e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ton, maat van 1000 liter kuub: (vaste stof).  kuub (Venray), mud: mud (Maastricht, ... ), mut (Swalmen), (kolen).  mud (Maasniel, ... ), (o.a. graanmaat, 20 kilo (vkt mln)  mùd (Tongeren), 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  mud (Klimmen), Graanmaten: Het oude mud werd als maateenheid niet gebruikt, men rekende in malder of mauer. Het mud mat 6 malder à 172,5 l. of 1035 liter. malder of mauer: 172,5 l. bevat 6 vat of vaat à 28,75 l. 1 vat (of vaat): 20 kan of: köp à 1,4375 l. kop of malter: 16 pint à 0,089 84375 l. Het oude mud of modius is dus: 6 mauer of: 36 vaat of: 720 köp of: 11520 pint en werd gebruikt voor: rogge, tarwe, gerst, boekweit, bonen, erwten, zout e.d. voor haver of spelt was de inhoud per vat 33,06 l. en onderverdeeld in 23 köp.  mud (Sittard), groote kruik"(bier kolen = 50 kilo.  meut (Wellen), hield 4 malder of 24 vat als korenmaat.124  moed (Valkenburg), mudde: mèəd(e) (Bree), ton: en tôn (Oirlo), ton (Eys, ... ), tŏn (Maastricht), tŏŏn (Heel), toͅn (Houthalen), tón (Bree), tôn (Ell, ... ), tôôn (Beesel), (droog).  ton (Weert), (petatte).  tón (Horst), (vast).  tón (Venlo), (vaste stof).  tón (Heerlen), (vaste stoffen).  tòn (Sevenum), (vloeistof).  tòn (Echt/Gebroek), (water).  ton (Zonhoven), = 1000 kg.  ⁄n ton kole (Maastricht), zak: 70 kg. graan mud: koole vat: ± 25 kg. graan.  ton (Meijel), vat: ei vàt (Wijlre), vaat (Eys), o.; (voor gier).  vā.t (Eys) de maat die een inhoud aangeeft van 1000 liter [wisse, zak, mud, vat, ton] [N 91 (1982)] || mud [ZND m], [ZND m] || mud (vroeger inhoudsmaat) III-4-4
tondel banst: bô’nt (Tongeren, ... ), banststekken: ba͂njstɛkə (Hasselt), carbure (fr.): karby(3)̄r (Borgloon), {karbyrlamp  karbyr (Genk), gas: ga͂s (Niel-bij-St.-Truiden), hennep: hɛnəp (Hasselt), hout: hout (Echt/Gebroek), kets: keͅts (Wellen), lame: lam (Opheers), lijnen: līnən (Overpelt), lont: lontj (Maasniel), lônt (Tegelen), lôônjt (Neeritter), naf: naf (Niel-bij-St.-Truiden), olie: oil (Buchten), plimpen: plømpə (Maaseik, ... ), poeder: peͅi̯ər (Rosmeer), polfer: polfer (Eijsden), schwamm (d.): sjwam (Sittard), smout: o.  smāt (Hasselt), solfer: sŏllefer (Sint-Pieter), soͅlfər (Lanklaar), todden: todde (Weert), tondel: tonjel (Grathem), tontel (Velden), tontjel (Herten (bij Roermond)), tôntjel (Ell), tontel: tōōntēl (Sint-Pieter), turks leer: törks lèr (Meijel), verbrandsvodden: vərbrāntsvoͅdə (Kwaadmechelen), vilt: vilt (Melick), vonkelgerei: vunkelgerei (Puth), vuurslag: vyrslōͅx (Wellen), werk: afval van vlees  wɛrk (Bree), wiek: wik (Beringen), mv. ~\\  wii̯k (Wellen), zwam: schjwam (Heerlerheide), schwam (Maasbracht, ... ), sjwam (Puth, ... ), sjwāām (Mechelen), sjwām (Hoensbroek), šwamə (Eupen), zjwa.m (Panningen), zjwaam (Gronsveld), zjwam (Klimmen, ... ), zwaam (Maastricht), zwam (Heerlen, ... ), spons  sjwam (Bleijerheide), Zwaam kump de luij neet väöl mie ónder de ouge, mer wie me de zwegelkes nog neet kós, had eder ruiker en rölke zwaam in z¯n tes  zwaam (Maastricht), zwam  sjwam (Heerlen), Zë goenkë vüur kêtsë mèt zwamp  zwamp (Tongeren), zwammen: sjwámme (Oirsbeek), sjzwamme (Swalmen), zjwamme (Schimmert), zwamme (Schimmert), zwegel: sjwaegele (Sittard) baanst || banst || ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)] || slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)] || toebereide zwam || tondel [ZND 08 (1925)] || tonder || tonderstof || vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] || zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] || Zündschwamm III-2-1
tondeldoos banstpot: bao.ën(t)pót (Zonhoven, ... ), banstschotel: baanjt (Valkenburg), baanjtschotel (Valkenburg), baanjtsjôôtel (Klimmen), boͅintšøtəl (Tongeren), boͅi̯ntšøͅ.təl (Tongeren), bô’ntsjùttël (Tongeren, ... ), De eigenlijke boin(t)scheutel diende, voor het bestaan der lucifers, om vuur te ketsen. Zij bestond uit een tinnen schaal, een silexsteen en een stalen staafje, waarmede men vonken uit de steen ketste evenals een flokje zwam (amadou) om het vuur op te vangen  bô’ntsjùttël (Tongeren), In 1832 werden de eerste lucifers, sjwaegelsjtèkke genoemd, in Sittard ingevoerd. Tot die tijd was het ouderwetse vuurslaan het voornaamste middel om vuur te maken zie \"Pothast Chronik von Sittard von 900 bis 1891\"blz 57  baansjotel (Sittard), langwerpige doos, laatje in twee vakken verdeeld, één voor vuursteen, staal en de ander voor zwam Wie de zwegele kaome, verdwene de baonsjotels  baonsjotel (Maastricht), briquet: brikeͅ (Niel-bij-St.-Truiden), carbure-doos: de # is omgespeld; was oorspronkelijk geen fringsteken  karby(3)̄rdoͅəs (Borgloon), fompot: voͅmpoͅt (Kwaadmechelen), ketser: kɛtsər (Beringen), ketsgetuig: kétsgetöö.ch (Zonhoven), ketsstaal: kétsjsjtòòl (Panningen), ketssteen: kɛtsteijən (Lommel), smeuldoos: šmø͂ͅldūs (Stokkem), snipperdoos: sjnipperdôôs (Puth), stekkencartouche: stekəkərdūs (Lanklaar), tidibus: tiedeboes (Eygelshoven), tondel: tondel (Weert), tôndel (Tegelen), tondeldoos: teundeldaws (Susteren), tinteldoe‧s (Baarlo), tinteldôês (Klimmen), tondeldaos (Schimmert), tondeldoe-es (Mechelen), tondeldois (Valkenburg), tondeldoos (Roermond), tondeldōēs (Heerlen), tondeldwaos (Urmond), tondeldwoas (Geulle), tondjeldoos (Sittard), tondəldūəs (Rotem), tonjeldoos (Grathem), tonjteldoos (Maasniel), tontel(e)-dois (Ulestraten), tonteldoës (Velden), tontjeldoas (Thorn), tontjeldoos (Sittard, ... ), tontjeldôês (Neer), tontəlduəs (Blitterswijck, ... ), toontel-doës (Oirlo), toonteldoeës (Castenray, ... ), tōntjeldoeës (Ell), tōnəldus (Bocholt), tōōnteldoes (Sint-Pieter), toͅndəldōs (Hoeselt), toͅndəldoͅu̯s (Borgloon, ... ), toͅndəldūs (Lanklaar), toͅndəldūwəs (Beringen), toͅndəldūəs (Hasselt, ... ), tundəldus (Rotem), tòntjeldwaos (Echt/Gebroek), tóndeldoes (Maastricht), tónjteldoos (Sittard), tóntjeldoos (Roermond), tóntjeldôôs (Neer), tônjteldoos (Neeritter), tôntjeldaos (Urmond), töndeldoos (Melick, ... ), (doffe o)  tonteldōēs (Sevenum), doe-es  tontjeldoos (Herten (bij Roermond)), dofbij ton-  tondjeldoös (Maasbracht), in het dialekt betekent tondeldoos een doos waarop men een petroleumlamp (d\\ kenk‰) de kenkee zette.  toͅndəldūs (Peer), korte oo klank  tōndeldoeës (Heerlen), ondervraagde weet het niet zeker  toͅnəldus (Lummen), tontjel = vod of lor  tontjeldoeës (Klimmen), vr.  toͅndəldu̯oͅs (Mechelen-aan-de-Maas), tondelpot: tentəlpoͅt (Achel, ... ), tondjelpot (Stramproy, ... ), tonjtelpot (Maasniel), tontelpot (Meijel, ... ), tontjelpot (Tungelroy), tou̯njəlpot (Kinrooi), tŏndjelpot (Heythuysen), toͅndəlpoͅt (Bree), tóntjelpot (Panningen), o, zweemt naar oe.  tondelpot (Leuken), vuurketser: vērkeͅtsər (Opglabbeek), vy(3)̄rkɛtsər (Opheers), v. vuurketser  vy(3)̄rkɛtsər (Zichen-Zussen-Bolder), vuurslag: vuursjlaag (Hoensbroek), vuursjlaoëg (Eijsden), vy(3)̄rslax (Beringen), zwamdoos: sjwāāmdōēs (Mechelen), zjwaamdoes (Gronsveld), zwegeldoos: sjwaegedoos (Sittard) baanstschotel || banstschotel || doos, pot, schotel, waarin vuursteen, staal, zwam of baand(verkoold linnen) om het vuur te slaan werden opgeborgen || tondel, verkoold linnen || tondeldoos || tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)] || tondelpot III-2-1
tonderdoos vuurla: tonderdoos  fyrla (Eupen) alte Feuerlade, Zünderschachtel III-2-1
toneel bhne (du.): buun (Sittard), Du. Bühne.  buun (Tegelen), Hgd. Bühne; (fr. tribune).  buun (Valkenburg), scne (fr.): sèn (Gronsveld), De sê"n stùnd vol blùme.  sê"n (Beverlo), Fr. scène.  sèèn (Geistingen), toneel: teneel (Genk, ... ), tenieël (Brunssum, ... ), tonieël (Meerlo, ... ), tənee:l (Sittard) 1. Toneel. || Toneel (ruimte). || Toneel. || Tooneel; stellaadje waarop gespeeld wordt. III-3-2
toneel add. concertspelen (ww.): konzertspeule (Tungelroy), komediespeler: kemediesjpuüler (Gronsveld) Toneelspelen. || Toneelspeler. III-3-2
toneelspel concert (<fr.): Merkwaardig genoeg alleen toneel.  konzert (Tungelroy), Toneeluitvoeringen van muziekgezelschappen werden voorafgegaan door muziekuitvoering.  kónzert (Nederweert), concert (fr.): (t) conzèèr (Lommel), consert - consèr (Eksel), cunzɛ.ər (Eksel), kozeir (Lauw), koͅnzɛ̄r (Eksel), kónzaer (Bocholt, ... ), &lt; concert.  kaosèèr, kaozèèr (Kanne), ouder  konzaer (Swalmen), Sam. -spelen: toneelspelen.  kuzɛ:r (Kanne), Sub concert: oudere mensen gebruiken dit woord nog voor toneel. B.v. Ze hebben schoon concert gespeeld.  konzēər (Hamont), Veroud. Gaat ge mee naar het concert? Concert spelen.  koͅnzär (Lommel), Vroeger.  conzeir (Achel), Ze spelen een schoon concert op den televisie.  ko͂ͅsèər (Niel-bij-St.-Truiden), komedie: comede (Eigenbilzen), commjède (Eigenbilzen), de kemeide (Bilzen), dë këmeedë (Tongeren), kemee.die (Zolder, ... ), kemeedi-j (Maaseik), kemeide (Bilzen, ... ), kemjèdde (Eigenbilzen), kemèèdie (Stokkem), ko-mee-dê (Widooie), komeide (Wellen), kume:di (Kanne), këmédë (Hoeselt), kəmēdi (Meeswijk), kəmēdə (Hoeselt), kəmeͅidə (Loksbergen), n kemee.dzje (Hasselt), [Sub addenda]  kómmédë (Tongeren), Dee spélt kommeide: Hij speelt in een toneelstuk.  kommeide (Sint-Truiden), Dit joar woor de kmjèdde van rommedom wier fêrm goed.  k`mjèdde (Eigenbilzen), Gg. toneelopvoering; aanstellerij.  komɛ.idə (Gingelom), Hèt sje al kòte vörre komeede in Vlùrmól: Hebt ge al kaarten voor de toneelopvoering in Vliermaal?  komeede (Kortessem), Ouderwets.  kemēdiej (Geistingen), t Ès kemee.dzje vandaag: Vandaag wordt er een stuk opgevoerd.  kemee.dzje (Hasselt), Vreuger woerd èine kier op t jaor - gesjpëuld.  kemedie (Gronsveld), Zó.ndao.ch ès t kómee.de: Zondag wordt er een stuk opgevoerd.  kómee.de, kemee.de (Zonhoven), Èn Hôessëlt ès allës këmédë, vùr të laachtë of vùr të grinsë: In Hoeselt is alles komedie, om te lachen of om te wenen.  këmédë (Hoeselt), komediestuk: e kemjèdiestèk (Veldwezelt), kemee.destök (Gors-Opleeuw), Het gespeelde kemeediestuk war ön drama: het opgevoerde toneelspel was een drama.  kemeediestuk (Beverlo), Sub droôk: draak. Zoe nen droôk van e kemeedestùk: Het toneelstuk was ouderwets en drakerig.  kemeedestùk (Kortessem), optreden: optreie (As), opvoering: opvering (Bree), opveuring (Geleen, ... ), opvoering (Genk), oͅpv"reŋ (Blerick), speelstuk: sjpeelsjtuk (Neer), spel: sjpeel (Geulle, ... ), sjpel (Brunssum, ... ), sjpeuel (Mheer), sjpeͅl (Doenrade, ... ), sjpieel (Ten-Esschen/Weustenrade), sjpiel (Merkelbeek), sjpil (Waubach), sjpul (Eigenbilzen), sjpɛl (Nieuwenhagen), sjpɛ̄l (Schimmert), sp"l (Venray), spael (Eys), spe:l (Bocholt), speel (Diepenbeek), spel (Born, ... ), speul (Blerick, ... ), spiël (Bilzen), spuul (Weert), spéel (Alken), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  spel (Heers), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  spel (Jeuk), spel?: speͅlə (Stein), spelletje: spelke (Stein), stuk: e stök (Gors-Opleeuw), sjtuk (Vijlen), sjtøͅk (Reuver, ... ), steͅk (As), stuk (Sevenum), støk (Venray), støͅk (Weert), toneel: t`nieël (Bocholt, ... ), teniel (Tungelroy), tenièl (Venlo), tenīl (Maasbree), toneel (Guttecoven, ... ), toneel en danse in de koosjtal op de muziek van ein muziek dwas (Bunde), tonieël (Kinrooi), tōnēl (Eys), tōniəl (Ittervoort), tənēl (Meeuwen), tənīəl (Blerick), #NAME?  toneel (Swalmen), 1. Zie ook: buun.  tonieël (Heerlen), NB tnieëlstök: toneelstuk.  t`nieël (Kaulille), Opm. Thans verdring het A.N. toneel hoe langer hoe meer het Ma. toniel inz. in ss.  toniel (Maastricht), Sub TONEEL. Var.: teneel.  toneel, təneel (Posterholt), Toneel spelen. Naar het toneel gaan. Zie CONCERT.  tənīəl (Hamont), Toneel spelen; naar het toneel gaan.  təne.l (Meeuwen), Vroeger conzeir.  teniel (Achel), Zie ook concert.  toneiəl (Lommel), toneelspel: toneelspel (Zonhoven), tonielspel (Kesseleik), tonīlspeͅl (Sevenum), toͅnēlsp"l (Maastricht), tənīəlsjpeͅl (Doenrade), toneelstuk: toneelstuk (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), tōnēlstøͅk (Echt/Gebroek), toͅnēlsjtøͅk (Heel, ... ), təniəlstøk (Meijel), NB tnieëlstök: toneelstuk.  t`nieëlstök (Kaulille), Sub opveure, 1. ei toneelsjtök opveure (een toneelstuk opvoeren).  toneelsjtök (Herten (bij Roermond)), Sub TONEEL.  toneelsjtök (Posterholt), uitvoering: oetveuring (Klimmen, ... ), ūtv"reŋ (Blerick, ... ), y(3)̄tvureŋ (Gennep), voorstelling: v"rsteͅleŋ (Venlo), v"rstɛ̄leŋ (Hulsberg), v"ərsteͅleŋ (Thorn), veursjtelling (Swalmen), veursjtilling (Epen), veurstelling (Eys, ... ), veurstèlling (Maastricht), veûrstèlling (Vorsen), vierstèlling (As), virstelling (Tienray), voorstelling (Leopoldsburg), vy(3)̄rsjteͅleŋ (Nieuwenhagen), vy(3)̄ərsteͅleŋ (Eys), vyərsjteͅleŋ (Wijlre), vørsteͅleŋ (Meerlo) 1. Podium; 2. Toneel. || 1. Toneel. || 1. Toneelstuk. || [I.] Toneel. || [Toneelstuk]. || Comedie: 1. vertoning (cfr. concert 2. blijspel. || Concert: 1. toneel, vertoning. || Concert: 1. Toneelvoorstelling; toneelopvoering. || Concert: toneel(opvoering). || een voorstelling door een toneelgroep [spel] [N 112 (2006)] || Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)] || Komedie, toneel. || Komedie. || Komedie: 1. Toneel, toneelopvoering. || Komedie: 1. Toneelopvoering, toneel. || Komedie: 1. Toneelopvoering. || Komedie: toneelopvoering, niet in de zin van blijspel of schouwburg. || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || Toneel (ook ernstig). || Toneel. || Toneel: a) schouwspel; b) scène; c) toneelvermaak. || Toneelspel (stuk). || Toneelspel. || Toneelstuk. || Toneeluitvoering. || Voorstelling, merkwaardig genoeg alleen toneel. || Voorstelling: b) toneeluitvoering. III-3-2
tonen kijken: kieke (Venray), kieken (Heerlerbaan/Kaumer), kîêke (Swalmen), laten kijken: ki.kə loͅatə (Eys), kiek laote (Noorbeek, ... ), kieke laote (Maasniel, ... ), kieke loate (Eys, ... ), kieken laten (Lanklaar), kiekke losse (Kerkrade), laote ki-jke (Bree), laote kieke (As, ... ), laote kīēkə (Heel), laote kîêke (Tienray), laoten kieken (Ophoven), laotə kīēkə (Meijel), laoëte kieken (Kaulille), laten blijken (Meijel), laten kieëken (Achel), loate kieke (Genk, ... ), loate kieken (Kinrooi, ... ), loate kiĕke (Meerlo), loate kijke (Bree), loate kīēke (Schinveld), loaten kieken (Achel, ... ), lutte kieken (Eksel), lutte kiekken (Eksel), lôâte kiēke (Venray), lötte kieken (Eksel), lötte kiekken (Eksel), løtte kieke (Hechtel), laten loeren: wieze  loate lore (s-Gravenvoeren), laten zien: laote zeen (Amby, ... ), laote zie (Meijel), laote zien (Caberg, ... ), laote zieë (Klimmen), laote ziên (Kanne), laote zîên (Amstenrade), laoten zeen (Ophoven, ... ), laotə zeen (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), laotə ziejə (Vlijtingen), laotə zien (Leopoldsburg, ... ), laotə zieë (Nieuwenhagen), laotə zīēn (Gennep), laowte zien (Jeuk), laten zien (Alken, ... ), letten zien (Lauw), leutte zien (Hoeselt), loate zee (Maasbracht), loate zeen (Asenray/Maalbroek, ... ), loate zeie (Klimmen), loate zēēn (Susteren), loate zie (Brunssum, ... ), loate zie.n (Zutendaal), loate zien (Eigenbilzen, ... ), loate zieë (Ten-Esschen/Weustenrade), loate ziø (Montzen), loaten zeen (Geistingen, ... ), loaten zien (Sint-Truiden, ... ), loatö zeen (Stevensweert), loewete zin (Wellen), loeëte ziē.n (Zolder), loote zien (Beverlo), losse zie (Simpelveld), lote zie-ë (Epen), lōͅtə zē.n (Ingber), lwottə zien (Val-Meer), lòeëte zi.n (Gors-Opleeuw), lòeëte zi.n (Borgloon), löttə zien (Riemst), lùttë zien (Hoeselt), lùttë zin (Tongeren), zeen laote (Roermond, ... ), zeen loate (Lutterade), ziee loate (Schinnen), zèèə laotə (Doenrade), zîê laotə (Epen), NB: teene = schijnen, zich vertonen als...  lotte zien (Bilzen), presenteren: prézenti-ere (Vliermaal), togen: togen (Stein), tonen: (teuinen) (Meijel), taone (Mheer), teuene (Blitterswijck), teuinə (Swalmen), teujnə (Brunssum), teune (Brunssum, ... ), teunə (Heerlen, ... ), teunən (Urmond), teŭnu (Brunssum), toeane (Echt/Gebroek), toene (Heerlen, ... ), toewene (Kuringen), toeëne (Bocholt, ... ), toeënen (Eksel), toine (Dieteren, ... ), tonen (Meijel, ... ), toone (Asenray/Maalbroek, ... ), tounen (Oirlo), toëne (Blerick, ... ), tōēne (Tungelroy, ... ), tŏĕnə (Venlo), tuaene (Geleen), tui-nə (Kelpen), tuine (Amby, ... ), tuinen (Born, ... ), tuinə (Maastricht, ... ), tuiëne (Mheer), tuuene (Lottum, ... ), tuujne (Venray, ... ), tuuëne (Afferden), tuuəne (Horst), tuïne (Weert), tuəne (Arcen), tūīne (Heer, ... ), tūūne (Sevenum, ... ), ty.nə (Meeuwen), têûne (Neer), töenen (Heijen), töne (Hoeselt, ... ), töunen (Merselo), töönne (Meerlo), tùine (Borgloon), tûine (Gronsveld), Betekenis ~schijnen  tuuəne (Sevenum), Ook: teune.  täne (Wellerlooi), Ook: tuine.  toine (Maasbracht), wijzen: wieze (Mechelen, ... ), wiezen (Posterholt), wijzen (Gruitrode), zeigen (du.): tseege (Vijlen), tseegə (Heerlen, ... ), tsēēgə (Nieuwenhagen) tonen [SGV (1914)] || Tonen, laten zien (laten zien, tonen, togen) [N 108 (2001)] || tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 108 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-1
tong blad: blaa-ət (Wijlre), blaad (Amby), blaat (Grathem), blat (Lommel), blāāt (Maasbracht), blāt (Maastricht), blōͅt (Smeermaas), blèt (Eksel), [Paragraaf: lichaam]  blaad (Boorsem), Plat.  blaad (Brunssum, ... ), blât (Oirsbeek), canard: kanār (Oud-Caberg), het scheiden: ǝt sxijǝ (Tessenderlo), klamp: klamp (Venray), lap: lap (Grathem), lel: b.v. haw dn -.  lel (Maastricht), onderslag: oŋǝrslāx (Neeritter), onderslagje: ǫŋǝršlē̜xskǝ (Herten), pluis: pluis (Posterholt), schei: sxē (Houthalen), scheiding: sxē̜diŋ (Sint-Truiden), šęjeŋ (Genk, ... ), scheiling: šęjleŋ (Meeuwen), scherm: scherm (Weert), schoorsteentong: šoarsštētoŋ (Heerlen), stenen: štēn (Rijckholt), tong: aangeloaje toeng (Kwaadmechelen), aen toöëng is aogəlooiə (Beverlo), he hɛ:d en voel tong (Kaulille), hie hedn voͅl toŋ (Zonhoven), hij heeft een vuil tong (Lommel), hij heet een vuil tong (Beringen), n voel tong (Achel), tijn tŏĕng is vuil (Heppen), toeng (Baexem, ... ), tong (Amby, ... ), tonge (Venray), tongk (Weert), toong (Boekend, ... ), toung (Schimmert), touŋ (Kinrooi), toŋ (Achel, ... ), toəng (Arcen, ... ), toəŋ (Gingelom), tōng (Gennep, ... ), tŏng (Buggenum, ... ), tŏŏng (Arcen, ... ), toͅuŋ (Opheers), toͅŋ (Achel, ... ), toͅəŋ (Gingelom), tsoŋ (Bleijerheide), tsǫŋ (Bleijerheide, ... ), tung (Dieteren), tuŋ (Beverst, ... ), tŭng (Einighausen, ... ), tòng (Arcen, ... ), tòòng (Melick, ... ), tòŋ (Eys, ... ), tóng (Bree, ... ), tóóng (Nuth/Aalbeek), tóŋ (Mechelen), tông (Mechelen, ... ), töən (Steyl), tøŋ (Hoensbroek), tø̜ŋ (Susteren), tùng (Mechelen-aan-de-Maas), tōŋ (Beek, ... ), tǫŋ (Diepenbeek, ... ), vaal tongk (Jeuk), vaul toung (Sint-Truiden), z`n toang es gelaajen (Sint-Martens-Voeren), z`n toen is angelouien (Kwaadmechelen), z`n toeng es aangelooje (Beverlo), z`n toeng is aangelaaie (Maaseik, ... ), z`n toeng is aangelaaien (Dilsen), z`n toeng is aangeloae (Ulbeek), z`n toeng is a͂ngelaën (Sint-Lambrechts-Herk), z`n toeng is oangeloan (Sint-Truiden), z`n tong es aangelaoien (Mopertingen), z`n tong es aonglaojen (Waltwilder), z`n tong es oangeloaie (Rosmeer), z`n tong is aangelaaien (Peer), z`n tong is aangelaajen (Helchteren), z`n tong is aangelaje (Peer), z`n tong is aangelaoien (Bocholt), z`n tong is aangelooien (Lommel), z`n tong is aongelaoien (Borlo), z`n tong is aongəlôjən (Eigenbilzen), z`n tong is āōngelōā (Sint-Lambrechts-Herk), z`n tong is belaue (Spalbeek), z`n tong is ōͅngelōͅiën (Diepenbeek), z`n tong is voe-ol (Kaulille), z`n tong is âângelaaien (Bree), z`n tong vooil (Rijkhoven), z`n tong ès bela-je (Weert), z`n tong ès gelooje (Vroenhoven), z`n toong `s aongelaojen (Val-Meer), z`n toong es aangelaaien (Rekem), z`n toong is aëngelauë (Groot-Gelmen), z`n toong is nie zuver (Neerpelt), z`n touŋ is oangəlôə (Zichen-Zussen-Bolder), z`n touŋ is ongəlōə (Borgloon), z`n tōng es aangelàe (Stokrooie), z`n tōng es āāngelāāien (Houthalen), z`n tŏŏng es ungeloaje (Genoelselderen), z`n tŏŏng is aangelajen (Niel-bij-As), z`n tŏŭng is oangeloaë (Wellen), z`n toͅŋ əs gəla͂ijə (Vroenhoven), z`n tôông is ôângelaoje (Riemst), zen taung is owengelowe (Heers), zen toeng es aongelaoë (Kuringen), zen toeng is aangəlûəən (Kwaadmechelen), zen toeng is aongeloae (Zepperen), zen toeng is oangeloaə (Sint-Truiden), zen tong es aangela-jen (Mechelen-aan-de-Maas), zen tong es aangeloien (Riemst), zen tong es aongelajen (Paal), zen tong es aongelonje (Veldwezelt), zen tong es belaat (Eupen), zen tong es engeloawe (Loksbergen), zen tong es engeloje (Mal), zen tong es geloaje (Zichen-Zussen-Bolder), zen tong es oingelaaid (Riksingen), zen tong is aangelaaijen (Hechtel), zen tong is aangeloun (Tessenderlo), zen tong is gelane (Moresnet), zen tong is gelouje (Zichen-Zussen-Bolder), zen tong is oungelouje (Zichen-Zussen-Bolder), zen tong is vaal (Gingelom), zen tong is voel (Rekem), zen toung es ôngelojjen (Bilzen), zen tòng is angelòwejen (Lommel), zen tông is angelaajen (Welkenraedt), zen töng ès aongelaoje (Houthalen), zĕn toeng is aangelaë (Stevoort), zĕn toeng is aanglooië (Heppen), zien toeng is aangelaajen (Opglabbeek), zien tong is aangelaaien (Neeroeteren), zien tong is aangelaje (Gruitrode), zien tong is angelojen (Achel), zien tong is angeslagen (Achel), zien tong is belaaijen (Neeroeteren), zien tong is belaje (Kinrooi), zien tong is oangeloajen (Hamont), zien toung es aangelajen (Vucht), zien tông is aangelaaien (Opoeteren), zien tông is aangelaën (Neeroeteren), zieng tong es beslaagge (Mheer), zijen toeng is aewengelaeë (Zepperen), zijn toeng is ōāngela-wen (Ulbeek), zijn tong es eangeleaë (Jeuk), zijn tong es âôngelââjen (Grote-Spouwen), zijn tong is aangelaaien (Beringen, ... ), zijn tong is aangelaen (Voort), zijn tong is aangelaien (Hasselt), zijn tong is aangeloae (Gorsem), zijn tong is aongelaaən (Sint-Truiden), zijn tong is aongelaoen (Sint-Huibrechts-Lille), zijn tong is aongelaon (Tessenderlo), zijn tong is aongeloaïen (Achel), zijn tong is bezet (Kaulille), zijn tong is vaaəl (Jeuk), zijn tong is wit oangeloajen (Neerpelt), zin toeng is aangelaaien (Rotem), zin toŋ es ōngəlōjən (Hamont), zin toŋ es ōͅngəlōͅjən (Hamont), zin toͅŋ iz āngəlā`ə (Opglabbeek), zing tong is belaat (Lontzen), zn toeng es aengelaeje (Hasselt), zn toeng es angelauen (Linkhout), zn tong is aongeloijen (Kaulille), zèn toeng ès aongelaaien (Hasselt), zèn toeng ès vuuiël (Hasselt), zèn toeng ès ângelâje (Hasselt), zèn tŏŭng is aongelāe (Wellen), zéjn tong is ongelowe (Borgloon), zən toeng is aongelaon (Sint-Truiden), zən toeng is ôângelôâden (Sint-Truiden), zən tong es oangəloə (Meldert), zən tong is aəngəlajə (Mielen-boven-Aalst), zən tong is ôêngelôden (Wellen), zən toŋ is oəngəloə (Kortessem), zən toŋ ɛs (ān)gəlājə (Rekem), zən toəŋ əs aongəlaoə (Gutshoven), zən tōng eͅs āngəlāie (Lanaken), zən toͅŋ es ōangəlōjt (Diepenbeek), zən tuŋ es āngəlait (Hasselt), zən tuŋ eͅs ōͅngəlōͅə (Herk-de-Stad), zən tuŋ is ōngəloən (Oostham), zɛin to.ŋ əs oəngəloiə (Genk), zɛin tong ɛs agəlaiən (Beringen), zɛn to.əng ɛs aongelaoə (Engelmanshoven), zɛn tong is voel (Rijkel), [Paragraaf: lichaam]  tòng (Boorsem), tsong, vgl. du. Zunge  tsong (Kerkrade, ... ), tsŏng (Bleijerheide), tsòng (Simpelveld), tsóng (Bocholtz, ... ), tsóŋ (Kerkrade), tšòng (Spekholzerheide), zong (Bleijerheide, ... ), zóng (Vaals), tongblad: toŋblōͅt (Tongeren), tussenbrug: tø̜sǝbrø̜k (Tegelen), tussenwand: tø̜šǝnwant (Uikhoven), wang: waŋ (Tegelen), watertong: watǝrtōŋ (Meijel) De gemetselde afscheiding tussen twee rookkanalen in een schoorsteen. De term 'wang' (L 270) wordt doorgaans gebruikt voor de zijmuren van een uitgebouwd rook- en/of wasemkanaal. [N 32, 25c; monogr.] || De leren lap in rijgschoenen die de wreef bedekt. [N 60, 24] || tong [DC 01 (1931)], [N 10b (1961)] || Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] II-10, II-9, III-1-1
tong van een schoen lip: leup (Montfort), lip (As, ... ), lippe (Sint-Truiden), lipje: lipje (Meijel), lipke (Maastricht, ... ), lipkə (Venlo), lĭpkə (Nieuwenhagen), lupke (Neer, ... ), pluis: Vgl. WLD II.10, p.25  pluis [?} (Posterholt), schoentong: schoentoeng (Munsterbilzen), schoentong (Peer), sjoentong (Bilzen), sjoēntoeng (Bilzen), sjoonstòng (Geleen), tong: toeng (Bilzen, ... ), tong (Achel, ... ), toong (Guttecoven, ... ), toug (Leopoldsburg), toòng (Noorbeek, ... ), toŋ (Lommel, ... ), tōng (Houthalen, ... ), tŏng (Geleen, ... ), tŏŏng (Hulsberg), tsong (Bleijerheide, ... ), tung (Houthalen), tòng (Bree, ... ), tóng (Amstenrade, ... ), tóung (Gors-Opleeuw), tóŋ (Kinrooi), tông (Beesel, ... ), t‧òng (Maastricht), (v.).  t‧oͅŋ (Eys), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  tòng (Bocholt), tóng (Kaulille), vr.  t‧oͅŋ (Ingber), tongetje: teungske (Meijel), watertong: Vgl. WLD II.10, p.25  watərtōŋ (Meijel) De leren lap in rijgschoenen, die de wreef bedekt (tong) Zie bij tek. 3. [N 60 (1973)] || een strookje leer tussen de kleppen van een schoen (tong, lipje) [N 86 (1981)] || een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)] || Tong van de schoen. Een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 114 (2002)] III-1-3