e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwastenboor aastboor: ǭs˱bǭr (Herten, ... ), knodeboor: knǭabōr (Eygelshoven), knǭbǭr (Mechelen), knokenboor: knǭkǝbǭ.r (Tegelen), knǭkǝbǭr (Klimmen, ... ), kwastboor: kwas˱bǭ.r (Tegelen), kwastenboor: kwastǝbǭr (Echt, ... ), stopboor: štǫp˱bǭr (Limbricht), stoppenboor: štǫpǝbǭr (Oirsbeek) Boorijzer dat in de booromslag wordt geplaatst en wordt gebruikt om kwasten uit hout te verwijderen. De kwastenboor heeft een centreerpunt om de boor te geleiden, maar het feitelijke boren gebeurt met een van snijvlakken voorziene, verticale mantel die zorgt dat er een gat met een vlakke bodem in het hout ontstaat. In plaats van de uitgeboorde kwast wordt later een houten prop geslagen. (Handboek Gereedschap, pag. 207). Zie ook afb. 77. [N G, 31f] II-12
kwastenhanger borstelhanger: bøstǝlhaŋǝr (Heel), kwastenbus: kwastǝbø̜s (Gulpen), kwastenhanger: kwastǝhaŋǝr (Buchten), kwastǝhɛŋǝr (Klimmen, ... ), kwāstǝhɛŋǝr (Waubach), kwasthanger: kwashaŋǝr (Heerlen  [(samen met een luchtdichte bus voor verniskwasten)]  ), pinselpot: pinzǝlpǫt (Kerkrade), terpentijner: tɛrpǝntīnǝr (Gulpen), waterbak: wǭtǝrbak (Ottersum) Voorziening om schilderskwasten in olie of water opgehangen te bewaren. De kwastenhanger is vervaardigd uit een wijde spiraalveer, waarbij tussen de windingen de kwastenstelen geklemd worden. Het geheel wordt vervolgens over een met olie of water gevulde pot gelegd. Volgens de invuller uit Q 111 werden kwastenhangers of luchtdichte bussen zelden gebruikt. Meestal werden de kwasten in een emmer of bus water bewaard. Enige uitzondering vormde schildersmateriaal dat gebruikt werd bij verf op waterbasis. Dat werd na gebruik uitgewassen. Men noemde dit: 'uitspoelen' ('ūtšpø̄lǝ'). Ook in L 265 en Q 71 werden de kwasten in water gezet. In P 219 plaatste men de verfborstel in een doosje met terpentijn. [N 67, 47] II-9
kwastje aan een halsketting belletje: belletjes (Lommel), bengeltje: bengeltje (Jeuk), bommeltje: bummelke (Sittard), ps. dit woord is erg onduidelijk geschreven, maar ik geloof dat dat er staat!  bemmelkes ? (Wijlre), dingetje: go dingskes (Zolder), flochetje (<fr.): flauskes (Maastricht), floeskes (Eksel), flosjkes (Kinrooi), flòsjkës (Tongeren), flòskə (Loksbergen), flüs-jer (Kerkrade), gouwe flosjkes (Veldwezelt), gouwe flösjkes (Kanne), franjeltje: Gouwe fraandelkes aan een halsketting  gouwe fraandelkes (Peer), fronjel: fronzjels (Vliermaal), gouden schuif: gouwe sjuûf (Tungelroy), hanger: henger (Ingber), hangertje: gewwe hangerke (Eigenbilzen), gewwe hengerke (Eigenbilzen), hengerke (Ingber), klungeltje: Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  klung`lk`s (Bocholt), kwakel: goude kwakels (Sevenum), kwastje: gauwe kwèskes (Schimmert), golde kweske (Hoensbroek), goltj kwèskə (Kapel-in-t-Zand), gouwe kweske (Eys), kwaesjes (Venray), kwesjes (Oirlo), kweske (Posterholt), kweskes (Beek, ... ), kweskus (Brunssum), kwestjes (Ittervoort), kwēskə (Maastricht), kwàsjes (Sevenum), kwèskes (Doenrade, ... ), kwèskəs (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kwéske (Venlo), kwéskəs (Venlo), (o.).  kweͅ.skə (Eys), kwispel: kweepsels (Hoepertingen), Dim. kwêspelkes (n.alg. in deze bet.)  kwaspels (Bilzen), kwispeltje: kwespelkes (Bilzen, ... ), kwispelsjer (Vaals), kwɛspəlkə (Grote-Spouwen), poesje: puuske (Lutterade), puuskes (Ell, ... ), pūīskes (Born), staartje: stetjes (Jeuk), trosje: treskes (Eksel), treujeskes (Alken), treuske (Venray), treuskes (Hoeselt), trēūskə (Guttecoven), troeskes (Montfort), trosje (Meijel), trosjes (Stein), troskes oan de côlier (Genk), truiskəs (Montfort), truskes (Beesel, ... ), truusjke (Melick), truuskes (Herten (bij Roermond)), tröske (Geulle, ... ), tröskes (Bree, ... ), tröskös (Merkelbeek), tröskəs (Nieuwenhagen, ... ), trùskes (Ophoven), trûskes (Schimmert), trüskes (Nieuwstadt), trəskes (Jeuk, ... ), ps. boven de ö staat nog een "^"; dit betekent lang (volgens de invuller).  tröskes (Tienray), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  tröske (Kaulille) gouden kwastjes aan een halsketting (trosjes) [N 86 (1981)] || Gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 114 (2002)] || gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)] || gouden, halvemaanvormig halssieraad aan een kettinkje, meestal gegraveerd met krullen || hangertje of bengelend kwastje III-1-3
kwaststreep braam: brǭm (Schinnen), gestreept: gǝstrīpt (Meijel), gestreept werk: gǝstrept węrǝk (Maasbree), kwastenaanzet: kwɛs˱ānzɛt (Klimmen), kwastenstreep: kwɛsštrīp (Klimmen), streep: strip (Ottersum), strēp (Tessenderlo), strīp (Diepenbeek, ... ), štrēp (Heel, ... ), štrī.p (Waubach), štrīp (Gulpen, ... ), streperig: štrīpǝrex (Heerlen), strepig: štrīpex (Buchten), strich: štrex (Kerkrade) Streep in het verf- en vernislagen, veroorzaakt door de afzonderlijke haren van de kwast. Onregelmatigheden in de verf konden volgens de invuller uit Q 121 ook ontstaan bij het opnieuw aanzetten van de kwast. Ze kunnen worden weggewerkt met behulp van een daskwast of verdrijver. Zie ook het volgende lemma ('Wegdassen'). [N 67, 76a] II-9
kweek beretand: bīǝrǝntānt (Gingelom), boskweek: heeft langere en dikkere wortels  bosj-kweek (Ulestraten), geitevoet: jēsfu.s (Eynatten), graspuinen: grā.spø̜i̯.nǝ (Kinrooi), grondpuinen: grunt`pø̜i̯.nǝ (Kinrooi), hoenderdarm: -  hoonderderm (Vijlen), hondsgras: hǫnsgraǝs (Ulbeek), hǫnsgrās (Maasmechelen, ... ), hǫntsgrǭs (Batsheers), hǭntsgrǭǝs (Hamont, ... ), hondsgrasje: hǫnsgrø̜skǝ (Hoeselt), hondsribben: hontsrøbǝ (Helchteren, ... ), hǫnsrøbǝ (Beringen), hondstand: hondstand (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), honstant (Aalst, ... ), honstānt (Kerkom), hontstant (Engelmanshoven, ... ), hontstān (Niel-Bij-Sint-Truiden, ... ), hontstānt (Batsheers, ... ), hontst˙am (Klein-Gelmen), hontst˙ant (Montenaken), hǫnsta.nt (Boekhout), hǫnstant (Velm), hǫnstā.nt (Gelinden, ... ), hǫnstānt (Borlo, ... ), kattenstaart: -  kattəstert (Stevensweert), knoopgras: knø̄pgras (Heerlen), kweek: kwee:k (Maastricht), kweek (Amstenrade, ... ), kwekǝn (Heijen), kwēək (Meeswijk), kwie:k (Brunssum), kwieëk (Bleijerheide, ... ), kwèèk (Stokkem), kwē.k (Boorsem), kwēk (Amby, ... ), kwēǝ.k (Meeswijk, ... ), kwīk (Brunssum, ... ), kwīǝk (Eygelshoven, ... ), kw˙īk (Voerendaal), -  kwee:k (Holtum), kweek (Amby, ... ), kweiek (Schinveld), kweken (Heijen), kwie-ək (Wijlre), kwie:k (Voerendaal), kwie:ək (Voerendaal), kwieek (Klimmen), kwieik (Ubachsberg), kwiejk (Gulpen), kwieëk (Heerlen, ... ), kwieët (Eygelshoven), triticum repens  kweek (Valkenburg), kweekgras: kweek graas (Maastricht), kwikgrǭǝs (Wellen), kwēi̯kgrǭs (Sint-Lambrechts-Herk), kwēkgrās (Maastricht), kwęi̯kgrǭs (Sint-Truiden), molmoeskruid: -  molmoeskroet (Ten-Esschen/Weustenrade), nachtschaal: naach-chaal (Dilsen), onkruid: -  onkroet (Blerick, ... ), onkruid (Grathem), peek: peek (Ulestraten), pēk (Ulestraten), pīǝk (Bocholtz, ... ), peel: peël (Mheer), pēl (Cadier, ... ), pēlǝ (Gulpen), pēǝl (Banholt, ... ), -  peël (Mheer), peelgras: pēlgrās (Sint-Pieters-Voeren), peem: peem (Zonhoven), peem(e) (Genk), (Triticum repens): V.D. ook puin (gew. W.N.T. pee IV kweek, W.N.T. peem: hangt samen met pee wortel  peeëm (Zonhoven), pelen: -  peelen (Gulpen), pemen: pemə (Gellik), pē.mə (Genk), pennen: -  pennen (Bergen), peremgras: pē̜i̯rǝmgrās (Borlo), pert: -  pèrt (Montfort), pessem: pessem (Tessenderlo, ... ), pęsǝm (Beringen, ... ), pɛsəm (Leopoldsburg), pessemen: pessemen (Beringen, ... ), pèsseme (Beverlo), pęsǝmǝ (Beringen, ... ), p˙ɛsǝmǝ (Diepenbeek), pettem: petem (Genk), pettem (Berg, ... ), pêttëm (Tongeren), pętǝm (Bommershoven, ... ), pɛ.tǝm (Martenslinde, ... ), pɛtǝ (Boekhout, ... ), pɛtǝm ('S-Herenelderen, ... ), pɛtəm (Zichen-Zussen-Bolder), pettemen: petteme (Kozen, ... ), pettemen (Nieuwerkerken, ... ), pettəmə (Vliermaal), peͅtəmən (Diepenbeek), pétteme (Hasselt), pętǝmǝ ('S-Herenelderen, ... ), pɛ.tǝmǝ (Overrepen, ... ), pɛtǝmǝ (Alken, ... ), pɛtǝmǝn (Kuringen, ... ), pɛtəmə (Bilzen, ... ), Elytregia repens.  petteme (Hasselt), pettemgras: pętǝmgrās (Hasselt), pɛtǝgrǭu̯ǝs (Diepenbeek), pettems: pettems (Kermt), pętǝms (Kermt), piek: pieëk (Bleijerheide, ... ), -  pie:ək (Eys), pieëk (Kerkrade), pieək (Vaals), piëk (Bocholtz), puim: puüm (Gronsveld), pyǝm (Gronsveld), pø̄m (Veldwezelt), pø̜i̯m (Gronsveld), pē.m (Genk, ... ), pęi̯.m (As), pɛi̯.m (Zutendaal), -  puïm (Gronsveld), puimen: pei̯mǝ (Beek, ... ), puime (Maastricht, ... ), puimen (Maastricht, ... ), pø̄.mǝ (Kanne, ... ), pø̄i̯mǝ (Nieuwenhagen), pø̄mǝ (Bocholtz, ... ), pø̜̄mǝ (Banholt, ... ), pø̜i̯.mǝ (Boorsem, ... ), pø̜i̯mǝ (Beek, ... ), pøͅmə (Kanne, ... ), pē.mǝ (Gellik, ... ), pēi̯ǝmǝ (Zonhoven), pēmǝ (Hasselt, ... ), pīǝ.mǝ (Hees), p˙ø̜i̯mǝ (Neerharen, ... ), p˙ēmǝ (Berbroek, ... ), -  peume (Kerkrade), puims: pø̜i̯ms (Opgrimbie), puin: peeën (Sint-Lambrechts-Herk), päön (Castenray, ... ), pø̜i̯n (Afferden, ... ), pē̜n (Kerkhoven), pęi̯.n (Beek, ... ), pɛ̄n (Lommel), p˙yn (Neerpelt), -  puin (Grathem, ... ), dit is meervoud, ui is geen zuivere ui-klank, meer voor tegen de tanden (...)  puin (Afferden), WLD Additie: agropyron repens (kweek)  pøͅnjə (Meijel, ... ), puinen: peinen (Stokrooie), peinə (mv.) (Bree), peunen (Wijchmaal), pijne (Gruitrode, ... ), pijnen (Gerdingen), puine (Blitterswijck, ... ), puine (mv.) (Venlo), puine (sleept.) (Echt/Gebroek), puinen (Elen, ... ), pui’ne (Tegelen), puy.nə (Bocholt), pönə (Kinrooi), pøi̯nǝ (Stokkem), pø̄.nǝn (Eksel), pø̄nǝn (Bergen, ... ), pø̜̄.nǝ (Overpelt, ... ), pø̜̄.nǝn (Hechtel, ... ), pø̜̄nǝ (Achel, ... ), pø̜̄nǝn (Neerpelt), pø̜i̯.nǝ (Bocholt, ... ), pø̜i̯nǝ (America, ... ), pø̜i̯nǝn (Berg, ... ), pøͅnə (Hamont), pøͅnən (Overpelt), pøͅynə (Maaseik), pēi̯ǝn (Boekhout, ... ), pęi̯.nǝ (Beek, ... ), pęi̯nǝ (Dorne, ... ), pɛ:nən (Lommel), pɛinə (Bree, ... ), pɛi̯nə (Opglabbeek), pɛnən (Lommel), pɛ̄.nǝn (Peer), pɛ̄nǝn (Lommel), p˙ø̜i̯nǝn (Achel), -  peune (Linne), poeinə (America, ... ), poenə (Hout-Blerick), puine (Beegden, ... ), puinen (Arcen, ... ), puinə (Heythuysen, ... ), pööne (Leunen), gewone ui  puinə (Pey), inz. de wortelstokken  pøͅynə (mv.) (Meeswijk), mv.  puîne (Altweert, ... ), ook in L 286, Hamont  puenen (Achel), WBD/WLD = kweek  pèjnə (As), wilde grassoort met wortelstokken  peine (As, ... ), WLD = hivert  puine (Posterholt), ± Veldeke Additie bij vraag 1 e.v. (voor L 245b): Puine waren de wortelstokken van kweekgras agropyron repens  puine (Meerlo, ... ), ± Veldeke Additie bij vraag 1 e.v.: puine waren de wortelstokken van kweekgras agropyron repens  puine (Tienray), puinengras: pø̜i̯nǝgrās (Nunhem, ... ), puiten: poetnə (Stokkem), reepgras: re:apxra:s (Sint-Pieters-Voeren), rē̜ǝpgrās (Sint-Pieters-Voeren), riemen: rimǝ (Wanssum), -  riemen (Wanssum), rig: rig (Eisden), schietvuil: -  schietvuil (Helden/Everlo, ... ), schoonriem: -  schoonremen (Arcen), slingerkruid: šleŋərkru:t (Raeren), trekgras: trekgras (Middelaar), trē̜i̯kgrās (Maaseik), trękgrās (Maasmechelen, ... ), varkensgras: vęrkǝsgrās (Heythuysen), -  verkesgraas (Heythuysen), vogelvoet: vogelvoet (Spalbeek), wieken: -  wihekə (Vaals), wilde staartel: wii̯ǝ statǝl (Rosmeer), wilde wijden: wilj wieën (Neeroeteren), winde: winj (Dilsen), (hagewinde)  win (Venlo), witte wortels: wetǝ wǫtǝls (Waasmont), zuring: -  zuring (Heerlen) de lange peesachtige wortel van zekere grassoorten, vnl. van het kweekgras || Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || grassoort met lange, taaie wortels (Triticum repens) || hivert [N 92 (1982)] || kweek [N 92 (1982)] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)] || kweek, bekend onkruid || kweek, onkruid || kweekgras [N 92 (1982)], [ZND 34 (1940)] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)] || kweekgras - wortelstok || kweekgras, hondsgras || onkruid in tuin en bouwland, kweek(gras) || puinen || vijter, puingras I-5, III-4-3
kweekduif dekhengst: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  dékhingst (Grathem, ... ), fok: fòk (Guttecoven), fokduif: fokdoef (Echt/Gebroek, ... ), fokdoehf (Herten (bij Roermond)), fokdoehve (Herten (bij Roermond)), fokdōēf (Swalmen), fokker (Buchten), foͅkdūf (Meijel), ’n fokdoef (Doenrade, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  fokdoef (Wanssum), fokdoeve (Wanssum), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  fok doeve (Thorn), fokker: fokker (Buchten), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  fokker (Thorn), kweekduif: kweek dòf (Sint-Pieter, ... ), kweekdoef (Buchten, ... ), kweekdoeve (Buchten, ... ), kweekdōēf (Venray), kweekdóuf (As), kwēēker (Houthalen), kwiek douf (Kortessem), kwik daaf (Mielen-boven-Aalst), kwikdaaf (Jeuk), kwikdauve (Jesseren), (v.).  kwē.k˂du.f (Eys), Syn. kwikker.  kwikdouf (Zolder), kweker: d’r kweker (Klimmen), kweeker (Wijlre, ... ), kweekər (Beesel), kweker (Eys, ... ), kwekers (Eys, ... ), kwikker (Zolder), ne kweker (Koersel), ’ne gōōi-je kweeker (Sevenum), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  kweekers (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne kwikker (Zolder), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  kweker (Gruitrode, ... ), Opm. v.d. invuller: nooit fokker, wel sporadisch "die is voor de fok bestemd".  un kweeker (Doenrade), {duif} voor de kweek: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ... vör de kweek (Bilzen), Opm. onder de "ei"staat een boogje; weet niet wat invuller hiermee bedoeld (wellicht te maken met de uitspraak)?!  vĕŭr de kwieik (Eisden) 1. Kweekdoffer. || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)] || Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || Kweekduif. || Wat is de dialectbenaming voor: duiven houden voor de voortplanting alleen? [N 93 (1983)] || Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] III-3-2
kweekduif add. kweekduivin: kwikdóvin (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  kwikdouvin (Zolder) Kweekduivin. || Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] III-3-2
kweepeer keulpeer: keulpeir (Riemst, ... ), kwee: kej (Oirsbeek), kwee (Afferden, ... ), kweei (Grubbenvorst), kweej (Arcen, ... ), kweĕj (Horst, ... ), kwei (Geleen, ... ), kweij (Lutterade, ... ), kwej (Horst, ... ), kweè (Doenrade, ... ), kwē (Afferden, ... ), kwēi̯ (Grubbenvorst), kwēj (Arcen, ... ), kwēəj (Horst), kwēͅ (Amby), kwĕ (Baarlo, ... ), kwĕĕj (Meerlo, ... ), kwi-j (Swolgen, ... ), kwieè (Nederweert), kwiĕ (Weert), kwij (Horst, ... ), kwiə (Weert), kwīoj (Klimmen), kwīə (Nederweert), kwèj (Mechelen), kwèè (Amby), kwɛi̯ (Bingelrade, ... ), kwɛi̯j (Lutterade), kwɛj (Mechelen, ... ), kɛj (Oirsbeek), k-w-i-j  kwĭj (Klimmen), kweek: kweek (Buggenum), kweeke (Beesel), kweekappel: kwiekappels (Peer), kweekpeer: kwe.ikpeər (Wellen), kweeikpiər (Nieuwerkerken), kweekpair (Dieteren, ... ), kweekpeer (Beringen, ... ), kweekpeeər (Wellen), kweekpeir (Koersel, ... ), kweekpere (Heusden, ... ), kweekpēr (Valkenburg), kweekpi-er (Ulbeek), kweekpieər (Hoepertingen), kweekpiər (Houthalen), kweekpèir (Rekem), kweekpèr (Kessenich, ... ), kweekpère (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kweekpêr (Beegden, ... ), kweeèkpeejr (Piringen), kweikpeer (Duras, ... ), kweikpeier (Kuttekoven), kweikpeir (Elen), kwekper (Sint-Truiden), kwekpēͅir (s-Herenelderen), kwekpēͅr (Eisden), kwēkpejer (Zonhoven), kwēkpēiər (Kwaadmechelen), kwēkpēr (Herk-de-Stad), kwēkpēər (Oostham), kwēkpēͅr (Hamont), kweͅikpeər (Borgloon), kweͅkpēͅr (Mechelen-aan-de-Maas), kwiekpēr (Overpelt), kwiekpjère (Bolderberg), kwiekpèr (Bree), kwiekpère (Peer, ... ), kwiekpêr (Beverst), kwieəkpēr (Neerpelt), kwijkpier (Vechmaal), kwijəkpieər (Hasselt), kwikpair (Hechtel), kwikpe (Lommel), kwikpeer (Genk), kwikpijer (Stevoort), kwikpèər (Tessenderlo), kwikpɛ̄r (Sint-Huibrechts-Lille), kwīkpēər (Diepenbeek), kwéekpêer (Tongeren), kwékpeir (Sint-Huibrechts-Hern), kwêkpêêr (Borgharen), "Lillo" in de nabijheid van Houthalen  kweekpjère (Houthalen), tweede k is volksetym. vanwege kweken  kwej.kpiër (Hasselt), kweenkpeer: kwengpèr (Remersdaal), kweepeer: keepair (Millen, ... ), keepēr (Martenslinde, ... ), keepère (Rosmeer), keepêjer (Eys), keepêr (Eigenbilzen, ... ), keepêrë (Hoeselt), keupeir (Rosmeer), keupēͅr (Zichen-Zussen-Bolder), kuij-pēͅr (Vroenhoven), kwapīər (Mettekoven), kweejbier (Heerlen), kweejpië.r (Zonhoven), kweepeer (Borlo, ... ), kweepeir (Rosmeer), kweepejer (Wellen), kweepēar (Maasbracht), kweepēr (Lanaken), kweepiər (Alken), kweepèr (Belfeld, ... ), kweepère (As, ... ), kweepèèr (Vroenhoven), kweepêr (Einighausen, ... ), kweijpeer (Maastricht, ... ), kweipaer (Sittard), kweipeer (Maastricht), kweipeër (Kortessem), kweipieər (Zepperen), kweipiər (Gelinden), kweipèr (Sint-Martens-Voeren), kwejbier (Heerlen, ... ), kwejipêr (Mheer), kwejpɛr (Heek), kwējbīr (Heerlen), kwējpɛr (Schinveld), kwēkpēͅr (Dieteren, ... ), kwēkpɛr (Beegden, ... ), kwēpĕr (Maasbracht), kwēpər (Eijsden), kwēpɛjər (Eys), kwēpɛr (Beesel, ... ), kwĕĕjpêr (Schinveld), kwĕjpêr (Limmel), kweͅpēͅr (Mechelen-aan-de-Maas), kwi-j pèèr (Blitterswijck, ... ), kwi/jpêr (Heek), kwibīr (Simpelveld), kwiebier (Simpelveld), kwiejepêr (Maasbree), kwiejpeer (Opoeteren), kwiepeer (Genk, ... ), kwiepeèr (Peer), kwiepēre (Kaulille), kwiepĕĕr* (Eijsden), kwiepèr (Bree, ... ), kwiepère (Neeroeteren, ... ), kwiepêr (Neeroeteren), kwieëpaer (Altweert, ... ), kwieəpèr (Brunssum, ... ), kwieəpèər (Beverlo), kwieəpêre (Sevenum), kwijjepèèr (Maaseik), kwijpeir (Maaseik), kwijpêr (Gennep), kwījəpɛr (Maasbree), kwīpēͅr (Opglabbeek), kwīəpēͅrə (Sevenum), kwīəpɛr (Brunssum), kwèejpère (Buvingen, ... ), kwèpɛr (Stevensweert), kwêpêr (Berg-en-Terblijt, ... ), kwïjpèèr (Gennep, ... ), kwɛi̯pɛr (Gennep), kwɛjpər (Limmel), kwɛkpēr (Borgharen), kwɛpər (Berg-en-Terblijt, ... ), kø̄pēͅr (Zichen-Zussen-Bolder), quèpèr (Rijkhoven), cydonia vulgaris  kweejpaer (Castenray, ... ), Oostham heet "Ham" bij L.Janssen  kweepère (Oostham), vrucht vd cydonia vulgaris  ’kwēͅpēͅr (Meeswijk), kweet: mv. kwîêtte  kwiet (Rimburg), kweetje: kwēkə (Berg-en-Terblijt, ... ), pruimpje: prümke (Eupen), toeipeer: tūipēͅr (Opglabbeek), tweepeer: twieəpèr (Opitter), twīpēr (Neerglabbeek), winterpeer: winterpeir (Koersel), wringer: vringer (Kwaadmechelen), vringers (Kerkhoven, ... ), wringpeer: vrèngpère (Wellen) [ZND 29 (1938)]kwee [SGV (1914)] || kwee (bekende plant, vrucht ervan) || kwee, vrucht vd cydonia || kweepeer [SGV (1914)] || peersoort: kweepeer || schijnvrucht I-7
kweernen kweernen: kwę̄rǝ (Weert) Graan malen met behulp van een handmolen. [monogr.] II-3
kwekkertje kwekkertje: kwɛkǝrkǝ (Stramproy) Transportvat met een inhoud van 18 liter. [N 35, add.] II-2