e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
turks leer turks leer: terks lē̜r (As), turks leer (Diepenbeek, ... ), tȳrks lē̜r (Kesseleik), tørks lē̜r (Bilzen, ... ), tørks līr (Wellen), tørks lɛjǝr (Achel), tørks lɛ̄r (Tongeren), tø̄rks lē̜r (Boorsem), tø̜rks lē̜r (Eisden, ... ), tø̜rkɛ̄ lē̜r (Grevenbicht / Papenhoven), tęrks lēr (Meeuwen), tɛrks lɛ̄r (Eigenbilzen) Turks leer is volgens Van Dale (pag. 3008) ø̄marokijnø̄ dat een fijne soort van korrelig leer (oorspronkelijk geiteleer uit Marokko) is. In vraag N 62, 95 werd gevraagd of men de naam ø̄Turks leerø̄ kende en welke stof ermee werd bedoeld. Uit de antwoorden blijkt dat men er een zwarte matblinkende stof met grijze strepen mee bedoelde (Q 78) of een zeer vast geweven soort katoenen ribfluweel (Q 11). In elk geval gaat het om een stugge, sterke stof die praktisch onverslijtbaar is. [N 62, 95; N 62, 89b; N 59, 201] II-7
tussenbeenlengte - bij broeken lengte tussen de benen: leŋdǝ tɛsǝ dǝ bęjn (Meeuwen), lęŋtǝ tøsǝ dǝ bęjn (Lanaken), lengte tussen gen benen: lɛŋtǝ tøsǝ gęn bęǝ (s-Gravenvoeren), schrede: šret (Doenrade, ... ), schredelengte: sxretlęǝŋtǝ (Horst), šretleŋdjǝ (Herten), šretleŋtǝ (Tegelen, ... ), šretlęŋdjǝ (Echt), šretlęŋdǝ (Bleijerheide, ... ), šretlęŋtǝ (Born, ... ), šretlɛŋtǝ (Reuver), šritlęŋtǝ (Schinnen), tussenbeenlengte: tussenbeenlengte (Genk), tøjsǝbēnlęŋtǝ (Diepenbeek), tøsǝbęjnlɛŋtǝ (Reuver), tøsǝbɛ̄nlęŋtǝ (Eijsden), tøsǝnbinlɛŋtǝ (Zolder), tøšǝbęjnlęŋtǝ (Eisden), tø̜sǝbęjnlęŋdǝ (Neeroeteren), tø̜sɛbęjnlęŋtǝ (Venlo), tęsǝbēnlɛŋtǝ (Bilzen), tęsǝbęjnlęŋdǝ (As), tussenbeens: tøsǝbins (Zolder) Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b] II-7
tussendienst tussenschicht: tø̜šǝšix (Klimmen) Deze dienst ving gewoonlijk aan twee uren na het begin van de dag-, middag- of nachtdienst. [monogr.] II-5
tussengalerij deelstrek: dēlštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), faux-pilé: fōpǝlē (As  [(Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), nevenstrek: nēǝvǝštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Waterschei]), tussenbaan: tøšǝbān (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Willem-Sophia]  [Domaniale]), tussengalerij: tussengalerij (Kerkrade  [(Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Wilhelmina]), tø.šǝgalǝr˙ɛj (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]), tøsǝgalǝri (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), tøšǝgalǝri (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]), tø̜šǝgalǝri (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Emma]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), tø̜šǝgalǝrī (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), tussenstrek: tøšǝštrɛk (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), tussenvoie: tøsǝnvuj (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Eisden]  [Winterslag, Waterschei]), tøšǝvuj (Eisden  [(Eisden)]   [Zolder]), tø̜sǝvoj (Zolder  [(Zolder)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), tussenzool: tøšǝzoal (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), tøšǝzōl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), tøšǝzǭǝl (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Eisden]) Galerij die in de strijrichting van de koollaag wordt gedreven tussen twee verdiepingen in. [N 95, 375; monogr.] II-5
tussenklauwontsteking barst in de klauwen: bars en dǝ klau̯wǝ (Velden), brand: branjtj (Ospel), droge klauwen: drȳx klau̯wǝ (Maastricht), gebarsten klauw: gǝbǫrstǝ klǫu̯w (Opglabbeek), gekloven hoef: gǝklo.vǝ huf (Overpelt), gekloven poot: gǝklǫu̯vǝ pūt (Borlo), (mv)  gǝklōǝvǝ pȳǝt (Meeswijk), gekloven schoenen: gǝkloǝvǝ šūn (Beverst), gescheurde klauw: gǝsxē̜rdǝ klā (Peer), gǝšīrdǝ klaw (Waterloos), gescheurde tenen: gǝsxiǝrdǝn tīn (Hasselt), gesleten hoef: gǝslītǝ hōf (Maaseik), gespleten hoef: gǝšpliǝtǝn hōf (Gronsveld), gespleten klauwen: gǝsplɛ.tǝ klawǝn (Maasmechelen), gǝšplītǝ klau̯wǝ (Heerlerheide), gespleten tenen: gǝsplētǝ tēn (Tongeren), gespleten voeten: gǝsplētǝ vø̄t (Baarlo), haarworm: haarworm (Venlo), hōrwǫrm (Sevenum), hǫrwǫrm (Herten), hǭrworm (Swalmen), harenbos: hǭrǝbōš (Einighausen), hǭrǝbōǝš (Klimmen), harenworm: hǭrǝwǫrm (Herten), hoefziekte: hōfzēk (Grathem), kliefpoot: klēfput (Donk, ... ), (mv)  klēfpyt (Bree), kloofpoot: klyfpuǝt (Achel), klyfpūt (Hamont), kløfpūǝt (Beringen), klø̄fpuwǝt (Paal), klø̄fpuǝt (Halen, ... ), klø̜ǝfpuǝt (Halen), klooftenen: klø̄ftin (Beringen), natte klauwziekte: nātǝ klǫwzēkdjǝ (Ell), pootziekte: pootziekte (Maasmechelen), rotstraal: rotštrǭl (Herten), scheurklauw: scheurklauw (Blerick, ... ), sxø̄rklāw (Kaulille, ... ), sxø̄rklǫu̯w (Hamont), sxīrklaw (Opglabbeek), šø̄rklau̯w (Baarlo, ... ), šø̜̄rklaw (Ransdaal), scheurpoot: sxiǝrpuǝt (Hasselt), sxø̄rpuǝt (Meldert), šø̄rpūt (Stokkem), scheurvoet: šø̄rvōt (Eisden), slak: sle.k (Neerpelt), slęk (Achel, ... ), slɛk (Blerick, ... ), slɛ̄k (Rijkel), šlęk (Klimmen, ... ), šlɛk (Eijsden, ... ), slakkenpoot: slɛkǝpuǝt (Kessel), slakkenpootje: slakǝpōtjǝ (Panningen), šlɛkǝpyǝtjǝ (Helden), slakpoot: slɛkpuǝt (Meijel), slɛkpǭt (Montfort), šlɛkpǫwǝt (Maasbracht), spleetklauw: splei̯tklǫu̯w (Maaseik), vlek: vlęk (Velm), zwering tussen de tenen: zwēreŋ tø̜sǝ dǝ tīǝnǝ (Boshoven) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11
tussenpersoon agent (<fr.): agent (Montfort), áágènt (Venlo), commissionair (<fr.): Van Dale: commissionair (&lt;Fr.), 1. iemand die op eigen naam en tegen genot van loon of provisie op order of voor rekening van een ander (vroeger) daden van koophandel verricht, (nu) overeenkomsten sluit; - 2. boodschaploper, pakjesdrager.  commisjenéér (Maasbree), commissionair (Blerick), commissionêr (Lanklaar), komissionéér (Meijel), kommisjonaer (Maastricht), compagnon (fr.): compenjon (Meijel), groothandel: groe.athandəl (Hulsberg), groëthandel (Horst), groothandelaar: groathanjelear (Stein), groeashanjeliër (Echt/Gebroek), groeəthanjelaer (Beesel), groothandjəleer (Kapel-in-t-Zand), groothanjəleer (Kapel-in-t-Zand, ... ), grōēthànjeleer (Doenrade), grôethèndələr (Heerlen), grôêthànjəlîêr (Susteren), grossier (<fr.): grosseer (Maastricht, ... ), grossier (Meerlo, ... ), grósseer (Roermond), grossist (<fr.): grossist (Eksel), Note v.d. invuller:  grossist (Jeuk), handelsjong: hanjelsjong (Kesseleik), makelaar: maekelaer (Neer), maekəllaer (Grevenbicht/Papenhoven), maikeleer (Maasniel, ... ), makelaer (Reuver), makeleer (Montfort), makeleir (Schinnen), máákəléér (Venlo), (roerend goed - onroerend goed - levend vee).  makelaar (Meijel), maquignon (fr.): makeljon (Oirsbeek), makeljong (Ophoven), makiljon (Merkelbeek), makkeljon (Eys, ... ), makkeljong (Gulpen, ... ), makkeljoûng (Gronsveld), meekeljong (Itteren), mekkeljôn (Ell), mokkejon (Schimmert), màkkəljóng (Epen), mâkkeljông (Schimmert), méékeljóng (As), ⁄ne makkeljóng (Klimmen), okerknecht?: ookerknèch (Sittard), reiziger: reizeger (Venlo), reiziger (Born, ... ), reizigər (Maastricht), rijzigər (Reuver), tussenhandel: tusjehandel (Vlodrop), tussenhandelaar: tusse henjelêr (Stein), tössenhandelaer (Hoensbroek), tussenpersoon: tussenpersoen (Maastricht, ... ), verkoper: verkuiper (Maastricht), vertegenwoordiger: vertèggewoerdiger (Oirlo), voyageur (fr.): voyageur (Leopoldsburg, ... ), winkelaar: winkelĕĕr (Merkelbeek) bode [ZND 01 (1922)] || een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)] III-3-1
tussenschot onderslag: ǫndǝrslāx (Helden), ǫnǝslǭx (Diepenbeek), schutsel: sxøtsǝl (Loksbergen), separatie: sepǝrātsi (Stokkem), tussenschot: tussenschot (Weert), tø̜sǝsxot (Sint-Truiden), tø̜sǝšot (Stokkem), tussenzetsel: tøsǝzętsǝl (Tessenderlo) Afscheiding in de mand om de duiven gescheiden te houden. Het aparte vak dat zo ontstaat wordt in Sint-Truiden (P 176) paljei (paljęj) genoemd. [N 40, 88] II-12
tussenturf heuvelenturf: hø̄vǝlǝntø̜rǝf (Ospel), heuvelturf: hø̄vǝltø̜rǝf (Ospel), schilturf: schilturf (Venray), smelenkoppen: smēlǝkøp (Sevenum), tus: tøs (Griendtsveen, ... ), (mv.)  tøsǝ (Meijel) Turf die in moerassig gebied is gestoken, broekturf. [I, 40] II-4
tussenturf steken heuvelturf steken: hø̄vǝltø̜rǝf stē̜kǝ (Ospel), tus steken: tøs stē̜kǝ (Meijel), tussen steken: tøsǝn stē̜kǝ (Griendtsveen, ... ) [I, 42] II-4
tussenzool tussenzool: tussenzool (Lommel, ... ), tøsǝzǭl (Dilsen, ... ), tøšǝzoal (Bleijerheide), tøšǝzǭl (Montzen, ... ), tęsǝzuǝl (Bilzen), tussenzooltje: tø̜sǝzølkǝ (Maasbree), vulling: vøleŋ (Meijel) Een dunne zool die van binnen in de schoen gewerkt is en die tussen de eigenlijke zool en de binnenzool ligt. [N 60, 171a] II-10