e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinman, boomkweker boom-grtner: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bōmjɛrtnər (Gemmenich), boom-zchter: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bomtsyxtər (Eupen), boomgriffelaar: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  boͅu̯mgrøfəlɛr (Hoensbroek), boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bau̯mkwii̯kər (Diepenbeek), bau̯mkwikər (Hoepertingen, ... ), bo.mkwɛkər (Gennep), bo.əmkwekər (Beringen), bo.əmkwiəkər (Leopoldsburg), bomkwekər (Genk, ... ), booͅmkwei̯kɛr (Zepperen), bou̯mkwekər (Bocholt), boəmkwikər (Meerlo), bōmkwēkər (Munsterbilzen, ... ), bōmkwikər (Rijkhoven), bōəmkwēkər (Siebengewald), boͅmkwekər (Slenaken), boͅu̯mkwekər (Amby, ... ), boͅu̯mkwikər (Gutshoven), boͅu̯mkwiəkər (Brunssum, ... ), boͅu̯mkwɛkər (Swalmen), bu.mkwekər (Beverlo), bu.əmkweͅkər (Paal), bu.əmkwiəʔər (Tessenderlo), bumkwekər (Brustem, ... ), bumkweəkər (Heers), bumkwikər (Heusden, ... ), buəmkwekər (America, ... ), buəmkweəkər (Broekhuizen, ... ), buəmkwikər (Loksbergen, ... ), buəmkwiəkər (Achel, ... ), buəmkwîkər (Peer), buəmkwɛkər (Meldert), būmkwikər (Borlo, ... ), byi̯mkwikər (Stevoort), bymkwikər (Lummen), byəmkwikər (Velm), bômkwekər (Baexem), bôu̯mkwɛ̄kər (Bree), bömkwekər (Limbricht), bømkwēkər (Lauw, ... ), bømkwiəkər (Piringen), bømkwɛi̯kər (Vechmaal), bøͅi̯mkwɛkər (Opoeteren), bøͅmkwekər (Meijel, ... ), bøͅmkwɛkər (Middelaar), bøͅy(3)mkwekər (Zutendaal), bûmkwekər (As), bûmkwîkər (Kaulille), boompjeskweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bøͅmkəskweəkər (Wellerlooi), boomslinder: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bomsleəndər (Groot-Gelmen), boomsnijer: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bau̯msneər (Sint-Lambrechts-Herk), bōmšnijər (Henri-Chapelle, ... ), boͅu̯msnīr (Kortessem), boomsnoeier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bo.əmsnujər (Oostham), bomšnøjər (Roermond), boͅu̯msnuiər (Meeuwen, ... ), buu̯snøͅjər (Sint-Huibrechts-Lille), bømsnoͅi̯ər (Vreren), bøͅmsnøͅi̯ər (Mechelen-aan-de-Maas), boomzetter: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bø.əmzɛtər (Lommel), firmant: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  firmɛ͂ (Maaseik), gardenier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  gadənɛər (Gulpen), gardeneer (Klimmen, ... ), gardənēr (Aubel, ... ), gardənēər (Amstenrade), gardənɛ̄r (Baelen), gerdeneer (Venlo), gɛrtənɛr (Schinveld), gardenierder: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  gardənērər (Eupen, ... ), jardənērər (Lontzen, ... ), jardənīrər (Walhorn), griffelaar: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  grefəlɛr (Bilzen), grefəlɛər (Rutten), grifələr (Montzen, ... ), gryfəlɛr (Schimmert, ... ), grøfəlɛr (Beek, ... ), grɛfəlɛər (Brustem, ... ), griffelier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  grɛfəliər (Borgloon), grɛfəlīər (Gingelom), grtner (du.): JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  gɛrtnər (Eupen, ... ), jɛrtnər (Bocholtz, ... ), hovenier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  haoveneer (Heythuysen, ... ), ho.vəni.r (Kerkhoven), ho.vənīr (Stevensvennen), hoveneer (Tungelroy), hovənēr (Lanaken, ... ), hovənir (Koersel), hovənīi̯r (Alken, ... ), hovənīr (Diepenbeek, ... ), hoͅvənēr (Maastricht), hoͅvənir (Berg), hoͅvənīi̯r (Jeuk, ... ), hoͅvənīr (Rukkelingen-Loon, ... ), huvənīr (Rutten), høvənīr (Kanne, ... ), ovənīr (Heers, ... ), oͅvənīr (Hasselt), poter: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  puətər (Berg), snoeier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  snujər (Halen, ... ), snøͅi̯ər (Eisden), šnøͅyjər (Eijsden) [RND 04] [RND 07] [RND 08] [RND 10] I-7
tuinmelde mel: mail (Loksbergen, ... ), mel (Eksel, ... ), milj (Montfort), Endepols  mèl (Maastricht), IPA, omgesp.  mɛl* (Kwaadmechelen), WBD/WLD  mel (Stein), WLD  mel (Born, ... ), mèl (Gennep, ... ), melde: + WLD  melde (Klimmen), eigen spellingsysteem melde noemt men gekke (?? - toevoeging moeilijk leesbaar)  melde (Meijel), ideosyncr.  melde (Sittard), Nijmeegs (WBD)  meldə (Meijel), WLD  (melde) (Tungelroy), melie: eigen spellingsysteem  melle (Schinnen), WLD  melië (Tungelroy), schelk: ideosyncr.  sjelk (Vlodrop), schietmel: schietmael (Blerick, ... ), sjietmilj (Herten (bij Roermond)), sjīētmilj (Swalmen), oude spellingsysteem  sjietmil (Meijel), schietmelde: eigen spellingsysteem  schietmeld (Meerlo), Veldeke 1979, nr. 1  ’t schietmelt (Venray), WLD  schietmelt (Venray), schutsmelde: atriplex hortensis  šøͅtsmilj (Meeswijk), smeel: (m.b.t. het gesuggereerde mel:) = onkruid  sjmeele (Herten (bij Roermond)), WBD/WLD  smeel (As), smeelde: (m.b.t. het gesuggereerde mel:) = onkruid  sjmeelje (Herten (bij Roermond)), warmoes: wêr"mës (Tongeren) Hoe noemt u: tuinmelde (striplex hortensis - fam. chenopodiaceae) [N 71 (1975)] || hofmelde || tuinmelde || Tuinmelde; (attriplex hortensis) een eenjarig kruid met hartvormige onderste en langwerpige middelste bladeren; vroeger als groente en specerij gebruikt (malum, manne, mel). [N 82 (1981)] I-7
tuinmuur gekleende muur: gǝklē̜ndǝ mūr (Margraten), gekleende wand: gǝklē̜ndǝ wanjtj (Schinveld), gespervelde wand: gǝšpɛrvǝldǝ wanjtj (Schinveld), getuind: gǝtȳnjtj (Haelen), gǝtȳnt (Belfeld), getuinde muur: gǝtȳmdjǝ mōr (Ell), gǝtȳndjǝ mōr (Grathem), gevak: gǝvāk (Mheer), gevel: gjęvǝl (Nederstraat), gevitste muur: gǝfets˱dǝ mūr (Bilzen), gǝfęts˱dǝ mīr (Beverst), gǝv ̇edždǝ mū.r (s-Gravenvoeren, ... ), gǝves˱dǝ mūr (Sint-Truiden), gǝvetstǝ mō.r (Meeuwen), gǝvetš˱dǝ mūr (Geulle), gevlechte muur: gǝvlɛx˱dǝ mūr (Susteren), gevlochten muur: gǝvloxtǝ mur (Genk), gǝvlǫxtǝ mōr (Bree), gewiste muur: gǝwistǝ myr (Rosmeer), hoofd: høt (Nederstraat), ingerijde muur: ē̜.gǝr ̇idǝ mū.r (Sint-Martens-Voeren, ... ), ē̜.gǝr ̇ijdǝ mū.r (s-Gravenvoeren), leemmuur: lęjmmōr (Opglabbeek), lęjmmūr (Nederweert), lījǝmmȳr (Tessenderlo), lemen muur: lejǝmǝ myr (Lommel, ... ), lijǝmǝ myr (Tessenderlo), limǝ møjǝr (Linkhout, ... ), liǝmǝ mȳr (Halen), lēmǝ mūr (Jabeek, ... ), lēmǝ mūǝr (Eys), lē̜mǝ møjǝr (Paal), lē̜mǝ mōǝr (Lozen), lē̜mǝ mūr (Mopertingen), lęjmǝ mōr (Bree, ... ), lęjmǝ mūr (Berg / Terblijt, ... ), līmǝ mȳr (Boekt Heikant, ... ), līmǝ mūr (Houthalen), līǝmǝ mur (Sint-Truiden), lemen tuin: lęjmǝn tūn (Heel), lemen wand: limǝ wā(ǝ)nt (Neerpelt), lęjmǝ want (Schimmert), lęjmǝ wantj (Bingelrade, ... ), lęjmǝ wɛnjt (Guttecoven, ... ), met leem bekleende muur: męt lē̜jm bǝklē̜ndǝ mūr (Heer), muur: mu.wǝr (Opheers), muǝr (Diepenbeek), myjǝr (Zelem), myr (Tessenderlo), mø̄r (Kaulille), mōr (Maaseik, ... ), mūr (Sint-Truiden), muur met rijwerk: mūr met rijwęrǝk (Hoensbroek), muur van rijwerk: mūr van riwęrǝk (Schimmert), muurwand: mȳrwant (Neerpelt), opgeregen: up˲gǝrēgǝ (Meldert), pleistermuur: plīstǝrmōr (Boekend), rijgmuur: rɛjxmūr (Herk-de-Stad), rijmuur: rejmūr (Maasmechelen, ... ), rijmūr (Jabeek), rimūr (Hasselt, ... ), ręjmūr (Banholt, ... ), rījmōr (Bocholt, ... ), rījmūr (Banholt, ... ), rīmōr (Maaseik), rijwerk: rējwɛrǝk (Heerlen), spervelen wand: špɛrvǝlǝ wanjtj (Schinveld), tuin: tuǝn (Lottum), tyn (Heijen, ... ), tȳn (Blitterswijck, ... ), tøn (Middelaar), tuinmuur: tu.nmō.r (Nederweert, ... ), tȳnmȳr (Gennep), tȳnmōr (Neeritter), tȳnmūr (Altweert, ... ), tūnmōr (Maaseik, ... ), tuinwand: tȳnwantj (Tungelroy), vakmuur: vakmūr (Mesch, ... ), vakwerkmuur: vakwęrǝkm ̇ūr (Bleijerheide, ... ), vakwęrǝkmūr (Epen), vakwɛrǝkmu.r (Maastricht), vitsen muur: fetsǝ mūr (Bilzen), vetsǝ mur (Velm), vitsmuur: vętsmūr (Borlo, ... ), vlechtmuur: vlɛxmūr (Tegelen), wand: want (Boekt Heikant, ... ), wantj (Geleen, ... ), wantjš (Lozen), wā(ǝ)nt (Neerpelt), wānt (Beverst, ... ), zavelmuur: zāvǝlmȳr (Beringen) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinschaar heggenschaar: hegkesjier (Heerlen) tuinschaar III-2-1
tuinwant dikke haas: dikə hāsə (Beringen), doornhaas: deujene ha͂se (Grazen (WBD)), deure hawse (Bocholt), deure heissche (Valkenburg), deure huisje (Brunssum), deure-heuschje (Heerlerheide), deurgősche (Heerlen), deurhaose (Nunhem), deurheuësje (Hoensbroek), deūn heissche (Valkenburg), djeunhase (Mal), djoənhaəsse (Borgloon), djōnə hāsə (Diepenbeek), djōͅn hasə (Hasselt), djōͅən hāstə (Hoepertingen), djōͅənə hāsə (Wintershoven), djønhasə (Millen), djønhās (Val-Meer, ... ), doorheusje (Bleijerheide), doorhőősje (Chèvremont), dorənausə (Kaulille), doörhèsje (Hoensbroek), dōͅənə hāsə (Wintershoven), dőőrheusje (Kerkrade, ... ), duunheisje (Mesch), džonə hāəsə (Herk-de-Stad), džōͅnə hāstə (Opheers), däöreheisje (Oirsbeek), dörehijsje (Hoensbroek), döreneijsje (Einighausen), dörhaase (Swalmen), dörhéjse (Beek), dööhösje (Bocholtz), dööre heusje (Brunssum), dööre héjse (Amstenrade), döörhaasse (Roermond), döörheijsje (Munstergeleen), döörheisje (Oirsbeek), döörheusje (Brunssum), döörhèsche (Hoensbroek), döörhèèsje (Urmond), döörhésje (Kerensheide), døna.əsə (Velm), dørə hausə (Mechelen-aan-de-Maas), doornpij: dø͂ͅrpījə (Lanklaar), doornwant: dûn-waante (Bergen), duimhaas: duumhaase (Rummen (WBD)), dø̄mhāsə (Borlo), haagmoffel: hoxmufələ (Hoeselt), hoͅuxmufələ (Riksingen), hoͅxmufələ (Rosmeer), hoͅəmufələ (Vliermaal), haagpij: haagpeie (Leopoldsburg), haas: hawsə (Achel), hèsse (Heugem), haasje: heuskes (Baarlo), hofhaas: hōfhāsə (Boekt/Heikant), hoge haas: hōͅxhāsə (Ketsingen), ho͂ͅghāsə (Tongeren), kaphaas: kaphaase (Sint-Truiden), leren haas: laere heisjə (Holtum), leare hesje (Guttecoven), lejərə hasə (Halen), lere hasse (Hout-Blerick), lēͅrə ha.usə (Maaseik), lijərə hāsə (Linkhout), leren pijenhaas: lère piejehéisje (Meerssen), leren want: laire wante (Weert), leͅərəwa͂n’ə (Kwaadmechelen), léére waante (Ottersum), leren werkhaas: léére wèrkhóóse (Eind), peg: NB - N23,037: pèje [p@j\\].  pegge [pe.gə} (Neerpelt), pij: peͅijə (Kermt), pijə (Stokkem), pijenhaas: pajehaase (Lummen), pije haase (Eijsden), pijhaas: pieheisje (Susteren), piehéjse (Limbricht), piejhésje (Schinveld), pijjheusje (Brunssum), snoeihaas: snoeihijse (Wijk), tuin: tuune (Bemelen), tuinhaas: toenheisje (Grathem), toenhèijse (Stevensweert), tuinhaase (Gronsveld, ... ), tuinheesje (Hoensbroek), tuinheise (Caberg), tuinhèsje (Borgharen), tung hééjsche (Mechelen), tuujnheisje (Margraten), tuun hêjse (Schimmert), tuung heesje (Mechelen), tuungősche (Heerlen), tuunheisje (Schimmert), tuunhejsje (Klimmen, ... ), tuunhesje (Geulle), tuunhèjsch (Valkenburg), tuunhöösje (Mheer), tūūnhéjsje (Klimmen), tynaušə (Boorsem), tyŋ hešə (Teuven), tøyjnhāywsə (Bree), tûinhaas (Gronsveld), vaste haas: vastəha:sə (Paal), want: wante (Blerick, ... ), wantə (Beringen), werkhaas: werrekhijse (Wijk), werəkhḁ̄sə (Borgloon), weͅrəkhāsə (Eigenbilzen, ... ), wirkhaose (Neer), wirkhèsje (Jabeek), wirkhésje (Puth), wèrkhaasse (Tegelen), wêrk-haasse (Tegelen, ... ), werkhandschoen: werkhandschoene (Oirlo), werkpij: wirkpiej (Neeritter), werkwant: werkwant (Oirlo), we͂ͅrəkwa.ntə (Sint-Truiden) handschoen van grove stof of leer gebruikt bij het "sjère"van de meidoornheg || lederen handschoen die gebruikt wordt bij het werken aan eene doornhaag || wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit dop: dop (Maasniel), fluitje: fluitje (Tegelen), kop: koͅp (Kaulille), pijp: pīēp (Milsbeek, ... ), snuit: sjnüüts (Bleijerheide), snōēt (Sevenum), snuet (Velden), snuiët (Boekend), snäöt (Venlo), toot: taot (Melick), toet (Baarlo, ... ), tōt (Peer), tōu̯ət (Lommel), o lang  tôt (Susteren), treut: truiët (Boekend), tröt (Vlodrop), treutel: treutel (Eygelshoven, ... ), tuit: teut (Brunssum, ... ), teùt (Stevensweert), toet (Reuver), toe⁄t (Tegelen), tōͅət (Lommel), tuet (Gronsveld), tuit (Baarlo, ... ), tuiët (Boekend), tuut (Eksel), täöt (Echt/Gebroek), tèù.t (Panningen), tèùt (Haelen, ... ), tèût (Swalmen), tø&#x0304t (Achel, ... ), tø͂ͅt (Beringen, ... ), (Hors d\'oeuvre)  toeut (Tegelen), als in het frans oeuvre  täöt (Horn), An \'n koffietäöt zit ennen teut  teut (Castenray, ... ), boven de ö hoort nog een Ó.  töt (Heythuysen), Den täöt van de kóffiepot is versjtop  täöt (Roermond), letterelijk overgenomen  tèù.t (Maasniel), meervoud ~e  tøͅt (Zolder), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  teut (Beverlo), uitspraak l heure frans  tø͂ͅt (Maasniel), woord letterlijk overgenomen  tui:t (Herten (bij Roermond)), tø͂ͅt (Herten (bij Roermond)), ö gerekt uitgesproken.  tø͂ͅtj (Meijel), tuitel: teitel (Bree), tei̯təl (Bree), tetəl (Genk), teutel (Eijsden, ... ), teuter (Grathem), teuttel (Mesch), teutël (Tongeren), teūtel (Sittard), tējətəl (Spalbeek), tētəl (Gelieren/Bret, ... ), tēͅitəl (Waterloos), tēͅi̯təl (Opglabbeek), tĕtel (Sint Pieter), teͅi̯təl (Meeuwen), tuitel (Amstenrade, ... ), tutel (Buchten), tūtel (Schimmert), tu̯øtəl (Zussen), täötel (Echt/Gebroek, ... ), tèùtel (Gronsveld, ... ), téútel (Limbricht), têûtel (Roosteren), töötel (Sittard), tø&#x0304.təl (Tongeren), tø&#x0304təl (Beringen, ... ), tøi̯təl (Borgloon, ... ), tøtəl (Hoepertingen, ... ), tø͂ͅi̯təl (Bocholt, ... ), tø͂ͅtəl (Gelinden, ... ), tø͂ͅu̯təl (Stokkem), tøͅi̯təl (Meeswijk, ... ), tøͅtəl (Rosmeer, ... ), tøͅu̯təl (Eupen), tɛi̯təl (Opglabbeek), tɛ̄i̯təl (Bree), t⁄ø&#x0304təl (Val-Meer), Den teu.tel van ne kaa.fiepót: de tuit van een koffiepot  teu.tel (Zonhoven), D¯n tuitel van de ketel aof Iech höb gein tas, drink mer aan d¯n tuitel  tuitel (Maastricht), m  tø&#x0304təl (Diepenbeek), m.  teutel (Sint-Truiden), tētəl (Hasselt, ... ), ti̯øͅtəl (Zichen-Zussen-Bolder), tø͂ͅi̯təl (Mechelen-aan-de-Maas), tø͂ͅytəl (Bocholt), tøͅi̯jtəl (Borgloon), tøͅtəl (Opheers), m. mv. t›?t\\ls  tø͂ͅi̯təl (Halen), man.  tø&#x0304təl (Boekt/Heikant), man? mv. ~s  ty.təl (Wellen), tuutel  teutel (Waubach), van koffiepot Verklw. tee.telke  tee.tel (Hasselt), uitloop: oetleup (Heerlen) Ausflussrohr an Gefässen || lange uitgiet van kan of waterketel || pijp van ketel, pot of pan || tuit || tuit aan kan, emmer, enz. || tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] || tuit van een kan, waterketel e.d. || tuit van een ketel, kan || tuit van koffiekan e.d. || tuit van koffiepot || tuit(je) van de koffiekan || tuit, pijp of buis aan een koffiekan of gieter || tuit, tuitel || tuit, uitloop aan koffiepot III-2-1
tuitpot tuitpot: tūtpǫt (Tegelen) Pot met tuit van aardewerk zonder deksel. In L 270 kende men potten met een inhoud van 7 √† 8 liter (2 kwārts) en 4 liter (kwārts). [monogr.] II-8
tukkerkast tukkerkast: tøkǝrkast (Venlo  [(vroeger)]  ) Soort bijenkast, genoemd naar de eigennaam Tukker. Deze kast is afkomstig uit de Achterhoek en ze was een tijdlang populair in Venlo en omgeving. [N 63, 9] II-6
tulband bonte koek: bontje kook (Grathem), bonte, een -: Syst. WBD  bôntj (Limbricht), bontje, een -: buntsche (Valkenburg), brioche (fr.): briosj (As, ... ), britskoek: Syst. WBD  britskōēk (Meijel), cake: cake (Berbroek, ... ), kaek (Puth, ... ), keek (Oost-Maarland, ... ), Syst. WBD  keek (Boekend, ... ), kee‧k (Tegelen), dikkoek: Syst. Frings (?)  dikkoek (Kinrooi), koek: kook (Oirsbeek, ... ), Syst. WBD  kook (Leuken), koffiekoek: Syst. Frings  koͅfikōk (Mechelen-aan-de-Maas), kranskoek: Syst. Grootaers  kranskuk (Lommel), mutsenopsteker: metse-opsteker (Mechelen-aan-de-Maas), radong: radong (Kerkrade), redong (Heerlen, ... ), redông (Eygelshoven), (korte oo-klank).  redoong (Heerlen), Eigen syst.  radong (Heerlen), schj=ch van chocolade  redong (Heerlerheide), soort taart  radong’ (Bleijerheide, ... ), Syst. Veldeke  redong (Bocholtz), Syst. WBD  redòng (Mechelen, ... ), Verklw. radungsjke  radóng (Heerlen), Verklw. redöngsjke  redóng (Heerlen), radongkoek: redongkook (Puth), rhone royal (?): rōn rwai̯al (Tongeren), sultan: sultan (Belfeld, ... ), Syst. Frings  søltan (Hasselt), theekoek: theekoek (Eksel), Syst. Frings  tēkōk (Bocholt), tɛ̄i̯kuk (Achel), tulband: nen tulband (Bilzen), tulbanc (Valkenburg), tulband (Guttecoven), tulbandj (Ell, ... ), tulbanjd (Maasbracht, ... ), tulbank (Baarlo), tulbantj (Haelen), tulbendj (Stein), tølband (Rotem), (m.). mv.: {t[lban}.  tøͅlbant (Lanklaar), Eigen syst.  tulband (Heerlen), Nieuwe [spelling]  tulband (Reuver), Syst. Eijkman  tølbānt (Gennep), Syst. Eykman  tølbānt (America), Syst. Frings  tylbānt (Opheers, ... ), tølbanjt (Kessenich), tølbant (Achel, ... ), tølbānt (Hamont, ... ), Syst. Veldeke  tulbandj (Kinrooi, ... ), Syst. WBD  tu.lba.ntj (Boukoul), tulbaand (Ottersum), tulband (Broekhuizen, ... ), tulbandj (Limbricht, ... ), tulbanjd (Geleen), tulbank (Baarlo, ... ), tulbankt (Panningen), tulbantj (Melick, ... ), tölband (Neerbeek), tölbantj (Maasniel), tulbandje: Syst. WBD  tulbanke (Velden), turkmuts: turk-mutsj (Vlodrop), turkse muts: turkse muts (Margraten), turkse mutsj (Sittard), turkse möts (Swalmen), turkse mötsj (Posterholt, ... ), Turkse mötsj (Sittard), turksemuts (Ittervoort, ... ), törkse möts (Gronsveld, ... ), törksemöts (Echt/Gebroek, ... ), törrekse möts (Maastricht), tørəksəmøts (Maaseik), #NAME?  turkse möts (Susteren), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  törkse möts (Berg-aan-de-Maas), Syst. Frings  tørksə møͅts (Maaseik), Syst. IPA  tørksəmøts (Paal), Syst. Veldeke  törkse muts (Tegelen), törksemöts (Tegelen), Syst. WBD  turkse muts (Blerick, ... ), turkse möts (Herten (bij Roermond), ... ), törkse muts (Venlo), törkse möts (Tungelroy), vetkoek: Syst. Frings (?)  vetkoek (Kinrooi) cake || Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] || tulband [N 16 (1962)] || Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] || tulbandgebak || tulbandkoek || zandtaart in tulbandvorm || zoet gistdeeg bereid gebak in tulbandvorm III-2-3
tule tule: tule (Achel, ... ), tyl (Bleijerheide, ... ), tȳl (Herderen, ... ), tøl (Bilzen, ... ), tø̄l (Grevenbicht / Papenhoven), tø̜l (Bilzen) Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.] II-7