e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trapgat traplok: traploak (Heerlen) trapgat III-2-1
traphaak leemhaak: lēmhǭk (Ottersum) Sikkelvormig mes met lange steel waarmee men de getrapte klei in stukken snijdt. [N 49, 9c] II-8
traphoogte, verdiepingshoogte hoogte: hūxtǝ (Bilzen), hūx˱dǝ (Bilzen), totale optrede: totālǝ optrē̜ (Posterholt), traphoogte: traphyǝx˱dǝ (Bleijerheide), traphø̜̄xt (Ottersum), verdiepingshoogte: vǝrdēpeŋshø̄xtǝ (Geulle), volle hoogte: volǝ høxtǝ (Tessenderlo) De verticale afstand van de bovenkant van de vloer van een verdieping tot die van de daaropvolgende. [N 55, 90] II-9
trapleer huishoudtrap: huushâldtráp (Castenray, ... ), hūshǫwttrap (Heerlen), huistrap: hoestrap (Meerssen), keukentrap: keukentrap (Maastricht), keukentrapje: keuketrepke (Ulestraten), ledder: ledder (Blerick, ... ), løͅdər (Voerendaal), ledderbok: lɛdǝrbok (Nieuwenhagen, ... ), leddertje: ledderke (Hoensbroek), leder: leijer (Blerick, ... ), lijor (Vaals), luier (Blerick), leer: \'n Häöltere lieër Hoonderd poond mit de lieër: een geslacht varken licht van gewicht Wie \'n lieër wil beklimme, mótòp de underste sproot beginne: wie iets wil bereiken , zal eenvoudig moeten beginnen  lieër (Castenray, ... ), schilderstrapje: sxeldǝrstrɛpkǝ (Ottersum), trap: trap (Geleen, ... ), trapje: trepke (Blerick, ... ), trepkə (Berg-en-Terblijt), trèpke (Haelen), trɛpkǝ (Ottersum), klein model met 3 treden  trepke (Maasbracht), voor de kleinere modellen  trepke (Tegelen), trapladder: trapladder (Blerick), traplödder (Sittard), trapledder: trapledder (Blerick, ... ), trapleddər (Eys), traplidder (Wahlwiller), trapludder (Mheer, ... ), traplèdder (Maastricht), traplödder (Geleen, ... ), traplø̜dǝr (Gulpen, ... ), trapløͅdər (Amstenrade, ... ), traplɛdǝr (Diepenbeek, ... ), in het Maastrichts trapledder  trapludder (Noorbeek), è van Frans est  traplèdder (Asselt), trapleddertje: trapledderke (Hoensbroek, ... ), trapludderke (Schinveld), traplödderkĕ (Rothem), trapleder: trap-lei-jer (Baarlo), trapleejer (Mechelen), traplei-jer (Baarlo), trapleier (Echt/Gebroek, ... ), trapleiĕr (Baexem), trapleijer (Beesel, ... ), traplejer (Roosteren), traplèjər (Pey), trapledertje: trapleiërke (Helden/Everlo, ... ), trapleer: trapleer (Bergen, ... ), traplēr (Gennep, ... ), traplier (Arcen, ... ), trapliër (Meijel), trapliər (Blitterswijck, ... ), traplīēi̯r (Meterik), traplīr (Houthalen), tráplieër (Castenray, ... ), trapleertje: traplerke (Meijel), traplierke (Maasbree, ... ), traplierkə (Horst), traplīrkǝ (Houthalen), trapleider: traplɛjǝr (Buchten, ... ), trappenledder: trapǝlɛdǝr (Bleijerheide) kleine verplaatsbare trapleer voor huishoudelijk gebruik || trapladder || trapladder, huishoudtrap || trapleer [DC 39 (1965)] || Uitklapbare ladder met platte treden en steunende tweepoot. [N 67, 63f] || Uitklapbare ladder met platte treden en steunende tweepoot. Aan de bovenzijde van de trapleer kan een platform zijn aangebracht. Zie ook het lemma "trapleer" in Wld ii.9, pag. 206. [N 64, 89; div.] II-11, II-9, III-2-1
trapleuning geländer: gǝlɛndǝr (Eupen), jǝlɛndǝr (Bleijerheide, ... ), leen: liēǝn (Diepenbeek), liǝn (Zonhoven), lē(ǝ)n (Wellen), lēn (Herk-de-Stad, ... ), lēǝn (Gulpen, ... ), lē̜n (Baelen, ... ), lē̜nǝ (Amby, ... ), lē̜ŋ (Aubel), lē̜ǝn (Borgloon, ... ), lę̄n (Einighausen), līǝn (Alken, ... ), lening: liǝniŋ (Gutschoven), lēnǝx (Broekom), lē̜nǝŋ (Leut), leun: leun (Paal), lyjǝn (Heers), lȳǝn (Weert), løn (Herk-de-Stad, ... ), løǝn (Wilderen), lø̄n (Beringen, ... ), lø̄ǝn (Kaulille), lø̜̄n (Bocholt, ... ), lø̜jn (Borgloon), lø̜n (Neeritter, ... ), lējn (Zutendaal), lēn (Eigenbilzen, ... ), lē̜n (As, ... ), lē̜nǝ (Eigenbilzen), lē̜ǝn (Genk, ... ), līǝn (Hasselt), l‧ø͂ͅn (Meeswijk), leuning: løjniŋ (Borgloon), lø̄nen (Achel), lø̄neŋ (Achel, ... ), lø̄neŋk (Sint-Genesius-Rode, ... ), lø̄ǝneŋ (Posterholt), lø̜̄neŋ (Bocholt, ... ), lø̜̄nǝŋ (Rekem), lø̜jneŋ (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), lø̜jǝnęŋk (Alsemberg), lø̜neŋ (Arcen), lēneŋ (Ellikom, ... ), lē̜neŋ (Meeuwen, ... ), lē̜ǝneŋ (Opoeteren), līneŋ (Bree), līǝneŋ (Hasselt), lšnęŋ (Zutendaal), rampe: ramp (Alsemberg, ... ), rǭmp (Tessenderlo), trapleen: traplaen (Sittard), traplē̜n (Tongeren, ... ), trapleun: trapleun (Zonhoven), traplø̄n (Berverlo, ... ), traplø̜̄n (Hamont, ... ), traplø̜n (Houthalen), traplē̜n (Beverst, ... ), trapleuning: trapleuning (Zonhoven), trapløneŋ (Overpelt), traplø̄neŋ (Linkhout, ... ), traplø̜̄nęŋ (Berverlo), traplø̜jneŋ (Hopmaal, ... ), trappegeländer: trapǝgǝlɛndǝr (Simpelveld), trappeleun: trapǝlø̜̄n (Stein), trappen-gelènder: trapəgəlɛndər (Simpelveld), trapəjəlɛndər (Bleijerheide, ... ) De leuning van de molentrap. Zie ook afb. 21. [N O, 48k] || Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] || leuning van een trap || trapleuning II-3, II-9, III-2-1
traploper gangloper: gankluiper (Roermond), loper: leiper (As, ... ), luiper (As, ... ), luuper (Zonhoven), luuëper (Castenray, ... ), ly(3)̄əpər (Sint-Truiden), bijv. in de gang of op de trap  luiper (As, ... ), uithuizig mens  luiper (Sittard), veur op de trap, de gaank  luiper (Maastricht), Ze hauwe de ruje leiper inne körk gelagd  leiper (As, ... ), ¯n nuije luiper veur de trap  luiper (Maastricht), overloper: overloper, deserteur  euverluiper (Sittard), traploper: traplōēper (Hasselt), trapluiper (Roermond), trapluuper (Zonhoven, ... ), trápluuëper (Castenray, ... ), trappenloper: trapəlø&#x0304fər (Bleijerheide, ... ) extra loper om traploper te beschermen || gang- of traploper || gangloper || lang en smal tapijt || loper || loper (in de gang) || loper, lang smal tapijt in gang of trap || smal kleed || tapijt || traploper III-2-1
trapnaaimachine kledermakersmachine: klęjǝrmēkǝrsmǝšin (Maastricht), machine met de voet: mašiŋ męt dǝr vōt (Montzen), machine met trapper: machine met trapper (Opglabbeek), machine om te treden: mǝšin om tǝ tršn (Zolder), naaimachine: nē̜mǝšin (Schulen), naaimachine bet een trede: nɛ̄mǝsxin bę nǝn triǝ.t (Zolder), naaimachine met de voet(en): ni-jmašiŋ męt dǝ vø̄t (s-Gravenvoeren), niǝmašiŋ męt dǝr vōt (Montzen), naaimachine met pedaal: niǝmǝšin męt pǝdal (Eisden), naaimachine met trap: nē̜jmǝšin męt trap (Venlo), naaimachine met treder: nęjmǝšīn met trējǝr(s) (Wijchmaal), stikmachine: stekmǝšin (Lanaken), stikmachine voor (met de voeten) te treden: stekmǝšīn vęr (męt dǝ vīt) tǝ trē̜ǝ (Bilzen), trapmachine: trapmǝšin (Doenrade, ... ), trapmǝšīn (Tegelen, ... ), trapnaaimachine: trapnaaimachine (Genk), trapnē̜jmašīn (Horst), trapnęjmǝšin (Schinnen), trapnɛjmǝšīn (Reuver), treemachine: trē̜mǝšīn (Bilzen), voetmachine: voetmachine (Hopmaal), vōtmašiŋ (Noorbeek), vōtmǝšin (Neeroeteren), voetnaaimachine: vōtniǝmǝšin (Ransdaal), voetstikmachine: voetstikmachine (Hopmaal) Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b] II-7
trappaal baluster: baløstǝr (Ottersum), beginkolom: bǝgenkǝlom (Tessenderlo), hoofdbaluster: hōf˱bǝløstǝr (Posterholt), pilaster: pilastǝr (Bilzen), trappaal: trappǭl (Sint Odilienberg), trappepaal: trapǝpǭl (Ottersum), trappepost: trapǝpǫs (Geulle), trapǝpǫst (Stein), trapǝpǭst (Castenray, ... ), trappeposten: trapǝpǫstǝ (Bleijerheide), trappost: trappōst (Gennep, ... ), trappǭst (Castenray, ... ) De eerste, verzwaarde stijl van een trapleuning. [N 55, 137; monogr.] II-9
trappelen 0 - hel lopen: [informant twijfelt zelf a.d. juistheid van de opgave]  hel laupe (?) (Reuver), dansen: [sic]  dansen (Eksel), drentelen: [sic]  tréntələ (Heerlen), kwinken: kwinken (Eksel), rap trappen: rap treen (Eksel), rijderen: riejərrə (Grevenbicht/Papenhoven), springen: sjpringe (Kunrade), stampen: sjtaampe (Gronsveld), staampe (Kanne), stampen (Meijel), stappen: sjtappə (Simpelveld), trampelen: tra.mpele (Weert, ... ), tra.mpələ (Eys), traampele (Tungelroy), trampele (Boorsem, ... ), trampele(n) (Maaseik), trampelen (Born, ... ), trampelle (Vlodrop), trampelə (Oirsbeek), trampĕlĕ (Echt/Gebroek), trample (Kaulille), trampulu (Brunssum), trampələ (Bree, ... ), tramp’le (Bocholt), trempelen (Genk), tràmpele (Sevenum), tràmpələ (Amstenrade, ... ), trààmpele (Amby), trámpele (Maastricht, ... ), trámpələ (Brunssum), trâmpele (Schimmert, ... ), #NAME?  trampele (Haelen), (Wandelen).  trampele (Maastricht), B.v. doe trampels mer d`r op los.  trampele (Montfort), B.v. stank toch neet te trampele.  trampele (Herten (bij Roermond)), B.v. traampele es wie en koo die op koave sjteit.  traampele (s-Gravenvoeren), B.v. wat liks se te trampele.  trampele (Posterholt), in Peer zeggen ze trampelen  trampelen (Peer), trappelen: trappele (As, ... ), trappelen (Achel, ... ), trappelə (Doenrade, ... ), trappen (Meijel), trappələ (Epen, ... ), trappələn (Urmond), tràppölö (Stevensweert), tráppele (Venray), tráppələ (Susteren, ... ), trippelen: trēpele (Kinrooi), trie.pele (Borgloon, ... ), triepele (Houthalen), triepele(n) (Eigenbilzen), triepelen (Eigenbilzen, ... ), triepĕĕle (Hoeselt), triepĕle (Hoeselt), triepëlë (Tongeren), trieëp’le (Bocholt), triē.pele (Zolder), triēpele (Bilzen), tripele (Loksbergen, ... ), trippele (As, ... ), trippelen (Lommel), trippelə (Gennep), tripələ (Loksbergen), B.v. hae treepeltj heen en weer van ongedöldj.  treepele (Thorn), B.v. hai treepelde van ongedöljd.  treepele (Neeritter), B.v. héé stong te treepele van óngedöldj.  treepele (Leveroy), i.e. ter plaatse.  triepele (Eigenbilzen), zeer lopen: zier loupe (Wijnandsrade) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || trappelen van pijn || Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)] || Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2
trappelende bewegingen maken braken: brǭʔǝ (Tessenderlo), dabben: dabǝ (Afferden, ... ), dabǝn (Achel, ... ), debberen: dǫbǝrǝ (Zolder), denderaar: dɛndǝrīǝr (Neer  [(een paard dat dendert: trappelende bewegingen maakt)]  ), denderen: dɛndǝrǝ (Meeswijk, ... ), drempelen: drɛmpǝlǝ (Venray), drentelen: drɛntǝlǝ (Venlo), dribbelen: drøbǝlǝ (Puth), trampelen: trampǝlǝ (Baarlo, ... ), trampǝlǝn (Urmond), trāmpǝlǝ (America, ... ), trappelen: trabǝlǝ (Hoepertingen), trappǝlǝ (Baexem, ... ), trempelen: trɛmpǝlǝ (Hees, ... ), trɛ̄mpǝlǝ (Kanne), trimpelen: trempǝlǝ (Meeswijk), trippelen: trebǝlǝ (Ottersum), trepǝlǝ (Baexem, ... ), trepǝlǝn (Lommel, ... ), trippelen (Eigenbilzen), tripǝlǝ (Bilzen, ... ), triǝpǝlǝ (Bocholt), tri̯pǝlǝ (Hasselt), trø̄pǝlǝ (Opglabbeek), trēpǝlǝ (Heel, ... ), trīpǝlǝ (Beverst, ... ) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9