e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
staaf klets drop:   staaf klets (Echt/Gebroek) III-2-3
staafhout rechtopstaande wissen:   stāfhǫwt (Altweert, ... ) II-12
staafje anker:   stē̜fkǝ (Weert), de vier zijden van een bikkelbeentje: Vgl. sub hilt: Dit been heeft een vierhoekige vorm met afgeronde hoeken, en meet ± 5 x 2 1/2 cm. In het midden het merggat, de kule. De dikte is ± 3 cm. Aan de bovenzijde is het beentje niet vlak, doch enigszins hol. Verdere benamingen van de zijden van een hilt: bu:kele, stäöfke, stäöntje.  stäöfke (Venray), glasroede:   stē̜fkǝ (Stein) II-12, II-9, III-3-2
staafje trekken knibbelen:   staefke trèkke (Bocholt) III-3-2
staafjes plooiraamstaafjes:   stɛfkǝs (Sevenum), voetwissen:   stɛ̄fkǝs (Neeritter, ... ) II-12, II-7
staafpijp spotnaam voor hoge hoed:   staofpejp (Bree), staofpiep (Nunhem), staəfpīp (Kaulille), stāōfpeip (Rotem), sta͂ofpīp (Opglabbeek), stōͅfpip (Boorsem) III-2-2
staafrad wieg:   staafrad (Heerlen) II-3
staai boerderij, algemeen:   stāi̯ (Wanssum) I-6
staak ezel:   stāk (Venlo, ... ), gierroerder:   stǭ.k (Munsterbilzen), gleufstaak:   stāk (Well), kruk, aardappelpoter:   stāk (Lommel), langbenig paard:   štāk (Maasniel), lange dunne boom:   staauk (Jeuk), NCDN  stààk (Stevensweert), WBD/WLD  stāāk (Opglabbeek), opbrengst van een aardappelstruik:   stǭk (Roermond), ovenveger:   staak (Brustem), paal van de weideafrastering:   stāk (Zelem), putgalg:   staak (Blitterswijck, ... ), stāk (Blitterswijck, ... ), stoͅək (Opheers), puthaak:   staak (Opglabbeek, ... ), stāk (Gorsem, ... ), putzwengel:   staak (Groot-Gelmen, ... ), steek (Hechtel), rijshout, bonenstaak:   sjtaak (Reuver), staak (Kessenich, ... ), staken (Diepenbeek), staok (Martenslinde), steak (Jeuk), stōͅ.k (Genk), stōͅk (Sint-Truiden), groot soort  stake (Blerick), rongen:   stē̜k (Haler), stǭ.k (Beverlo), schaatsijzer:   stoəkə (Wessem), spinhaspelbok:   stāk (Loksbergen), staak:   stāk (Horst, ... ), stǭk (Stokkem), štāk (Helden, ... ), standerd:   staak (Linkhout), stǭk (Tessenderlo), stelt:   staak (Zonhoven), staal (Stein), steunpaal voor opgeslagen hoogkar:   štāk (Tegelen), stok of twijg om een kind te straffen: Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.  staak (Aalst-bij-St.-Truiden), staaëk (Wellen), tuierpaal:   stak (Beringen, ... ), sták (Tessenderlo), stā.k (Houthalen, ... ), stāk (Beek, ... ), stō.k (Zutendaal), stōk (Berverlo), stǭk (Beringen, ... ), vishengel:   sjtāk (Swalmen), voorijzer:   štāk (Bleijerheide) I-1, I-11, I-13, I-5, I-7, I-8, I-9, II-1, II-11, II-3, II-7, III-2-2, III-3-2, III-4-3
staakbalk ijzerbalk van de hollandse molen:   stākbalǝk (Laar) II-3