e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange smalle broekzak boksenschede: bokse-scheij (Bergen), boksescheij (Blerick), bokseschej (Rotem, ... ), bokseschèj (Weert), boksesgei (Sittard), boksesjei (Swalmen), boksesjeij (Bocholt, ... ), boksesjijj (Vlodrop), bōkseschēj (Hout-Blerick), boͅksəsXeͅi (Hamont), boͅksəšeͅi (Lanklaar), bòksesjeij (Tungelroy), bókse schéj (Tegelen), bókse-sjei (Horn), bóksescheij (Susteren), bókseschej (Echt/Gebroek), bókseschèj (Roermond), bókseschéj (Belfeld, ... ), bóksesjeij (Nunhem), bôkseschey (Blerick), bôksəsjeij (Holtum), bökseschej (Grathem), boksenschedetje: bokseschijke (Sittard), boksentas: boeksjetés (Schinveld), niet omgespeld  bŏksetesj (Born), broekenmaal: brykəmōͅl (Rosmeer), broekenschede: brokeschej (Meerssen, ... ), brokesjijj (Ulestraten), brookescheij (Puth, ... ), brookeschej (Oirsbeek), brookesjei (Hoensbroek, ... ), brookesjej (Brunssum), broekschede: brook sjèj (Mechelen), brōͅksxèj (Kermt), broͅksšeͅj (Teuven), brukšē (Hoeselt), centimetertas: centimetertes (Eijsden), duimstokkentas: doemstokke tes (Venlo), doemstokketes (Horst), duimstokschede: doemsjtok-sjei (Tegelen), vnl. door metsleaars, timmerlieden etc. gebruikt  doemsjtok-sjei (Tegelen), duimstoktas: daemstoktēsj (Stein), gerieftas: gerieftès (Rummen (WBD)), getuigsmaal: gətøͅyxsmoͅul (Riksingen), graaientas: [i.e. graaien?]  greijetes (Tegelen), kuittas: køͅttes (Beringen), maal: mōͅal (Wintershoven), maaltje: mēͅlkə (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), maaltje voor de meter: méélkə vér də méjtər (én tə stéékə) (Bilzen), maattas: maottaesche (Bemelen), moas-täsj (Bleijerheide), mōͅttɛ̄sjs (Montzen), b.v. voor maat van een timmerman  maottesj (Hoensbroek), mesmaal: meͅsmōͅl (Val-Meer, ... ), mestas: mɛstɛs (Zolder), mɛstɛs op ən jagərsbrok (Zolder), meterbuidel: meterbuil (Beverlo), meterbuideltje: me’ərbuljə (Kwaadmechelen), metermaal: meͅitərmōͅl (Borgloon), meͅjtərmōͅl (Diepenbeek), meͅtərmal (Eisden), méjtərmaol (Bilzen), mɛjtərmoͅ.l (Horpmaal), lett. meterzak, duimstokzak  mètermaal (Genk), metermaaltje: metermèelke (s-Gravenvoeren), metərmelkə (Millen), mētərmøͅlkə (Tongeren), mɛitərmoͅlkə (Opheers), deze zak kwam pas in de mode na de oorlog van 14-18, van de duitsers overgenomen  mēͅtərmēͅlkə (Lanklaar), metselaars gebruiken dit om hun meter in te doen  mētərmēͅlke (Maaseik), metersmaal: méétərsmaal (As), meterstas: mɛtərsteͅs (Herk-de-Stad), metertas: maitertes (Ell), meitərteͅs (Borlo), metertes (Neeritter), mēətərteəs (Schulen), mēͅtərtɛs (Meijel), muetərtɛs (Zolder), mätertäs (Grazen (WBD)), mètertès (Neerpelt), métertes (Echt/Gebroek), metertasclown: [i.e. kledingstuk met dergelijke zak?]  muetərtɛsklōn (Zolder), metertasje: maeter-teske (Herten (bij Roermond)), maeterstèske (Egchel), mèterteske (Echt/Gebroek), mèèsterteske (Haelen), méétertésjke (Meerssen), meterzak: meterzak (Opglabbeek), meterzakje: maeterzekske (Echt/Gebroek), mèterzekske (Echt/Gebroek), pijpenbuideltje: peͅpəbul’jə (Kwaadmechelen), schede: schej (Schimmert, ... ), sjei (Herten (bij Roermond), ... ), sjeij (Beek), šeͅj (Teuven), schedetas: van schede  sjeijtesj (Klimmen), schrijnwerkerstas: šrīnweͅrkərsteͅs (Lanaken), streepbuidel: strēp [bø͂ͅl} (Beringen), tas: tes (Heugem), teͅs (Halen), tas voor de duimstok: tes veur de doem sjtok (Reuver), voorste buidel: vørstə bø͂ͅl (Beringen), zijschede: ziesjei (Munstergeleen) lange smalle zak op broekspijp (voor mes, duimstok etc.) [N 59 (1973)] || langwerpig opgestikt zakje op broek, waarin mes kon worden gestoken. || zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)] III-1-3
lange spruit lange spruit: lange spruit (Nederweert, ... ), laŋ sprø̜j (Meterik), laŋǝ spruǝt (Weert), laŋǝ sprø̜jt (Gennep, ... ), laŋǝ sprūt (Molenbeersel, ... ), lange spruitbalk: laŋǝ sprut˱balǝk (Kaulille, ... ) De langste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52b; N O, 52a; N O, 51a; monogr; A 42A, 107 add.] II-3
lange steek grote steek: grawtǝ stīk (Bilzen), lange steek: laŋǝ stīk (Bilzen), lange steek met pekdraad: laŋǝ štex met pęǝxdrǭt (Bleijerheide), peksteek: peksteek (Lommel), pę̄ksteǝk (Maasbree) De steek die men toepast bij gesloten kant, met pekgaren gemaakt. Zie afb. 50. [N 60, 111d] II-10
lange tijd doorgaan: doorgoon (Maastricht), eeuwigheid: en eeuwigheid (Gulpen, ... ), iewigheid (Maastricht), iëwigheid (Klimmen), ganse toer: ganse toer (Sittard), ⁄ne gansen toer (Klimmen), hele tijd: hieelen tieed (Weert), hiële tiêd (Venlo), nən heele tīēd (Gennep), önnə heelə tiet (Kapel-in-t-Zand), ən héllə titj (Meijel), ⁄n hiele tiêd (Blerick), hele toer: hele toer (Hoeselt), hīēl (As), ne hŭle toer (Houthalen), hele wijle: hiël wiël (Sevenum), ⁄n hiel wiel (Maasbree), ⁄n hĭĕl wiel (Sevenum), hot: hot (Diepenbeek), lang: lang (Grathem, ... ), lange tijd: lange tied (Maasniel, ... ), lange tiëd (Reuver), langen tied (Maastricht), langən tied (Maastricht), làngə tīēt (Epen), lange toer: lange toer (Oirlo), langere tijd: langərə tied (Maastricht), poos: pōēs (As), rek: rèk (Swalmen), rêk (Herten (bij Roermond)), tijd: ennen tied (Oirlo), tied (Guttecoven, ... ), tiĕt (Nieuwenhagen), ənə tĭĕt (Maastricht), toep: toeëp (Eksel), toer: doer (Bleijerheide, ... ), enen toer (Geleen), n toer (Montfort), toer (Amby, ... ), toēr (Ten-Esschen/Weustenrade), toor (Wijlre), toër (Hoensbroek), tōēr (As, ... ), tūr (Houthalen), ty.r (Meeuwen), tôêr (Schimmert), (bij slapen).  toer (Venray), m.  tu.ər (Eys), toes: toes (Melick), uit en eeuwig: oet en eeuwig (Ospel), urenlang: ōērelank (Klimmen) een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)] || tijdsruimte III-4-4
lange voorzijde van de mand voorkant: d’r vuerkant (Klimmen), v"rkānt (Meijel), veurkanjt (Beesel), veurkant (Jeuk, ... ), veurkantj (Geleen), vjeurkant (Rijkhoven), voorkant (Mielen-boven-Aalst, ... ), vuerkanjt (Doenrade), vuurkant (Eys), vuurka‧nt (Weert), vèrkant (As), véérkànt (As), vôêrkant (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  de veu.rka.nt (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  veurkantj (Grathem, ... ), voorwand: veurwantj (Doenrade), voorzijde: veurzij (Jesseren), vuurzi‧j (Weert) Hoe heet verder in Uw dialect: lange voorzijde van de mand? [N 93 (1983)] III-3-2
lange, dunne tak dunne tak: dunne tak (Amby, ... ), tak: tak (Puth), takje: tekske (Maastricht, ... ) dunne tak [DC 35 (1963)] III-4-3
langeafstandsvlucht fond: baove 500 fónd (Geleen), fon (Jeuk), fond (Houthalen, ... ), fond sjpéle (Doenrade), font (Beesel), funt (Buchten), fònd (Guttecoven), fònt (As), fôônd (Eisden), halve fond (Mielen-boven-Aalst), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de fao (Bilzen), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  fond (Gruitrode), Fr. fond.  fóó (Zolder), Jonger voor fóó.  fó.nt (Zolder), niet erg in trek  / (Jesseren), Opm. v.d. invuller (genoteerd achter het begrip/vraag): + 1000 km.  fao(nd) (As), Opm. v.d. invuller: boven 600 km.  fond (Doenrade), fondspel: fond-sjpieël (Klimmen), fondvlucht: fond vleugt (Kortessem), fondvluchte (Geleen), fontvløxt (Meijel), fôndvlug (Swalmen), Vgl. fóó en ss. als fóódouf.  fó.ntvlucht (Zolder), grote fond: Opm. v.d. invuller (genoteerd achter het begrip/vraag): + 1000 km.  grōētə fao(nd) (As), halve fond: (tot 450 km.).  den haleve fónt (Zolder), halve-fondspel: (o.).  hōͅ.f˂‧oͅnsšpēͅ.l (Eys), haut fond: hout fond (Wijlre), lange vlucht: lang vluch (Herten (bij Roermond)), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  lang vlucht (Thorn), midfond: mid-vònt (Sevenum), midfond (Echt/Gebroek, ... ), midfónd (Geleen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  mitfont (Grathem, ... ), wijd: weet (Vlijtingen), wijd vort: weet voert (Rijkhoven), wijde, de ~: Sub wied: Zets doe óch doevve noa dr wieë?  d`r wieë (Kerkrade) (Duivent.) fondvlucht. || 2. (Duivent.) Fondvluchten, lange afstandsvluchten. || [De verste vlucht]. || Fondvluchten. || lange afstandsvlucht (300 km of meer)? [N 93 (1983)] III-3-2
langen langen: lange (Zepperen), langen (Val-Meer, ... ), 1.- Geven, b.v. de kaarten langen bij het kaartspel  laŋə (Beverlo), Aangeven.  langen (Maaseik), Als we iets aan iemand geven.  langen (Linkhout), B.v. een ekster of een andere vogel langen (roven, uithalen).  langen (Tessenderlo), B.v. Waat heb ich dich gelangd? Ich lang hem ein pen.  langen (Neeroeteren), Betekent soms geven, soms overreiken. Beide worden door elkaar gebruikt.  laŋə (Gutshoven), De eieren van een vogel uithalen, dan zegt men: een vogel langen.  loangen (Oostham), Doorgeven, overgeven.  langjen (Jeuk), Geven  langt (Oostham), Geven aan dier of mens.  langen (Sint-Huibrechts-Lille), Geven en overreiken.  langen (Eigenbilzen, ... ), laŋə (Heers), Geven en overreiken. NIet veel gebruikt.  laŋən (Hamont), Geven, aanreiken (niet met betekenis nemen).  laŋə (Stokkem), Geven, aanreiken.  langə (Opgrimbie), Geven, b.v. dat moos te mich ens langen.  langen (Mechelen-aan-de-Maas), Geven, b.v. iemand zal in de winkel vragen langt mich ene kilo sökker;  laŋə (Herk-de-Stad), Geven, b.v. iets overgeven aan tafel; ook: geschenkje geven.  langen (Hechtel), Geven, b.v. lang det ins üver.  langen (Maaseik), Geven, b.v. lang mich det mes ins.  langen (Rotem), Geven, b.v. lang mich mien piep `ns. Slijt geweldig weg.  langen (Mheer), Geven, b.v. lang mich oer pen.  langen (Kuringen), Geven, b.v. lang mich ta.  lāŋə (Zonhoven), Geven, b.v. lang mig da.  langen (Horpmaal), Geven, b.v. lang mij det book.  langen (Gruitrode), Geven, b.v. lang mijn pijp `ns (hei).  langen (Genk), Geven, b.v. langk mig 5 fr..  langen (Hasselt), Geven, b.v. langt misch ta ëns;  langen (Diepenbeek), Geven, enz. heeft ook de bet. v. overreiken, niet van nemen.  langen (Zutendaal), Geven, lenen.  langen (Sint-Lambrechts-Herk), Geven, niet tegen betaling, noch tegen ruil.  langen (Tongeren), Geven, ook overreiken.  langen (Neerpelt), Geven, overreiken en zeer zelden nemen.  laŋə (Neerglabbeek), Geven, overreiken, b.v. langt mij `t mes ins.  langen (Hechtel), Geven, overreiken.  la.engen (Sint-Lambrechts-Herk), lange (Alken, ... ), langen (Peer), langə (Eisden), laŋə (Borgloon), laŋən (Diepenbeek), Geven, overreiken. B.v. lang mich de mes ens, a.u.b.; ich hem `t hem gelangd.  langen (Peer), Geven, overreiken. B.v. lang mich het mes ins.  langen (Bree), Geven, overreiken. Schijnt uit vreemde gemeentes meegekomen te zijn; is niet algemeen.  lange (Beverlo), Geven, overreiken. Wordt slechts nog gehoord bij oude lieden.  laŋə (Lanaken), Geven, toereiken (nooit betekenis van nemen).  laŋə (Houthalen), Geven.  lang dat eens (Melveren), lang mich dit... (Meeuwen), lange (Ellikom, ... ), langen (Achel, ... ), langə (Opitter), lankt (Tongeren), laŋə (Paal, ... ), laŋən (Leut), loŋən (Overpelt), Geven. Dit woord wordt zelden meer gebruikt.  langen (Neeroeteren), Geven. Sinds de nieuwe kazerne te Kaulille staat gebruikt men wel eens langen in de betekenis van geven.  langen (Kaulille), Geven. Soms wel eens gebruikt in de betekenis van nemen, doch zelden.  langen (Genk), Geven. Vooral bij kaartspel.  lange (Maastricht), Geven. Weinig gebruikt.  langen (Maaseik), Geven. Wordt weinig gebruikt.  langen (Jeuk), Groter maken.  lange (Wellen), Heeft de betekenis van iets te verkrijgen uit goedhartigheid van de gever.  langen (Beverst), Iemand iets geven. Gebruikt door de oude mensen.  langen (Achel), Iets geven, b.v. iech lang em (h)et mes al.  lange (Hasselt), Iets geven, b.v. ik hem hum da gelangd.  langen (Zolder), Iets geven. Vooral bij de oude menschen gebruikt.  langen (Hamont), Iets overreiken.  lange (Lanklaar), In leen geven, b.v. ik lang u vijf frank.  langen (Kaulille), Lenen.  langə (Sint-Truiden), Nemen.  langen (Lommel), Overreiken  langen (Paal), Overreiken en ook wel geven.  langen (Hamont), Overreiken, degene die korter bij het voorwerp staat moet het langen.  langen (Helchteren), Overreiken.  lange (Eigenbilzen, ... ), langen (Hechtel, ... ), Overreiken. [De informant antwoordt met ja op de vraag].  langen (Hechtel), Overreiken. Vroeger, nu enkel "gevë"(geven).  laŋə (Sint-Truiden), Sommige mensen (niet te definiëren) zeggen "lange"voor geven en overreiken.  lange (Lanaken), Tijd, weg.  langen (Vucht), Vogels langen (uithalen van nestende vogels).  langen (Tessenderlo) Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)] III-1-2
langgerekt hok bok: bǫk (Diepenbeek), franse bok: frā.nsǝ bǫk (Bommershoven, ... ), franse kast: frānsǝ kas (Mechelen), franse mandel: frānsǝ māndǝl (Hoepertingen, ... ), gast: gāst (America, ... ), gēs (Helden), gēst (Merselo), haag: haag (Berlingen, ... ), hǭx (Beverst, ... ), āǝx (Gingelom), hanekam: (mv)  hǫǝnǝkɛm (Heers), hok: hǫk (Milsbeek, ... ), hoop: hup (Hasselt, ... ), huǝp (Achel), hōf (Bocholtz), hōp (Heerlen, ... ), hǫu̯p (Berg, ... ), huif: (mv)  hø̜i̯vǝ (Guigoven), kashoop: kashǫu̯p (Ten Esschen), kast: kas (Klimmen, ... ), kempense gereg: kɛ.mpǝsǝ gǝrē̜.x (Hees, ... ), kempense hoop: kęmpǝsǝ hǫu̯p (Geulle), lange hoop: laŋǝ hǫu̯p (Nederweert), (mv)  laŋ hęi̯p (Bree), lāŋ hȳǝp (Hamont), lange mandel: laŋǝ māndǝl (Borlo, ... ), mandel: mā.ntǝl (Wellen), māndǝl (Niel-Bij-Sint-Truiden), opper: ø̜pǝr (Blerick), rij: rē̜ (Binderveld, ... ), ruiter: ruiter (Boshoven, ... ), stuik: stø̜̄.k (Rummen, ... ), tunnel: tunnel (Velden), walenmandel: wǭlǝmāndǝl (Aalst, ... ) De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.] I-4
langpootmug duizendpoot: duizendpoot (Broeksittard), emelt: oude spelling de made (van de langpootmug) heet -  ēēmelte (Meijel), garenpaap: garepaap (Blerick), glassnijder: glaassjnijer (Bunde), eigen spellingsysteem  glaassjnieer (Geleen), WLD  glaassniër (Maasbree), glazenmaker: glazemaker (Oirlo), glazemeeker (Amby), Veldeke  glazemeëker (Waubach), glazensnijder: glazesjnieer (Valkenburg), glazesnijer (Zonhoven), WLD  glaaze sniejer (Sevenum), glazenwasser: glazewasser (Heythuysen), glazewâsser (Castenray, ... ), grote mug: groeēte mök (Herten (bij Roermond)), groute mùk (Maasbracht), gróate mögk (Heythuysen), heer: Endepols heer  hier (Maastricht), hetsespringer: Veldeke  hêtsesjpringer (Nunhem), heuschreck (du.): WBD/WLD  heujsjrèk (Nieuwenhagen), hommel: WLD  hómməl (Reuver), hooisprong: høͅi̯šprunk (Putbroek), hooivlieg: huivleeg (Montfort), hooiwagel: heujwaagəl (Epen), huijswagel (Maastricht), huiwagel (Berg-en-Terblijt, ... ), hööjwagel (Mheer), uiwaagel (Stokkem), Endepols  huijwagel (Maastricht), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  huiwagel (Gulpen), WLD  huiwagel (Maastricht), hø̄.i̯w’āgəl (m.) (Ingber), WLD hooi-wagen!  höjwagel (Mheer), hooiwagen: heujwagen (Nuth/Aalbeek), heuwagen (Mook), hooiwagen (Houthalen), hu:jwagə (Meterik), huejwagen (Melderslo), huijwage (Heythuysen, ... ), huijwagen (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), huijwagen (groter) (Hunsel), huij’wage (Tegelen), huiwaage (Sittard), huiwaan (Eygelshoven, ... ), huiwage (Blerick, ... ), huiwagen (Helden/Everlo, ... ), huiwagə (Schimmert, ... ), huiwááge (Pey), huujwage (As, ... ), huíjwage (Maasbree), höiwagen (Siebengewald), höj-wage (Noorbeek, ... ), höjwaage (Geulle), høͅiwage (Helden/Everlo), ideosyncr.  huijwage (Sittard, ... ), huiwage (Susteren, ... ), huiwagen (Velden), Veldeke  ’ne huiwage (Klimmen), WBD men zegt ook wel h?jwaag\\ maar de hooiwagen is een ander dier  hòjwaagə (Meijel), WBD/WLD  heujwāān (Nieuwenhagen), hōeiwage (As), huijwaagə (Roermond), WLD  hui-jwaagə (Kelpen), hui-jwage (Klimmen), huijwage (Geverik/Kelmond), huijwagə (Ubachsberg), huijwáágə (Haelen, ... ), huiwaagə (Heel), huiwaan (Kunrade), huiwááge (Doenrade), höjwáágə (Sweikhuizen), hùù-wage (Sevenum), WLD; hooiwagen  hø͂ͅ.i̯w‧ān (m.) (Eys), hooizolder: huijzölder (Heerlerbaan/Kaumer), horlogemaker: herlouzjemaeker (Bilzen), knozel: knozel (Geleen, ... ), langbeen: langbein (Tungelroy), langbenige: langbenige (Wanssum), langpoot: langpoet (Loksbergen, ... ), langpoete (Spekholzerheide), langpoeët (Castenray, ... ), langpoot (Guttecoven), langpōēt (Ospel, ... ), laŋpoet (America), WBD/WLD  lààngkpôet (Heerlen), WLD  énné lânkpàòt (Schimmert), langpootmeun: WBD/WLD  lāngpŏĕtmön (Maastricht), langpootmug: lang poët mug (Oirlo), langpoatmuk (Stein), langpoetmug (Blerick), langpoetmög (Blerick), langpoetmùk (Maasbree), langpoeuetmug (Wellerlooi), langpoewetməg (Jeuk), langpouetmug (Tienray), langpoêtmug (Venlo), langpoët(mug) (Lottum), eigen spellingsysteem  langpoeëtmug (Meerlo), langpoeëtmögk (Ell), ideosyncr.  lankpootmûk (Melick), IPA  laŋpuətmøx (Kwaadmechelen), oude spelling  langpootmug (Meijel), Veldeke (aangepast)  langpoeëtmug (Tienray), WBD  langpootmug (Meijel), WBD/WLD  langpoetmugk (Maastricht), langpoetmök (Maastricht), WLD  langpoeetmök (Weert), langpootmug (Gennep), langpootmök (Posterholt), làngpōētmug (Venlo), langpootvlieg: WBD/WLD  langpootvleeg (Stein), libel: libel (Heerlen), mug: mug (Limbricht, ... ), muk (Einighausen, ... ), mèg (Eigenbilzen), möG (Panningen), mögk (Merkelbeek), mök (Valkenburg, ... ), mük (Houthem), ideosyncr.  muk (Roermond), Veldeke  muk (Waubach), Veldeke 1979 nr. 1  de mug (Venray), WBD/WLD  mök (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  muik (Montfort), mək (Thorn), mug met lange poten: muggen mit lang puët (Venlo), muk lang poette (Eys), cassettebandje  mug mi laang puut (Meijel, ... ), Endepols  un mök met lang puu (Maastricht), poppenschreur: poppesjruër (Tungelroy), poppensnijder: WLD  poppusneijer (Itteren), potjoekel: potjuukel (Gronsveld), Gronsveld Wb  potjuükel (Gronsveld), praam: praam (Amby), reuzenmug: reuzemök (Weert), roepepel: roepepel (Nieuwstadt), roevogel: roevogel (Beegden), schaar: WLD  sjĭĕr (Maastricht), slijkmug: sjlaekmök (Stein), smug: smük (Amstenrade), snijder: inne sjnieder (Hoensbroek), schnieder (Gulpen), sjnieder (Doenrade, ... ), sjnīēder (Swalmen), snijder (Hoeselt), sníeder (Ittervoort), šniejdər (Vaals), žnieder (Vaals), Endepols  snyer (Heer, ... ), ideosyncr.  sjnieder (Kerkrade, ... ), snijder (Maastricht), Veldeke  snieder (Echt/Gebroek), WBD/WLD  sjnieder (Lutterade), sjniedər (Simpelveld), sjnīēdər (Beesel, ... ), sjnĭĕjdər (Heerlen), WLD  schiedūr (Brunssum), sjnieder (Geleen, ... ), snieder (Born), sniejer (Beesel), spin: spin (Gulpen), spinnenflikke: spenəflekə (Nieuwenhagen), steekmug: steekmök (Meerssen), stèkmük (Haelen), tenenbijter: WLD  tinnebieter (Eksel), vrijer: vrijer (Geleen), watervlieg: wasərvlei (Kerkrade), wipkont: wopkonjt (Hunsel), wuppensnijder: wuppesniejer (Dieteren), zoemer: sōēmer (Sint-Geertruid) Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] || langpootmug [DC 18 (1950)] III-4-2