e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langs de rijen berapen afrijen: āfręjǝ (Kerkrade), rijen: rejǝ (Uikhoven  [(met een plank: rej)]  ) Pleisterwerk met behulp van de rij vlak en glad maken. Wanneer een muur met een penant of een vooruitstekende schoorsteenboezem moest worden bepleisterd, werden er aan de zijkanten met behulp van klemhaken, in Q 121 'putzhaken' ('putshø̜̄k') of 'pleisterhaken' ('plīǝstǝrhø̜̄k') genoemd, twee of meer verticale latten vastgezet. Het gelijkmaken van de tussen deze rijen aangebrachte pleisterlaag met behulp van een derde rij werd in Q 121 'afrijen' genoemd. [monogr.] II-9
langs de snoeren kijken de stonde doortrekken: dǝ št˙ǫnt˲ dø.rǝxtrę.kǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), directie nagaan: directie nagaan (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), directie nemen: directie nemen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]), inrichten: enrextǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), inviseren: e.nviziǝrǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Domaniale]), kijken of de richting goed is: kīkǝ ǫf dǝ rexteŋ gōt es (Thorn  [(Maurits)]   [Domaniale]), langs de koorden kijken: laŋs dǝ kǭdǝ kikǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Maurits]), langs de loden kijken: laŋs dǝ luǝdǝ kikǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Wilhelmina]  [Domaniale]), langs de snoeren kijken: laŋs dǝ šnowrǝ kīkǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), laŋs dǝ šnø̄r kīkǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), laŋs dǝ šnø̄ǝr kikǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), laŋs dǝ šnōrǝ kīkǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), langs het lood kijken: laŋs ǝt lūǝt kikǝ (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Willem-Sophia]), op de kool werken: op dǝ kǭǝl węrkǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), richten: rextǝ (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Emma]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), richting doortrekken: rexteŋ doǝrtrękǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale]), richting trekken: rexteŋ trękǝ (Stein  [(Maurits)]   [Emma]), rexteŋ trɛkǝ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), richtung doortrekken: rixtuŋ dørxtrɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Kijken of de richting van de mijngang goed is. De richting moet naar het werkfront worden doorgetrokken. Voordat men hiertoe overgaat, controleert men eerst of de richting nog wel bruikbaar is. Daartoe bevestigt men drie richtingssnoeren. Hangen deze in een rechte lijn, dan wordt het derde snoer, dat uitsluitend voor controle dient, verwijderd. De richting wordt met behulp van de twee overige doorgetrokken. Daarvoor zijn drie man nodig: één die langs de snoeren kijkt, één die het tweede snoer belicht, terwijl de derde man een lamp voor het front hangt of vasthoudt. Hiervoor wordt bij voorkeur een benzinelamp gebruikt. De vlam wordt zodanig getemperd, dat zij vanaf de richtingssnoeren nog juist duidelijk zichtbaar is. Dit gebeurt om de grootst mogelijke nauwkeurigheid te krijgen. De persoon die viseert geeft door bewegingen met de lamp naar links of naar rechts te kennen naar welke kant de lamp aan het front verplaatst moet worden (Driessen pag. 128-129). [N 95, 851] II-5
langshout langshout: langshout (Schinnen), laŋshǫwt (Stein), lęŋshǫwt (Sevenum) Het vlak van een stuk hout dat de langsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50b] II-12
langskap béle de taille: bēl dǝ táj (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), béle filière: bēl felję̄r (Eisden  [(Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bēl filijē̜r (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), lange beel: laŋǝ bēl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), langsbeel: laŋsbēl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Winterslag / Waterschei)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), langskap: laŋskap (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag, Waterschei]) Kap die geplaatst wordt in de lengterichting van een pijler of mijngang. [monogr.; N 95, 303; Vwo 103; Vwo 104; Vwo 469; Vwo 470] II-5
langspijler langspijler: langspijler (Kerkrade  [(Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Wilhelmina]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), laŋs[pijler] (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Emma]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Julia]), langsstreb: l ̇aŋs[streb] (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Zwartberg, Waterschei]), laŋs[streb] (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Domaniale]  [Domaniale]), lɛŋs[streb] (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), langstaille: laŋs[taille] (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) Pijler die in de hellingsrichting van de koollaag ligt. Voor de fonetische documentatie van de woorddelen -(pijler), -(streb) en -(taille) zie men het lemma Pijler. [N 95, 479; N 95, 286] II-5
langstrothkast langstroth: langstroth (Hasselt) Soort bijenkast, Amerikaans van origine. De Langstrothkast wordt wel genoemd "de meest gebruikte bijenwoning ter wereld" (De Roever, pag. 249). Deze Amerikaanse standaardkast heeft geen scharnierende of schuivende delen, noch sponningen, plinten of schuine wanden. Alle onderdelen staan koud op elkaar zonder enige andere verbinding of dichting dan die de bijen zelf aanbrengen. De gewone Langstrothkast heeft tien ramen. Een broedkamerraam van de Langstrothkast heeft een breedte/lengte van 448 mm en een hoogte van 232 mm. [N 63, 9] II-6
langwagen boomkar: bōmkar (Lommel), boomwagel: būmwāgǝl (Zonhoven), būmwǭgǝl (Duras), boomwager: buǝmwǭgǝr (Kwaadmechelen), disselwagen: disselwagen (Munstergeleen), disselwager: dęsiwǭgǝr (Kwaadmechelen), houtwagen: hotwāgǝ (Zolder), hou̯twāgǝ (Swalmen), hou̯twāgǝn (Achel), hø̜̄i̯twāgǝ (Opglabbeek), hātwāgǝ (Lommel), hǭltwāgǝ (Milsbeek, ... ), hǭu̯twāgǝ (Bocholt, ... ), lange wagel: laŋǝ wāgǝl (Teuven), laŋǝ wǭgǝl (Diepenbeek, ... ), lange wagen: laŋǝ wāgǝ (Lommel, ... ), laŋǝ wāgǝn (Schimmert), langwagel: la.ŋkwǭ.gǝl (Hees, ... ), laŋkwāgǝl (Lanklaar, ... ), laŋkwǭgǝl (Binderveld, ... ), laŋwāgǝl (Zelem), lā.ŋkwǭgǝl (Berlingen, ... ), langwagen: laŋkwāgǝ (Heerlen, ... ), laŋkwāgǝn (Geleen), laŋkwān (Bocholtz), laŋwāgǝ (Groot Genhout  [(voor oogsten op grote boerderijen)]  , ... ), laŋwāgǝn (Heerlerheide), laŋwān (Eygelshoven), oogstwagel: ōswāgǝl (Borgloon, ... ), ǫxswāgǝl (Mechelen), oogstwagen: au̯xswāgǝ (Klimmen, ... ), ǭswān (Eygelshoven), wagel: wāgǝl (Halen, ... ), wōgǝl (Rosmeer), wagen: wāgǝn (Bocholt) Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d] I-13
langwerpig wittebrood brood: broe’d (Belfeld), Syst. WBD  broëd (Venlo), frans brood: Syst. Frings  frans˂ bruət (Hasselt), lang brood: lankbroead (Mechelen), Syst. Frings  laŋ bruu̯ət (Melveren), laŋk˂ brūt (Koersel), Syst. IPA  laŋk˂bruu̯ət (Paal), Syst. WBD  lank brôôd (Geleen), lang wit: e lang wit (Bilzen), Syst. Veldeke  lank wit (Kinrooi), lang wit brood: e lang wit braud (Bilzen), lang witbrood: lank witbrood (Mechelen), Syst. Frings  laŋ wet˂brōͅu̯t (Opheers), langbrood: langbroed (Oost-Maarland), lange mik: en lang miek (Oost-Maarland), lange mik (Eksel, ... ), laŋ mek (Helchteren, ... ), Syst. Frings  laŋ mek (Bocholt, ... ), laŋ meͅk (Beringen), laŋmek (Neerpelt), laŋə mek (Peer), Syst. Frings (?)  laŋə meͅk (Kinrooi), Syst. Frings vrl.  laŋ mek (Bree, ... ), lange weg: lange wek (Bleijerheide, ... ), lange wik (Guttecoven, ... ), lange wèk (Puth, ... ), lange wék (Munstergeleen), lange wêk (Urmond), (m.).  laŋə weͅk (Lanklaar), De -e- is een korte -ei-, dus niet als de -e- in A.B. weg.  lange wek (Oirsbeek), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  lange wè:k (Berg-aan-de-Maas), franse -e- in le  lange wek (Mechelen-aan-de-Maas), Syst. Frings  laŋə weͅk (Kessenich), Syst. Veldeke  lange wek (Bocholtz), Syst. WBD  lange wèk (Limbricht, ... ), lange wék (Kerkrade, ... ), lange wek: Syst. WBD  lange wèk (Buchten), lange witte mik: lange witte mik (Neeroeteren), langw weg: laŋəweͅk (Maaseik), melkbrood: Syst. Frings  meͅlək˂bruət (Hasselt), mik: meͅk (Tongeren), mik (Ell, ... ), Syst. Frings  mek (Achel, ... ), me̞k (Gingelom), mik (Hasselt), Syst. IPA  mek (Kwaadmechelen), Syst. Veldeke  mik (Roermond), Syst. WBD  mik (Baexem, ... ), mik (?) (Maasniel), mikje: mekskə (Borgloon), oberlnder (du.): oberländer (Nieuwenhagen, ... ), o’berlender (Bleijerheide, ... ), pegel: peel (Valkenburg), plats: plats (Swalmen), ronde mik: ronje mik (Neeritter), stekbrood: sjtekbrood (Sittard), weg: weg (Middelaar), weik (Posterholt), wek (Grathem, ... ), wē:k (Roosteren), wèk (Grevenbicht/Papenhoven), wék (Ottersum, ... ), wêk (Baarlo), #NAME?  wek (Heerlen), wijk (Maasbracht), Eigen phonetische  wik (Valkenburg), Eigen syst.  wek (Heerlen), Syst. Eykman  wɛ̝k (America), Syst. Frings  weͅk (Maaseik), Syst. Veldeke  waek (Tegelen), wègk (Tegelen), Syst. WBD  weg (Oirlo, ... ), wek (Blerick, ... ), wĕĕk (Panningen), wèk (Sevenum), wék (Ottersum), wéég (Meijel), Syst. WBD mv. wèkge  wèk (Tegelen), Werd niet zelf gebakken; langwerpig witbrood kwam van de bakker)  wik (Ubachsberg), wegge: wēͅkə (Rotem), wit brood: wit broed (Berbroek), Syst. Frings  weͅt˂ bru̯oͅt (Mechelen-aan-de-Maas), witte mik: Syst. WBD  witte mik (Boekend, ... ), witte mi‧k (Tegelen), witte weg: witte wêk (Sittard), Nieuwe [spelling]  (witte) wek (Reuver), Syst. WBD  wittewaek (Baarlo), Syst. WBD mv. wèkge  witte wèk (Tegelen), wittebrood: wittebroed (Gronsveld), Eigen syst.  wittebrōēd (Heerlen) langwerpig wittebrood [N 16 (1962)] || Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] || langwerpige watermik || wittebrood III-2-3
langwerpige hoeve boerderij: [boerderij] (Boekend, ... ), boerenhuis: burǝās (Velm), geleg: [geleg] (Maaseik), gevelhuis: gēvǝlhøš (Meijel  [(met de deeldeuren in de lange gevel)]  ), gēvǝlhø̜̄i̯s (Boekt Heikant), gē̜ ̞vǝlhūs (Achel  [(met de deeldeuren in de lange gevel)]  ), kempense boerderij: kęmpǝsǝ [boerderij] (Lummen), lang geleg: lāŋk [geleg] (Opglabbeek), langbouw: laŋkbōu̯ (Beringen), lange boerderij: laŋ [boerderij] (Overpelt, ... ), lange vorst: laŋǝ ve.s (Maasmechelen), lange winning: lāŋ [winning] (Borlo, ... ), langgevelhuis: laŋgēvǝlhø̜̄ǝs (Kermt), laŋgęi̯vǝlhūs (Herk-de-Stad), langhuis: laŋhȳs (Middelaar), laŋhø̜̄ǝs (Diepenbeek, ... ), laŋhūs (Neerpelt, ... ), laŋkhøš (Meijel), laŋkhø̜̄i̯s (Bree), laŋkhø̜̄s (Donk, ... ), laŋkhūs (Bocholt, ... ), laŋkhǫs (Eigenbilzen, ... ), laŋkhǫu̯s (Beverst, ... ), laŋkhǭs (Romershoven), laŋkuis (Lommel), laŋkø̜̄i̯s (Boekt Heikant), laŋkø̜̄s (Beringen), laŋø̜̄s (Halen, ... ), lāŋkhø̜s (Beringen, ... ), lāŋkhūs (Achel, ... ), langshuis: laŋshȳs (Leunen), omloper: ømlø̜i̯pǝr (Eisden), schuurhuis: šȳrhūs (Stevensweert  [(met de deeldeuren in de lange gevel)]  ), winning: [winning] (Linkhout) Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a] I-6
langwerpige streep van voorhoofd tot neus bles: ble.s (Membruggen, ... ), blēs (Panningen), blęs (Afferden, ... ), doodskop: duǝtskop (Lanklaar), grote bles: grutǝ blęs (Smeermaas), grōtǝ blęs (Val-Meer), grote kol: grutǝ kǫl (Bunde), lange bles: laŋǝ blęs (Hulsberg, ... ), lange streep: laŋ strip (Schulen, ... ), laŋ striǝp (Kerkom), laŋ strīp (Bilzen), lijst: lis (Broekom), lē̜.st (Stevoort), streep: strei̯p (Vliermaal), strii̯ǝp (Paal), strip (Berbroek, ... ), striǝ.p (Beringen, ... ), striǝp (Aalst, ... ), strē.p (Achel, ... ), strēp (Berverlo, ... ), strēǝ.p (Maaseik), strēǝp (Kessenich), strē̜.p (As, ... ), strē̜p (Urmond), stręi̯p (Alken, ... ), strī.p (Beverst, ... ), strīp (Hasselt, ... ), strīǝp (Hechtel, ... ), strɛi̯p (Zutendaal), strɛ̄i̯p (Opheers), str˙ēp (Werm), štrēp (Haelen, ... ), streepje: stręi̯pkǝ (Genk), štripkǝ (Heerlerheide), tweede snuit: twidǝ snǭǝt (Wintershoven), witte baan: wetǝ bǫn (Heppen), witte bles: witǝ blęi̯.s (Heks), witte muil: wetǝ māl (Borlo), wetǝ mɛ̄l (Binderveld), witte snuit: wetǝ snāt (Brustem, ... ), wetǝ snāǝt (Niel-Bij-Sint-Truiden), witte streep: wetǝ strei̯p (Jesseren, ... ), wetǝ strep (Lummen), wetǝ strip (Godschei, ... ), wetǝ striǝp (Boekhout, ... ), wetǝ strēp (Stramproy), wetǝ strī.p (Kanne, ... ), wetǝ strīǝp (Buvingen, ... ), witǝ strei̯p (Overrepen), witǝ strip (Wintershoven), witǝ strē.p (Diets-Heur, ... ), witǝ strēp (Hoeselt, ... ), witǝ stręi̯p (Bommershoven, ... ), witǝ strīp (Zichen-Zussen-Bolder), witǝ str˙ēp (Tongeren) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9