e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
zwong bankschroefsleutel:   zwoŋk (Jeuk), zwǫŋk (Loksbergen), boogdrilboor:   zwǫŋk (Eigenbilzen), booromslag:   zwo.ŋk (Tongeren), zwoŋ (Tongeren), zwoŋk (Jeuk), zwuŋ (Tessenderlo), zwuŋk (Bilzen, ... ), zwøŋk (Groot Genhout, ... ), zwōŋk (Zutendaal), zwǫŋ (Leopoldsburg), zwǫŋk (Eigenbilzen, ... ), šwøŋk (Sittard  [(meervoud: šwøŋkǝ of šwøŋ)]  ), žwøŋk (Doenrade, ... ), žwø̄ŋk (Gronsveld), dikke boterham: Syst. Frings  zwoŋ (Kessenich), evenaar, tweespanszwenghout:   zwuŋ (Leopoldsburg), handboormachine:   zwuŋk (Bilzen), handvat van de zicht:   zwuŋ (Beverst), krukarm:   zwǫŋk (Loksbergen), omslagboor:   zwoŋk (Genk), zwum (Tessenderlo), zwǫwŋ (Wellen), zwǫŋ (Dilsen, ... ), pikkeling, zwad met een slag afgepikt:   zwǫŋk (Hoelbeek), regelrad:   zwő̜ŋk (Berlingen), sluisrad:   zwø̄.ŋk (Kanne), steenmoer:   zwuŋ (Sint-Truiden), žwø̄.ŋk (Lanaken, ... ), tap:   zwoŋ (Bree, ... ), winde:   zwuŋ (Lummen), zwő̜wŋk (Berlingen), žwø̄.ŋk (Maastricht), zwaaihaak:   zwuŋk (Bilzen), zwengel:   zwoŋ (Kermt), zwuŋ (Herk-de-Stad, ... ), zwǫŋ (Bevingen, ... ), zwǫŋk (Loksbergen), zwengel van de handmolen:   žwøŋk (Neerbeek), zwengelhandvat:   zwēŋ(k) (Maasmechelen) I-2, I-4, II-11, II-12, II-3, II-7, II-9, III-2-3
zwong met racagnac ratelbooromslag:   zwǫŋ męt rakanjak (Dilsen) II-12
zwongboor omslagboor:   zwǫŋbōr (Leopoldsburg) II-12
zwongrad drijfwiel:   žwøŋkrāt (Klimmen), groot kamrad:   šwōŋkrat (Heerlen), vliegwiel:   šwuŋrat (Spekholzerheide), šwøŋkrat (Simpelveld), žwøŋkrāt (Helden, ... ), žwǫŋkrāt (Montfort) II-11, II-3, II-7
zwonselen heen en weer (bewegen):   zwonsele (Weert) III-4-4
zwoord pak slaag:   zwaarse (Neer), B.v. doe kries zjwaars.  zjwaars (Herten (bij Roermond)), schrabsel:   zwǭt (Riemst), vaste varkenshuid:   swūt (Mal), zwoord:   zwoort (Grathem) II-1, III-1-2, III-2-3
zwoorden een pak slaag geven:   zjwaarze (Herten (bij Roermond)), ruziën:   zjwaarze (Herten (bij Roermond)) III-1-2, III-3-1
zwoors vaste varkenshuid:   šwuš (Gulpen) II-1
zwouw menggereedschap:   zwo (Beverst), ovenpaal:   swaw (Wilderen), swǫw (Tongeren, ... ), zwaw (Gutschoven, ... ), zwo (Beverst, ... ), zwou (Schakkebroek), zwow (Alken, ... ), zwøw (Berbroek), zwø̄ (Hasselt), zwā (Waasmont), zwāōw (Groot-Gelmen), zwāǝ (Waasmont), zwō (Alken, ... ), zwōw (Beverst, ... ), zwōx (Lauw, ... ), zwǫ (Bilzen), zwǫaw (Guigoven, ... ), zwǫw (Berbroek, ... ), zwǫwx (Vechmaal), zwǫwǝ (Mechelen-Bovelingen), zwǭ (Bevingen), zwǭw (Berg, ... ), zwǭwx (Rutten), zwǭǝ (Opglabbeek), zōw (Heers), werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald:   zwō (Zepperen), zwǫw (Heers) II-1
zzz (onduidelijk) runderhorzel, horzel:   pənsōͅəts (Lummen), tiisə (Hamont) III-4-2