21435 |
<uitdr.> daar liggen veel paardskeutelen op de mest |
rijk zijn:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
dao lieGGe vööl paesjkuttelle op der mès (Q111p Klimmen)
III-3-1
|
|
18223 |
<uitdr.> daar ligt geen snee in |
kreukelen:
dou ligt genne snee in (K314p Kwaadmechelen)
III-1-3
|
|
18771 |
<uitdr.> dat is een jongetje van reymerstock, zijn hemd is langer als zijn rok |
slip (toel.):
Kind waarvan de klederen wat kort zijn.
dat is e jungske van Reymerstock, z`n humme is langer als z`ne rok (Q095p Maastricht)
III-1-3
|
|
21460 |
<uitdr.> dat is knap? |
grap:
das knap (L265p Meijel)
III-3-1
|
|
21833 |
<uitdr.> dat was raak! |
kwinkslag:
(= gezegde).
dé was raak (L265p Meijel)
III-3-1
|
|
18206 |
<uitdr.> de aardappelen komen uit |
gat in een kledingstuk:
lett. de aardappels komen uit, wordt gezegd als iemand een gat in haar/zijn kous heeft.
d`èèrepel koomen oet! (L318b Tungelroy)
III-1-3
|
|
21825 |
<uitdr.> de buik vol |
knorren (wbd):
de boek vol (L374p Thorn)
III-3-1
|
|
18212 |
<uitdr.> de franjelen hangen erneven |
aan flarden:
de fraanjele hoonge dernève (L289p Weert)
III-1-3
|
|
18212 |
<uitdr.> de franjelen hangen langs hem af |
aan flarden:
də fra:njlələ hoŋə laŋs əm a:f (Q101a Sibbe/IJzeren)
III-1-3
|
|
23201 |
<uitdr.> de ketel schuren |
biechten (gaan):
dr keëtel sjoeëre (Q117p Nieuwenhagen),
ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
de kètel schoere (Q016p Lutterade),
spottend
der kaetel sjoere (Q111p Klimmen),
paasbiecht:
dr keëtel sjoeëre (Q117p Nieuwenhagen)
III-3-3
|
|