e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwaker broddelaar: (mv)  brodǝlę̄rs (Tegelen), keker: kēkǝr (Alken), kwaker: kwaker (Horst, ... ), kwākǝr (Asenray / Maalbroek, ... ), (mv)  kwa.kǝrs (Dilsen), kwaʔǝrs (Tessenderlo), kwākǝrs (Asenray / Maalbroek, ... ), kwę̄kǝrs (Wellerlooi), roeper: roeper (Lommel), (mv)  rōpǝrs (Maasmechelen) Koningin die vlak vóór het uit de cel komen een dof, kwakend geluid laat horen. [N 63, 32b; N 63, 32a; N 63, 33b] II-6
kwakzalver afbidder: afbidder (Oirlo), boerendokter: boorendokter (Weert), charlatan (fr.): charlatan (Alken, ... ), charlatang (Genk), charletan (Eigenbilzen, ... ), charletang (Rekem), sjarlatan (Eksel, ... ), sjarletan (Maastricht), sjarletang (Bilzen), sjarletao (Boorsem), sjarl’tang (Bocholt), sjàrlàtán (Nieuwenhagen), sjàrlətan (Maastricht), sjárlëtáng (Tongeren), het mannetje van genk: Genkt-Genk  het menneke van Genkt (Eksel), het mannetje van gerdingen: Genkt-Genk  het menneke van Jèrringen (Eksel), het mannetje van hasselt: Genkt-Genk  het menneke van Hasselt (Eksel), het mannetje van meeuwen: Genkt-Genk  het menneke van Muuêven (Eksel), het mannetje van spouwen: Cfr. WAAR IS DE TIJD - 1000 JAAR LIMBURG, deel 20: 1000 jaar kleurrijke Limburgers - Register. Menneke van Spouwen, i.e. Franciscus Vangronsveld (1881-1939).  het menneke van Spaa (Riemst), Zeer specifiek; Spaa = Grote Spouwen.  het menneke van Spaa (Vliermaal), het mannetje van...: ... en dan wordt de gemeente genoemd.  ët mennëke van... (Tongeren), kwakkelaar: kwakkelaer (Blerick), kwakkelèèr (Geulle), kwakzalver: (kwakzalver) (Venlo), kwa.kzaləvər (Eys, ... ), kwaksalver (Susteren), kwaksalvər (Montfort), kwakwalver (Tienray), kwakz"vər (Montzen), kwakzaaləvər (Meijel), kwakzalber (Vaals), kwakzallever (Gulpen, ... ), kwakzall’v’r (Kaulille), kwakzalver (Achel, ... ), kwakzalvur (Brunssum), kwakzalvër (Hoeselt), kwakzalvər (Epen, ... ), kwakzalv’r (Bocholt), kwakzawver (Geleen), kwakzèèver (Schimmert), kwakzòhver (Waubach), kwàkzàlləvər (Schimmert), kwàkzàlver (As, ... ), kwàkzàlvər (Opglabbeek, ... ), kwàkzálvör (Stevensweert), kwàkzálvər (Kapel-in-t-Zand), kwáksalvər (Reuver), kwákzalvër (Tongeren), kwákzàlvər (Venlo), Als niet typisch aangevoeld.  kwakzalver (Boorsem), mannetje: #NAME?  mensje (Eigenbilzen), namaakdokter: noameek dokter (Weert), oplichter: Omschr.  òplichter (Venray), pillendraaier: pelledreijer (Maastricht), pisdokter: piesdoktər (Kapel-in-t-Zand), pisdokter (Gulpen, ... ), pisdoktoer (Maaseik), pisdoktər (Montfort), pisdóktər (Heerlen, ... ), pésdokter (Venlo), wonderdokter: wo.ngerdokter (Weert), wonderdoktoor (Hoepertingen), woonderdokter (Venray), woonjerdokter (Tungelroy), wònjerdokter (Doenrade), wónjerdokter (Geleen), Niet algemeen.  wonnerdoektaür (Bilzen), zeikbeziender: zeikbezeendjər (Heel) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] || kwakzalver || Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] || Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)] III-1-2
kwalijk kwalijk: kaolək (Meeuwen), koelik (Gronsveld, ... ), ko’llek (Kortessem), kwaolik (Heel), kwèèlek (Meijel), kòòëlek (Zonhoven), Dat is ¯n kwélleke zaak  kwéllek (Gennep, ... ), dzje mut ¯et miech ni koalek ne.me: je moet het mij niet kwalijk nemen  koalek (Hasselt) kwalijk || kwalijk, niet goed, euvel || niet juist III-1-4
kwalijk nemen het - oppakken: ook materiaal znd 29, 19  schämm (opgepakt) (Eupen), het contraire opnemen: ook materiaal znd 29, 19  (hei naam het kontraere op) (Ulbeek), het contraire? opnemen: ook materiaal znd 29, 19  koͅntra͂wərn (oͅpxənōmə) (Zonhoven), het kwaad menen: ook materiaal znd 29, 19  kwaolik (’t kwaod meinen) (Maaseik), het kwaad opnemen: ook materiaal znd 29, 19  kaat (opgenome) (Stevoort), kaod (opgenomen) (Borlo, ... ), kaod (opnemen) (Vechmaal), kaoət (opgenaomen) (Hoepertingen), koeët (opgenomen) (Voort), koeəd (opgenoumen) (Hoepertingen), kood (opgenomen) (Riksingen), koot (opgenomen) (Genoelselderen, ... ), koot (opgenomme) (Sint-Truiden), koot (opgenomə) (Sint-Truiden), koot (opnemen) (Zichen-Zussen-Bolder), kooëd (opgenome) (Mielen-boven-Aalst), kouət (opgenaume) (Zepperen), kwaod (opgenomen) (Hoepertingen), ook materiaal znd 29, 19 (au van jaune)  kaut (opgenome) (Wilderen), ook materiaal znd 29, 19 opgenoume  kouat (opgenoume) (Gelinden), het kwaad oppakken: ook materiaal znd 29, 19  (koad oppakken) (Bree), (’t kwaod oppakken) (Maaseik), kaod (oppakken) (Opglabbeek), kaot (oppakken) (Niel-bij-As), kaud (opgepakt) (Genk), keot (opgepakt) (Rijkhoven), koat (opgépak) (Eisden), koot (opgepak) (Lanaken), koït (opgepak) (Rijkhoven), kūət (opgepakt) (Wellen), køt (op pekken) (Neerglabbeek), het kwaad oppikken: ook materiaal znd 29, 19  kaod (op pikken) (Bree), het kwalijk nemen: kolek neeme (Beverlo), kwólək nimmən (Lommel), kòòëlek nīē.ëme (Zonhoven), het kwalijk opnemen: ook materiaal znd 29, 19  koelek (opgenome) (Wellen), kolek (opgenomen) (Jeuk), kollijk (opgenomen) (Stokrooie), kooilik (opgenoome) (Wellen), koolək (opgenaume) (Hoepertingen), koot (opgenweumme) (Rosmeer), kōͅlk (opxənōəmə) (Mettekoven), kōͅlək (opgenomen) (Mechelen-aan-de-Maas), koͅlək (opgenōme) (Hasselt), ook materiaal znd 29, 19 oo is wat korter  koollek (opgenweume) (Rosmeer), het kwalijk oppakken: ook materiaal znd 29, 19  koelek (opgepak) (Martenslinde), koolik (opgepakt) (Genk), ook materiaal znd 29, 19 ij is kort  koolijk (opgepak) (Riemst), het kwalijk pikken: ook materiaal znd 29, 19  (kollik pikken) (Bree), het op een affront nemen: ook materiaal znd 29, 19  (ŏep ’n affront nemen) (Heppen), het slecht opnemen: ook materiaal znd 29, 19  slecht (opgenomen) (Sint-Truiden), slecht (opnemen) (Overpelt), sleg (opgenomə) (Alken), slet (opgenomen) (Millen), het slecht oppakken: ook materiaal znd 29, 19  slèch (opgĕpak) (Vroenhoven), het verkeerd opnemen: ook materiaal znd 29, 19  verkiët (opgenome) (Remersdaal), het vies aannemen: ook materiaal znd 29, 19  viez (oangenomen) (Koninksem), het zich kwalijk aantrekken: ook materiaal znd 29, 19  kālək (het zich aantrekken) (Opoeteren), verdenken: verdin’ke (Bleijerheide, ... ) kwalijk [ZND 01 (1922)] || kwalijk nemen III-1-4
kwanselen foetelen: foetele (Stein), handelen: henjele (Stein), hoetelen: Van Dale: hoetelen, 3. (gew.) in het klein handelen.  hoedele (Ell, ... ), hoetele (Tungelroy), koetelen: koetele (Horst, ... ), kwanselaar (zn.): kwánselèèr (Swalmen), kwanselen: kwansele (Echt/Gebroek, ... ), kwanselen (Born, ... ), kwanselle (Geulle), kwansələ (Maastricht, ... ), kwānsele (Tienray), kwānsələ (Maastricht), kwànsələ (Susteren), kwânsele (Schimmert), omzetten: omzèttə (Doenrade), umzette (Schaesberg), ruilen: ruilu (Brunssum), ruulen (Melick), ruiselaar (zn.): roesjelair (Montfort), ruiselen: roesjələ (Kapel-in-t-Zand), sjachelen: sjachele (Bree, ... ), sjachelen (Kesseleik), sjachēlle (Venray), sjachələ (Beesel, ... ), sjagellen (Haler), sjàchele (As), sjàchələ (Epen), sjacheraar (zn.): schacheraer (Eys), sjacheren: schacheren (Leopoldsburg), sjachere (Horst, ... ), sjacheren (Eksel), sjachərrə (Grevenbicht/Papenhoven), sjachərə (Meijel), sjàchərə (Heel, ... ), sjàggərə (Gennep), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  sjachere (??) (Reuver), tuisen: Opm. toegift (zie onderaan in "balk", onder vraag 48).  tōēsen (Heythuysen), Opm. toegift.  toesje (Panningen), Van Dale: tuisen, 1. (veroud., gew.) ruilen.  toesche (Gulpen), toesje (Geleen, ... ), tōēsse (Venlo), verfoetelen: verfoetələn (Urmond), verhandelen: vərhanjələ (Kelpen), verkwanselen: verkwansele (Gulpen, ... ), verkwanselen (Hoensbroek, ... ), verkwanselle (Vlodrop), verkwanselə (Oirsbeek), verkwansjele (Waubach), verkwanzele (Itteren), verkwanzelə (Guttecoven), verkwànsele (Sevenum), vərkwansələ (Maastricht), vərkwánsələ (Roermond, ... ), (dit is onder de prijs verkopen).  verkwansele (Herten (bij Roermond)), (v. huizen, etc.).  verkwansele (Maastricht), vermangelen: Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.  vermangele (Jeuk), vərmángələ (Loksbergen), versjacheren: vərša.xərə (Eys), vertuisen: vertoesje (Maastricht) ruilen [N 21 (1963)] || voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwark fluitekaas: fleutekieës (Simpelveld), fluitenkaas: Verklw. fleutekieëske  fleutekieës (Heerlen), fluitkaas: fleutkees (Hoeselt), koekaas: kūkīs (Eupen), koukaas: kōͅkīs (Eupen), pijperd: fluitert  piepert (Sittard) kwark || platte kaas || verse melkkaas, kwark || weicher frischer Käse; zachte verse kaas III-2-3
kwart cent in het spel een vierde: e veerde (Itteren), half centeurtje: half centeurtje (Blerick), knabje: knepke (Eksel), kontje: kleinste steekknoop  kuntje (Venlo), kwart: kwart (Vlodrop), kwartje: kwartje (Jeuk, ... ), oortje: eurtje (Schimmert), ø͂ͅrtjə (Born, ... ), part: part (Kesseleik, ... ), partje: partje (Eys, ... ), viertel: viedel (Kerkrade), vīədəl (Nieuwenhagen), vierteltje: fielke (Schimmert, ... ) Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)] III-3-2
kwart el, maat van 17 cm kwart: ein kwaart (Schimmert), kwaart (Beesel, ... ), kwart (Brunssum, ... ), kwaët (Wijlre), kwáárt (Urmond), kəwáárt (Maastricht), kwart el: een kwartel (Schinnen), kwaart el (Maastricht), kwaart èl (Maastricht), kwart il (Brunssum), è kwaart èlle (Maastricht), = 27 1/2 cm.  kwartel (Hoensbroek), vierde deel: èè veerde deil (Bree), vierdel: en verrel (Oirlo), vairel (Neer), veedel (Sittard), veerdəl (Susteren), veerel (Montfort, ... ), veerrel (Vlodrop), veerrêl (Herten (bij Roermond)), veerəl (Kapel-in-t-Zand), veirel (Susteren), verrel (Meerlo), vēērəl (Reuver), vie-jdel (Kunrade), viedel (Gulpen), viedəl (Maastricht), viejərəl (Heel), vierel (Heythuysen, ... ), vierrel (Sevenum), vieèdel (Doenrade), vieərəl (Beesel), viēëdəl (Nieuwenhagen), viiedəl (Schimmert), viëdel (Geleen), viërel (Echt/Gebroek), vĭĕrel (Thorn), vèrrəl (Venlo), ⁄n veerel (Maasniel), ⁄n vieîel (Blerick), (totaal verouderd).  verrel (Tienray), eig. vie(r)del.  viedel (Mheer), vreindel: vreindel (Weert) de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)] III-4-4
kwart roede, maat vierdelroede: viedelrooj (Gronsveld) kwart roede III-4-4
kwart, vierde deel, maat kwart: kwaart (Maastricht, ... ), (kwaarter-kwaertje).  kwaart (Sittard), vierde: virdə (Loksbergen), vierde part: ei veêrdje paart (Tungelroy), vierdel: ein viertel (Wijlre), vedel (Sittard), vee:rəl (Roermond), viddel (Waubach), viddul (Waubach), viedel (Waubach), vieërel (Stokkem), vieë⁄del (Bleijerheide, ... ), viēde (Montzen), vièdel (Wijlre), viëzel (Heythuysen), vīē⁄del (Waubach), vèrrel (Gennep, ... ), (veedel-veedelke).  veedel (Sittard), (veerelke-veerel). Vb. - ei good veerel (ruim 1/4 ha.). - ei veerel eijer (een kwart van honderd eieren plus 1 = 26 stuks).  veerel (Tungelroy), (veerelke-veerel). Vb. ei veerel eijer (1/4 van 100 eieren plus 1 = 26 stuks).  veerel (Tungelroy), E viedel ejjer = 26 stuks eieren.  viedel (Gronsveld), ein verel eier, vijf en twintig eieren.  verel (Venlo), kwart, vedel veur drie: kwart voor drie  vedel (Sittard), Vb. - dè haaj wè eine..., die haaje wè ein (daar hadden we er een van, zo hadden we er een). - die haaj ich twieë (daar had ik er twee van). - zie zeen mèt veere (ze zijn met zn vieren). - det ès zoeë zeeker as zès! (dat is zo vast als een huis!). - doe haaj dr neeme geine... (toen had niemand er meer een).  veerel (Tungelroy) kwart || kwart, vierde deel || vierde [ZND m], [ZND m] || vierde (subst.) || vierde deel || vierendeel van honderd III-4-4