e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eerste pas eerste mik: ęjstǝ mek (Bilzen), eerste pas: eerste pas (Genk), eɛrštǝ pas (Meerssen), eɛštǝ pas (Geleen), irstǝ pas (Herten, ... ), ištǝ pas (Bleijerheide, ... ), iǝrstǝ pas (Venlo), iǝštǝ pas (Ransdaal), jøstǝ pas (Hopmaal), jęstǝ pas (Stein), yrstǝ pās (Meijel), ørstǝ pās (Noorbeek), øštǝ pās (Montzen), ējstǝ pas (Nieuwstadt), ērštǝ pas (Voerendaal), ē̜štǝ pas (Lutterade), ęjstǝ pas (Bilzen), īrstǝ pas (As, ... ), īstǝ pas (Doenrade, ... ), īstǝ pãǝs (Schulen), īǝstǝ pas (Eisden), eerste troggel: eerste troggel (Opglabbeek), halve klaar: halvǝ klār (Opglabbeek), rauwe pas: ruwǝ pas (Echt, ... ), ruwe pas: ryǝwǝ pas (Meeuwen), witte pas: wetǝ pas (Born, ... ) De eerste, ruwe pas waarvoor het colbert geheel in elkaar moet worden geregen zonder voering. Volgens de informant van K 361 is er maar één pas. [N 59, 76a] II-7
eerste rij schoven van het dorsbed aanleg: aŋlęx (Lommel), ālęq (Heerlerheide, ... ), ānlax (Stokkem), ānlęi̯q (Bree), ānlęq (Maaseik, ... ), ānlęx (Blitterswijck, ... ), ǭi̯nlęx (Borgloon), ǭlęx (Kwaadmechelen), ǭnlęq (Baarlo, ... ), ǭnlęx (Beverst, ... ), ǭǝnlęx (Hamont), aanlegbed: ālęq˲[bed] (Ransdaal), aanlegbrei: ǭnlęx˱[brei] (Rummen), aanslag: ānslāx (Grathem), aanzet: ǫǝnze̜t (Niel-Bij-Sint-Truiden), bed: [bed] (Achel, ... ), brei: [brei] (Beringen, ... ), eerste bed: īrstǝ [bed] (Hushoven), eerste brei: īrstǝ [brei] (Beringen), īǝstǝ [brei] (Heppen), eerste gang: īstǝ gaŋk (Koersel), eerste laag: īštǝ lǭx (Bocholtz), kussen: kȳsǝ (Mechelen), kø̜sǝ (Bleijerheide  [(alleen bij rogge)]  , ... ), onderlaag: ǫndǝrlǭx (Achel, ... ), ǫŋǝrlǭx (Bocholtz, ... ), onderleg: ǫŋǝrle̜x (Geistingen), onderligger: ōndǝrle̜qǝr (Maastricht), ǫndǝrlegǝr (Velden), ǫndǝrle̜gǝr (Blerick, ... ), ǫŋǝrle̜gǝr (Tungelroy), ǫŋǝrle̜qǝr (Baarlo, ... ), onderligschob: ǫŋǝrlexšǫp (Swalmen), onderste brei: ønǝrstǝ [brei] (Berverlo), onderste laag: ondǝrstǝ lōǝx (Melveren), onderste zij: ǫndǝrstǝ zē̜i̯ (Neerpelt), rij: rii̯ (Neeritter) De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.] I-4
eerste zondag van de vasten berkzondag: ???  burck zoondeg (Epen), eerste zondag: den ierste zoondag (Maastricht), eirste zoondich (Meerssen), ēūrste zoondig... (Terlinden), ieërste zondaag (Heel), eerste zondag van de vasten: eerste zondag van de vasten (Achel), ieeste zunjig vanne vaste (Haler), iejerste zondaag van de vasten (Peer), ierste zondaag van de vaste (Baarlo), ierste zondaag van de vasten (Baarlo), ierste zonnig van de vaste (Maasbree), ierste zoondaag vaan de vaste (Maastricht), ieërste zondug van de vaste (Ospel), ijëaste zónjig v.d. vasts (Grevenbicht/Papenhoven), ièste zòndig van de vaste (Echt/Gebroek), iëste zòndig vanne vaste (Thorn), joste zondeg van de vaste (Eigenbilzen), juste zondəg van de vaste (Eigenbilzen), orste zondag van de vaste (Oirlo), usjte zondig van de vaste (Gulpen), yrstə zondex van də vāstə (Meijel), èrste zôndig van de vaste (Schimmert), örste zóndag van de vaste (Tienray), əchte zoondig van de vaaste (Sint-Martens-Voeren), fakkelzondag: Fakkelzondig (Eys), fakkelzondig (Waubach, ... ), fakkəlzŏndig (Nieuwenhagen), hoofdvasten: ??  haufvaste (Bree), palmzondag: palmzondag (Zonhoven), quadragesima (lat.): kwadragēzima (Montzen), walmzondag: walmzondig (Meijel) De eerste zondag van de vasten (Fakkelzondag, walmenzondag). [N 96C (1989)] III-3-3
eerstvolgend, ernaast ander: (week, maand, jaar).  ‧aŋər (Eys), ander jaar: ⁄t ander joar (Gulpen, ... ), daarlangs: delangs (Stokkem), terlengs (Diepenbeek), daarna: daonao (Maastricht, ... ), der-noa (Guttecoven), doa noa (Zonhoven), doanae (Stein), dərnao (Venlo), daarneven: daonèven (Heythuysen), de neve (Maastricht), denèève (Stokkem), dernaeve (Venlo), derneë⁄ver (Bleijerheide, ... ), dernève (Montzen), d⁄r naeve (Hoensbroek), d⁄r nèève (Meijel), d⁄rnaeve (Tungelroy), terneëve (Diepenbeek), ternoowe (Jeuk), de eerste de beste: də ĭĕrstə də bēéstə (Maastricht), derre: derre (Heythuysen), direct: direk (Sittard), drek (Meerlo), eerstvolgend: eerstvolgend (Hoensbroek), iersvolgənd (Maastricht), iersvollegend (Maastricht, ... ), iësjvolgende (Klimmen), ĭĕstvolgentj (Thorn), juste (fr.) daarna: zjus ternwo (Hoeselt), komend: de kŏmmende ... (Geleen), komməndə (Maastricht), langs: lengs (Diepenbeek), met daarna: mit doar noa (Venray), na: nao (Schinnen), n‧øͅi̯ (Eys), naast: naadste (Schimmert), naast (Meeswijk, ... ), naodste (Klimmen, ... ), naos (Maastricht), naost (Maasbree, ... ), naoste (Amby, ... ), naotstə (Doenrade), nejst (Herten (bij Roermond)), noast(e) (Bree), nöste (Eksel), nchst (du.): nāchste (Heerlerbaan/Kaumer), neks(t) (Waubach), nieëkste (Kerkrade), niēëkstə (Nieuwenhagen), nîechstə (Heerlen), neven: naeve (Reuver, ... ), naive (Ittervoort), neaven (Born), neeve (Maastricht), neevu (Brunssum), neve (Maastricht, ... ), neëve (Ten-Esschen/Weustenrade), nēēve (Schimmert), nèven (Beesel), nèève (Geulle), nèèvə (Oirsbeek), nééve (Swalmen), néévə (Heel, ... ), nevenbij: neëvebij⁄ (Bleijerheide, ... ), nèvvenbïj (Gennep, ... ), tweede: twéddə (Gennep), volgend: de volgende (Blerick, ... ), volgende (Haelen, ... ), volgendje (Echt/Gebroek, ... ), volgendə (Kapel-in-t-Zand), volgəndə (Maastricht), voͅlgəndə (Houthalen), voͅlgənt (Meeuwen), vòlgende (As), vòlgəndə (Roermond), vòlgənt (Susteren), vólgəndə (Epen), v‧oͅləgəndə (Eys), ⁄t volgend (Oirlo), weder: wieer (Vlodrop) eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)] || ernaast || erneven [ZND m] || tussen haakjes, terzijde; ernaast, erbij III-4-4
eest ast: as (Alken), eest: eest (Arcen), ēs (Horn, ... ), ēsdjǝ (Stramproy), ēst (Swalmen, ... ), ēšdǝ (Stramproy), ęjsǝ (Weert), ęsdǝ (Maastricht, ... ), ęst (Neer), ɛs (Venray), ɛsdǝ (Maastricht, ... ), ɛšdǝ (Horn), ɛšǝ (Weert), eesthuis: ę̄štǝš (Sittard), onderste eest: ǭndǝrstǝ ɛsdǝ (Maastricht), touraille: touraille (Kerkom) De oven waarin de gekiemde gerst wordt gedroogd en eventueel bij een bepaalde temperatuur wordt geroosterd. Zie afb. 3. De invuller uit L 210 vermeldt dat de onderste eest wordt gebruikt voor dit proces. Ook het woordtype "onderste eest" (Q 95) wijst daarop. De zegsman uit Q 20 merkt op dat men de gerst bracht naar het eesthuis, waaronder zich een oven bevond. Zie ook de semantische toelichtingen bij de lemmata ''eesten'', ''drogen, vooreesten'' en ''moutzolder''. [N 35, 5; N 35, 13; N 35, 3; monogr.] II-2
eesten afeesten: āfēstǝ (Maastricht, ... ), ǭfēstǝ (Maastricht), afstoken: āfštǭkǝ (Horn), drogen: drogen (Maastricht), drȳǝgǝ (Meerssen), drø̜jǝ (Alken), eesten: eesten (Arcen, ... ), ēstǝ (Horn, ... ), ēšdǝ (Stramproy), tourailler: tourailler (Kerkom) De gekiemde gerst in de eest op de eestvloer drogen en verhitten. De woordtypen "afeesten" (L 318, Q 95) en "afstoken" (L 325) zijn van toepassing op de laatste fase van het droogproces. Zie de semantische toelichting bij de lemmata ''eest'', ''drogen, vooreesten'' en ''moutzolder, vooreest''. [N 35, 13; monogr.] II-2
eetbak eetbak: aetbak (Echt/Gebroek), de eetbak (Jeuk), eetbak (Tongeren), eëtbak (Houthalen), ĕĕtbak (Jesseren), ieet bak (Kortessem), étbak (Rijkhoven), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  aetbak (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ië.tbák (Zolder), eetpot: ēͅtpot (Meijel), voederbak: de voorbak (Eisden), d’r voorbak (Klimmen), voarbak (Doenrade), voejerbak (Mielen-boven-Aalst), voer bak (Venray), voor-bak (Sevenum), voorbak (Beesel, ... ), voorbàk (As), vōērbak (Meijel), vōōrbàk (Guttecoven), (m.).  v‧ōrba.k (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  voērbak (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  vòjerbák (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  v‧oorbak (Grathem, ... ), Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  voörbak (Maasbree), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  voorbak (Gruitrode), vreetbak: vreatbak (Eys), vret bak (As) Hoe heet verder in Uw dialect: de eetbak? [N 93 (1983)] III-3-2
eetbare paddestoel bospaddestoel: eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  boschpaddestoeël (Hasselt), eetbare paddestoel: eetb. paddesjtool (Schimmert), eigen spelling  eitbarepaddesjtool (Vlodrop), idiosyncr.  aetbaar (Blerick), ingelegde (): verpakte --; gecombineerd met ZND 5 040  engelĭgde champiljongskes (Hasselt), inneweggestoken (): verpakte --; gecombineerd met ZND 5 040  inewegestuulkes (Mechelen-aan-de-Maas), kretje: Een eetbare paddestoel gelijkend op een sponsje langs oude bomen in lente (meen ik) = kretje  kretje (Vlijtingen, ... ), kretsje: Een eetbare paddestoel gelijkend op een sponsje langs oude bomen in lente (meen ik) = kretsje  kretsje (Vlijtingen, ... ), morielje: meruule (Noorbeek, ... ), morilje (Maastricht), [Morchella esculenta]  màrïllë (Tongeren), eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040 "de aprilse  meruulle (Mheer), eetbare soort  morilje (Klimmen), platter kopjes  mərulə (Groot-Gelmen), pilz (du.): pels (Eupen), eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  pilts (Hergenrath, ... ), truffel: tròfel (As, ... ) eetbare paddestoel [N 92 (1982)] || morilje (paddestoel) || paddestoel [N 92 (1982)], [RND], [ZND 15 (1930)] || paddestoel, Een eetbare ~ in het algemeen (foens, kampernoelie). [N 92 (1982)] || paddestoel, morille III-4-3
eetbare slak eetbare slak: aetbare slek (Venlo), eetbare slek: eat-bare slek (Blerick), escargot (fr.): eskargoo (Itteren), karakol: cârkol (Schimmert), karakol (Beek, ... ), karakòl (Nieuwenhagen), karkol (Bunde, ... ), karkolle (Bree), karkòl (Klimmen, ... ), karrakol (Maastricht, ... ), karrəkol (Amby), kartollen (Kesseleik), karəkol (Loksbergen), kerkol (Caberg, ... ), kerrəkol (Caberg), kraakol (Urmond), krakkol (Bilzen), krakol (Eys, ... ), krāākolle (Schinnen), krookòllə (Horn), kroͅ.koͅ.l (Eys), krákól (Epen), krôôköllə (Schinnen), krəkol (Sint-Geertruid), krək‧oͅl (Ingber), kàrkòl (Heugem, ... ), kàràkol (Leopoldsburg), kàràkòl (Rekem), kààrakol (Heerlen), kárkòl (Horn), káárəkol (Oirsbeek), kèrkòl (Maastricht), kérrəkol (Maastricht), kərkol (Sint-Geertruid), kərkòl (Valkenburg), kərkól (Moorveld (Waalsen), ... ), Heer vroog, of ze soms neet ¯n dezijn karkolle lösde Mèt e paar dezijn karkolle in z¯ne zakdook geknuip  karrakol (Maastricht), kelderslak: kelderslek (Sittard), kreukel: kreukel (Venlo, ... ), kreukels (Venlo), schnecke (du.): sjnèk (Tegelen), slek: schjlèk (Maastricht), schlek (Vlodrop), sjlek (Guttecoven, ... ), sjlēk (Sittard), sjlèk (Nieuwstadt, ... ), slek (Stramproy), slēkke (Gruitrode), slèk (Hunsel, ... ), slèkke (Itteren, ... ), slek  slèk (Meijel), slekkekruik: slekkekreuk (Montfort), wijnslek: wīēnsjlèk (Susteren) een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)] || eetbare wijngaardslak || Hoe noemt u de eetbare soort zeeslakken (alikruik, ullek) [N 83 (1981)] || karakol || slak; Hoe noemt U: Een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)] III-2-3
eetkamer eetkamer: eetkamer (Maastricht), ië.tkao.mer (Zonhoven), èètkamer (As, ... ), ɛ̄tkāmər (Lommel), eetplaats: iə.tpla͂.ts (Hasselt), eetplak: ētplak (Sint-Truiden), ië.tplák (Zonhoven), êetplàk (Tongeren), zaal: zôil (Tongeren), zô’l (Tongeren) eetkamer || eetkamer, huiskamer III-2-1