e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede jong uit het nest weergaard: NB 1. Evenbeeld.  weergaard (Echt/Gebroek) 2. Bij duiven t tweede nestjong. III-3-2
tweede klaveroogst kleegroe(n)maad: klēgromǝnt (Buchten, ... ), kleehooi: klīhūi̯ (Tungelroy), naklaver: nǭklāvǝr (Sint-Truiden), nǭklīǝvǝr (Hamont), naklee: nāklīǝ (Schimmert), tweede klee: twidǝ klī (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), tweede kleegroe(n)maad: twidǝ klīǝgrǫmǝt (Baarlo), tweede kleesnid: twīǝdǝn klīǝšnīt (Oirsbeek), tweede maai: twędǝ męi̯ (Middelaar), tweede schaar: tswai̯dǝ šǫr (Bocholtz), twai̯dǝ šǫr (Mechelen), twe.dǝ šu̯ø̜r (Diets-Heur, ... ), twedǝ šu̯ęr (Membruggen), twidǝ šǭr (Gelieren Bret, ... ), twēdǝ sxǭr (Grathem), twēdǝ šuęr ('S-Herenelderen), twēdǝ šu̯ǫr (Hoeselt, ... ), twīǝdǝ šōǝr (Beverst), twīǝdǝ šūr (Diepenbeek), twīǝdǝ šǭr (Gruitrode, ... ), tweede snede: tjǫdǝ snęi̯ (Vechmaal), twedǝ snē (Wellen), twedǝ snēi̯ (Gingelom, ... ), twedǝ šnē (Helden), twjǫdǝ sni (Piringen), twēdǝ sni (Heks, ... ), twędǝ snēi̯ (Achel, ... ), twīdǝ snē (Borgloon, ... ), twīdǝ snęi̯ (Velden), twīǝdjǝ snēi̯ (Ell, ... ), twīǝdjǝ šnēi̯ (Baexem), twīǝdǝ šnē (Horn, ... ), twīǝdǝ šnīǝi̯ (Hushoven), tweede snid: twēdǝ šnē.t (Boukoul, ... ), twēǝdǝ šnēt (Munstergeleen, ... ), twędjǝ snēt (Montfort), twɛ̄dǝ snēt (Obbicht), twɛ̄dǝ šnēt (Berg, ... ), tweede snit: twai̯dǝ šnit (Mechelen), twedǝ šnet (Posterholt), twidǝ snet (Venlo), twidǝ šnet (Tegelen), twēdǝ snet (Jesseren), twędǝ snet (Broekhuizen, ... ), twīǝdǝ šnit (Heerlen, ... ) In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c] I-3
tweede klaversnede achtermaad: axtǝrmǭt (Diepenbeek, ... ), groe(n)maad: grǫmęntj (Kessenich, ... ), klaverhooi: klaverhooi (Berbroek, ... ), klaverzaad: klāvǝrzōt (Kermt), kleehooi: klīhø̜i̯ (Rotem), kleezaad: klęi̯zāǝt (Kessenich), klīzōt (Haelen, ... ), klīzǭt (Elen), namaad: namaad (Hechtel), nawas: nawas (Kuringen), toemaad: tumāt (Helchteren, ... ), tumǝrt (Heppen), tǫmat (Beek), tweede klaver: tweede klaver (Boorsem, ... ), tweede klee: tweede klee (Gellik, ... ), twīdǝ [klee] (Lanklaar, ... ), tweede roede: twidǝ rui̯ (Bommershoven), tweede schaar: tweede schaar (Ellikom, ... ), twidǝ šōr (Genk), twēdǝ šar (Wijshagen), twēdǝ šōr (Opoeteren, ... ), twędǝ sxǭr (Achel, ... ), twęi̯dǝ šǭr (Beverst, ... ), twīdǝ sxǭr (Bree, ... ), twīdǝ šǭr (As, ... ), tweede snede: twedǝ snē (Berverlo, ... ), tweede snede (Bree, ... ), tweǝdǝ snēi̯ (Stevensvennen), twidǝ snē (Beringen, ... ), twidǝ snęi̯ (Grote-Brogel), twiǝdjǝ snēi̯ (Molenbeersel), twēdǝ snē (Paal), twędǝ snē (Kwaadmechelen), twędǝ snēi̯ (Eksel, ... ), twęi̯dǝ snī (Bilzen), zaadklaver: zaadklaver (Wijchmaal), zaadklee: zǭt[klee] (Elen, ... ) Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.] I-5
tweede laag schoven van het dorsbed bovenlaag: bōvǝlǭx (Achel), bǫu̯vǝlǭx (Velden), bǫvǝlǭx (Gennep, ... ), bovenrij: bovenrij (Stramproy), bovenste rij: bǫvǝnstǝ re̜i̯ (Neerpelt), boveste laag: boveste laag (Overpelt), dobbel bed: dǫbǝl be̜t (Munstergeleen), dubbel bed: dø̜bǝl be̜t (Lommel), gans bed: gans ˲be̜t (Lommel), halve brei: halǝvǝ brē̜. (Helchteren), koppen: kø̜̄p (Hamont), kopslaag: kǫpslǭx (Leunen), overleg: ø̄vǝrle̜qdǝ (Maasmechelen), slag: šlāx (Waubach), tegenliggers: tiǝgǝlegǝrs (Bree), tweede bed: twīi̯dǝ be̜t (Hushoven), tweede brei: twedǝ brāi̯ (Heppen), tweede laag: tswei̯dǝ lǭx (Bocholtz), tweede rij: twe̜dǝ re̜i̯ (Meijel) De specifieke benaming van de tweede laag schoven, bestaande uit twee rijen die met de koppen naar elkaar toe liggen, zoals die op de eerste rij van het vorige lemma wordt gelegd. Zeer vaak is de benaming van deze bovenste laag dezelfde als die van het bed als geheel; dan is die benaming hier niet herhaald; zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). In L 159a wordt nog aangetekend dat "de aren van de tweede laag veerden op de eerste rij, en door dit veren lieten de korrels beter los". Zie afbeelding 11, b. [N 14, 17c; monogr.] I-4
tweede luiden voor de mis alle klokken luiden: alle klokke loewe (Schinnen), alle klokken louwen (Peer), bompen: bompe (Vlodrop), de grote klok luiden: de groete klok louwt (Maastricht), de halfuur luiden: ui van oeuil  de half oeer luit (Sint-Lambrechts-Herk), de klokken luiden: de klokke loeë (Chèvremont), de tweede keer luiden: den twieden keer (Helchteren), het lujt den tweede keer (Eigenbilzen), looit den tweede ker (Bilzen), of de twiede kier (Jeuk), tløͅt dən twedə kīər (Sint-Truiden), tweede kir luien (Jeuk), twiede kier louwt (Hechtel), ⁄t is de twêdde keer (Lommel), het halfuur luiden: half uur luiden (Alken), het half oer (Sint-Lambrechts-Herk), het halfuur slaan: het half ure sluug (Sint-Lambrechts-Herk), het kwartier bompen: kwartier bompe (Vlodrop), het kwartier luiden: et ketier hit gelouwd (Eksel), et ketier louwen (Eksel), het kertir ləd (Sint-Truiden), het kertir lɛd (Sint-Truiden), hət lyt ⁄t kwartīr (Hamont), kertier (Sint-Truiden), t kətīr loͅuən (Tessenderlo), ət katīr løət (Beverlo), ət ərtir luit (Sint-Truiden), ⁄t kartier luit (Hoepertingen), ⁄t katier (Beringen), ⁄t ketier (Zolder), ⁄t ketier luidt (Lommel), ⁄t kwartier (Tessenderlo), ⁄t kwartiër laaidt (Paal), ⁄t kətir luit (Zolder), het kwartier slaan: ⁄t kwarteer slut (Kaulille), inluiden: eengeleud (Herstappe), eenleujen (Vlijtingen), einluien (Kortessem), einluije veur de mes (Hoepertingen, ... ), enluije (Zichen-Zussen-Bolder), et leut-ë (Zichen-Zussen-Bolder), het looit in (Grote-Spouwen), ingeluid (Kortessem), inluie (Jeuk), inluien (Hoepertingen), thɛt eingəluət (Broekom), t⁄es ingelund (Linkhout), yənluejə (Gutshoven), éenlòijə (Membruggen), énlaaje (Tongeren), ət lət ɛin (Heers), ⁄t leut ein (Heers), ⁄t lēt in (Tongeren), half uur voor mis  ènluie (Wellen), het luid in  het leut een (Sint-Lambrechts-Herk), inluien voor tweede keer  inluien (Nieuwerkerken), steeds met 2 klokken  einluije veur de mès (Hoepertingen, ... ), kleppen: et klept (Venray), het klept (Venray), kleppe (Venray), klippe (Vijlen), klipə (Vaals), klɛppən (Genk), klɛpən (Overpelt), Fr. e klank  ⁄t klept (Moelingen), het kwartier luiden met de angelusklok  et klept (Oirlo), klimpen: et klimp (Reuver), et klimpt (Maasbree, ... ), klimpe (Baarlo, ... ), een kwartier voor  klimpe (Nieuwenhagen), kwartier luiden: kwartier luuje (Siebengewald), kwartier voor de mis: kwarteer veur de mes (Baarlo), luiden: de mis luuje (Sevenum), het lōjt (Maaseik), het luidt (Beringen), het luit (Zutendaal), lajə (Paal), lauwən (Eksel), lēən (Hasselt), loeien (Bocholt), loeije (Bocholt, ... ), loeje (Geistingen, ... ), loewe (Noorbeek), loeë (Schimmert), loije (Heugem), lowe (Weert), luje (Baarlo), lujə (Rekem), lujən (Neerpelt), luuje (Sevenum, ... ), lūjə (Lozen), ly(3)jən (Overpelt), løͅən (Beringen), trūməløjə (Veulen), ⁄t kərtīr løͅə (Kortessem), [sic]; half uur  luigə (Heers), met twee klokken luiden: met twiee klokke loeje (Heel), opluiden: het lait op (Bilzen), opgelooid (Bilzen), t laut op (Eigenbilzen), ⁄t laud op (Eigenbilzen), ⁄t luid op (Mopertingen), kwartier  het leuit op (Eigenbilzen), kwartier ervoor  het let ap (Beverst), pimpen: pimpe (Merselo), samen luiden: het loet same (Geulle, ... ), same loewe (Gulpen, ... ), same lōēə (Lutterade), sameloeje (Maastricht), sameloewe (Ell, ... ), schellen: sjelle (Guttecoven, ... ), sjelt (Holtum), sjèlle (Epen, ... ), sjɛlə (Montzen), slaan: het slaegt (Tessenderlo), ⁄t sleu al (Lommel), ⁄t slo:gt (Tessenderlo), ⁄t slucht (Beringen), tampen: het tampt (Diepenbeek, ... ), het teemp (Lanaken), hət tēmp (Lanaken), tampe (Sint-Truiden), tampe (t kərtier) (Ulbeek), tampen (Herk-de-Stad, ... ), tampə (Gutshoven, ... ), tāmpə (Veulen), teempe (Lanaken), teumpe (Veldwezelt), tompə (Zichen-Zussen-Bolder), ⁄t es getampt (Groot-Gelmen), ⁄t tampt (Heers, ... ), ⁄t tamt (Diepenbeek), ⁄tampt (Diepenbeek), als men aan het kleine klokje trekt een kwartier voor de mis  het tamt (Berbroek), in de week  tampen (Horpmaal), kwartier  tampə (Heers), vijf minuten voor de mis  tāmpe (Wellen), Waarschijnlijk horen deze gegevens bij P 176 maar dit is niet zeker, er staat geen plaatscode op de lijst zelf.  tampə (Sint-Truiden), tesamen luiden: te zame loewe (Eys), tinken: het tenkt (Stokrooie), het tinkt (Kwaadmechelen), te[n}ken (Zonhoven), tenke (Houthalen), tenken (Kuringen), teͅnkə (Houthalen), ət tɛŋt før ə məs (Zonhoven), ’t tinkt (Kwaadmechelen), ⁄t tenkt vijf meneten (Lummen), kleine klok  het tenkt (Houthalen), trekken: treͅkə (Beverlo), ⁄t trek en (Riksingen), ⁄t trekt (Beverlo), trimmelen: vijf minuten voor de mis  trimmele (Mettekoven), trommelluiden: tr(oe)məl(eu)jə (Gutshoven), zondag  troemelluien (Horpmaal), trumpen: et trumjt (Ospel), et trumptj eine kier (Roggel), het trimpt (Neeroeteren, ... ), het trumpt (Bocholt, ... ), hət trēmt vør də mäs (Hamont), hət trump vørə meͅs (Molenbeersel), t trumpe (Schinnen), t trumpt (Maaseik, ... ), t trŭmpt (Schimmert), tr"mpə (Lanklaar), trempə (Lozen), treumpe (Montfort), trĕmpə (Bree), trimpe (Ellikom), trimpen (Meeuwen, ... ), trimpt (Reppel), trimpə (Opitter), trumpe (Beek, ... ), trumpen (Linne, ... ), trumpj (Linne), trūmpe (Boorsem, ... ), trŭmpe (Urmond), trømpə (Kinrooi, ... ), trømpən (Leut, ... ), tsrumpen (Kaulille), ət trømpt (Mechelen-aan-de-Maas), ⁄t tremt (Opglabbeek), ⁄t trump (Eisden), ⁄t trumpjt (Molenbeersel), ⁄t trumpt (Maaseik, ... ), 10 minuten ervoor  ’t trumptj veurə mes (Ophoven), 2 keer luiden  trimpe (Opitter), gewonde luiden is loeien (het loedsch)  het trumpt (Bocholt), het klept  ət tromp (Rekem), kwartier  het trimpt (Neeroeteren), trumpen (Uikhoven), kwartier voor aanvang, alleen met klepel  trømpə (Opgrimbie), om het kwartier aan te duiden  trumpe (Stokkem), vijf minuten voor aanvang  t trumpe (Schinnen, ... ), tumpen: t tumpe (Klimmen), timpe (Noorbeek, ... ), tumpe (Klimmen, ... ), ’t töm veur de mes (Valkenburg), 5 minuten  ’t teemp (Lanaken), kwartier  tumpe (Klimmen), op het kwartier  timpe (Sint-Martens-Voeren), tweede luiden: et tweede loeje (Roermond), et twiede luuje (Tegelen), voor de laatste keer luiden: t loed veur de lètste keèr (Geleen), voor de tweede keer luiden: et leodj vaor de twieedje kieer (Heel), het let veur de tweede keer (Millen), het lout verden tweeiden kier (Kaulille), het lut vor den tweeden kier (Kwaadmechelen), vər de twide ker (Hoepertingen), ⁄t het før də twidə kār gəlayt (Borgloon), ⁄t leud vor den twidde kir (Montenaken), ⁄t loeit vur den twedde kier (Hamont), ⁄t looit vor den tweede keer (Rijkhoven), ⁄t luidt veur de tweede keer (Tongeren), voor de tweede keer tinken: twiede keer (Zonhoven), twījədə kīr (Zonhoven), voor de tweede keer trumpen: et trumptj vur de twiedje kier (Roggel), voor tweede keer luiden: twede kier (Hechtel), twidde kier (Hechtel) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] || Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] || Kleppen (de 2 maal luiden voor de H. mis). [ZND B2 (1940sq)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de eerste maal hoort? [ZND 36 (1941)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweede luiden voor de mis add. begin der mis: begin der mis (Gruitrode), het is het uur: ⁄t is ⁄t uur (Lommel), het uur slaan: ⁄t uir slug (Linkhout), tijd: bij de tweede maal, een kwartier voor aanvang van de mis  ⁄t is tijd, we moeten dourgoan (Sint-Truiden) Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweede pas goede pas: gojǝ pas (Meeuwen), tweede keer passen: twędǝ kiǝr pāsǝ (Montzen), tweede mik: twęjdǝ mek (Bilzen), tweede pas: tswęjdǝ pas (Bleijerheide), twedǝ pas (Stein), twedǝ pãǝs (Schulen), tweede pas (Nieuwstadt), tweɛdǝ pas (Geleen, ... ), twidjǝn pas (Herten), twidǝ pas (Eijsden, ... ), twidǝ pās (Diepenbeek, ... ), twiǝdjǝ pas (Echt), twiǝdǝ pas (Eisden, ... ), twē̜dǝ pas (Lutterade), twędǝ pās (Meijel, ... ), twęjdǝ pas (Bilzen), twęǝdǝ pas (Born, ... ), twīdjǝ pas (Neeroeteren), twīdǝ pas (As), twīǝdǝ pas (Tegelen, ... ), twɛ̄dǝ pas (Doenrade), verbeterde pas: verbeterde pas (Genk), witte pas: wetǝ pas (Maastricht) [N 59, 76b] II-7
tweede verkoping <omschr.> daar moet wat bijkomen: doo moet wa bij kommen (Eksel), adjug (<fr.): Van Dale (FN): adjuger [ad?y?e], toewijzen, toekennen, gunnen.  adžydžeͅi̯ (Sint-Truiden), afhogen: ps. omgespeld volgens Frings.  af ugə (Velm), āfhy(3)̄gə (Waterloos), ps. omgespeld volgens IPA.  a͂əfy(3)̄əgə (Rotem), afmijnen: afmijne (Oirlo), Opm. dit bestaat niet buiten de groenteveiling!  afmijnen (Tegelen), afpleeg: aefpleeg (Weert), afslaan (ww.): ps. omgespeld volgens Frings.  do wirt ufgəsluən (Oud-Waterschei), afslag: aafsjlaag (Hoensbroek), aafslaag (Maastricht), aofslaag (Maastricht), der aafsjlaag (Klimmen), Opm. dit bestaat niet buiten de groenteveiling!  afslag (Tegelen), ps. omgespeld volgens Frings.  ōͅfslōͅx (Diepenbeek), afwerf: ps. omgespeld volgens Frings.  dən afwɛrəf (Lommel), ander maal: anger maol (Weert), beslag: ps. omgespeld volgens Frings.  bēͅslax (Niel-bij-St.-Truiden), bəslāx (Rotem), bieden (ww.): beeje (Guttecoven), Opm. werten; beije = bieden.  dan wurd geboae (Limbricht), bieden, het ~: ps. omgespeld volgens Frings.  tbījə (Opheers), bij afslag: bie aafsjlaag (Puth), bie aafslaag (Neeritter), definitief: ps. omgespeld volgens Frings.  defənətiəf (Wellen), teͅs defənətif (Herk-de-Stad), definitieve veiling: definitieve veiling (Echt/Gebroek), Opm. na 1/2 uur beraad. In Limburg wordt alles bij opbod verkocht.  definitief veiling (Maastricht), definitieve verkoop: ps. omgespeld volgens Frings.  defənətivə vərkup (Lummen), ps. omgespeld volgens IPA.  deͅfinitīvə vərkuəp (Overpelt), derde maal: derdje maol (Weert), erop doen: drop doën (Nuth/Aalbeek), gebod: gebod (Mechelen), gunning: Opm. kent men hier niet. In M. Ruubu?? (ps. is niet goed te lezen!) alleen bij opbod.  gunning (Roermond), hogen: ps. omgespeld volgens Frings.  hīgeŋ (Kermt), hygə (Bocholt), inzet: ps. omgespeld volgens Frings.  dən eͅnzat eͅs oͅpxəgixt (Gelieren/Bret), maal: ein maol (Weert), mijnen: Opm. man dae aafsjleit is de miener.  wurd gemiend (Sittard), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  mīēne (Klimmen), na het bedenk: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  nāō ’t bedēnk (Sittard), opbieden, het ~: ps. omgespeld volgens Frings.  hət ōͅbējə (Stokkem), opbod: opbod (Ell, ... ), ps. omgespeld volgens Frings.  oboͅt (Rummen), oͅpboͅt (Opglabbeek), ophogen: (op)heuge (Herten (bij Roermond)), ophêûgə (Holtum), ps. omgespeld volgens Frings.  oͅphy(3)̄gə (Waterloos), toegewezen (volt.deelw.): ps. omgespeld volgens Frings.  tes tugəwēzən (Hamont), tūgəwi(ə)zə (Bocholt), toeslaan (ww.): toesjlaon (Beegden), toeslag: de toeshlaag (Born), de toesjlaag (Schimmert), de toeslaag (Tungelroy), den toeschlag (Valkenburg), den toesjlaag (Roermond), den toeslaag (Blerick), den toeslag (Middelaar, ... ), der toeschjlaag (Heerlerheide), toesjlaag (Maasniel, ... ), toeslaag (Grathem, ... ), toeslag (Meijel), toewsjlaag (Nunhem), touwsjlag (Mechelen), towsjlaach (Waubach), towsjlaag (Mesch), towsjloog (Gronsveld), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  toesjlaag (Ulestraten), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  d’r toeslaag (Klimmen), Opm. bij afmijnen.  tŏwsjlag (Heerlen), Opm. door notaris.  der toowschlaag (Heerlen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  de toeschlāāg (Jabeek), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  den tōēschláag (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  də tuslāx (Kinrooi), dər tušlāx (Teuven), tau̯slōͅx (Tongeren), tou̯slāx (Lanklaar), tōuslāx (Maaseik), tōuwslāx (Maaseik), tōu̯slāx (Maaseik), toͅu̯slāg (Mechelen-aan-de-Maas), tūslāg (Ophoven), tūslāx (Lanklaar), tøi̯wslāg (Bree), tøslāx (Hasselt), tøslōͅx (Wellen), təwsloͅx (Rosmeer), ps. omgespeld volgens Grootaers!  tōͅi̯wslōͅgə (Diepenbeek), ps. omgespeld volgens IPA.  tuslax (Achel), toewijzing: ps. omgespeld volgens Frings.  tuwēͅzeŋ (Halen, ... ), tøwēͅzeͅŋ (Hasselt), toezeg: ps. omgespeld volgens Frings.  də toͅwzeͅx (Val-Meer), toezet: ps. omgespeld volgens Frings.  dən tuzət (Bocholt), tweede oproep: ps. omgespeld volgens Frings.  twēdə ōͅprup (Zichen-Zussen-Bolder), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de # staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  twedə oͅprup (Ketsingen), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  dən ⁄twedən ⁄oprup (Neerpelt), tweede roep: ps. omgespeld volgens Frings.  twedə rup (Borgloon), twīdə kup (Boekt/Heikant), tweede zitdag: ps. omgespeld volgens Frings.  twedə zetax (Halen), uitgaan: ps. omgespeld volgens Frings.  teͅs ōͅutxəgun vīr (Gelieren/Bret), uitslag: utjslag (Meijel), verkoop: ps. omgespeld volgens IPA.  də vərkōu̯p (Tongeren), voorlopige verkoop: ps. omgespeld volgens Frings.  vīrlēͅi̯pəgə vərkōͅu̯p (Waterloos) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
tweedraads tweedraads: twījǝdrǭts (Tessenderlo) Men twijnde tweedraads, driedraads enzovoorts. [N 34, D add.] II-7
tweedraadstouw tweedraadstouw: twēdrǭtstǫw (Beringe) Een streng die bestaat uit twee draden. Volgens de informant van L 265c maakt men tweedraadstouw met het spinnewiel, alleen bij wollen garen. [N 48, 88] II-7