Groot-Gelmen), ze pertrèt laote maake (Hasselt), ze portret laote make (Rekem, ... ), ze portret laote maoke (Muizen), ze portret laote moake (Sint-Truiden), ze portret laoten maken (Maaseik), ze portreͅt løtte moͅken (Diepenbeek), ze portrèt laaten maken (Lommel), ze potret laote maoken (Tessenderlo), ze pərtret loute maoke (Ulbeek), ze pətrait loate moake (Nieuwerkerken), zee portrèt laute make (Maaseik), zie pertret laoten maken (Neerharen), zie pertret laten maken (Opoeteren), zie pertret loate make (Bree), zie portret loate make (Bree), zie portrêt leuten maken (Achel), zie portrɛɛt laaten te makee (Hamont), ziej pertrèt laote maken (Neeroeteren), zien portrait laoten maken (Kaulille), zien portrèt loaten moaken (Kaulille), zijn portret laote maoke (Hoepertingen), zijn portret laten maken (Opitter, ... ), zijn portret loete moke (Kerniel), zijn pərtret laoten maken (Sint-Lambrechts-Herk), zin portreit laoten maken (Achel), zinn portret laten maken (Genk), zn portrét loaten moake (Lanaken), zè pertret laote maoke (Kerkhoven), zè pertrèt ləttə makən (Neerpelt), zè portrèt looətə maoke (Wellen), zèn portret laoten maken (Mechelen-aan-de-Maas), zə portret lōͅətə mākə (Sint-Lambrechts-Herk), zə portret lūtə mōͅkə (Borgloon), zə portrèt maoken (Eigenbilzen), zə poͅtreͅt lōͅtə mua͂kə (Sint-Truiden), zə pòrtrɛt làotən makən (Zolder), zə pərtrèt loatə maokə (Tessenderlo), zə pərtrɛt lo`tə makə (Genk), zən portrɛt lōͅtə mōͅkə (Lanaken), zən pərtreͅt lātən mākən (Velm), zɛ portret laoten make (Zonhoven), u=oe?  zə portraet luətə maəkə (Alken), zijn portret laten trekken: z`n petret lao-ete trekken (Sint-Lambrechts-Herk), z`n potret ləten trekken (Koersel), ze pertrèt laote trèkke (Hasselt), ze potret lote trekke (Zichen-Zussen-Bolder), ze purtret lote trêkke (Kermt), zee petreet loâte trekke (Hoepertingen), zi petret ləten trekke (Hamont), zie poͅrtreͅt loatən treͅkkə (Opglabbeek), zijn potret lâoten trekken (Neerpelt), zè pòrtrɛt làtən trèkkən (Neerpelt), zé pətrēt loͅətən trèkən (Neerpelt), zə portret laotə trekkə (Tessenderlo), zə poͅrtreͅt lōtə treͅkkə (Herk-de-Stad), zə pərtret la͂tə trekkə (Zonhoven), de o en de schwa zijn klein bovenaan achter de u geschreven  zə pərtret luŏətə trekkə (Gutshoven), de t in laeweten valt weg  zè pètrèt laeweten trèkken (Lommel), tussen de t en de n in zowel letn als trekkn staat bovenaan een kleine schwa  zə pətreͅt lətn treͅkkn (Diepenbeek) Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)] || Zijn portret laten maken (bij de\0fotograaf). [ZND 40 (1942)] III-3-2
een prijs vragen bieden: waat beje de hoender (Grathem), geloven: ps. omgespeld volgens Frings.  gəloͅu̯və (Herk-de-Stad), loven: love (Nuth/Aalbeek), loven (Zolder), lōēve (Sevenum), waat laof ze derveur (Swalmen), ps. omgespeld volgens Frings.  l"və (Kermt), la͂və (Bocholt), lovən (Diepenbeek), lōf (Diepenbeek), lōvə (Halen, ... ), lōvən (Lommel, ... ), wa l"v džə sə biə (Spalbeek), ⁄lōvə (Boekt/Heikant), moeten hebben: wat mòst te hubbe daorveur (Wijk), moeten zijn: dit môt ’t zeen (Sittard), prijs zetten: ps. omgespeld volgens Frings.  preͅəs zeͅtə (Opheers), tellen: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  wat telt geer eur hinne? (Ulestraten), vaste prijs (zn.): ps. omgespeld volgens Frings.  vāstə prēͅəs (Wellen), ps. omgespeld volgens IPA.  vastə preͅi̯s (Rotem), vraagprijs (zn.): vroagpries (Ell), vragen (voor): gaeld vraoge (Oirlo), gaelt vraoge (Milsbeek, ... ), hoeveul vraogse (Maasniel), vraog es gèld (Middelaar), vraoge (Oost-Maarland, ... ), vrogge en beeje (Venlo), wa vroogde do veur (Eksel), waat vraogse (Maasniel), waat vraogt geer daoveur? (Sittard), waat vraogt ger derveur? (Maasbracht), waat vreugse dao vèùr (Neer), waat vreugste? (Kinrooi), waat vroagt geer d⁄r veur (Roermond), wat froagse derveur (Susteren), wat vraog ge daoveur (Baarlo), wat vraog-ge d⁄r veur? (Tegelen), wat vraogs-te der vūūr (Hoensbroek), wat vraogste deveur (Urmond), wat vreugste (Obbicht), wat vreugste? (Panningen, ... ), wat vreug⁄se vur dien hònderd? (Tegelen), wat vrog ste (Mechelen), wieveual vroagt geer doavür (Jabeek), wieveul vraogse (Maasniel), wieveul vraogtj gè? (Heythuysen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  vraoge (Klimmen), wat vraogt ier (Welten), ps. boven de n moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken (om te spellen).  wat vrôâgste vuur dien~g honder? (Heerlen), ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  wat vraagt ge voor uw kippen (Sint-Truiden), ps. letterlijk overgenomen.  vròò.ge (Panningen), ps. omgespeld volgens Frings.  geͅlt vroͅgə (Hoeselt), vrōͅgə (Opglabbeek, ... ), wa frøͅgdə (Peer), wa vrōxtšə tərvø͂ͅi̯r (Rummen), wa vrōͅxdə (Halen), wa vroͅgdər vø͂ͅr (Kaulille), wa vroͅxdər v"r (Hamont), wa vrøx džēͅ vør ur henə (Borgloon), wat frexstə dō vīr (Gelieren/Bret), wat frostədovəjər (Teuven), wat frōͅxstə? (Stokkem), wat vrīx stə dər vir (Oud-Waterschei), watfrøgstədovjør (Zichen-Zussen-Bolder), wā vroͅg džē vər... (Velm), wāt vr"gstə? (Mechelen-aan-de-Maas), wāt vr"xstə (Ophoven), wāt vrēgstə (Waterloos), wāt vrēgstə vīr dējn henə (Bree), wāt vrōxstə ərvø͂ͅr (Kinrooi), wāt vrōͅxdʔər ərvø͂ͅr (Kinrooi), wēͅi̯vəl vroͅg žə? (Wintershoven), wōͅ vrøͅg žə (Tongeren), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  wa ⁄vrox dər vør (Neerpelt), ps. omgespeld volgens Frings. Het puntje achter het woord wat heb ik ook overgenomen.  wāt. vrøxstə (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA.  wa vroͅd dzə tər vøͅr? (Rummen), wōͅ vrøxžədovør (Tongeren), ər vør vrōͅgə(n) (Overpelt), willen: Note: invuller twijfelt over dit antwoord!  höls se geweiljd (Herten (bij Roermond)) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] III-3-1
een priktol bovenhands uitwerpen boren: baore (Mheer), capriooldop: kapruuldop (Maasbree), een tik geven: tjiek geven (Zonhoven), een tik kappen: Z. ook o. *koningkappen en *pong.  `n tië.k kappe (hoo(ë)n) (Zonhoven), hakken: hakke (Klimmen), ringk hakke, waarbij de tol niet buiten de ring mag komen  hakke (Merkelbeek), Sub hakkevleis, in de uitroep bij het hakke: -, sjenevleis, duvelsvleis! Het hakke is een spel met de dop, waarbij den speler met de peel van zijn dop tracht de dop van zijn tegenstander zo te treffen, dat deze dop in stukken valt. De peel is dan zijn eigendom. De uitroep is een waarschuwing aan de omstaanders, omdat zij gevaar lopen dat hun hakken of schenen getroffen worden bij het werpen en zij dan kans lopen, dat er op hun hakken of schenen wild vlees (= duvelsvleis) ontstaat (Franquinet).  hakke (Maastricht), Sub haktol.  mit d`n tōl hakke (Meerlo, ... ), haktollen: haktolle (Venray), kampen: kampe (Bocholt, ... ), kampen (Hoensbroek, ... ), kempe (Itteren), kappen: kappe (Alken, ... ), kappen (Eksel, ... ), kappë (Hoeselt), kapə (Eksel, ... ), [sic]  kappe (Kaulille), Bè den dop, goed opgedrêëd bè de peis, kappe op nen andere déë aon t drêën is vuor m te klieve of óut t speel te houge: Met n tol die goed opgedraaid is met n speciale koord, slaan naar n draaiende tol om deze te splijten of uit het veld te slaan (jongensspel: doppe).  kappe (Kortessem), Priktol was den dop.  met den dop kappen (Eigenbilzen), WNT kappen I, I, B, 4 en C.V. id.  kappe (Zonhoven), WNT kappen I, I, B, 4 en CV id. 3 (met op): afgeven op iemand.  kappe (Hasselt), Z. ook la.ntkappe.  kappe (Zolder), klieven: klievë (Tongeren), Met de bedoeling de tol te splijten.  klīē.ve (Zolder), koetsen: koetse (Maasniel, ... ), maaien: mejje (Echt/Gebroek), malen: maalle (Vlodrop), opzetten: opzette (Tienray), pikeren (<fr.): pikiëre (Bilzen), pitsen: pitse (Kapel-in-t-Zand), Kóm get pitse - nae peuze - jao, veur sente, kölse, keersekaere of veur knuip.  pitse (Roermond), raken: raakke (Meijel), splijten: sjplītə (Nieuwenhagen), steken: priktol = peeldok  sjtikke (Doenrade), tollen: tolle (Tungelroy), tollen (Paal), trekken: treͅkə (Roermond), uitdoppen: oetdobbe (Kapel-in-t-Zand), uitgooien: ūtgūəjə (Susteren), uitlopen: oetloape (Wijlre) (Gezegd bij het priktolspel) Een *tek kappen (gooien), d.i. met de prik (z. ook ald.) de priktol van een ander geheel of gedeeltelijk klieven. || (Kinderspelen): Een priktol bovenhands uitwerpen. || 2. Bij werpspelen, met tol houwen, inhakken op. || Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)] || een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen] [N 112 (2006)] || Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] || Een spel waarbij de jongens trachtten bij het neergooien van de priktol met de punt de draaiende tol van een ander te raken en hem zo te splijten. || een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)] || Hakken. || Kappen: *4. Met zijn tol een andere draaiende tol proberen te splijten. || Kappen: 2. Met zijn tol een andere draaiende tol proberen te splijten. || Manier van tollen, de tol rechtstaand op de grond werpen, snel de koord terug trekken en zodoende de tol doen draaien. || Pitse*: c) term bij het spelen met de tol. || Slaan, hakken. III-3-2
een priktol bovenhands uitwerpen -&gt; met een priktol spelen dokken: dogke (Gronsveld), dokke (Mheer), doppen: dobbe (As), doppe (Oirsbeek), doppe met de smik (Venlo), doppen (Eigenbilzen, ... ), doͅpə (Stein), knoren: knoore (Eys), kokkerellen: koekerelle (Roermond), kokkerelle (Maastricht), peetsen: peetse (Weert), pintollen: pintollen (Sevenum) Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] III-3-2
een profiel beginnen te schaven aanslaan: āšlǭ (Mechelen), aanstoten: ǭnstǫwtǝ (Bilzen), aanzet: āzats (Bleijerheide), aanzetten: ānzetǝ (Herten, ... ), ānzętǝ (Leopoldsburg), inleggen: enleqǝ (Stein), inval: eval (Bleijerheide  [(een profiel beginnen met behulp van de freesbank)]  ), inzet: ezats (Bleijerheide), inzetten: enzętǝ (Dilsen, ... ), inzętǝ (Ottersum) Met behulp van de profielschaaf een profiel beginnen te schaven. Het object bij de volgende woordtypen is steeds de plaatselijke variant van het profiel. Zie ook het lemma ɛprofielɛ.' [N 53, 100a-c] II-12
een profiel schaven een lijst trekken: ǝnǝ lī.s trękǝ (Bleijerheide), een lijstje maken: ęjn līskǝ mākǝ (Sint Odilienberg), een lijstje schaven: ǝn līskǝ šāvǝ (Stein), een profiel schaven: ęjn profil šāvǝ (Heel), ǝ prǝfil šāvǝ (Mechelen), lijsten: līstǝ (Ottersum), lijsten aanschaven: lēstǝn ǭnšǭvǝ (Bilzen), mouluren trekken: mǫlȳrǝ trękǝ (Leopoldsburg), profielen schaven: profilǝ šāvǝ (Reuver), profileren: profilērǝ (Herten, ... ), prǫfilērǝ (Dilsen) Een profiellijst schaven met behulp van een profielschaaf. [N 53, 99] II-12
een profiel ten einde schaven arreteren: arǝtērǝ (Dilsen), doorlopen: dø̄rlūǝpǝ (Leopoldsburg), uitlopen: ø̜̄tlūǝpǝ (Leopoldsburg), ūslōfǝ (Bleijerheide), ūtlǫwpǝ (Heel, ... ) Een profiel met behulp van de profielschaaf ten einde schaven. [N 53, 101] II-12