34589 |
trekschei |
brug:
brøk (Q077p Hoeselt),
brugschei:
brøkšęi̯ (Q176a Ketsingen),
brø̜ksxē (L414p Houthalen),
brø̜kšē̜i̯ (L420p Rotem),
eerste schei:
i̯ǫstǝ sxēi̯ (Q078p Wellen),
i̯ǫstǝ šei̯ (Q163p Berg),
i̯ǫstǝ šē̜i̯ (Q071p Diepenbeek),
ēǝrstǝ šē (Q083p Bilzen),
īǝstǝ sxēi̯ (Q001p Zonhoven),
hachtenschei:
haxtǝsxɛ̄ (K358p Beringen),
hachtschei:
ha.u̯xtsxęi̯ (L288a Ospel),
ha.xtsxęi̯ (L282p Achel, ...
L312p Neerpelt,
L314p Overpelt),
hakšɛi̯ (Q005p Zutendaal),
haxsxai̯ (K316p Heppen),
haxtsxāi̯ (K318p Berverlo, ...
K314p Kwaadmechelen),
haxtsxē (L352p Hechtel, ...
L414p Houthalen,
K361p Zolder),
haxtsxē̜ (L413p Helchteren, ...
K360p Heusden,
K359p Koersel,
L355p Peer),
haxtsxē̜i̯ (K358p Beringen),
haxtsxęi̯ (L353p Eksel, ...
L356p Grote-Brogel,
L316p Kaulille,
L315p Kleine-Brogel,
L289b Leuken,
P051p Lummen,
L289p Weert,
L354p Wijchmaal),
haxtsxɛ̄ (L355p Peer),
haxtšęi̯ (L317p Bocholt, ...
L363p Ellikom,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel,
L368b Waterloos),
haxšęi̯ (L359p Beek, ...
L360p Bree,
L421p Dilsen,
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L361p Tongerlo,
L365p Wijshagen),
haxš˙ē (Q003p Genk),
hā.xtsxęi̯ (L313p Sint Huibrechts Lille),
hāxsxē̜i̯ (Q001p Zonhoven),
hāxtsxē̜i̯ (L286p Hamont),
hāxtsxɛi̯ (K278p Lommel),
hoefschei:
hōfšēi̯ (L371p Ophoven),
hōfšęi̯ (L318b Tungelroy),
hūfsxē (Q002p Hasselt),
hond:
hǫ.nt (P058p Stevoort),
hoofdschei:
hitsxē (Q002p Hasselt),
karschei:
karsxęi̯ (L244c America),
karšęi̯ (Q021p Geleen, ...
Q099p Meerssen,
Q019a Neerbeek,
Q198b Oost-Maarland,
Q098p Schimmert),
kāršē (Q004p Gelieren Bret),
kɛ̄r sxęi̯ (L286p Hamont),
klingbalk:
kleŋbalk (L373p Roosteren),
klingenscheien:
kleŋǝšei̯ǝ (L384p Herkenbosch),
klingschei:
kleŋsxęi̯ (L288c Eind, ...
L268p Velden,
L271p Venlo),
kleŋšęi̯ (L295p Baarlo, ...
L325p Horn,
L270p Tegelen),
(mv)
kleŋsxęi̯ǝ (L324p Baexem),
klinkenschei:
kleŋkǝšēi̯ (Q204a Mechelen),
kleŋkǝš˙ei̯ (Q119p Eygelshoven),
klinkschei:
kleŋksxęi̯ (Q039p Hoensbroek),
kleŋkšē̜i̯ (L422p Lanklaar),
kleŋkšęi̯ (Q211p Bocholtz, ...
L426p Buchten,
L429p Guttecoven,
Q096c Neerharen),
kopschei:
kǫpšęi̯ (Q178p Val-Meer),
schei:
sxei̯ (P057p Kuringen),
sxāi̯ (K318p Berverlo, ...
K314p Kwaadmechelen,
K353p Tessenderlo),
sxē (P050p Herk-de-Stad, ...
P051p Lummen,
P052p Schulen,
P058p Stevoort),
sxē. (P053p Berbroek),
sxēi̯ǝ (P107a Rummen),
sxēǝ (P178p Brustem, ...
P176a Melveren),
sxē̜ ̝. (P046p Linkhout),
sxęi̯ (K317a Kerkhoven),
sxɛi̯ (K278p Lommel),
sxɛ̄ (P045p Meldert, ...
P044p Zelem),
šē (Q076p Romershoven, ...
Q154p Sint-Huibrechts-Hern),
šęi̯ (L419p Elen, ...
L366p Gruitrode,
Q006p Leut,
Q204a Mechelen,
L424p Meeswijk,
Q010p Opgrimbie,
Q032a Puth,
Q012p Rekem,
L420p Rotem,
L423p Stokkem),
šɛi̯ (Q174p Herderen, ...
Q178p Val-Meer
[(om te doen kippen)]
),
š˙ē (Q082p Munsterbilzen),
š˙ęi̯ (L417p As),
(mv)
šęi̯ǝ (L324p Baexem),
strontschei:
stro.ntšęi̯ (Q011p Boorsem),
trekschei:
trøksxęi̯ (P051p Lummen),
trēksxē̜ (L322a Nunhem),
trē̜ksxē̜ (K358p Beringen, ...
P048p Halen),
tręksxai̯ (K315p Oostham),
tręksxē (K361p Zolder),
tręksxēi̯ǝ (L211p Leunen),
tręksxē̜ (Q011p Boorsem, ...
Q071p Diepenbeek,
L381p Echt,
Q007p Eisden,
L326p Grathem,
Q019b Groot Genhout,
L320c Haler,
L370p Kessenich,
L369p Kinrooi,
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L383p Melick,
L382p Montfort,
L294p Neer,
Q096c Neerharen,
Q197p Noorbeek,
K357p Paal,
L387p Posterholt,
Q096d Smeermaas,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
Q209p Teuven,
Q013p Uikhoven,
Q014p Urmond),
tręksxęi̯ (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L289b Leuken,
L289p Weert),
trękšē (Q077p Hoeselt),
trękšē̜i̯ (L317p Bocholt, ...
Q033p Oirsbeek,
L423p Stokkem),
trękšɛi̯ (L371p Ophoven, ...
L290p Panningen),
trɛkskɛi̯ (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
trɛksxęi̯ (L269p Blerick, ...
L288c Eind,
L316p Kaulille,
L159a Middelaar,
L288p Nederweert,
L266p Sevenum,
L268p Velden,
Q078p Wellen),
trɛksxɛi̯ (L314p Overpelt),
trɛkšii̯ (Q117a Waubach),
trɛkšēi̯ (Q113p Heerlen, ...
Q204a Mechelen),
trɛkšē̜i̯ (L360p Bree),
trɛkšęi̯ (L295p Baarlo, ...
Q018p Geulle,
Q193p Gronsveld,
L322p Haelen,
Q112a Heerlerheide,
L330p Herten,
L377p Maasbracht,
L332p Maasniel,
L265p Meijel,
Q022p Munstergeleen,
L321p Neeritter,
Q198b Oost-Maarland,
L329p Roermond,
L318p Stramproy,
L432p Susteren,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten),
(mv)
trękšęi̯ǝ (L331b Boukoul, ...
Q111p Klimmen,
L331p Swalmen),
trɛkšęi̯ǝ (L429p Guttecoven, ...
L386p Vlodrop),
tweede trekschei:
twēǝdǝ trɛkšęi̯ (L434p Limbricht),
voorschei:
vø̜rsxęi̯ (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
vērsxē (P056p Stokrooie),
voorste schei:
vi̯ǫstǝ sxē (P055p Kermt),
vørstǝ šęi̯ (Q101p Valkenburg),
vøstǝ sxāi̯ (K353p Tessenderlo),
vø̄štǝ šęi̯ (Q020p Sittard),
vērstǝ sxē (Q002a Godschei),
vīǝstǝ š˙ē (Q072p Beverst)
|
De eerste van de verbindingscheien tussen de berries. Aan de uitstekende delen schei werden vaak de trekkettingen of de strengen vastgemaakt met behulp van platte, gebogen ijzers. Zie ook het lemma uitstekende delen van de trekschei en in WLD I.10, het lemma strengen. Zowel het feit dat er opgaven in het meervoud voorkomen als de opmerking van de correspondent uit Q 111 wijzen erop dat ook de tweede schei als trekschei gebruikt wordt: "het vastmaken van de strengen is hier gebruikelijk aan het tweede balkje indien licht geladen, anders aan het eerste balkje". Opmerking bij de kaart: er zijn vier benamingen die op het eerste zicht samenstellingen zijn van de plaatselijke benaming voor "streng" (hacht, kling, klink en trek). De verspreiding van "trekschei" stemt echter hoegenaamd niet overeen met de verspreiding van trek voor "streng", wat doet besluiten dat het hier om een samenstelling met een deverbativum van het werkwoord trekken gaat (vgl. hiervoor kaart 16 van wld I.10). [N 17, 25a; N G, 58b; JG 1a; JG 1b]
I-13
|
33304 |
trekschoffel |
binette:
bǝnęt (P107a Rummen),
hakschoffel:
hak[schoffel] (L360p Bree, ...
L322p Haelen,
L384p Herkenbosch,
L321p Neeritter,
L318b Tungelroy),
hansje:
hanskǝ (P222p Opheers),
krabber:
krębǝr (P048p Halen),
krɛbǝr (Q111p Klimmen, ...
L159a Middelaar,
L271p Venlo),
kratser:
krɛtsǝr (Q022p Munstergeleen),
krebbel:
krębǝl (L368b Waterloos),
kromschoffel:
krǫmsxufǝl (Q156p Borgloon),
krotenhaak:
krotǝhǭk (Q197p Noorbeek),
optrekhaak:
ǫptręku̯ǫk (Q077p Hoeselt),
optrekker:
ǫptrękǝr (P107a Rummen),
schoffel:
šofǝl (Q003a Oud-Waterschei),
schoffelhaak:
šofǝlhǭk (L368b Waterloos),
schoffeltje:
šofǝlkǝ (L416p Opglabbeek),
šø̜fǝlkǝ (Q096p Bunde),
trekhaak:
trękhǭk (L292a Maxet, ...
L322a Nunhem),
trekhak:
trekhak (L427p Obbicht, ...
Q101p Valkenburg),
trękhak (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
trekker:
trękǝr (L360p Bree, ...
P176p Sint-Truiden,
P044p Zelem),
trekkertje:
trękǝrkǝ (K361a Boekt Heikant),
trekkrabber:
trękkrabǝr (Q004p Gelieren Bret),
trekschoffel:
trek[schoffel] (L382p Montfort, ...
L318b Tungelroy,
L386p Vlodrop),
tręk[schoffel] (L295p Baarlo, ...
L324p Baexem,
K358p Beringen,
K318p Berverlo,
L269p Blerick,
L317p Bocholt,
Q211p Bocholtz,
L331b Boukoul,
L247p Broekhuizen,
L426p Buchten,
L288c Eind,
L320a Ell,
L164p Gennep,
L322p Haelen,
L286p Hamont,
Q002p Hasselt,
Q105p Heer,
L165p Heijen,
L291p Helden,
L384p Herkenbosch,
Q077p Hoeselt,
L325p Horn,
P055p Kermt,
L369p Kinrooi,
Q111p Klimmen,
L422p Lanklaar,
L289b Leuken,
L211p Leunen,
L434p Limbricht,
K278p Lommel,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
Q204a Mechelen,
L265p Meijel,
L383p Melick,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
Q096c Neerharen,
L321p Neeritter,
L322a Nunhem,
Q033p Oirsbeek,
L416p Opglabbeek,
L371p Ophoven,
L288a Ospel,
L163p Ottersum,
L420p Rotem,
Q098p Schimmert,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
Q209p Teuven,
Q162p Tongeren,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
L214p Wanssum,
L368b Waterloos,
L289p Weert,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder,
K361p Zolder),
trɛk[schoffel] (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
trekschoffelijzer:
tręksxufǝlē̜zǝr (P048p Halen),
trekschoffeltje:
tręksxufǝlkǝ (K318p Berverlo)
|
Op een hark gelijkend gereedschap, dat, in tegenstelling tot de duwschoffel, getrokken wordt. Er kunnen één of meerdere schoffelijzers aan de steel zitten. Het wordt gebruikt om onkruid te wieden of om de grond los te maken. Het is een kleine uitvoering van de hak voor lichter en fijner werk. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) schoffel zie het lemma Schoffel. [N 18, 49 en 51; monogr.]
I-5
|
32832 |
trektrouw, trekstok aan de handrol |
dissel:
disǝl (Q082p Munsterbilzen),
stek:
stɛk (L417p As, ...
Q072p Beverst,
Q071p Diepenbeek,
Q003p Genk,
Q002a Godschei,
Q081a Heesveld-Eik,
L414p Houthalen,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
Q001p Zonhoven,
Q005p Zutendaal),
touw met knuppel:
tǫu̯ met knøpǝl (L192b Aijen),
trektouw:
tręktǫu̯ (L265b Kronenberg, ...
L209p Merselo,
L115p Mook,
Q194p Rijckholt),
trektouwtje met knuppeltje:
tręktø̜i̯u̯kǝ męt knøpǝlkǝ (L248p Lottum),
welzeel:
wɛlzē̜ ̝l (Q191p Cadier),
zeel:
zęi̯l (L292p Heythuysen)
|
De oude handrol werd voortgetrokken aan een touw, dat op twee plaatsen aan het raam werd vastgemaakt; om gemakkelijker te kunnen trekken knoopte men het touw van voren aan een trekknuppel vast. De latere handrol is voorzien van een met het raam verbonden vaste trekstok of -stang, die van voren een dwarshout, kruk of handgreep heeft. [JG 1a; N 11A, 186b]
I-2
|
31700 |
trekzaag, boomzaag |
blokkenzeeg:
blokǝzē̜x (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
blø̄k˲zē̜x (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
bomenzaag:
būmǝnzāx (K358p Beringen),
boomzaag:
boomzaag (P120p Alken, ...
Q156p Borgloon),
bōǝmzāx (K278p Lommel),
būmzāx (P057p Kuringen),
būǝmzāx (L282p Achel, ...
L286p Hamont,
L316p Kaulille,
K357p Paal),
boomzeeg:
bumzēx (K361a Boekt Heikant),
bø̜jmzē̜x (L360p Bree, ...
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
bōmzejǝx (Q071p Diepenbeek),
bōmzēx (P121p Ulbeek),
bōmzē̜x (Q003p Genk),
bōmzē̜ǝx (Q119p Eygelshoven),
būmzēx (P176p Sint-Truiden),
būǝmziǝx (Q002p Hasselt),
bǫwmzēx (Q095p Maastricht),
bǫwmzē̜x (L366p Gruitrode, ...
L328p Heel,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L368p Neeroeteren,
L423p Stokkem),
de grote tand:
dǝ grōtǝn tant (Q074p Kortessem),
dromzeeg:
drumzēx (P211p Waasmont),
drǫmzēx (P219p Jeuk, ...
P214p Montenaken),
drǫmzē̜ǝx (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
drǫmzīǝx (P197p Heers, ...
P222p Opheers),
hond:
hontj (L384p Herkenbosch, ...
L331p Swalmen),
houtzeeg:
hǫwt˲zē̜x (L358p Reppel),
kortijzer:
kǫrt˱ī.zǝr (L270p Tegelen),
kǫrt˱īzdǝr (L290p Panningen),
kǫrt˱īzǝr (L295p Baarlo, ...
L269p Blerick,
L215p Blitterswijck,
L245a Castenray,
L164p Gennep,
L214a Geysteren,
L165p Heijen,
L291p Helden,
L211p Leunen,
L217p Meerlo,
L209p Merselo,
L163a Milsbeek,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L163p Ottersum,
L290p Panningen,
L212a Smakt,
L246a Swolgen,
L270p Tegelen,
L245b Tienray,
L268p Velden,
L163b Ven-Zelderheide,
L210p Venray,
L244a Veulen,
L214p Wanssum),
kǫrt˱īǝzǝr (L266p Sevenum),
kortzaag:
kortzaag (L413p Helchteren, ...
Q074p Kortessem,
K317p Leopoldsburg,
P056p Stokrooie,
Q113a Welten),
kort˲zāx (L265p Meijel),
kot˲zǭx (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
køt˲zǭx (K353p Tessenderlo),
kø̜t˲zāx (P044p Zelem),
kǫrt˲zax (L282p Achel),
kǫrt˲zāx (K358p Beringen, ...
K318p Berverlo,
L269p Blerick,
L215p Blitterswijck,
L317p Bocholt,
L245a Castenray,
L214a Geysteren,
L286p Hamont,
L352p Hechtel,
L316p Kaulille,
L211p Leunen,
K278p Lommel,
L267p Maasbree,
L217p Meerlo,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
L216p Oirlo,
K357p Paal,
L212a Smakt,
L246a Swolgen,
L270p Tegelen,
L245b Tienray,
L210p Venray,
L244a Veulen,
L214p Wanssum),
kǫrt˲zōx (K318p Berverlo),
kǫt˲zāx (P052p Schulen),
kǫt˲zǭx (P188p Hoepertingen, ...
P176p Sint-Truiden),
kortzeeg:
kjøt˲zē̜x (Q209p Teuven),
kort˲zē̜x (L331b Boukoul, ...
L325p Horn,
L368p Neeroeteren,
L385p Sint Odilienberg,
Q015p Stein,
L331p Swalmen),
kot˲zē̜x (Q211p Bocholtz, ...
Q204a Mechelen,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
kot˲zē̜ǝx (Q039p Hoensbroek),
kørt˲zē̜x (L288a Ospel),
køt˲zē̜x (P048p Halen),
køǝt˲zē̜x (K314p Kwaadmechelen, ...
P046p Linkhout),
kø̜rt˲zē̜x (L322a Nunhem),
kǫrt˲zejǝx (K361p Zolder),
kǫrt˲ziǝx (Q002p Hasselt, ...
Q039p Hoensbroek,
Q001p Zonhoven),
kǫrt˲zēx (K361a Boekt Heikant, ...
Q095p Maastricht,
L371p Ophoven,
Q095a Oud-Caberg),
kǫrt˲zē̜.x (Q020p Sittard),
kǫrt˲zē̜jǝx (L317p Bocholt, ...
Q243p Herstappe),
kǫrt˲zē̜x (L417p As, ...
L324p Baexem,
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L426p Buchten,
Q096p Bunde,
L421p Dilsen,
Q007p Eisden,
L320a Ell,
Q004p Gelieren Bret,
Q003p Genk,
Q018p Geulle,
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
L429p Guttecoven,
L322p Haelen,
L328p Heel,
Q105p Heer,
L330p Herten,
L426z Holtum,
L369p Kinrooi,
Q111p Klimmen,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
L289b Leuken,
Q006p Leut,
L434p Limbricht,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L332p Maasniel,
L292a Maxet,
L424p Meeswijk,
L383p Melick,
Q199p Moelingen,
L319p Molenbeersel,
L382p Montfort,
Q022p Munstergeleen,
L294p Neer,
Q019a Neerbeek,
Q096c Neerharen,
L321p Neeritter,
L368p Neeroeteren,
Q197p Noorbeek,
L427p Obbicht,
Q033p Oirsbeek,
Q198b Oost-Maarland,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
Q003a Oud-Waterschei,
L329p Roermond,
L420p Rotem,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q015p Stein,
L423p Stokkem,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
Q197a Terlinden,
L361p Tongerlo,
L318b Tungelroy,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
L386p Vlodrop,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
Q005p Zutendaal),
kǫrt˲zē̜ǝx (L317p Bocholt),
kǫrt˲zīǝx (Q002b Kiewit, ...
P051p Lummen),
kǫrt˲zɛ̄x (L420p Rotem),
kǫt˲ze(jǝ)x (P195p Gutschoven),
kǫt˲zejǝx (Q071p Diepenbeek, ...
Q165p Hopmaal),
kǫt˲ziǝx (Q002p Hasselt, ...
P117p Nieuwerkerken,
P177p Zepperen),
kǫt˲zēx (Q071p Diepenbeek, ...
Q170p Grote-Spouwen,
P050p Herk-de-Stad,
Q152p Kerniel,
P107a Rummen,
P054p Spalbeek,
P192p Voort,
P172p Wilderen),
kǫt˲zēǝx (Q156p Borgloon, ...
Q071p Diepenbeek,
P055p Kermt,
P057p Kuringen,
P058p Stevoort,
Q078p Wellen,
Q079a Wintershoven),
kǫt˲zē̜x (Q072p Beverst, ...
Q083p Bilzen,
Q156p Borgloon,
Q086p Eigenbilzen,
Q077p Hoeselt,
P193p Mettekoven,
Q177p Millen,
Q090p Mopertingen,
Q168a Rijkhoven,
Q158p Riksingen,
Q162p Tongeren,
Q178p Val-Meer,
Q171p Vlijtingen,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
kǫt˲zęǝx (Q159p Broekom),
kǫt˲zīx (Q074p Kortessem),
kǫt˲zīǝx (P188p Hoepertingen, ...
P119p Sint-Lambrechts-Herk),
kǫt˲zɛ̄x (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
kǫt˲žē̜x (Q176a Ketsingen),
kǭt˲zejx (Q091p Veldwezelt),
lange zeeg:
laŋ zē̜ǝx (Q119p Eygelshoven),
romzaag:
rowmzǭx (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
romzeeg:
romp˲zīǝx (P197p Heers),
rumzēx (P176p Sint-Truiden),
rǭmzēx (P176p Sint-Truiden),
trekzaag:
trekzaag (L288c Eind),
tręk˲zāx (L282p Achel, ...
L270p Tegelen),
tręk˲zǭx (Q093p Rosmeer),
trɛk˲zāx (L247p Broekhuizen, ...
L159a Middelaar,
L214p Wanssum),
trekzeeg:
trek˲zē̜x (Q035a Rumpen),
trø̜k˲zīǝx (P051p Lummen),
trēk˲zē̜x (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
tręk˲zēx (K361a Boekt Heikant),
tręk˲zēǝx (Q078p Wellen),
tręk˲zē̜x (L381p Echt, ...
L322p Haelen,
L330p Herten,
L377p Maasbracht,
L292a Maxet,
L321p Neeritter,
L329p Roermond,
Q209p Teuven,
Q008p Vucht,
L289p Weert),
tręk˲zē̜ǝx (Q119p Eygelshoven),
tręk˲zīǝx (Q002p Hasselt),
tręk˲zɛ̄x (Q117a Waubach),
trɛk˲zɛ̄x (L318b Tungelroy)
|
Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 à 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
30370 |
tremen |
ribben:
røbǝ (L318b Tungelroy),
tremen:
trēmǝ (L330p Herten, ...
L385p Sint Odilienberg),
trē̜mǝ (Q015p Stein, ...
L318b Tungelroy),
treven:
triǝvǝ (Q204a Mechelen),
trē̜vǝ (Q097p Ulestraten
[(vroeger)]
, ...
Q117a Waubach
[(om de hammen ø̄schinkenø̄ (šeŋkǝ) aan op te hangen)]
),
trīǝvǝ (Q083p Bilzen
[(vroeger)]
)
|
De balken van een gewelfd plafond waartussen de pleisterlatten worden gespannen. [N 54, 143c; monogr.]
II-9
|
29129 |
trendel |
drijfrondsel:
drīfronsǝl (Q039p Hoensbroek),
klos:
klos (Q111p Klimmen, ...
L265p Meijel),
naald:
nōt (Q098p Schimmert),
naalde:
nǭlj (Q018p Geulle),
pijp:
piǝp (Q005p Zutendaal),
poelietje:
polīkǝ (P219p Jeuk),
raadje:
rē̜tjǝ (L320a Ell, ...
L292a Maxet),
rē̜tšǝ (Q099p Meerssen),
rǭǝtšǝ (P058p Stevoort),
rɛtjǝ (Q117a Waubach),
schijf:
sxīf (L289b Leuken, ...
L289p Weert),
šīf (L291p Helden),
šīǝf (L290p Panningen),
sluitschuif:
slūtšȳf (L321p Neeritter),
snarepoelie:
snǭrǝpuli (L266p Sevenum),
spoelwieltje:
spulwilkǝ (K353p Tessenderlo),
trendel:
tre.ndjǝl (L288p Nederweert),
treŋǝl (L368p Neeroeteren),
vleugelraadje:
vlø̄gǝlrē̜tjǝ (L429p Guttecoven),
wieltje:
welkǝ (K353p Tessenderlo)
|
De snaarschijf van de spil in de vleugel. De trendel is groter dan de snaarschijf aan de klos en draait dus langzamer. [N 34, B16; N 34, B15; monogr.]
II-7
|
18822 |
treuren |
bedroefd:
bedreuf zin (Q018p Geulle),
bedreufd zin (L331p Swalmen),
bedreufdj zeen (L289p Weert),
bedruf (L386p Vlodrop),
bədreufd (Q108p Wijnandsrade),
bedroefd zijn:
bedreoufd zeen (L294p Neer),
bedrief ziej (Q171p Vlijtingen),
bədreuf zeen (Q035p Brunssum),
bədreuf zien (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
chagrijnig:
chagrijnig (Q034p Merkelbeek),
chagrineren (<fr.):
sjaggernere (Q095p Maastricht),
cousine hebben (<fr.):
afgeleide betekenis van fr. cousiner: Il ne cousinent pas ensemble: zij kunnen samen niet overweg
kozinə hèmə (P047p Loksbergen),
daar is hem get:
doa issem get (Q019p Beek),
de kop laten hangen:
de kòp laote hànge (L417p As),
droef zijn:
drûf zien (Q077p Hoeselt),
droevig:
dreuvig (Q021p Geleen, ...
L382p Montfort),
droevig zijn:
drievig zien (Q086p Eigenbilzen),
geslagen zijn:
gesjlage zin (Q019p Beek),
het leed:
het leid (Q015p Stein),
iets jammer vinden:
iets jommer viende (L216p Oirlo),
kwellen:
kwaele (L330p Herten (bij Roermond), ...
L294p Neer,
L271p Venlo),
kwelen (Q016p Lutterade),
kwèè-le (Q118p Schaesberg),
kwèèlə (Q027p Doenrade),
kwêelə (Q113p Heerlen),
leed:
leed (Q222p Vaals),
leed haan:
lē.t hā.n (Q202p Eys),
leed hebben:
leit höbbə (L329a Kapel-in-t-Zand),
lèed hubbe (Q203p Gulpen),
mieren:
miere (L266p Sevenum),
pratten:
pratten (L353p Eksel),
pràtə (P047p Loksbergen),
simpen:
simpe (L210p Venray),
traurig (du.):
traurieg (Q121p Kerkrade),
treuren:
trere (L360p Bree),
treure (Q102p Amby, ...
Q095a Caberg,
L381p Echt/Gebroek,
L320a Ell,
Q021p Geleen,
Q193p Gronsveld,
Q203p Gulpen,
L330p Herten (bij Roermond),
P219p Jeuk,
Q111p Klimmen,
Q074p Kortessem,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L217p Meerlo,
L383p Melick,
Q196p Mheer,
Q197p Noorbeek,
L322a Nunhem,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q197a Terlinden,
L374p Thorn,
L245b Tienray,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L210p Venray),
treuren (L292p Heythuysen, ...
L321a Ittervoort,
L298a Kesseleik,
K317p Leopoldsburg,
L364p Meeuwen,
L265p Meijel,
L382p Montfort,
L371p Ophoven,
Q015p Stein),
treurə (Q207p Epen, ...
L320b Kelpen,
Q095p Maastricht,
L382p Montfort,
Q117p Nieuwenhagen,
Q033p Oirsbeek,
L329p Roermond,
Q032p Schinnen,
Q116p Simpelveld,
L432p Susteren,
L271p Venlo),
treurən (Q014p Urmond),
trēūre (L432p Susteren),
trēūrə (L328p Heel, ...
Q095p Maastricht),
trēͅrə (L364p Meeuwen),
triere (Q003p Genk, ...
Q171p Vlijtingen),
troere (Q202p Eys, ...
Q111p Klimmen,
Q020p Sittard,
Q112p Voerendaal),
troeëre (Q117a Waubach),
troe’re (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
trōērə (Q027p Doenrade, ...
Q113p Heerlen),
trure (L433p Nieuwstadt),
truure (K318p Beverlo),
trūrə (Q284p Eupen),
trūūëre/treure (Q001p Zonhoven),
tréúrən (K278p Lommel),
trúre (P176p Sint-Truiden),
trürë (Q162p Tongeren),
cf. WNT XVII-2, kol. 2648 s.v. "trenen - trennen, trenten, treunen"druppelsgewijze vocht doorlaten bv. v.e. kraan etc.: ook treenbuis = traanbuis.Mar.: treunen = tranen = verdrietig, treurig zijn?
trûûnə (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
da vee.gelke trejert omda¯t allȉn ès
trejere (Q002p Hasselt),
het zeek hinneke zaat den hiêlen daag te trere
trere (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
treurig:
treurich (L331p Swalmen),
treurig (L428p Born, ...
Q095p Maastricht,
L374p Thorn),
triestig:
tristig (Q095p Maastricht),
triestig zijn:
tristig zeen (L417p As),
verdriet hebben:
verdreet hebbe (L289p Weert),
verdreet hubbe (L271p Venlo),
verdreet höbbe (L322p Haelen),
verdrēēt hŭbbe (Q098p Schimmert),
verdrietig:
verdreetig (Q033p Oirsbeek),
verdretig (Q095p Maastricht),
vərdreetich (Q095p Maastricht, ...
L299p Reuver),
verdrietig zijn:
verdreetig zeen (L382p Montfort),
verdreetig zien (L271p Venlo),
verdretig zien (Q039p Hoensbroek),
verdretig ziën (L246p Horst),
verdrīētig zĭĕn (L164p Gennep),
vərdriēëtlig zīēë (Q117p Nieuwenhagen),
zich chagrineren (<fr.):
ziech sjagkernere (Q095p Maastricht),
zich kwellen:
zich kwèele (Q203p Gulpen),
zich kwèèle (Q201p Wijlre),
zorgen:
zurch (Q120p Heerlerbaan/Kaumer),
zurgch (Q120p Heerlerbaan/Kaumer)
|
treuren || treuren, kwijnen || treuren, rouwen || verdrietig zijn [pratten, kwelen, wringen, treuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19188 |
treuzelaaar |
teutebel:
täötebél (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen)
|
treuzelaartster
III-1-4
|
19362 |
treuzelaar |
chipoteur (fr.):
s(j)epetöör (Q001p Zonhoven),
sjippòttuir (P176p Sint-Truiden),
cf. fr. chipoter
sjïppëteur (Q162p Tongeren),
daag-heute-dag-morgen, een -:
ps. weet niet of invuller dit als 1 antwoord bedoelt?!
nnen"daag hŭŭj-daag meurige (Q196p Mheer),
daarzelaar:
darzelaar (L265p Meijel),
daggelaar:
ps. dit is slechts door 1 persoon meegedeeld!
deggelèèr (Q086p Eigenbilzen),
ps. is slechts door 1 persoon meegedeeld!
deggelèèr (Q086p Eigenbilzen),
dopper:
ne dupper (L418p Niel-bij-As),
drensbeugel:
Zuidste neet lestig wèren op zuu einen dreibi-jgel syn dreiskluut
dreisbi-jgel (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
drenselaar:
traai.ndzjeliër (Q002p Hasselt),
trensjëlêr (L422p Lanklaar),
trinsəläər (L286p Hamont),
drensemaard:
dreijsemerd (Q095a Caberg),
drentelaar:
tringeléér (L417p As),
wot ennen trenteler (Q083p Bilzen),
treuzelaar
träntelär (Q113p Heerlen),
drentelvot:
tren’telvót (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
dreutelaar:
drèùjeler (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
⁄nen druielaer (Q111p Klimmen),
drielander:
drīēle:njer (L329p Roermond),
droevige, een -:
dreuvige (Q021p Geleen),
dromer:
da is ’n drömer (P121p Ulbeek),
droumer (L366p Gruitrode),
droomvot:
drümfot (Q222p Vaals),
druipstaart:
dröpstat (Q071p Diepenbeek),
drupnol:
ook drèpperd
drèpnol (Q003p Genk),
duwdesem:
dujdesem (Q117a Waubach),
⁄nen düjdeisem (Q111p Klimmen),
duwdriek:
duidriek (Q121p Kerkrade),
erwtenteller:
eatseteller (Q202p Eys),
erretentèller (Q095p Maastricht),
erte teller (Q098p Schimmert),
ertentèller (Q018p Geulle),
erteteller (L433p Nieuwstadt),
ertetèller (L374p Thorn),
erwtenteller (L360p Bree),
èrteteller (L217p Meerlo),
⁄nen erteteller (Q095a Caberg),
fiemelkont:
fiemelkónt (L271p Venlo),
fots-pin:
wa ən futspin (P188p Hoepertingen),
frutselaar:
wa nö frytsölēr (K315p Oostham),
klommelaar:
kloammelèèr (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
kloemeleer (Q118p Schaesberg),
kloemelèir (Q034p Merkelbeek),
klu’meler (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
klòòmeler (L387p Posterholt),
wat ene kloemeler (Q178p Val-Meer),
wat ne klommelder (Q278p Welkenraedt),
wat nə klomməlier (Q001p Zonhoven),
wāt ənə klouməlɛ̄r (L319p Molenbeersel),
m.
klu.məl‧eͅər (Q202p Eys),
klommelskerel:
kloe’melskeël (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
klungelaar:
wad ənə kleŋəlɛ̄r (Q012p Rekem),
klungelboks:
klôngelbóks (L318d Altweert, ...
L318d Altweert,
L318e Altweerterheide,
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L288c Eind,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L318a Keent,
L288b Laar,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L288a Ospel,
L289p Weert,
L289p Weert),
krententeller:
krintetéller (L318b Tungelroy),
kréntetèller (Q020p Sittard),
lamme, een -:
lamme (K317p Leopoldsburg),
lamzak:
die jongən is op ze gemak nə lamzak (K315p Oostham),
langzaam vergif:
langsaam vergif (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
langzaamdraaier:
lansëmdrêe(j)ër (Q162p Tongeren),
langzaamganger:
wa’ne langzoamgenger (P176p Sint-Truiden),
langzaammarcheerder:
Note v.d. invuller: erwtenteller is iemand die zeer zuinig is.
langsaam-marsjeerder (Q095p Maastricht),
langzame pierewiet:
dè jongen dès n langzoame pirrewiet (L316p Kaulille),
langzame slak:
langzame sjlèk (Q018p Geulle),
langzame, een -:
laanseme (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
langzaamə (L382p Montfort),
langzame (Q039p Hoensbroek),
lanksame (L330p Herten (bij Roermond)),
lankzamə (Q027p Doenrade),
làngsāāmə (Q117p Nieuwenhagen),
wat ine langzame (L354p Wijchmaal),
⁄ne langseme (Q095p Maastricht),
⁄ne lanseme (Q095p Maastricht),
⁄ne lanzeme (Q095a Caberg),
langzamige kaspar:
lauzoèmige kaspər (Q074p Kortessem),
lanterfanter:
lanterfanter (P219p Jeuk),
luierik:
lyərik (L314p Overpelt),
luiwammes:
luiwammes (L265p Meijel),
luizige, een -:
läözige (L328p Heel),
miskefieter:
miskefieter (L271p Venlo),
moede, een -:
meuge (L386p Vlodrop),
meuge (eine -) (L328p Heel),
Note v.d. invuller: vreutelie‰r = langzame.
eine meuge (L330p Herten (bij Roermond)),
nesselgat:
nèsselgat (K318p Beverlo),
neuker:
tes ene nöker (Q196p Mheer),
neukerd:
waat eine neukert (L371p Ophoven),
neuzelaar:
neuzeleer (Q095a Caberg, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
neuzeleir (Q102p Amby),
nuzzeler (Q117a Waubach),
wat n neuizelèr (Q188p Kanne),
wat ənən neuzeleir (Q088p Lanaken),
cf. WNT IX, kol. 1911 ev. s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"(= zich met beuzelingen ophouden, leuteren, zeuren, talmen). Afl. neutelaar. Gew. "neutelig"(= knorrig, slechtgehumeurd)
neutselaer (Q020p Sittard),
cf.Schuermans s.v. "nozelen"= hetzelfde als "neuzelen"; cf. Schuermans s.v. "neuzelen"= hetz. als neutelen: d.i. langzaam zijn, dralen, talmen
nozelee:r (L329p Roermond),
nikse, een -:
eine niekse (L330p Herten (bij Roermond)),
nistelaar:
ps. dit is slechts door 1 persoon meegedeeld!
nistelèèr (Q086p Eigenbilzen),
ps. is slechts door 1 persoon meegedeeld!
nistelèèr (Q086p Eigenbilzen),
nistelen:
nistelen (Q015p Stein),
nuiler:
näöler (L381p Echt/Gebroek),
plaarzak:
plaarzak (L210p Venray),
pongelerd:
pongelerd (L289p Weert),
prullenman:
wa͂t enə prølləmḁn (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
prutselaar:
wa ənə pretsəlɛ̄r (L355p Peer),
prutserd:
prutsert (L265p Meijel),
pruttelaar:
prøtəlīr (P048p Halen),
saaielaar:
saajəleer (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
cf. VD (du.) s.v. "säumen"01. dralen, talmen, treuzelen; s.v. "Säumer"draler, talmer, treuzelaar
saanjelaer (Q020p Sittard),
saladeneus:
slaojneus (Q095p Maastricht),
scheutselaar:
wat ene sjeutseler (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
semmelaar:
semmeleer (Q095p Maastricht),
semmeler (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
sɛməlɛ̄r (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
tes enə seməler (P189p Rijkel),
cf. Schuermans p. 566 s.v. "sammelen, semmelen
semmeleer (Q095p Maastricht),
semmelkloot:
Dèn sémmelkloot wérkt mien óp de zeenuwe
sémmelkloot (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
slak:
werreke wie un schlèk (Q095p Maastricht),
slakkendrijver:
slèkəndréjəvər (P047p Loksbergen),
sleephout:
sjlēēphōōt (Q113p Heerlen),
slof:
m.
šloͅ.f (Q202p Eys),
slome braadworst:
sloome braodwors (L271p Venlo),
slome duikelaar:
⁄nə slomə deukəléér (Q014p Urmond),
slome, een -:
ene sloëme (L216p Oirlo),
enne slome (L245b Tienray),
schlôôme (Q098p Schimmert),
sjlome (Q201p Wijlre),
sjloome (L332p Maasniel, ...
L329p Roermond),
sjloomə (Q109p Hulsberg),
sjlōōmə (L328p Heel),
slome (L353p Eksel),
sloome (L246p Horst, ...
Q095p Maastricht),
sloomə (L164p Gennep),
slōōmə (Q095p Maastricht),
sok:
zok (L267p Maasbree),
zök (Q117p Nieuwenhagen),
⁄n zòk (Q095p Maastricht),
sokkenzomer:
sökkezeumer (Q118p Schaesberg),
zök’kezeumer (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
spitsboef:
špetsbōf (Q255p Kelmis),
sukkel:
sukkel (L216p Oirlo),
sukkelaar:
sikgeléér (L417p As, ...
L417p As),
sikkəlèèr (Q171p Vlijtingen),
sukkelèer (Q203p Gulpen),
waat eine sukkeleir (L317p Bocholt),
wat eine suggelair (L420p Rotem),
tammelaar:
tammeleer (P219p Jeuk),
tammelieër (Q001p Zonhoven),
tammeliër (Q002p Hasselt),
tamməleer (P057p Kuringen),
temmeleer (P219p Jeuk),
wat n tammelèr (L316p Kaulille),
scheldw. man
tèmmeleer (P176p Sint-Truiden),
taperaar:
taperèr (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
tasgat:
tasgat (K318p Beverlo),
tettelaar:
tetteleer (Q074p Kortessem),
tettelèr (Q077p Hoeselt),
was ne tettĕler (Q072p Beverst),
tettelpie:
wa nen tettelpie (Q078p Wellen),
teutelhannes:
teutelhannes (L271p Venlo),
teuzel:
vgl Gemmenich b 254, s.v. tösel, treuzelaar, iemand die langzaam werkt
en töšel (Q253p Montzen),
toddelaar:
tuddeleir (Q102p Amby),
toefelaar:
toefeleire (Q032p Schinnen),
tokker:
tŏĕkər (P047p Loksbergen),
trage apostel:
een trage apostel (L364p Meeuwen),
trage beer:
⁄n traoge baer (L267p Maasbree),
trage zaadschieter:
trage zaodsjeeter (Q019p Beek),
trage, een -:
eine traoge (L329p Roermond),
einen traoge (L271p Venlo),
ene traoge (L432p Susteren),
ene troage (L210p Venray),
enne trâôge (L245b Tienray),
traog (Q095p Maastricht),
traoge (L330p Herten (bij Roermond), ...
L387p Posterholt,
L331p Swalmen,
L374p Thorn),
traogə (Q207p Epen, ...
Q032p Schinnen),
troage (Q120p Heerlerbaan/Kaumer, ...
Q015p Stein,
Q208p Vijlen),
trōͅgə (L364p Meeuwen),
unne traogə (L265p Meijel),
⁄nən traogə (Q014p Urmond),
m.
tr‧oͅagə (Q202p Eys),
trampelaar:
trampelère (Q032p Schinnen),
treutelaar:
treuteleer (P219p Jeuk),
wa nə trøtəlēr (P176p Sint-Truiden),
treuzel:
treuzel (L364p Meeuwen, ...
L216p Oirlo,
Q020p Sittard,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
triêzel (L360p Bree),
tréúzəl (L286p Hamont),
woa enə trøsøl (Q167p Koninksem),
is mich det vruiwke toch en triêzel, ze kimt mè neet viêrût möt hèèr werk Af. triêzelechtig reg.ww.triêzele
triêzel (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
treuzelaar:
enge truezelèer (Q203p Gulpen),
ne treuzeleir (L282p Achel),
tree.zeliër (Q002p Hasselt),
treu.zeliër (Q001p Zonhoven),
treuselaer (L299p Reuver),
treuzelaar (L164p Gennep, ...
L292p Heythuysen,
L364p Meeuwen,
L265p Meijel,
L210p Venray),
treuzelaer (Q019p Beek, ...
Q202p Eys,
L322p Haelen,
Q039p Hoensbroek,
L246p Horst,
L382p Montfort,
L329p Roermond,
Q020p Sittard,
L374p Thorn,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
Q112p Voerendaal),
treuzelear (Q016p Lutterade),
treuzeleer (Q027p Doenrade, ...
Q113p Heerlen,
P219p Jeuk,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L383p Melick,
L329p Roermond,
Q118p Schaesberg,
L331p Swalmen),
treuzeleeër (Q112p Voerendaal),
treuzeleir (Q102p Amby, ...
L321a Ittervoort,
L371p Ophoven,
L432p Susteren),
treuzeleire (Q032p Schinnen),
treuzeler (Q203p Gulpen, ...
L265p Meijel,
L245b Tienray,
Q117a Waubach),
treuzeleur (Q201p Wijlre),
treuzelēēr (L433p Nieuwstadt),
treuzelieēr (L330p Herten (bij Roermond)),
treuzelièr (L381p Echt/Gebroek, ...
L374p Thorn),
treuzeller (L298a Kesseleik),
treuzelèr (L353p Eksel, ...
Q196p Mheer,
Q101p Valkenburg),
treuzelèèr (L428p Born, ...
Q018p Geulle,
Q018p Geulle,
Q034p Merkelbeek),
treuzeléér (L267p Maasbree, ...
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek),
treuzĕleer (Q120p Heerlerbaan/Kaumer),
treuzəleer (Q113p Heerlen, ...
L329a Kapel-in-t-Zand,
L329a Kapel-in-t-Zand,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L382p Montfort,
L329p Roermond),
treuzəlēēr (Q117p Nieuwenhagen),
treuzəléér (Q207p Epen, ...
Q109p Hulsberg,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
Q032p Schinnen,
Q014p Urmond,
L271p Venlo),
treuzəlîejr (L432p Susteren),
treuzəlîer (L320b Kelpen),
trezeleer (L417p As),
trĕŭzelèèr (Q098p Schimmert),
trizəlēͅr (L364p Meeuwen),
trīēzeléér (L417p As, ...
L417p As),
truezelèer (Q203p Gulpen),
truizəlijər (P047p Loksbergen),
truzeler (L317p Bocholt),
truëzəleër (Q108p Wijnandsrade),
truüzeler (Q193p Gronsveld),
trèùzelèèr (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
trøͅzəlɛ̄r (L286p Hamont),
wa nen dreuzelaer (K358p Beringen),
wa n’n treuzelaər (L314p Overpelt),
wad nən trøzəlēr (K353p Tessenderlo),
wadənəntrøzəlēr (Q095p Maastricht),
wat einen trieezelèr (L368p Neeroeteren),
wānen drøssəlier (P186p Gelinden),
wāt nən trēzəlɛ̄r (L416p Opglabbeek),
wonəndrēzelar (Q089p Martenslinde),
’t is mich nen treuzeleir (L312p Neerpelt),
(ê).
treuzelaer (L294p Neer),
treuzelaar
trüzelär (Q113p Heerlen),
treuzelboks:
treuzelbôks (L320a Ell, ...
L271p Venlo),
treuzelhannes:
treuzelhannes (L217p Meerlo),
treuzelkont:
treuzelko‧nt (L289p Weert),
treuzelkous:
treuzelkous (Q032p Schinnen),
treuzeltje:
triêzelke (L360p Bree),
trijzel:
trééjzəl (K278p Lommel),
troggelaar:
troekelieër (L322a Nunhem),
troggeleir (L321a Ittervoort),
trokkelaar (L320c Haler),
truggeler (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
trugkəléér (L300p Beesel),
trógkelier (L328p Heel),
wat eene truggeleère (L352p Hechtel),
wat ne truggeler (K360p Heusden),
wat nen truggelair (L353p Eksel),
troggelaard:
tróggələrt (L265p Meijel),
troggelboks:
cf. WNT XVII-2, kol. 3077, s.v. "troggelen (I)- truggelen"5. aarzelen; talmen, langzaam werken ....
trug’kelbôks (L270p Tegelen),
troggelvot:
trógkelvot (L328p Heel),
twijfelaar:
twiefeler (L216p Oirlo),
twiefelèèr (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
voorzichtige, een -:
ènne verzeechtige (L266p Sevenum),
⁄ne verzichtige (L266p Sevenum),
⁄ne veurziechtige (Q095p Maastricht),
vuilaard:
veulerd (L266p Sevenum),
⁄ne veulert (L266p Sevenum),
zanikerd:
éne zanikert (Q021p Geleen),
zauwelaar:
zawweleir (Q102p Amby),
zawwəleer (Q095p Maastricht),
zouwəleer (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
zebedeus:
da is ’ne suppedejis (P121p Ulbeek),
subbe deius (L382p Montfort),
tsiebbedeijes (Q121p Kerkrade),
zeiker:
zeiker (L271p Venlo),
zeikerd:
zaekerd (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
zekere, een -:
unne zieekere (L289p Weert),
⁄ne zekere (L292p Heythuysen),
zemel:
zemel (Q020p Sittard),
zieëmel (Q113p Heerlen),
Die zémmel wérkt mien óp de zeenuuwe
zémmel (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
zemelaar:
zemeleer (K317p Leopoldsburg),
zeməlēr (P210a Walsbets),
cf. Schuermans p. 566 s.v. "sammelen, semmelen
zemmeleer (Q095p Maastricht),
zeveraar:
ene zeiveraer (Q021p Geleen),
zeiveraer (Q021p Geleen),
zevureĕr (Q035p Brunssum),
ənə zɛjvərer (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
zeverklaas:
zeiverklaos (Q095a Caberg),
zeverklep:
zeiverklep (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
zuielaar:
zeùeleer (Q120p Heerlerbaan/Kaumer),
zuieller (L298a Kesseleik),
zuijeléér (Q033p Oirsbeek),
zènjelaer (Q021p Geleen),
zuier:
tseujer (Q222p Vaals)
|
aarzelaar || bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || De treuzelaar die alleen op zijn eigen voordeel was bedacht. Spottende benaming. [monogr.] || Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] || een slome || iemand die langzaam werkt, niet vooruit kan met zijn werk [treuzel, treuzelkous, treuzelaar] [N 85 (1981)] || iemand die langzaam, onhandig en niet erg slim is || iemand die niet opschiet met zijn werk || iemand die treuzelt, zeurkous || iemand die zeer langzaam is in zijn verrichtingen [erwtenteller] [N 85 (1981)] || moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] || sammelaar, treuzel || semmelaar, treuzelaar, talmer || slome, traag en lui persoon || talmer || talmer, treuzelaar || treuzel || treuzel, talmster || treuzelaar || treuzelaar, zeveraar, kletsmajoor || treuzelaarster || treuzelaart || treuzelen [SGV (1914)] || treuzelkous || treuzelkous, zeurkous || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] || Wat een treuzelaar! [ZND 08 (1925)] || wat zegt ge van iem. die zeer langzaam werkt ? Hij zit daar te ... (sammelen, teuten, nisselen, enz.) [ZND 42 (1943)]
II-4, III-1-4
|
18934 |
treuzelen |
banzelen:
hiēͅ git te boaizələ (Q080p Vliermaal),
breuzelen:
breu’zele (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
chipoteren (<fr.):
die joang kan chipotieren (P214p Montenaken),
dè jong kan tjipotièra (Q162p Tongeren),
dɛ̄ joŋə schepotirt (Q241p Rutten),
er zit te sjipotjère (Q178p Val-Meer),
hij zit two te chipotjere (Q077p Hoeselt),
kan sjépotjèren (Q170p Grote-Spouwen),
schippeteeren (Q084p Waltwilder),
schipsteren (Q002p Hasselt),
sjipeteere (K318p Beverlo),
sjippeteër’n (Q071p Diepenbeek),
Fr. chipoter
sjippetère (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
dagen maken:
dāāg make (L300p Beesel),
drenselen:
de jong kan trinselen (L352p Hechtel),
dei jong kan trinselen (L316p Kaulille),
die jong kan trinselen (L352p Hechtel),
die jongen kan treinzelen (L286p Hamont),
die jongen kan trienselen (L286p Hamont),
din joŋən kan trinsələn (L286p Hamont),
dè jong kan trienselen (L355p Peer),
dê jong kan trunsele (L413p Helchteren),
heͅ zit do tə trinsələ (L314p Overpelt),
heͅizitdotətrimsələ (L314p Overpelt),
hij zit dōa tə trinsələn (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
hè zit de te triensele (L355p Peer),
te trinselen (L282p Achel),
zet dao ne tə trinsələn (L286p Hamont),
drenseleren:
treͅnsəlērə (Q010p Opgrimbie),
drensen:
dié jonge kan dreizen (Q171p Vlijtingen),
drentelaar:
treuzelaar
träntelär (Q113p Heerlen),
drentelen:
deə jong kan trentele (Q162p Tongeren),
dijə jounŋə kan dreuntələ (P195p Gutshoven),
diə joŋ kan trɛntələ (P197p Heers),
dè jong kan trentelen (Q086p Eigenbilzen),
dè joung kan trinjele (L415p Opoeteren),
dè jông kan trentelen (Q003p Genk),
dè jûng kan tringelen (L368p Neeroeteren),
heͅ zit dōə te trentələn (Q083p Bilzen),
kan trentelen (Q170p Grote-Spouwen),
trentele (Q162p Tongeren),
trentelen (Q083p Bilzen),
tringele (L362p Opitter),
tringelen (Q165p Horpmaal),
trɛ.ntələ (Q156p Borgloon),
drenteleren:
dɛ joŋ ka.n triŋəle:rə (L423p Stokkem),
treŋəlīrə (Q010p Opgrimbie),
tringeleere (L423p Stokkem),
trɛenəterə (Q010p Opgrimbie),
mar. frequentatief; cf. WBD "trengelen
trĕngeléren (Q013p Uikhoven),
dressen:
her zit do te dreese (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
dreutelen:
deye kan treutele (P219p Jeuk),
hīə zet ūe tə trøtəle (P048p Halen),
treutele (P178p Brustem, ...
P219p Jeuk),
dritselen:
dritsel’n (Q071p Diepenbeek),
droezelen:
droezelen (L368p Neeroeteren),
dromelen:
deumele (Q078p Wellen),
druimele (Q022p Munstergeleen),
dè joung kan dreumelen (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
dê jong kan dreumele (Q199p Moelingen),
he zit dao te dreumelen (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
dromen:
dei jōng kan druimen (Q008p Vucht),
dēe jong stɛt of zit te drōͅmen (Q071p Diepenbeek),
dreïme (Q005p Zutendaal),
dè menneke kan droemen (L286p Hamont),
heͅjə zöt towwə tə drømə (Q158p Riksingen),
hè zit doa te droumen (L366p Gruitrode),
drutselen:
drutsele (Q078p Wellen),
duppen:
te duppen (L418p Niel-bij-As),
enselen:
Zie Hamont-Achel Wb. p. 33! cf. WNT III-3, kol. 4141 s.v. "entelen"(knorren, brommen, kijven) en kol. 4147 s.v. "enteren"(zagen beide van onbekende oorsprong
ensel’n (Q071p Diepenbeek),
ezelen:
die jongen kan èzelen (L368p Neeroeteren),
hè steit dao maar te ezelen in plaats van veroet te maken (L368p Neeroeteren),
fiemelen:
Fiemel nie zö, schiet óp
fiemele (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
foddelen:
foddele(n) (Q030p Schinveld),
fritselen:
fritselen (Q002p Hasselt, ...
L415p Opoeteren),
frotselen:
frotselen (L360p Bree),
fruntelen:
frøntələ (L312p Neerpelt),
frutselen:
dè stèt dao te frutsele (L317p Bocholt),
freutselen (K278p Lommel),
fritselen (L368p Neeroeteren),
frutselen (K278p Lommel, ...
Q084p Waltwilder),
hēͅi zetdo tə frøtsələ (L286p Hamont),
hij zit do te frutselen (L316p Kaulille),
hij zit doo te frutselen (L286p Hamont),
hɛ̄ zit dao tö frytsölən (K315p Oostham),
frutsen:
frutsən (L421p Dilsen),
futselen:
dē jūŋ kan futsələ (P050p Herk-de-Stad),
grozelen:
grèùzele (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
hampelen:
Waat stuitste dao te hàmpele
hàmpele (L381p Echt/Gebroek),
haperen:
hapere (L417p As),
hengelen:
hingele (L327p Beegden),
hippetippen:
hippetippe (L362p Opitter),
hoddelen:
cf. Schuermans p. 189 s.v. "hoddelen"= sukkelen, in ongeregeld zijn
òddələ (L424p Meeswijk),
hoetelen:
huitele (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
mindere gebruikt vero. vorm huitele
hûtele (L366p Gruitrode),
houwen:
dei jong steît dò te hauwen (L317p Bocholt),
hé zit dao te hauwen (L368p Neeroeteren),
keveren:
dè jong kan kieveren (Q003p Genk),
klenderen:
klĕndere (Q105p Heer),
cf. RhWb (IV), kol. 609, s.v. "klandern III, kländern"2b. "müssig umhergehen, -stehen, schlendern
kléntərn (Q001p Zonhoven),
klommelen:
dee jong kan klommele (P057p Kuringen),
dē jong kan klommele (Q243p Herstappe),
heé es aate an het klommele (Q278p Welkenraedt),
hĕ zĭt tao tə kloumələ (L319p Molenbeersel),
hiè zet doə tə klomməln (Q001p Zonhoven),
hɛ sit do wēr tə klomələ (L367p Neerglabbeek),
kloammele (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
kloemele (Q202p Eys),
kloemmele (Q121p Kerkrade, ...
Q117a Waubach),
kloe’mele (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
klommele (Q196p Mheer),
klŏĕmələ (Q113p Heerlen),
klŏŏmələ (Q253p Montzen),
kloͅmələ (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
klu.mələ (Q202p Eys),
klòòmele (L387p Posterholt),
klômmele (L330p Herten (bij Roermond)),
klooien:
kloie (L216p Oirlo),
klojje (L191p Afferden),
klotelen:
kloetele (Q203p Gulpen),
kloten:
kloeete (L289p Weert),
kloeten (L288a Ospel),
kloewətə (P047p Loksbergen),
klōēte (L417p As),
(= plat gezegd).
kloete (Q095a Caberg),
plat
kloette (Q088p Lanaken),
kloteren:
kloetĕre (Q077p Hoeselt),
klungelen:
klungele (L209p Merselo, ...
L382p Montfort),
klungələ (Q095p Maastricht),
kluun-ge-le (L215p Blitterswijck),
klùngele (L266p Sevenum),
knungele (L266p Sevenum),
ə zet tao tə kleŋələ (Q012p Rekem),
es vèè op sjoal straf gekriêge hauwe, klòngelde vèè ônderwêge viêr mè zuu laat miêgelik heivers te kòmme
klòngele (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
knoddelen:
knoddelen (Q015p Stein),
knôddele (L330p Herten (bij Roermond)),
knoeien:
knoeien (L368p Neeroeteren),
knommelen:
diə jong kan knomələ (P120p Alken),
knopen:
kny(3)̄pə (P176p Sint-Truiden),
knutselen:
knutselen (L292p Heythuysen, ...
L414p Houthalen),
langzaam zijn:
la-engzam zen (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
lanterfanten:
dä joŋ kan lantərfantə (L423p Stokkem),
lonken:
lonke (Q005p Zutendaal),
luieren:
hij zit dor te luieren (L316p Kaulille),
luiere (Q116p Simpelveld),
luieriken:
he zit te leuerikken (P188p Hoepertingen),
hēͅzitdotəlēͅiərikə (Q090p Mopertingen),
hij zit daor te lejerekke (Q003p Genk),
luierikken:
hè zit dao te luierikken (L368p Neeroeteren),
lummelen:
hè zit dao wat te lommelen (L368p Neeroeteren),
lummele (L318b Tungelroy),
martelen:
mertele (L294p Neer),
mastelen:
hé zit dao te mastele (Q007p Eisden),
miemelen:
te memelen (Q071p Diepenbeek),
mikken:
mikke (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
nesselen:
nèssele (K318p Beverlo),
neuken:
dei joeng kan neuke (L422p Lanklaar),
dè jong kan nieəke (L415p Opoeteren),
dè joŋ kḁn nøkən (Q006p Leut),
dɛ jong kan nikə (Q005p Zutendaal),
ei zit dū te n^əkə (L422p Lanklaar),
hee zeet dao te nöke (Q196p Mheer),
hij zit daar te nieken (L364p Meeuwen),
hê zitj dao te neuken (L371p Ophoven),
ps. omgespeld volgens Frings.
nø͂ͅke (L387p Posterholt),
nø͂ͅken (L385p Sint-Odiliënberg),
neulen:
näöl neet zwaolang. Spooj dich get en sjei oet mit det genäöl
näöle (L381p Echt/Gebroek),
neutelen:
nèùtelə (Q027p Doenrade),
cf. WNT IX, kol. 1911 ev. s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"(= zich met beuzelingen ophouden, leuteren, zeuren, talmen). Afl. neutelaar. Gew. "neutelig"(= knorrig, slechtgehumeurd)
neutsele (Q020p Sittard),
neuzelen:
dee jong kin neuzele (Q095p Maastricht),
dè jòng kin neuzelen (Q088p Lanaken),
dɛ̄ jong kan nø̄zələ (Q088p Lanaken),
er zit dao te neuzele (Q102p Amby),
hèr zit dao te neuəzele (Q188p Kanne),
neusjele (Q102p Amby),
neuzele (Q096a Borgharen, ...
Q104a Limmel,
Q095p Maastricht,
Q099p Meerssen,
Q098p Schimmert,
Q116p Simpelveld,
Q101p Valkenburg),
neuzelen (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
nuzzele (Q101p Valkenburg, ...
Q117a Waubach),
èr zit tao te neuzele (Q088p Lanaken),
ər zit tao te neuzele (Q088p Lanaken),
niet avanceren:
neet àvəséére (L417p As),
nie avanseeren (P219p Jeuk),
niet floepen:
neet floepe (L271p Venlo),
niet opschieten:
neet opsjeete (Q095p Maastricht, ...
L386p Vlodrop),
neet opsjete (L299p Reuver),
neet òpsjēte (L417p As),
niet vlotten:
neet vlottə (Q032p Schinnen),
niet vooraan komen:
nit vur a koame (Q222p Vaals),
niksen:
nikse (L246p Horst),
nozelen:
nozele (Q098p Schimmert),
cf.Schuermans s.v. "nozelen"= hetzelfde als "neuzelen"; cf. Schuermans s.v. "neuzelen"= hetz. als neutelen: d.i. langzaam zijn, dralen, talmen
nozele (L329p Roermond),
plaren:
cf. WNT XII-1 kol. 2160-2162 s.v. "pladeren - plaaieren - plaren"in oorspr. bet. "beuzelen
plaare (L210p Venray),
pongelen:
pongele (L289p Weert),
prakkezeren:
hŭ zit dā te prakkezeeren (L414p Houthalen),
pritselen:
pritsele (L366p Gruitrode),
pritsen:
pritsen (L415p Opoeteren),
prullen:
hé zit dao te prulle (Q007p Eisden),
hɛ̄i zet doͅ tə prøllən (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
pruellen (P048p Halen),
prutselen:
dè joeng kan prutsele (Q072p Beverst),
he zit do te prutselen (Q003p Genk),
prutsele (Q002p Hasselt),
prutselen (L414p Houthalen),
prutsen:
din joŋən kan prøtsən (L286p Hamont),
prutse (L322a Nunhem, ...
L216p Oirlo,
L318b Tungelroy),
prutsen (L414p Houthalen, ...
L265p Meijel),
pruttelen:
dee jonge kan preutele (P219p Jeuk),
diə kan prətələ (P177p Zepperen),
razelen:
hij zit dao te razelen (L353p Eksel),
rommelen:
hij zit door te rommelen (L314p Overpelt),
sabbelen:
hēͅə zet daoə tə sabələn (L355p Peer),
hij zit dao te sabbelen (L353p Eksel),
sajelen:
zaanjele (Q027p Doenrade),
ə zet tao tə sājələ (Q012p Rekem),
ə zət tao wēr tə sājələ (Q012p Rekem),
sammelen:
er zit te sammele (Q178p Val-Meer),
hejə zit duə tə samələ (P120p Alken),
hekə zit duə tə samələ (P121p Ulbeek),
hij zet do te sammelen (L286p Hamont),
hiè zi[i}t duə tə samməln (Q001p Zonhoven),
hê zit dooë te sammele (Q083p Bilzen),
sammele (Q002p Hasselt),
cf. Schuermans p. 566 s.v. "sammelen, semmelen
sammelen (Q095p Maastricht),
savelen:
hēͅə zet daoa tə savələn (L355p Peer),
semmelen:
diè zit doa te semmelen (K360p Heusden),
e zit doa te semmele (P176p Sint-Truiden),
e zit dooë te semmele (P183p Mielen-boven-Aalst),
he zit do te semmele (P176p Sint-Truiden),
hej zet dɛ tə sɛmələn (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
hēͅ[a} zit du[a} t⁄seͅmməla (Q167p Koninksem),
heͅj zet toͅ tə seͅmələn (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
hie sit te semmelen (P177p Zepperen),
hij zit dao te semmelen (K315p Oostham, ...
K353p Tessenderlo),
hij zit tōə zeͅmələ (Q160p Bommershoven),
hīə zit dōͅ te sämmələ (P047p Loksbergen),
hè zit dao te semmelen (L354p Wijchmaal),
hê zĭtao tə säm[ln} (K353p Tessenderlo),
semmele (Q003p Genk, ...
Q095p Maastricht,
P176p Sint-Truiden),
semmelen (P176p Sint-Truiden, ...
Q084p Waltwilder),
seͅmələ (Q079p Guigoven, ...
P176p Sint-Truiden),
ə zit du‧we tə seͅmələ (P188p Hoepertingen),
sikkelen:
hé zit dao te sikkelen (L368p Neeroeteren),
sikkelen (L368p Neeroeteren),
slabakken:
te slabakken (L316p Kaulille),
slenteren:
dee jongen kan slenteren (P176a Melveren),
hij kan slenteren (K315p Oostham),
slentere (Q002p Hasselt),
slinsen:
dè jong kan slinsən (Q086p Eigenbilzen),
sneuken:
sneuken (P048p Halen),
snoefelen:
snoefelen (P048p Halen),
sokken:
zokke (Q095p Maastricht),
zòkkə (Q095p Maastricht),
stotteren:
stotteren (L418p Niel-bij-As),
striemen:
hij zit deu te striemen (L355p Peer),
suizen:
ha zet dø̄ te sø̄zen (L355p Peer),
sukkelen:
deè jong sikkelt (L366p Gruitrode),
eͅ zāt rao tə søgələ (L319p Molenbeersel),
hei zits dou te sukkelen (L317p Bocholt),
hj zeet do te zökele (Q253p Montzen),
segələ (L364p Meeuwen),
siggelen (L415p Opoeteren),
sigkele (L360p Bree),
sikgele (L417p As),
sikkələ (Q171p Vlijtingen),
suggele (P219p Jeuk, ...
L374p Thorn),
suggelen (L353p Eksel),
sugkele (L381p Echt/Gebroek),
sukkele (Q019p Beek, ...
L320a Ell,
Q021p Geleen,
Q018p Geulle,
Q193p Gronsveld,
Q203p Gulpen,
L330p Herten (bij Roermond),
L321a Ittervoort,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L217p Meerlo,
L265p Meijel,
L383p Melick,
L209p Merselo,
Q196p Mheer,
L294p Neer,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
Q020p Sittard,
Q015p Stein,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L374p Thorn,
L245b Tienray,
L318b Tungelroy,
Q101p Valkenburg,
L271p Venlo,
Q208p Vijlen,
L289p Weert),
sukkelen (L428p Born, ...
L292p Heythuysen,
Q039p Hoensbroek,
L298a Kesseleik,
K317p Leopoldsburg,
L371p Ophoven,
Q032p Schinnen),
sukkelə (Q033p Oirsbeek),
sukkulu (Q035p Brunssum),
sukkələ (Q207p Epen, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L382p Montfort,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L432p Susteren,
L271p Venlo),
sukkələn (Q014p Urmond),
sŭkkele (L213p Well),
sŭkkələ (Q117p Nieuwenhagen),
sŭŭGGələ (Q113p Heerlen),
əzə[i}ttaotə søkələ (L420p Rotem),
(bijv. met lopen).
sukkele (L216p Oirlo),
k = stemhebbend
iè zit dao te sukuelen (L420p Rotem),
taffelen:
héë zit toa taffëlë (L422p Lanklaar),
taffelen (L422p Lanklaar, ...
K278p Lommel),
tafə`lə (L423p Stokkem),
tammelen:
dee joeng kan tammelen (P172p Wilderen),
e zit doa te tammele (P176p Sint-Truiden, ...
P176p Sint-Truiden),
he zit doë te tammele (P174p Velm),
heej ziet daui te tammelen (Q071p Diepenbeek),
hei zit dao te tammelen (Q071p Diepenbeek),
hiej zit do te tammele (P121p Ulbeek),
hè zit dao te tammele (L316p Kaulille),
hè zit dao te tammelen (L354p Wijchmaal),
hé zit do te tammelen (P056p Stokrooie),
hɛ zit dao tɛ tammele (P057p Kuringen),
ijə zit du.ə te tammelen (P188p Hoepertingen),
tammele (Q078p Wellen),
tammelen (P188p Hoepertingen),
tammel’n (Q071p Diepenbeek),
tammələ (P176p Sint-Truiden),
tamələ (P186p Gelinden),
te tammələ (P057p Kuringen),
temmelen (P181p Muizen),
temələn (P210a Walsbets),
témmələ (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
praktisch onleesbaar
tammələ (Q179a Zussen),
tettelen:
dee jong kan tettele (P057p Kuringen, ...
P058p Stevoort),
deie jong kan tettelen (K358p Beringen),
deje jongen kan tettelen (Q071p Diepenbeek),
die jong kan tettele (Q074p Kortessem),
die jong kan tettelen (Q165p Horpmaal, ...
P052p Schulen),
die jonge kan tertelen (K360p Heusden),
die jongen kan tettelen (P056p Stokrooie),
die joung kan tettele (Q078p Wellen),
diēə joŋ kan tätələn (Q071p Diepenbeek),
dië jonge kan tettelen (K357p Paal),
diə kan tɛtələ (P177p Zepperen),
dè jong kan tettelen (Q159p Broekom, ...
Q168a Rijkhoven),
dèj jong ha teddelen (K361p Zolder),
he zit do te tettele (P176p Sint-Truiden),
hē zit dōə tə teͅtələ (P048p Halen),
hè ziet dao te tettele (Q078p Wellen),
hè zit doo te tettĕlĕ (Q072p Beverst),
te tettelen (Q071p Diepenbeek),
tettele (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q074p Kortessem,
Q078p Wellen,
Q001p Zonhoven),
tettelen (Q072p Beverst, ...
Q002p Hasselt,
Q079a Wintershoven,
Q001p Zonhoven),
tettel’n (Q071p Diepenbeek),
tēͅtlən (Q071p Diepenbeek),
tɛtələ (Q156p Borgloon),
Ziet toa ni te tettele, douë.t deu.r: Zit daar niet te talmen, doe voort
tettele (Q002p Hasselt),
teutelen:
teutele (L433p Nieuwstadt, ...
Q020p Sittard),
tizzeken:
Spoejt ów èège ¯s eene keer, ge ziet nów al ¯n half uu.r ân ¯t tizzeke
tizzeke (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
toddelen:
tuddele (Q102p Amby),
toefelen:
toefele (Q032p Schinnen),
toeken:
tŏĕkə (P047p Loksbergen),
traag:
traog (Q034p Merkelbeek),
traineren:
dī joŋ kan trenīrə (Q156p Borgloon),
trèneere (K318p Beverlo),
trakken:
cf. WNT XVII-1, kol. 1843 s.v. "trakken (I) (andere vorm van "trekken) "talmen, dralen, blijven hangen of zeuren
tràʔən (K278p Lommel),
veel gebruikt
trakka (Q162p Tongeren),
tremelen:
hij kan tremelen (Q002p Hasselt),
treugelen:
dië joŋ kan trøgəln drūwəzəln (Q001p Zonhoven),
diɛ͂ə jo͂ͅŋ kan trøgələ (L414p Houthalen),
treutelen:
treutele (Q083p Bilzen),
ə zittoətə trøtələ (P176p Sint-Truiden),
treuzelen:
dai joeng kan treuzelen (L372p Maaseik),
dai jung kan treuzelen (L372p Maaseik),
de jong ka tröesele (Q259p Lontzen),
de treuzelen (L352p Hechtel),
dei jong kan treuzelen (L372p Maaseik),
dēj jungə kḁn treuzələ (P176p Sint-Truiden),
die jong kan treuzelen (L316p Kaulille),
die jonge kan treezelen (P057p Kuringen),
die jongen kan treuzelen (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
die kan treuzelen (L316p Kaulille),
diee jong kan treujzelen (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
dieje joeng kan treezele (Q002p Hasselt),
dieje joeng kan treuzele (K318p Beverlo, ...
K353p Tessenderlo),
dieje jong kan treuzelen (L352p Hechtel),
dieje jongen ste͂t te treuzelen (L282p Achel),
dien jongen kan treusele (L286p Hamont),
dieë joenge ka treuzelen (K278p Lommel),
dieë jong ka treuzele (K357p Paal),
dijə jouŋə kan treujəzələ (P195p Gutshoven),
din joŋən kan trø̄zələn (L286p Hamont),
diè joung kan treuzelen (K359p Koersel),
dië jong kan treuzele (K361p Zolder),
dreutzelen (P192p Voort),
drēzələ (Q089p Martenslinde),
dè jinske kan trezelen (L355p Peer),
dè joeng kan dreuzelen (L420p Rotem),
dè jong kan triezelen (L360p Bree),
dè jong kan troezelen (L355p Peer),
dè jong ki treuzele (Q196p Mheer),
dè jongen kan triezelen (L364p Meeuwen),
dè joong kan treuzela (Q162p Tongeren),
dè jungshe kan truuzelen (L286p Hamont),
dè jông kan triëzelen (L368p Neeroeteren),
dê jong kan triezelen (L358p Reppel),
er lik te treuzele (Q095p Maastricht),
hei stiet wier te treuzelen (K361p Zolder),
hei zitsj dao te treuzele (L317p Bocholt),
hēr zetao tə trøzələ (Q095p Maastricht),
heͅj zet do tə trø̄zələ (L312p Neerpelt),
hij ... te treuzelen (L286p Hamont),
hij zit daə te treuzelen (L314p Overpelt),
hij zit te treuzelen (L286p Hamont),
hijə zitə trø̄zələ (P195p Gutshoven),
hiè zit doa te treuzelen (K360p Heusden),
hè zit dao te trieezelen (L368p Neeroeteren),
həzituotədrēzələ (Q089p Martenslinde),
hɛ zi dao ə trø̄zln (K353p Tessenderlo),
hɛ zit dao te dreuzelə (K358p Beringen),
hɛ̄ zet dao tə trēzələn (L416p Opglabbeek),
te treuzelen (L282p Achel),
tjeuzele (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
tree.zele (Q002p Hasselt),
treizelen (L358p Reppel, ...
P176p Sint-Truiden),
treu-ezelen (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
treuizele (Q198p Eijsden),
treusele (Q102p Amby),
treuzele (Q102p Amby, ...
L250p Arcen,
L333p Asenray/Maalbroek,
L295p Baarlo,
L300p Beesel,
L297p Belfeld,
Q103p Berg-en-Terblijt,
Q096a Borgharen,
L426p Buchten,
L323p Buggenum,
L381p Echt/Gebroek,
L164p Gennep,
L380p Genooi/Ohé,
L425p Grevenbicht/Papenhoven,
L249p Grubbenvorst,
L429p Guttecoven,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
Q120p Heerlerbaan/Kaumer,
L330p Herten (bij Roermond),
L246p Horst,
Q074p Kortessem,
L379p Laak,
L211p Leunen,
Q104a Limmel,
L377p Maasbracht,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
L217p Meerlo,
L209p Merselo,
Q196p Mheer,
L382p Montfort,
Q033p Oirsbeek,
L299p Reuver,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
Q187p Sint-Pieter,
Q020p Sittard,
L378p Stevensweert,
L296p Steyl,
L432p Susteren,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L210p Venray,
Q112p Voerendaal,
Q201p Wijlre),
treuzele(n) (L427p Obbicht),
treuzelen (L269p Blerick, ...
L352p Hechtel,
L165p Heijen,
Q088p Lanaken,
L372p Maaseik,
L364p Meeuwen,
P214p Montenaken,
L216p Oirlo),
treuzələ (Q038p Amstenrade, ...
L300p Beesel,
L164p Gennep,
L382p Montfort,
L331p Swalmen),
trezele (L417p As),
trēūzele (L215a Wellerlooi),
trēzələ (L416p Opglabbeek),
trĕŭzele (Q098p Schimmert),
triehzele (Q003p Genk),
truezele (Q117b Rimburg),
truizələn (L421p Dilsen),
truzele (Q118p Schaesberg),
trŭzelle (Q203p Gulpen),
trèuizele (L423p Stokkem),
trééjzələn (K278p Lommel),
tréújzələ (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
trözele (L290p Panningen),
trøsələ (L314p Overpelt),
trøzələn (L372p Maaseik, ...
L312p Neerpelt),
trø̄tələ (P174p Velm),
trø̄zələ (P176p Sint-Truiden),
trøͅzələ (L286p Hamont),
trüjzele (Q204a Mechelen),
(Eijsden!).
treuzele (Q197p Noorbeek),
[ ? truizele - moeilijk leesbaar]
druizele (Q111p Klimmen),
eu open
dreuzele (Q035p Brunssum),
ps. omgespeld volgens Frings.
trø͂ͅzele (L266p Sevenum, ...
Q208p Vijlen),
treuzelgat = iemand die treuzelt
diee joenge kan treuzele (K317a Kerkhoven),
troggelaar:
wat eene truggeleère (L352p Hechtel),
troggelen:
dijj jongen kan truggelen (L414p Houthalen),
troekelle (L372p Maaseik),
troekgele (L327p Beegden),
troggele (L291p Helden/Everlo, ...
L325p Horn),
troggelen (L419p Elen),
trokkelen (L320c Haler, ...
L368p Neeroeteren),
truggele (L248p Lottum, ...
L245p Meterik),
truggelen (L413p Helchteren),
trugkkələ (L300p Beesel),
trukkele (L297p Belfeld, ...
L298p Kessel,
L267p Maasbree),
trŭggele (L246a Swolgen),
trógkele (L328p Heel),
trükkele (L372p Maaseik),
(kk = g ?t fransche) (gant")
trukkele (L268p Velden),
Opm. zachte ks.
trókkele (L320p Hunsel),
trokelen:
de kan trokelen (L319p Molenbeersel),
truggelen:
cf. WNT XVII-2, p. 3074 s.v. "troggelen I - truggelen"5. aarzelen, talmen etc.
truggəln (Q001p Zonhoven),
trutten:
hij zit daar te trutten (L316p Kaulille),
tuddelen:
tuddele(n) (Q030p Schinveld),
tuttelen:
tuttelen (Q167p Koninksem),
zaniken:
zaneke (Q095p Maastricht),
zauwelen:
zaauwele (Q016p Lutterade),
èr zit tao te zawele (Q088p Lanaken),
zemelaar:
zeməlēr (P210a Walsbets),
zemelen:
heͅi zet dō tə zemələ kny[ə}pə (L286p Hamont),
zemele (Q078p Wellen),
zēmələ (P176p Sint-Truiden),
zémmel nie zö, schiet ¯s wa óp
zémmele (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
zeuteren:
zeutere (Q110p Heek),
zeutselen:
seutselen (L371p Ophoven),
zeveren:
hēͅ zìt do tĕ zēvərə (Q003p Genk),
héë zit toa zijvërë (L422p Lanklaar),
hêr zit da te zeuvere (Q188p Kanne),
zeivere (Q095a Caberg, ...
Q021p Geleen),
zīvərn (Q001p Zonhoven),
zɛjvərə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
ər zetao tə zeͅvərə (Q095p Maastricht),
zuielen:
dei joeng kan saaielen (L372p Maaseik),
dè joeng kan saajele (L372p Maaseik),
dê joong kan toch saaijelen (Q012p Rekem),
zuijelə (Q033p Oirsbeek),
zuijələ (L299p Reuver)
|
aarzelen, van het (of de) ene naar het (de) andere lopen || bazelen, treuzelen || Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] || Hij zit daar te sammelen (dralen, langzaam en aarzelend praten of handelen). [ZND 06 (1924)] || Hij zit daar te treuzelen (talmen, zeer langzaam handelen). [ZND 08 (1925)] || hoestelen, treuzelen || iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)] || iets tergend langzaam doen, treuzelen || met zijn handelingen niet opschieten [nerelen, toetelen, kloetelen, knutselen, sukkelen] [N 85 (1981)] || rondhangen, treuzelen || semmelen, treuzelen, talmen || sukkelen || talmen || talmen met werken, wauwelen, afdingen || talmen, treuzelen || tettelen, talmen, dralen || teuten, talmen || treuzelen [SGV (1914)] || treuzelen, dralen || treuzelen, sukkelen || treuzelen, talmen || wat zegt ge van iem. die zeer langzaam werkt ? Hij zit daar te ... (sammelen, teuten, nisselen, enz.) [ZND 42 (1943)] || zeuren, treuzelen, teuten
III-1-4
|