e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
tantetje tante:   tanteke (Bergen), teneke (s-Herenelderen), tenteke (Heusden), te͂ntəkə (Maastricht) III-2-2
tantje oude vrouw:   tantje (Meeuwen), suikertante:   tentje (Sevenum), bij benadering: -  tentje (Stramproy), tante:   tajntsjə (Bocholt), tenchə (Bilzen), tentje (Bocholt, ... ), tentsjə (Amby, ... ), tēͅntšə (Maastricht), téntjə (Lummen), téntsjə (Stokkem), tɛntjə (Munstergeleen), dim.  tentsje (Genk), ook wel eens ~  tɛntjə (Jabeek), ouderwets  têntje (Tungelroy) III-2-2
tantum ergo (lat.) completen:   tantə mergo (Loksbergen) III-3-3
tap adamsappel:   tsap (Kerkrade), arend van de zeis:   tap (Nuth), as, spil van de rol:   tap (Zutendaal), bankschroefbus:   tap (Weert), beitelarend:   tap (Nuth), boorkop:   tap (Klimmen), duivenwedstrijd:   tap (Zolder), duivenwedstrijd add.: Cfr. étape [pag. 62: étape [e.tap]: (sportt.) etappe, rit.  tap (Kanne), Morgen spelen we op enen tap van 200 km.  tḁp (Niel-bij-St.-Truiden), emmer:   tap (Rosmeer, ... ), getuigrek:   tap (Boekt Heikant, ... ), tup (Romershoven), táp (Millen), (mv)  tabǝ (Diepenbeek), tapǝ (Beringen, ... ), tāpǝ (Lummen), tɛp (Borgloon), huig:   tap (Maastricht, ... ), ijspegel:   tsap (Bleijerheide, ... ), klamp:   tap (Wellen), klemmateriaal:   tap (Maasmechelen), losplaats:   den tap (Eisden), (van: etappe).  tap (Mielen-boven-Aalst), Aan een ontlening aan het Waals moet m.i. de voorkeur gegeven worden omdat de betrekkingen tussen Vlaamse en Waalse duivenmelkers zeer talrijk zijn. Phonetisch kan een ontlening aan het Fr. nochtans gerechtvaardigd worden.  tap (Wellen), luns:   tap (Eisden, ... ), modder, slijk: dik slijk  tap (Jeuk), naafspaakpen:   tap (Oirsbeek), pen:   tsap (Bleijerheide  [(rond en vierkant)]  ), penis: Grof, eig. paardenlul.  tap (Zolder), pin:   tap (Gennep), pin van het groot rad:   tap (Berbroek, ... ), spinrokkengat:   tap (Klimmen), stop, tapkraan:   tap (Bree, ... ), taats van de kleine spil:   tap (Gennep), taats van het staakijzer:   tap (Bilzen, ... ), tap:   tap (Alt-Hoeselt, ...  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Julia]  [Domaniale]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV] ), tsap (Bleijerheide, ... ), táp (Kanne, ... ), (mv)  tɛp (Jeuk  [(om draad te maken)]  ), tap van de houten gierton:   ta.p (Guigoven, ... ), tap (Alken, ... ), táp (Berbroek, ... ), tapgat:   tap (Velden), tepel:   tabben (Diepenbeek), velgspaakpen:   tap (Buchten, ... ), vijver, molenvijver:   tap (Bommershoven, ... ), vleugel:   tap (Gutschoven), vregelpaal:   tap (Martenslinde) I-1, I-2, I-3, I-6, II-1, II-11, II-12, II-3, II-5, II-7, III-1-1, III-2-1, III-3-2, III-4-4
tap met slits pen-en-gatverbinding:   tsap met šlits (Bleijerheide) II-12
tap-en-lok pen-en-gatverbinding:   tsap˱ ɛn lǭx (Bleijerheide) II-12
tapboor handboor:   tap˱bōr (Eisden, ... ) II-12
tapbus bankschroefbus:   tap˱bø̜s (Weert) II-11
taperaar ongelukkige:   taperèr (Mheer), strompelend lopen bij het aantrekken: (paard dat stommelend vooruitkomt- afleiding van tapen, in Rh. Wtb.: moeizaam gaan)  tapǝrɛ̄r (Hulsberg), treuzelaar:   taperèr (Noorbeek, ... ) I-9, III-1-4
taperen moeilijk vooruitkomen:   taapere (Schinveld), tapere (Klimmen, ... ), rondslenteren, ronddolen: i.e. zonder bepaald doel voor ogen (rond)lopen. B.v. hèè. taa.perde mer get ró.ndj.  taa.pere (Boukoul), spartelen:   tapere (Brunssum), stuntelen:   tapere (Noorbeek, ... ), werken op de boerderij:   tapǝrǝ (Amby), zwijmelen:   tāpǝrǝ (Heerlen, ... ) I-6, I-9, III-1-2, III-1-4