e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tussenzool [wld ii.10, p. 40] opvulling: Doe er maar voor een dubbeltje kraak in.  opfulling (Roggel), tussenzool: tusjezaol (Posterholt), tusjezoal (Bleijerheide), tussenzool (Lommel, ... ), tussezoal (Dilsen), tèssezoël (Bilzen), tøšəzōl (Montzen), Van halve lengte.  tussəzaoḷ (Milsbeek), tussenzooltje: tösse-zulke (Maasbree), vulling: vøleŋ (Meijel) Een dunne zool die van binnen in de schoen gewerkt is en tussen de eigenlijke zool en de binnenzool ligt? (tussenzool?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)] III-1-3
tuten fluiten: fluiten (Ysselsteyn), flø̄tǝ (Diepenbeek), flø̜jtǝ (Wellerlooi), piepen: piepen (Kerkhoven), toeten: tutǝn (Genk), tuǝtǝ (Houthalen), tūtǝ (Stein), tūtǝn (Millen), tūwtǝn (Houthalen), tuten: tuten (Achel, ... ), tyten (Asenray / Maalbroek, ... ), tytǝ (Born, ... ), tȳtǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), tȳtǝn (Asenray / Maalbroek, ... ) Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42] II-6
tuter toeter: (mv)  tutǝrs (Dilsen), tūtǝrs (Stein), tuiter: (mv)  tø̜jtǝrs (Opglabbeek), tuter: tuter (Hasselt, ... ), tytǝr (Asenray / Maalbroek), tȳtǝr (Beek, ... ), (mv)  tytǝrs (Born, ... ), tȳtǝrs (Asenray / Maalbroek, ... ) Koningin die pas de moercel verlaten heeft en tutend antwoordt op het gekwaak van de koninginnelarven die nog in de dichte moercel zitten. [N 63, 33b; N 63, 32a] II-6
twee centiem belse cent: belse sent (Tungelroy), eine belge cent (Grathem), eine belzje sent (Echt/Gebroek), e’ne Belsje seènt (Gronsveld), ne Belsje sent (Heerlen), cent: cent (Achel, ... ), eine cent (Bree), ene cent (Oirsbeek), unne sang (Mechelen), ps. omgespeld volgens Frings.  1 sēͅnt (Zichen-Zussen-Bolder), ēən seͅnt (Wellen), ēͅi̯nə seͅnt (Bocholt, ... ), eͅin seͅnt (Borgloon, ... ), iənə seͅns (Halen), iənə seͅnt (Halen), nə seͅnt (Hasselt, ... ), nə sɛnt (Lommel), nə zēͅnt (Neerpelt), sēͅnt (Borgloon, ... ), seͅnt (Bocholt, ... ), ən sēͅnt (Wintershoven), ən seͅnt (Hasselt, ... ), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de @ staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de @ omgespeld.  seͅ^nt (Maaseik), ps. omgespeld volgens IPA.  ī(ə)nə seͅnt (Overpelt), nə seͅnt (Rotem), nəsɛnt (Smeermaas), dubbele cent: ps. omgespeld volgens Frings.  doͅbəl seͅnt (Hoeselt), doͅbələ seͅnt (Ophoven, ... ), nən doͅbələ seͅnt (Velm), ⁄dōbələ ⁄sēͅnt (Boekt/Heikant), dubbele, een ~: dobbele (Swalmen), koperen cent: ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  koperen cent (Kinrooi), ps. omgespeld volgens Frings.  kupərə seͅnt (Gelieren/Bret), twee cent: twie cent (Zolder), ps. omgespeld volgens Frings.  2 [sent (Rummen), twē seͅnt (Hoeselt), twēͅj saŋ (Teuven), twi sənt (Lummen), twee centiem: 2 centiem (Oost-Maarland, ... ), 2 sentiem (Roermond), twei centiem (Mechelen, ... ), twie centiem (Maastricht), twie centiëm (Baarlo), twieë centiem (Hoensbroek), twè centiem (Susteren), twèè centiem (Urmond), twéə sentiem (Holtum), twîê centiem (Puth), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  twieè centiem (Welten), Opm.  twië sentiem (Tegelen), Opm. tiën centiem = eine knap.  twië centiem (Tegelen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  twieë-séntīēm (Klimmen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  twĕĕ centīēm (Schimmert), twee centiemen: twee centieme (Roermond), twieje centieme (Mechelen), twee-centiemstuk: twieje centiemstuk (Oirlo) koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
twee frank dobbele frank: dobbele frang (Neeritter, ... ), enen dobbele frang (Gronsveld), ⁄n dobbelen frang (Eksel), ps. boven de n moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken (om te spellen).  ’ne doebbele fran~g (Heerlen), ps. omgespeld volgens Frings.  dabələ fraŋ (Rosmeer), doͅbbələ frang (Lanklaar), doͅbələ fraŋ (Bocholt, ... ), nə dabələ fraŋ (Val-Meer), nən dobələ fraŋ (Spalbeek), nən dōͅbələ fraŋ (Lommel), nən doͅbələ frangk (Lommel), ənə doͅbələ fraŋ (Teuven), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  nə ⁄dōbələ fraŋ (Neerpelt), dobbele tweefrank: ps. omgespeld volgens Frings.  doͅbələ twifraŋ (Diepenbeek), dobbele zilveren frank: ps. omgespeld volgens Frings.  nən doͅbələ zəlvərə frāŋ (Velm), dobbele, een ~: ps. omgespeld volgens Frings.  doͅbələ (Diepenbeek, ... ), nən doͅbələ (Hasselt), dubbele frank: dubbele franc (Grathem), enne döbbelle frang (Klimmen), ps. omgespeld volgens Frings.  døͅblə fraŋ (Rotem), frank: ps. invuller geeft alleen de vertaling van franc, maar niet de waarde ervan!  frang (Meijel), mark: mark (Heythuysen), stuk van twee frank: ps. omgespeld volgens Frings.  støk van twi fraŋ (Lummen), twee frank: twee frang (Roermond), twei frang (Mechelen, ... ), twië frang (Tegelen), twiëe frang (Neer), twè frang (Susteren), twéé frang (Urmond), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  twieè frang (Welten), ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  2 frank (Sint-Truiden), twie frang (Oud-Waterschei), ps. invuller heeft voor de waarde geen fonetische notering gegeven!  2 frang? (Mechelen), ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.  tweͅi̯j fraŋ (Borgloon), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  twĕĕ frang (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  twi fraŋ (Niel-bij-St.-Truiden), twi frāŋ (Zolder), twiə fraŋ (Halen, ... ), twee-frankstuk: twie frang stök (Tungelroy), ⁄n twië-frang sjtök (Tegelen), ps. letterlijk overgenomen.  e twi̯èèfrangstök (Echt/Gebroek), zilveren, een ~: ps. omgespeld volgens Frings.  ənə zelvərə (Maaseik), əvə zelvərə (Maaseik), zilverstuk: ps. invuller heeft hierbij geen echt/duidelijk antwoord gegeven, alleen opmerkingen.  zie vraag 5i: [zilvərstøk (Opheers) 2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
twee spaden breed spitten een dobbele voor (spaden): ǝn dǫbǝl vǭr (Heythuysen), met dubbele voor (omspaden): met˱ dø̜bǝl vǭr (Nunhem), met twee voren (omspaden): męt twīǝ vōrǝ (Tegelen), twee schup breed (spaden): twiǝ sxøp˱ briǝt (Merselo), twee schuppen breed (graven): tswɛi̯ šø̜pǝ brē.t (Simpelveld), twi šø̜pǝ brē ̞t (Cadier), twīǝ šø̜pǝ brēt (Doenrade), twee schuppen breed (spaden): twiǝ sxøpǝ briǝt (Horst, ... ), twē sxøpǝ brēt (Mook, ... ), twee spit breed (spaden): twīǝ spę̄t˱ brīǝt (Lottum), twee spit neveneen (spaden): twiǝ spēt nęvǝniǝn (Horst), twee voren breed (spaden): twiǝ vūǝrǝ briǝt (Aijen), twee voren tegelijk (spaden): twiǝ vōrǝ tǝgǝlīk (Kronenberg) Manier van spitten waarbij een voor ontstaat die dubbel zo breed is als de schop, doordat men telkens twee spaden grond naast elkaar uitsteekt. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.] I-1
tweed tweed: tweed (Eijsden, ... ) Wollen of katoen lakenachtig weefsel van kaardgaren in verstelde rib- of keperbinding, met name voor jassen en mantels (Van Dale, pag. 3012). [N 62, 98; N 59, 201] II-7
tweede numero twee: no. twie drei of vier (Kortessem), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  numeroo twei, draaj, ... zètte (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  mène nummerò twie, drie (Zolder), nummer twee: Opm. invuller heeft voor nummer 4 geen (ant)woord gegeven!  noemer twee, noemer dry (Rijkhoven), tweede: 2de, 3de, 4de inzat enz. (Tongeren), twede enz. geteikende (Swalmen), twede, derde, vierde getêkkende (Venray), tweede, derde, veerde geteikende (Geleen), tweede, derde, vierde inzet (Koersel), twidde, derde, vierde geteikende (Sevenum), twiede, derde, veerde getèkende (As), twiede, dride, veerde (Eys), twiède, derdje, veertje geteikendje (Echt/Gebroek), Opm. invuller noteert hier als antwoord "enz."; weet niet wat het dialectwoord is voor "derde"en ben dus niet helemaal zeker van dit antwoord?!  d’r twieëde, derde inzèt (Klimmen), ps. invuller noteert alleen "2e, 3e, 4e"(zonder het woord "inzet"erachter)!  2e, 3e, 4e (inzet) (Houthalen), tweede inzat: twiĕde inzat zetten (Eisden), tweede inzet: ès twīēdə, ... inzet pàkkə (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  mènen twīē.den, drèè.den i.nzèt (Zolder), tweedes: (enzovoorts).  twieəts gəteikəndə (Beesel), Opm. v.d. invuller: voor zon duif (ps. dit noteert hij/zij vóór dit antwoord!).  də tw‧iəts˃ gətē.kəndə (Eys) een duif op de tweede, derde, vierde... plaats op die lijst zetten? [N 93 (1983)] III-3-2
tweede ei tweede ei: et twiejde ei (Doenrade), het tweide ei (Buchten), twaide ei (Eys), tweade ei (Lutterade), twedde ei (Venray), twede é (Rijkhoven), tweede ei (Geleen, ... ), tweède ei (Geleen), tweͅdə eͅj (Meijel), twidde (Vlodrop), twidde ee gelaag (Jesseren), twidde ei (Sevenum), twide ei (Mielen-boven-Aalst), twide ej (Jeuk), twiede ee (Houthalen), twiede ei (As, ... ), twiede eij (Wijlre), twieədə eij (Beesel), twiĕde ei (Eisden), ut tweêde ei (Doenrade), ’t tweede ei (Tongeren), ’t twieëde ei (Klimmen), (o.).  tsw‧ɛi̯də eͅ.i̯ (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’t tweide ee (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  et twīē.de ee. (Zolder), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  twiədje ei (Thorn), tweede eitje: 2e ei-je (Herten (bij Roermond)), twieedje eike (Weert), twīēdə éjkə (As), tweede leg: 2e lik (Echt/Gebroek) Hoe heet verder: het tweede ei? [N 93 (1983)] III-3-2
tweede grasoogst groe(n)maad: grōmǝnt (Gronsveld, ... ), nagras: nōǝgras (Beringen), nǫgras (Venray), nǫgrās (Baarlo), nǭgras (Afferden, ... ), nǭgrās (Arcen, ... ), nawei: nǭwęi̯ (Gruitrode, ... ), nǭǝwē̜i̯ (Neerpelt), tweede beet: twedǝ bęi̯t (Melveren), twīǝdjǝ bēt (Kessenich), tweede bijtsel: twęi̯dǝ bītsǝl (Maasmechelen), tweede gang: twīǝdǝ gaŋk (Ulestraten), tweede gras: twēǝdǝ grās (Berg, ... ), twīǝdǝ grōs (Geistingen), tweede loop: twedǝ lǫu̯p (Swalmen), tweede schaar: twidǝ šǭr (Rotem), twēdǝ šu̯ǭr (Val-Meer), twędǝ sxǭr (Wanssum), twīǝdǝ šǭr (Noorbeek, ... ), tweede snede: twīǝdǝ snēi̯ (Neeritter), tweede snid: twēdǝ snēt (Buchten), tweede wei: twedǝ wāi̯ (Heppen), twędǝ wē̜i̯ (Hamont), twīǝdǝ węi̯ (Haler), twɛdǝ wāi̯ (Kwaadmechelen), zomergras: zø̄mǝrgrās (Schimmert), zōmǝrgrās (Klimmen, ... ), ø̜ø̜(ww)ø̜ø̜: nǭwęi̯ǝ (Milsbeek, ... ), āfwęi̯ǝ (Haelen, ... ) Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b] I-3