24608 |
eikvaren |
eikelvaren:
-
eikelvaren (L267p Maasbree),
eikenvaren:
-
eikevaren (L318b Tungelroy),
eikvaren:
eekvare (Q208p Vijlen),
eikvaren (L216p Oirlo, ...
Q098p Schimmert),
-
eikvare (L381p Echt/Gebroek),
eigen spellinsysteem
eikvaren (L265p Meijel),
idiosyncr.
eikvare (L374p Thorn),
WLD
eik-vāārn (Q098p Schimmert),
eikvare (L382p Montfort),
eikvaren (Q015p Stein),
kammetjes:
kèmmekes (P219p Jeuk),
kammetjesvaam:
kémkesvao.m (Q001p Zonhoven),
paddengevaar:
Heukels 192-3; niet in Gorteria; volgens vDale is de boomvaren een synoniem voor eikvaren, daar dus ondergebracht. (JK)
padəgəvōͅər (L286p Hamont),
ook in L 286, Hamont
paddegevoar (L282p Achel),
reinvaren:
WLD
reinvaren (L292p Heythuysen),
vaan:
WLD
váán (Q207p Epen),
varen:
vare (L331p Swalmen),
eigen spelling
vaarre (L386p Vlodrop),
vaarən (L382p Montfort),
idiosyncr.
vare (Q020p Sittard),
WBD
vare (L266p Sevenum),
WBD/WLD
varen (Q014p Urmond),
WLD
vaare (L387p Posterholt),
vaaren (L374p Thorn),
varen (Q027p Doenrade),
veelvoet:
WLD; zie Heukels 193
veulviet (L300p Beesel)
|
boomvaren || boomvaren (Polypodium) || eikvaren || Eikvaren (polypodium vulgare). Veren 15 tot 45 cm lang, diep ingesneden, maar met bijna gaafgerande slippen, in twee rijen op een dicht beschubde wortelstok geplaatst, ¯s winters groenblijvend. Sporendoosje in grote, ronde hoopjes op de achterkant der sli [N 92 (1982)] || gewone eikvaren [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
26177 |
eindbord |
stormbord:
stormbord (L289p Weert),
stormplank:
stormplank (P051p Lummen, ...
L292a Maxet,
L321p Neeritter,
K357p Paal,
L318p Stramproy),
stø̜rǝmplaŋk (L265p Meijel),
stø̜rǝmplãŋk (K353p Tessenderlo),
stǫrǝmplaŋk (L211p Leunen, ...
L289p Weert
[(meervoud: stǫrǝmplɛŋk)']
),
windplank:
wintplaŋk (L316p Kaulille
[(meervoud: wintplɛŋk)']
)
|
Het windbord dat zich aan de top van de wiek bevindt. [N O, 4b]
II-3
|
27615 |
einde van de dienst |
eind(e) schicht:
eŋ šix (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
ęjndǝ šex (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Eisden, Zwartberg]),
ęjndǝ šext (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Emma, Maurits]),
ęjndǝ šix (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
, ... [Emma]
Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Willem-Sophia]),
ɛndǝ šix (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Laura, Julia]),
ɛnt šix (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Julia]),
eind(e) van de schicht:
ęjnt van dǝ šex (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Maurits]),
ęnjǝ van dǝ šext (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Eisden]),
einde dienst:
einde dienst (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Beringen, Zolder, Winterslag]),
einde post:
einde post (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Winterslag)]
[Domaniale]),
eindsschicht:
ɛŋsšix (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Wilhelmina]),
het letste van schicht:
ǝt lę.tstǝ va ši.x (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
schicht:
schicht (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
, ... [Eisden]
Q000 Zie mijnen
[(Houthalen / Zwartberg / Waterschei / Eisden)]
[Winterslag, Waterschei]),
šex (Q021p Geleen
[(Maurits)]
, ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q016p Lutterade
[(Maurits)]
, [Maurits]
Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
šext (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
, ... [Zwartberg]
L286p Hamont
[(Eisden)]
, [Maurits]
L374p Thorn
[(Maurits)]
, [Zwartberg, Waterschei]
Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Emma]),
šix (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Maurits]
Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
, [Oranje-Nassau I]
Q113p Heerlen
[(Emma)]
, [Domaniale]
Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
, [Domaniale]
Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
, [Emma]
Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
šixt (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden]),
schicht! vieravond:
šix! vīroavǝnt (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
),
vieravond:
viǝroǝvǝnt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Uit de antwoorden blijkt dat men woordtypen als "einde schicht" en "eindsschicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 120; monogr.; N 95, 83]
II-5
|
29217 |
einde van de ketting |
eind:
ęjnt (Q284p Eupen)
|
Het einde van de ketting waar de vitsroede insteekt. [N 39, 64c]
II-7
|
26146 |
einde, wiek |
einde:
einde (L326p Grathem),
hekken:
hekken (P051p Lummen, ...
K357p Paal),
hękǝ (L164p Gennep
[(meervoud: hękǝs)]
),
hekwerk:
hękwęrǝk (L211p Leunen, ...
L289p Weert),
molenroede:
myǝlǝrōj (L289p Weert),
mø̄lǝrōj (L288p Nederweert, ...
L288a Ospel),
roede:
roede (L250p Arcen, ...
L192p Bergen,
L292p Heythuysen,
L267p Maasbree,
Q036p Nuth,
L216p Oirlo,
L268p Velden,
L210p Venray,
L213p Well),
roj (L355p Peer),
ru ̞j (L286p Hamont, ...
L313p Sint Huibrechts Lille),
ruj (L353p Eksel, ...
L246p Horst,
L316p Kaulille
[(meervoud: rudǝ)]
,
L245p Meterik,
L246a Swolgen,
L375p Wessem),
rōj (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L324p Baexem,
L327p Beegden,
L300p Beesel,
L287p Boeket,
Q011p Boorsem,
L289h Boshoven,
L288c Eind,
L419p Elen,
L320a Ell,
Q193p Gronsveld,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L370p Kessenich,
L288b Laar,
L289b Leuken,
P046p Linkhout,
L377p Maasbracht,
Q009p Maasmechelen,
L319p Molenbeersel,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L371p Ophoven,
L288a Ospel,
L420p Rotem,
L385p Sint Odilienberg,
L318p Stramproy,
L289p Weert),
rōw (Q019p Beek),
rōǝj (L369p Kinrooi),
rūj (L265p Meijel),
roede-einde:
rujęjndǝ (L246p Horst),
taup:
tawp (L421p Dilsen, ...
L423p Stokkem),
tǭwp (Q011p Boorsem, ...
Q009p Maasmechelen,
L420p Rotem,
Q015p Stein,
Q014p Urmond),
vleugel:
vleugel (L291p Helden, ...
L432a Koningsbosch,
L355p Peer
[(soms)]
),
vlyø̄gǝl (L377p Maasbracht),
vlȳø̜gǝl (L378p Stevensweert),
vlø̄gǝl (L385p Sint Odilienberg),
wiek:
wiek (P051p Lummen, ...
K357p Paal),
wik (L327p Beegden, ...
Q019p Beek,
L430p Einighausen,
L164p Gennep,
Q193p Gronsveld,
L286p Hamont,
L325p Horn,
L292a Maxet,
L383p Melick,
L355p Peer,
L313p Sint Huibrechts Lille,
L318b Tungelroy),
wēk (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy)
|
Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c]
II-3
|
32733 |
eindvoor |
le(t)ste voor:
lęi̯.stǝ [voor] (Q152p Kerniel),
lęstǝ [voor] (K318p Berverlo, ...
L288c Eind,
L372p Maaseik,
L332p Maasniel,
K315p Oostham,
L416p Opglabbeek,
Q194p Rijckholt,
K353p Tessenderlo),
lętstǝ [voor] (Q002c Bokrijk, ...
L292p Heythuysen,
Q098p Schimmert,
Q116p Simpelveld,
L270p Tegelen),
lę̄.stǝ [voor] (P118p Kozen),
lę̄stǝ [voor] (L192p Bergen, ...
L291p Helden,
L209p Merselo,
L115p Mook,
L163p Ottersum),
lɛ ̝tstǝ [voor] (Q211p Bocholtz),
lɛstǝ [voor] (Q155a Neerrepen),
uitbouw:
ūt˱bǫu̯ (L265b Kronenberg)
|
Dit lemma omvat enkele benamingen die werden opgegeven of door hun algemeenheid bruikbaar konden worden geacht voor zowel de laatste voor in het midden als voor die aan de zijkant van de akker.
I-1
|
32735 |
eindvoor aan de zijkant |
(de twee) reens:
rēns (Q035p Brunssum, ...
Q033p Oirsbeek),
ręi̯ns (L424p Meeswijk, ...
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
rɛi̯ns (Q193p Gronsveld),
(de twee) renen:
rēnǝ (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
ręi̯nǝ (Q016q Krawinkel, ...
Q015p Stein),
buitenkant:
bøę̄(i̯)tǝkant (K359p Koersel, ...
K357p Paal),
drege voord:
drę̄x ˲vōrt (L312p Neerpelt
[deze opgave wijst erop dat men aan de kant geen gewone diepe voor ploegt]
),
einder:
ęndǝr (L282p Achel),
eindvoor:
ęi̯nt˲vōr (L282p Achel),
eindvoren:
ę̄nt˲vōrǝ (L209p Merselo),
grensvoren:
grɛns˲vǭrǝ (Q187p Sint Pieter),
kant:
kant (K317p Leopoldsburg, ...
Q192p Margraten),
kãnt (L366p Gruitrode, ...
L358p Reppel),
kanten:
kɛnt (Q192p Margraten),
kɛntj (L322p Haelen),
kantvoor:
kantj˲[voor] (L294p Neer, ...
L331p Swalmen),
kant˲[voor] (L250p Arcen, ...
Q002p Hasselt,
Q204a Mechelen),
kãnt˲[voor] (L192b Aijen, ...
Q191p Cadier,
L246p Horst,
L115p Mook,
L216p Oirlo),
kantvoren:
ka.nt˲vōrǝn (L414p Houthalen),
kantj˲vōrǝ (L322p Haelen),
kantj˲vǭrǝ (L324p Baexem),
kant˲vōrǝ (L268p Velden),
keervoor:
kīǝrvǭr (Q191p Cadier
[(de laatste voor langs de weg in sterk glooiend gebied)]
),
plaatsen:
gescheid (L248p Lottum, ...
L387p Posterholt),
grensvoor (L248p Lottum),
reen (L429a Berg, ...
P175p Gingelom,
Q188p Kanne,
L422p Lanklaar,
Q117p Nieuwenhagen,
Q036p Nuth,
Q097p Ulestraten,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
reenvoor (Q096d Smeermaas),
scheiding (L192b Aijen, ...
L209p Merselo,
L115p Mook),
scheivoor (K278p Lommel, ...
L248p Lottum),
reenvoor:
rēnvūr (Q211p Bocholtz),
rę̄ ̝nvǭr (Q194p Rijckholt),
reenvoren:
rēnvū ̞ǝrǝ (Q116p Simpelveld),
rēnvūrǝ (Q117a Waubach),
ręi̯nvūǝrǝ (Q111q Ransdaal),
rę̄ ̝nvǭrǝ (Q194p Rijckholt),
scheidelvoren:
šęi̯.gǝlvǭrǝ (L416p Opglabbeek),
scheidvoren:
šęi̯t˲vōrǝ (L321p Neeritter),
šęi̯t˲vǭrǝ (L324p Baexem),
scheivoren:
sxɛi̯vou̯ǝrǝn (K278p Lommel),
šęi̯vōrǝ (L295p Baarlo),
uitpalingen:
ø̜tpǭleŋǝ (K353p Tessenderlo),
voor:
[voor] (L324p Baexem, ...
K278p Lommel,
L159a Middelaar,
Q187p Sint Pieter),
voren:
vu̯ǫrǝ (Q162p Tongeren),
vōrǝ (L429p Guttecoven),
vōrǝn (L314p Overpelt),
vǫu̯rǝ (P107a Rummen),
vǭrǝ (L294p Neer),
zijkant:
zii̯kãnt (L216p Oirlo),
zijkanten:
zēkɛnt (Q098p Schimmert),
zijscheid:
ze ̝i̯sxęi̯t (L298a Kesseleik),
zijvoor:
zii̯vōr (L270p Tegelen),
zīvōr (L268p Velden),
zijvoren:
zii̯vōrǝ (L270p Tegelen),
zę̄i̯vōrǝ (K318p Berverlo),
zę̄voǝrn (K314p Kwaadmechelen),
zīvōrǝ (L268p Velden)
|
Bedoeld wordt de laatste, aan de zijkant van de akker geploegde voor. Als men met een enkele (niet-keerbare) ploeg bijeenploegt, ontstaat er aan beide zijkanten een laatste voor. De eindvoor aan de zijkant valt in het algemeen samen met de grensvoor. Vandaar dat de voor waarmee het ploegen van een akker aan de zijkant(en) besloten wordt, vaak dezelfde benaming heeft als de voor die tot akkergrens dient. Omgekeerd werden op de vraag naar de "grensvoor" woorden als zijvoor, kantvoor en laatste voor gegeven, die eerder aan de be√´indiging van het ploegwerk dan aan de akkergrens doen denken. Als voor "een van beide zijvoren van een bijeengeploegde akker" of voor "de eindvoor van een van één kant omgeploegde akker" dezelfde term werd opgegeven als voor "akkergrensvoor", is deze niet hier maar in het lemma akkergrens ca. opgenomen. Het betreft de volgende woordtypen en plaatsen: scheivoor K 278, L 248; grensvoor L 248; reenvoor Q 96d; reen L 422, 429a, P 175, Q 36, 94b, 97, 117, 188; gescheid L 248, 387; scheiding L 115, 192b, 209. De in dit lemma voorkomende meervoudsvormen betreffen de beide zijvoren van een bijeengeploegde akker. [N 11, 57; N 11A, 117d + 119d; monogr.]
I-1
|
32734 |
eindvoor in het midden |
belk:
bę.lǝk (Q081a Heesveld-Eik),
belkvoor:
bę.lǝk˲vōr (Q098p Schimmert),
dam:
dǝm (K353p Tessenderlo),
del:
dęl (P192p Voort, ...
Q172p Vroenhoven),
dɛl (Q175p Riemst),
diepe middenvoor:
dipǝ midǝ[voor] (Q169p Membruggen),
dēpǝ medǝ[voor] (L429a Berg),
diepe voor:
dipǝ vōr (L414p Houthalen),
diepe voord:
dipǝ vōrt (L312p Neerpelt),
dubbele reen:
dubbele reen (Q036p Nuth),
graaf:
grāf (Q011p Boorsem, ...
L331b Boukoul,
L331p Swalmen),
grondvoor:
grǫnt˲vōr (Q002c Bokrijk),
hazeloopgraaf:
hāzǝlōp˲grāf (Q097p Ulestraten),
helftvoor:
hęlǝf˲vǭr (L322p Haelen),
holvoor:
guǝ.l[voor] (Q242p Diets-Heur),
gūǝ.l[voor] (Q241p Rutten),
hoǝ.l[voor] (P220p Mechelen-Bovelingen),
hoǝ.lj[voor] (P195p Gutschoven),
hoǝl[voor] (P222p Opheers),
hu ̞ǝ.l[voor] (Q164p Heks, ...
Q166p Vechmaal),
hu ̞ǝl[voor] (Q159p Broekom),
huǝ.l[voor] (P197p Heers, ...
Q162p Tongeren),
huǝl[voor] (Q153p Gors-Opleeuw, ...
Q165p Hopmaal),
hu̯ǭl[voor] (Q162p Tongeren),
hōǝ.l[voor] (P223p Rukkelingen-Loon),
hő̄l[voor] (P224p Boekhout),
hǫ.lj[voor] (Q167p Koninksem, ...
Q161p Piringen),
hǫu̯l[voor] (P179p Aalst, ...
P218p Borlo,
P182p Buvingen,
P173p Halmaal,
P219p Jeuk,
P180p Kerkom,
P174p Velm),
hǭl[voor] (Q027p Doenrade, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q033p Oirsbeek),
ǫu̯l[voor] (P175p Gingelom),
kam:
ka.mp (Q071p Diepenbeek),
kliefvoor:
klī.f˲vōu̯ǝr (Q073p Wimmertingen),
kuil:
kūl (Q019p Beek),
laagte:
liɛgdǝ (Q168a Rijkhoven),
lēgdǝ (Q002p Hasselt),
lok:
ǭk (Q117p Nieuwenhagen),
middelpunt:
medǝlpønt (Q014p Urmond),
middelste voor:
medǝlstǝ [voor] (L289a Hushoven, ...
Q074p Kortessem,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
middelvoor:
medǝl[voor] (L164p Gennep, ...
L322p Haelen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald,
L423p Stokkem,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
midden:
medǝn (K278p Lommel),
middenvoor:
medǝ(n) [voor] (K278p Lommel),
medǝ[voor] (L282p Achel, ...
L192b Aijen,
L417p As,
L324p Baexem,
L192p Bergen,
Q121c Bleijerheide,
Q035p Brunssum,
L426p Buchten,
L322p Haelen,
L286p Hamont,
L426z Holtum,
L246p Horst,
L211p Leunen,
L424p Meeswijk,
L209p Merselo,
L321p Neeritter,
L368p Neeroeteren,
L216p Oirlo,
Q033p Oirsbeek,
K315p Oostham,
L163p Ottersum,
L290p Panningen
[(men liet deze ter plaatse niet open liggen)]
,
Q111q Ransdaal,
Q116p Simpelveld,
L270p Tegelen,
K353p Tessenderlo,
L268p Velden,
Q117a Waubach),
middenvoord:
medǝ(n)vōrt (L314p Overpelt),
moedervoor:
moi̯ǝrvǫu̯r (P115p Duras),
omslag:
omšlāx (L322p Haelen),
open voor:
ō ̞ǝpǝ [voor] (Q117a Waubach),
ǭpǝ [voor] (Q088p Lanaken, ...
L331p Swalmen),
pandvoor:
pant˲vø̄r (Q002p Hasselt),
pijpvoor:
pę̄.p˲[voor] (P055p Kermt, ...
P058p Stevoort),
pę̄ǝ.p˲[voor] (P177p Zepperen),
sluit:
slø̜i̯t (Q157a Overrepen),
slūt (Q198b Oost-Maarland),
sluitsvoor:
slū.ts˲vǭr (Q091p Veldwezelt),
slūs˲vǭr (Q188p Kanne),
sluitvoor:
slāt˲vǫu̯r (P227p Vorsen),
stokvoor:
stǫk˲vǭr (Q198b Oost-Maarland),
štǫk˲vǭr (Q191p Cadier, ...
Q193p Gronsveld,
Q192p Margraten),
stopvoor:
štǫp˲vǭr (Q192p Margraten),
uitgaande voor:
yt˲gó̜ndǝ vōr (L209p Merselo),
vaarreen:
vārręi̯n (Q009p Maasmechelen),
vaneenslag:
vanęi̯nšlāx (Q098p Schimmert, ...
Q101p Valkenburg),
voor:
[voor] (L282p Achel, ...
L244c America,
L324p Baexem,
L429a Berg,
Q072p Beverst,
L360p Bree,
L426p Buchten,
Q153p Gors-Opleeuw,
L322p Haelen,
Q187a Heugem,
L426z Holtum,
L414p Houthalen,
L369p Kinrooi,
Q111p Klimmen,
Q074p Kortessem,
K314p Kwaadmechelen,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
K317p Leopoldsburg,
K278p Lommel,
L332p Maasniel,
Q204a Mechelen,
L364p Meeuwen,
L383p Melick,
Q082p Munsterbilzen,
L368p Neeroeteren,
Q033p Oirsbeek,
L416p Opglabbeek,
Q001a Oud-Winterslag,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden,
L432p Susteren,
Q112z Ten Esschen,
K353p Tessenderlo,
Q162p Tongeren,
Q117a Waubach,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
P044p Zelem,
Q001p Zonhoven,
Q005p Zutendaal),
voor in de midden:
vǭr en dǝ medǝ (L294p Neer),
zoe/zouw:
zux (K317p Leopoldsburg),
ző̜u̯ (P053p Berbroek),
zǫu̯ (Q003p Genk, ...
Q002a Godschei),
zonk:
zo.ŋk (L286p Hamont),
zoŋk (K315p Oostham)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
32743 |
eindvoor van een wendakker |
bovenvoor:
bovenvoor (Q019p Beek),
eindvoor:
eindvoor (Q019p Beek),
hoofdvoor:
hyt˲vōr (P058p Stevoort),
kopse voor:
kǫpsǝ vōr (L332p Maasniel),
kortvoor:
kǫrt˲vǭr (Q192p Margraten, ...
Q194p Rijckholt),
ondervoor:
ondervoor (Q019p Beek),
stokvoor:
štǫk˲vǭr (Q191p Cadier),
voor over het vooreind:
vōr ǫvǝr ǝt ˲vø̜rēnt (L192a Siebengewald),
voor van het vooreind:
[voor] van ǝt ˲vø̜rę̄nt (L192b Aijen, ...
L209p Merselo,
L115p Mook),
vooreindvoor:
vøręnt˲vōr (L246p Horst)
|
Na het ploegen van een wendakker, of deze nu haaks op de lange voren of hoeks op de geervoren van het grote middendeel gelegen is, blijft er een open voor over. Als de wendakker binnenwaarts is omgeploegd, ligt deze eindvoor aan de buitenkant en valt zij veelal samen met de dwarsgrens van de akker. Is de wendakker echter buitenwaarts omgeploegd, dan ligt deze voor zover van de kant af, dat de (lange of geer-)voren van het grote middenstuk er als het ware in uitmonden. [N 11A, 128a + b; div.]
I-1
|
21755 |
eis van de aanklager |
aanklacht:
oánklacht (L353p Eksel),
aanvraag:
aanvraog (Q102p Amby, ...
Q027p Doenrade),
áá-vraoch (Q207p Epen),
arrest:
arrest (L265p Meijel),
betichten (ww.):
betichte (Q095p Maastricht),
betichting:
ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus tussen rechte haken!).
bətichting (L417p As),
boete:
boete (L269p Blerick, ...
Q020p Sittard),
eis:
eis (L269p Blerick, ...
L381p Echt/Gebroek,
L320a Ell,
Q039p Hoensbroek,
Q111p Klimmen,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L216p Oirlo,
L371p Ophoven,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L331p Swalmen,
L245b Tienray,
Q014p Urmond,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
Q117a Waubach),
ēīs (L328p Heel),
ijs (Q095p Maastricht),
èjs (L432p Susteren),
êis (L331p Swalmen),
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
eis (L217p Meerlo),
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
iēs (Q117p Nieuwenhagen),
eiser (zn.):
eiser (L383p Melick),
straf:
shtraof (Q035p Brunssum),
straf (L269p Blerick, ...
P219p Jeuk,
Q015p Stein,
L318b Tungelroy),
stroaf (Q202p Eys),
ticht:
ticht (Q098p Schimmert),
uitspraak:
oetsjpraok (L386p Vlodrop),
vonnis:
vonnis (Q034p Merkelbeek),
vraag:
vroag (L210p Venray),
vragen (ww.):
vròəgə (Q113p Heerlen),
(ww.).
vr‧oͅagə (Q202p Eys),
zoveel gevraagd:
zovul-gevraogd (L433p Nieuwstadt)
|
de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|