e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ladder dakledder: dāklɛdǝr (Nieuwenhagen, ... ), dakleer: dāklīr (Houthalen), hangladder: haŋlęjdǝr (Roermond), ladder: ladder (Alken, ... ), lødǝr (Hoensbroek, ... ), lø̜dǝr (Sittard), lędǝr (Grote-Spouwen, ... ), lɛdǝr (Diepenbeek, ... ), leer: liǝjǝr (Zelem), lęjǝr (Borgloon, ... ), līr (Beringen, ... ), līǝjǝr (Donk, ... ), līǝr (Grazen, ... ), lɛjǝr (Panningen), leertje: lījǝrkǝ (Helchteren), schuifledder: šȳflɛdǝr (Bleijerheide, ... ), schuifleer: sxø̜jflīr (Houthalen), slachtladder: slaxlødǝr (Neerharen), slaxlędǝr (Eisden), slaxlɛdǝr (Oud-Caberg), šlaxlødǝr (Berg / Terblijt, ... ), šlaxlø̜dǝr (Beek, ... ), šlaxlɛdǝr (Mechelen, ... ), slachtleer: slaxlęjǝr (Maaseik, ... ), slaxtleǝr (Leunen), slaxtlīr (Beringen), šlaxlējǝr (Eijsden), šlaxlęjǝr (Reuver), slachtleertje: slaxtlęjǝrkǝ (Rotem), stockledder: štǫklɛdǝr (Bleijerheide), uitschuifleider: ūtšø̜flęjǝr (Stokkem), varkensladder: vɛrkǝslē̜jdǝr (Posterholt), varkensleer: vɛkǝslęjǝr (Bree), vɛrkǝslęjǝr (Roggel), vɛrkǝslīr (Leopoldsburg), vɛrǝkǝslejǝr (Neerpelt), vɛrǝkǝsliǝr (Kiewit), varkensleertje: vɛrkǝslīrkǝ (Helchteren) De eenvoudigste uitvoering van de ladder bestaat uit twee ladderbomen die door middel van de sporten met elkaar zijn verbonden. De ladder kan van hout of aluminium zijn vervaardigd. De schuifladder bestaat uit twee of drie delen, die op de gewenste hoogte kunnen worden uitgeschoven. De secties steunen met metalen haken op elkaars sporten. Het uitschuiven van de delen gebeurt bij aluminium ladders met de hand, de delen van zwaardere houten ladders worden met behulp van een touw omhooggehesen. Zie ook het lemma "schuifladder" in Wld ii.9, pag. 206. [N 64, 89] || Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.] II-1, II-11
ladderafdeling compartiment van de leren: kompartǝmɛnt van dǝ līrǝn (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zolder]), klim: klim (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Laura, Julia]  [Domaniale]), kløm (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]), klømǝ (Stein  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), klimafdeling: klimafdeling (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), klimetage: kløm˙etāš (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), klimmegang: klø̜mǝjaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), klimmes: klømǝs (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ledderafdeling: lødǝrafdēleŋ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Maurits]), lødǝrāfdęjleŋ (Stein  [(Maurits)]   [Emma]), lɛdǝrafdēleŋ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), l˙ɛdǝr˙afdē.leŋ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Julia]), ø̜dǝrāfdęjleŋ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), ędǝrāfdęjleŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ledderen: lɛdǝrǝ (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Domaniale]  [Emma]), leddergang: lødǝrgaŋk (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Zwartberg, Waterschei]), lɛdǝrja.ŋk (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), ledders: lø̄dǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Winterslag, Waterschei]), ø̜dǝrs (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I]), ledderschacht: lɛdǝršax (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale, Wilhelmina]), lederafdeling: lęjǝrāfdęjleŋ (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Emma]  [Maurits]), leders: lęjǝrs (Eisden  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), leercompartiment: lɛjǝrkompartǝmęnt (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg]), leervak: līrvak (Zolder  [(Zolder)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), leren: leren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]), schachtledder: šātlɛdǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), vaarweg: vārwex (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) Het gedeelte van de schacht waar men door middel van ladders de ondergrond kan bereiken. De ladderafdeling wordt uit veiligheidsoverwegingen aangelegd. Hij wordt gebruikt wanneer het kooivervoer uitvalt. Uit de opmerkingen van de invuller uit Q 15 blijkt dat dit niet vaak is voorgekomen; genoemde zegsman heeft het op de mijn Maurits alleen meegemaakt tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog. [N 95, 87; monogr.] II-5
ladderbankje bankje: bɛ̄ŋkskǝ (Ottersum), ledderbankje: lø̜dǝrbɛŋkškǝ (Klimmen), lø̜dǝrbɛŋskǝ (Schinnen), lɛdǝrbɛŋksjǝ (Kerkrade), lɛdǝrbɛŋškǝ (Heerlen), leerbankje: liǝrbɛŋkskǝ (Meijel), leiderbankje: lɛjǝrbɛŋkskǝ (Buchten, ... ), trapbank: trap˱baŋk (Jeuk), trapjesbank: trɛpkǝs˱baŋk (Gulpen) Plankje met uitklapbare steun dat met behulp van haken aan de sporten van de ladder bevestigd kan worden. Op deze wijze ontstaat een horizontaal vlak waarop gereedschap kan worden gelegd of dat de basis kan vormen voor bijvoorbeeld een loopplank. [N 67, 63k] II-9
ladderboom balk: balǝk (Borgloon, ... ), (mv)  ba.lkǝ (Sint-Huibrechts-Hern), ba.lǝkǝ (Aalst, ... ), balǝkǝ (Boekhout, ... ), balǝʔǝn (Lommel), bɛ.lǝk (Groot-Gelmen, ... ), bomen van de ledders: bøm van dǝ lędǝrǝ (Gors-Opleeuw), boom: bau̯m (Zutendaal), bō.m (Beverst, ... ), bǫu̯.m (Neerharen), b˙um (Zolder), (mv)  bø̄m (Rutten), bø̜i̯m (Bommershoven, ... ), bɛi̯m (Zutendaal), b˙ym (Zolder), b˙ēm (Beverst, ... ), boom van de leier: bǫu̯m van dǝ lɛi̯ǝr (Ophoven  [(mv bø̜i̯m)]  ), boompjes: bømkǝs (Gutschoven), bø̜mkǝs (Heks), bruggen: brøgǝ (Sint-Truiden), dennen: dęnǝ (Sluizen), ledder: lɛdǝr (Herderen), (mv)  lędǝrs (Wintershoven), ledderbalk: lɛdǝrba.lǝk (Riemst), (mv)  lø̜dǝrba.lǝkǝ (Rekem), lędǝrba.lkǝ (Romershoven, ... ), ledderboom: lø̜dǝrbǫu̯.m (Lanaken, ... ), lędǝrbō.m (Bilzen, ... ), lɛdǝrbō.m (Hees, ... ), (mv)  lødǝrbøi̯m (Kanne), lø̜dǝrbøm (Millen), lø̜dǝrbø̜i̯m (Lanaken, ... ), lędǝrbø̄m (Gors-Opleeuw, ... ), lędǝrbēm (Bilzen, ... ), lędǝrbęi̯m (Gellik, ... ), lɛdǝrbɛ̄m (Hees, ... ), ledderschalen: lø̜dǝršā.lǝ (Boorsem), leer: līǝr (Schulen), (mv)  līrǝ (Duras, ... ), leerbalk: liǝrba.lǝk (Achel), līǝ.rba.lǝk (Sint Huibrechts Lille), (mv)  liǝrba.lǝkǝ (Overpelt), līrba.lǝkǝ (Loksbergen, ... ), leerboom: lei̯rbou̯m (Alken, ... ), liǝrbuǝm (Eksel, ... ), līrbum (Helchteren, ... ), līrbōm (Halen), līrbū.m (Koersel), līrbūm (Brustem, ... ), līrbūǝm (Zelem), līǝrbuǝm (Beringen, ... ), līǝrbūǝ.m (Kaulille), (mv)  liǝrbyǝm (Hechtel), lęi̯rbøi̯m (Alken, ... ), līrbim (Hasselt), līrbuǝmǝ (Beringen, ... ), līrbȳm (Koersel, ... ), līrb˙ym (Helchteren, ... ), līǝ.rbyǝm (Kleine-Brogel, ... ), līǝrbīǝm (Peer), leerden: līǝrdɛn (Donk), leertje: lirkǝ (Stokrooie), leierbalk: lęi̯.ǝrba.lǝk (Meeuwen), (mv)  lęi̯.ǝrba.lǝkǝ (Zepperen), lęi̯.ǝrbɛ.lǝk (Grote-Brogel, ... ), leierboom: lęi̯.ǝrbǫu̯.i̯m (Beek, ... ), lęi̯.ǝrbǫu̯.m (As, ... ), (mv)  lęi̯.ǝrb˙ø̜i̯m (Bocholt, ... ), lęi̯.ǝrb˙ęi̯m (Beek, ... ), lɛi̯.ǝrbø̜i̯m (Rotem), leierstukken: lęi̯.ǝrstɛkǝ (Dilsen), opstaner: ǫpstɛnǝr (Kuringen), (mv)  ǫpstǫnǝrs (Berbroek) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
ladderschoen anti-slip: anti-šlep (Klimmen), laddervoetje: ladǝrvȳtjǝ (Meijel), ledderschoen: lø̜dǝršōn (Gulpen, ... ), lɛdǝršōn (Heerlen), lɛdǝršǫŋ (Kerkrade), leervoetje: liǝrvȳtjǝ (Meijel), leiderschoen: lɛjǝrsxōn (Maasbree), lɛjǝršōn (Heel, ... ), leidervoetje: lɛjǝrvø̄tjǝ (Herten), rubbervoet: røbǝrvūt (Ottersum) Kunststof dop aan de onderzijde van de zijbalken van een ladder die verhindert dat de ladder in uitgeklapte toestand kan gaan schuiven. [N 67, 63n] II-9
laddertje leertje: lęrkǝ (Meijel) Een laddervormig stukje textiel (haakwerk) waardoor het lint of de twee linten werd of werden geregen bij de vrouwenmuts met sierkrans. Zie afb. 85. [N 61, 18b] II-7
laddertrap losse trap: lǫsǝ trap (Ottersum), open trap: uǝpǝn trap (Bilzen), ōpǝ trap (Geulle, ... ), ǫapǝ trap (Bleijerheide), ǭpǝ trap (Posterholt, ... ) Rechte trap zonder stootborden. De laddertrap bestaat uit twee bomen waarin de treden worden ingelaten. De treden worden door de bomen heen vastgespijkerd. Soms wordt het achtervlak van de trap van een houten beschieting voorzien. De trap dient vooral als tuin-, veranda- of keldertrap en is doorgaans steiler dan de gewone trap met stootborden. [N 55, 133] II-9
lade dislade: døšlā (Vijlen), disschot: døššoͅat (Waubach), dissenschot: dešəšot (Welkenraedt), deͅšəšoͅt (Baelen), lade: la (Maastricht), laai (As, ... ), laaj (Castenray, ... ), lai (Dilsen, ... ), lao (Gutshoven), laoi (Lommel, ... ), laoj (Gronsveld, ... ), laoëj (Zonhoven), laoə (Kortessem), laōi (Jeuk), lawj (Zonhoven), laə (Rutten), laəj (Hasselt), lā (Meijel, ... ), lādə (Genk, ... ), lāi (As, ... ), lāij (Opitter), lāi̯ (Achel, ... ), lāj (Eisden, ... ), lājə (Neerpelt, ... ), lāwə (Alken), lāə (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), la͂i̯ (Hasselt), la͂j (Hasselt), loa (Kortessem), loai (Hamont, ... ), loaj (Eigenbilzen, ... ), loaoi (Diepenbeek), loaə (Nieuwerkerken), loāj (Vlijtingen), loi (Herstappe, ... ), loj (Hamont, ... ), looai (Achel), loujə (Zichen-Zussen-Bolder), lowa (Groot-Gelmen), lowəj (Montenaken), lōi̯ (Halen), lōj (Eigenbilzen), lōͅi̯ (Genk, ... ), lōͅj (Diepenbeek), lōͅu̯ə (Hoepertingen), lōͅə (Herk-de-Stad), loͅi̯ (Loksbergen), loͅu̯i̯ (Vliermaal), lui (Rijkhoven), lâə (Wellen), lòai (Overpelt), lòə (Neerpelt, ... ), lôi (Tongeren), l‧ā (Eupen), \"Bëste bie uch in de laa gewaes\": wordt gezegd als iemand veel kleingeld op zak heeft, of11:57:39 bij uitzondering goed bij kas is  laa (Sittard), De lakes ligke in de ungerste laaj De laaj van \'t fernuus is bäördevol  laa:j (Roermond), Kiek ins in de beuvenste la van de kemood  la (Maastricht), Verklw. laedje  laaj (Echt/Gebroek), Verklw. laejke  laaj (Venlo), lade van de tafel: la va də taofəl (Sint-Lambrechts-Herk), laej van də taofəl (Zolder), lai van də taofəl (Hasselt), laiə van də tōfəl (Hasselt), laj van də tofəl (Grote-Spouwen), lao van də tofəl (Kortessem), lao van də tòfəl (Borgloon), laoi van də tofəl (Neerpelt, ... ), laoj van də toafəl (Montenaken), laoj van də tofəl (Hamont, ... ), laow van də tofəl (Ulbeek), laoə van də tofəl (Stevoort), lau van də tōfəl (Linkhout), lauj van də tofəl (Val-Meer), laujə van də toefəl (Zonhoven), laə van də tofəl (Alken), laə vān də tofəl (Sint-Lambrechts-Herk), lā van də tōfəl (Kuringen), lāi van de toafəl (Kaulille), lāi van də tafəl (Neerpelt), lāi van də taofəl (Bree, ... ), lāi van də tāfəl (Hasselt), lāi van də toafəl (Bocholt, ... ), lāi van də tofəl (Bocholt, ... ), lāi van də tūafəl (Zolder), lāi van də tôfəl (Lanklaar, ... ), lāi van də tø&#x0304fəl (Peer), lāiə van də tōͅfəl (Lanaken), lāj van də taofəl (Kaulille, ... ), lāj van də toafəl (Eisden), lāj van də tōfəl (Schulen), lāj van də toͅfəl (Stokkem), la͂i van də tàfəl (Zussen), la͂j van də tuoͅfəl (Houthalen), la͂ə van də taofəl (Wellen), leai van də tōfəl (Jeuk), loa van nə toafəl (Kuringen), loadə van də toafəl (Kaulille), loai van de toafəl (Achel), loai van də taofəl (Melveren), loai van də toafəl (Zutendaal), loaj van də tofəl (Lommel), loiə van də tofəl (Tongeren), loj van də tafəl (Sint-Truiden), loj van də tofəl (Tongeren), loə van də tofəl (Jesseren), loə van də tòfəl (Heers), lō van də tofəl (Broekom), lōͅi van də tofəl (Diepenbeek), loͅi van də taofəl (Sint-Truiden), loͅi van də tōəfəl (Sint-Truiden), lūj van də tōfəl (Herstappe), lääi van də töfəl (Heusden), ei zoals in het Franse \'in\'  lāi van də teifəl (Moelingen), to als in het Franse vetemENTs  lāi van də tofəl (Rotem), lade van een tafel: laj van ə tuoͅfəl (Zonhoven), laoi van n tofəl (Hamont), laoi van ən tòfəl (Zutendaal), laoj vanə toͅfəl (Diepenbeek), laə van ən tofəl (Horpmaal), lāi van n tafəl (Peer), lāi van nə taofəl (Opoeteren, ... ), lāi van nə tofəl (Hechtel), lāi vanə taofəl (Bocholt, ... ), lāwəj van ə tuoͅfəl (Zonhoven), lowə vanə tofəl (Diepenbeek), lōͅj vanə toͅfəl (Hamont), läai van n toêfəl (Zolder), schap: sjaap (Sittard), ook voor \'schap of legplank\' gebr. Dat is zoo neudig wie broot in ?t sjaap: broodnodig  sjaap (Sittard), schommellade: schoemellaaj (Castenray, ... ), schot: schòòt (Valkenburg), sjaot (Sittard), sjoat (Heerlen), šo.t (Eupen), šōt (Montzen), šōͅs (Simpelveld), šōͅt (Hoensbroek), šoͅat (Eygelshoven), šoͅt (Eupen, ... ), mv ß‹s\\r  šōͅs (Bleijerheide, ... ), Verklw. sjöatje  sjoat (Heerlen), schuif: schuif (Zonhoven), sji-jf (As, ... ), sXaəf (Bos), sXof (Tessenderlo), sXoif (Kerkhoven), sXowəf (Lommel, ... ), sXoəf (Tessenderlo), sxōͅəf (Tessenderlo), sXuif (Beverlo, ... ), sxø͂ͅi̯f (Lommel), šy(3)̄f (Ophoven), Dij maoëslatte liggen ènne boo.veste schuif: die zakdoekjes liggen in de bovenste lade  schuif (Zonhoven), Hèè trok het sji-jfke upe  sji-jf (As, ... ), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  schûîf (Beverlo), tusen ui en eu  schø&#x0304f (Linkhout), schuif van de tafel: schaaif van de taofel (Paal), schaowef van de taofel (Tessenderlo), scheif van de tōfəl (Schulen), schoaf van de taefel (Tessenderlo), schoif van ne toafel (Kerkhoven), schuif vaan də tofəl (Sint-Lambrechts-Herk), schuif van de tafel (Beringen, ... ), schuif van de taofel (Oostham), schuif van een tafel: schaïf vanne toffel (Paal), schuif van ne teufel (Helchteren), sXaif vanə toͅfəl (Paal), tafellade: tafellade (Achel), tafəlaoi (Achel), tafəlāi (Molenbeersel), tafəllāi̯ (Arcen, ... ), taofellaaj (Echt/Gebroek, ... ), taofəlaoj (Maastricht, ... ), taofəlāi (Mechelen-aan-de-Maas), taofəloa (Sint-Huibrechts-Lille), taofəloi (Tongeren), tāfəlaoj (Borlo), tāfəllā (Helden/Everlo, ... ), tāfəllāi̯ (\'s-Gravenvoeren, ... ), tāfəllōͅi̯ (Eksel, ... ), toafəlauj (Zichen-Zussen-Bolder), toafəlāi (Opitter), toafəloi (Wilderen), toafəlui (Beverst), toffellaaj (Castenray, ... ), tofəl loaj (Hamont), tofəlaoə (Zepperen), tofəlādə (Hechtel), tofəlāi (Hechtel, ... ), tofəllai̯ (Hasselt), tofəlloi̯ (Genk), tofəllōͅ.ə (Aalst-bij-St.-Truiden), tofəllōͅi̯ (Genk), tofəlloͅi̯ (Martenslinde), tofəll‧āi̯ (Mielen-boven-Aalst), tofəloai (Hamont), tofəloi (Bilzen), tofəlui (Rijkhoven), toufəlāi (Vucht), toufəlāj (Leut, ... ), toəfəlloͅu̯əi̯ (Zonhoven), tō.fəllo.ə (Donk (bij Herk-de-Stad)), tōfəlaoə (Engelmanshoven), tōfəlāi (Maaseik, ... ), tōfəla͂ (Stokrooie), tōfəllāi̯ (Rekem, ... ), tōfəllōi̯ (Rosmeer), tōfəllōͅi̯ (Buvingen, ... ), tōfəllōͅu̯ə (Kermt), tōfəlloͅi̯ (Sint-Truiden), tōfəloa (Gutshoven), tōfəlōͅ (Herk-de-Stad), tōͅfəlāj (Opgrimbie), tōͅfəllā (Berg-en-Terblijt, ... ), tōͅfəllāi̯ (Amby, ... ), tōͅfəllōi̯ (Grote-Brogel), tōͅfəllōͅi̯ (Maastricht, ... ), tōͅfəlloͅ (Lommel), tōͅfəlloͅi̯ (Sint-Truiden, ... ), tŏfəloj (Genk), to͂fəllāi̯ (Zolder), toͅfəllau̯ə (Rijkel), toͅfəllā (Vijlen), toͅfəllāi̯ (\'s-Gravenvoeren, ... ), toͅfəllāə (Wellen), toͅfəlloi̯ə (Riksingen), toͅfəllō (Herk-de-Stad, ... ), toͅfəllōi̯ (Bilzen), toͅfəllōͅ (Bommershoven, ... ), toͅfəllōͅi̯ (\'s-Herenelderen), toͅfəllōͅə (Voort), toͅfəlloͅi̯ (Kozen), toͅfəlløͅi̯ (Bilzen), tu̯oͅfəllāi̯ (Zichen-Zussen-Bolder), tòfəlao (Borgloon), tôfəloi (Genk), təovəlai (Overpelt), o als in het Franse garcON  tofəlāi (Maaseik), tafelschot: tafəlšoͅt (Sint-Pieters-Voeren), tau̯fəlšoͅt (Sint-Pieters-Voeren), tofəlšot (Montzen, ... ), tofəlšoͅt (Sippenaken), tōͅfəlšoͅt (Sint-Martens-Voeren), toͅfəlšoͅt (Teuven), tafelschuif: tafelschuif (Achel), tāfəlsxøͅi̯f (Heusden), tefelschuif (Koersel), toefelschuif (Beverlo), tō.fəlsxø͂ͅf (Halen), tōfəlsxø͂ͅf (Loksbergen), tōͅfəlsxēͅf (Beringen), tōͅfəlsxōͅəf (Tessenderlo), tōͅfəlsxoͅi̯f (Lommel), tōͅfəlsxø͂ͅf (Oostham), toͅfəlsXø&#x0304if (Beverlo), tafeltrek: tafəltreͅk (Sevenum), toffeltrek (Castenray, ... ), tōͅfəltreͅk (Blitterswijck, ... ), toͅfəltreͅk (Oirlo), vroeger  toͅfəltreͅk (Venray), trek: treͅk (Blitterswijck, ... ), Kiek már ien d\'n trek, of \'r wat bruukbaars ien zit Ien d\'n bovvesten trek ligge: verwend worden Ien d\'n understen trek ligge: Genegeerd worden  trek (Castenray, ... ), oude mensen  treͅk (Meterik), treklade: treklaaj (Castenray, ... ) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || in- en uitschuifbare bak bij een tafel, kast enz. || kastlade || la || la(de) || la, lade || lade [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || lade in een kast of tafel als bewaarplaats voor klein gerief || lade in een tafel/kast || lade in kast, tafel || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || schublade, lade || schuif || schuif, lade || schuifbak in tafel of kast || schuiflade [ZND m] || schuiflade in een tafel || tafella [DC 53a (1978)] || tafellade III-2-1
lade in de kleermakerstafel bergplaats: bęrxplāts (Neeroeteren), la: (Born, ... ), lade: lãj (Zolder), lāj (As, ... ), lǫj (Bilzen), lǭj (Maastricht), lappenla: lapǝlā (Ransdaal), lappenlade: lapǝlāj (Echt), scheersgetuig: širsgǝtix (Opglabbeek), schot: šōas (Bleijerheide), šǫt (Montzen), šǭt (Doenrade), schuif: še-jf (As), tafella: tǫfǝllā (Hopmaal), tǭfǝllā (Lutterade, ... ), tafellade: tafǝllāj (Horst), tōfǝllãǝ (Schulen), tǫfǝllāj (Meijel), tǫfǝllǫj (Bilzen), tǭfǝllāj (Lanaken, ... ) De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b] II-7
ladebak klepje: klɛpkǝ (Stramproy) Bakje aan elk der uiteinden van de ladeboom, waarin zich een toestel bevindt voor het vooruitstoten en weer opvangen van de weefspoel. [N 39, 48a] II-7