e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
thuisweven weven met de hand: wē̜vǝ męt dǝ hānjtj (Stramproy) Thuis op het handweefgetouw weven en niet in een fabriek. [N 39, 108d] II-7
thuja spaans groen: z. L.J. p. 92  spaoënsj grūū.ën (Zonhoven) levensboom, thuja III-2-1
tichelen bakken: bakǝ (Loksbergen), brikken bakken: brekǝ bakǝ (Bilzen, ... ), eigens stoken: ēgǝs stuǝkǝ (Bilzen  [(zelf een oven zetten)]  ), tichelen: texǝlǝ (Tegelen), tęxǝlǝ (Echt), tichels bakken: texǝls˱ bɛkǝ (Echt), veldbrikken bakken: vɛlt˱brekǝ bakǝ (Bilzen) Stenen bakken in veldovens. [N 98, 112; monogr.] II-8
tien centiem brak: [beïnvloeding door de suggestie in de vraagstelling?, rk]  brak (Stein), cent: 5 cent, want 2 ct. = 1 cent.  cent (Jeuk), dubbele knab: dobbele knep (Weert), dubbele lap: enne dobbele lap (Sint-Martens-Voeren), dubbeltje: dubbeltje (Gulpen, ... ), döbbelsje (Maastricht), döbbeltje (Oirlo, ... ), (10 cent).  dubbelsche (Itteren), (= 10 cent).  döbbəltjə (Meijel), nerland.  dobbeltje (Blerick), frank bet een kot in: ne frang bee e koet in (Borgloon), groschen (du.): Van Dale: groschen (Hd.), Duits tienpenningstuk.  ene grosche (Eupen), knab: ein knab (Grote-Brogel), ein knap (Schimmert), ene knâb (Maastricht), enne knab (Mheer), enne knap (Wellen), enè knab (Genk), enə knab (p) (Mechelen-aan-de-Maas), eͅnə knab (Diepenbeek), eͅnə knap (Molenbeersel), inne knap (Ulbeek), knab (Diepenbeek, ... ), knap (Echt/Gebroek, ... ), knḁb (Genk), knàp (As, ... ), knâp (Schimmert), ne knab (Opitter, ... ), ne knap (Rosmeer, ... ), nə knab (Eigenbilzen), nə knabe (Opglabbeek), èn knap (Heppen), ən knap (Zonhoven), ən knḁp (Zonhoven), ənnə knab (Kleine-Brogel), ənə knap (Lanaken, ... ), ⁄nne knap (Gronsveld), (= 10 cent).  knap (Kesseleik), (waarschijnlijk?!).  knàp (Heerlen), 0,10 fr.  knap (Kermt), 10 cent. Mv. knabe.  knap (Opgrimbie), 10 ct.  knap (Beringen), ənə knøb (Mechelen-aan-de-Maas), minder gebruikt  nə knɛp (Leopoldsburg), ənə knab (Opgrimbie), mv knabe  ənə knab (Stokkem), ook zoes wegens het speelgoed zoes  knap (Weert), ps. omgespeld volgens Frings.  knab (Kinrooi), knap (Diepenbeek), knab met een lok in: mêt e loëk ien (Gronsveld), knab van vijf cent: eine knab van vief cent (Neeroeteren), b wordt stemhebbend uitgesproken  knab van vijf cent (Opoeteren), knabje: e knēpke (Maastricht), knepke (Ell), knèpke (Maastricht), krak: krak (Montzen), sol: een sol (Sint-Lambrechts-Herk), ene sol (Borlo, ... ), enne sollə (Hoepertingen), eͅnə sol (Zepperen), inne sol (Nieuwerkerken), inne sôl (Ulbeek), n sol (Bevingen, ... ), n soəl (Hoepertingen), ne sol (Sint-Truiden, ... ), nə sol (Sint-Truiden), sol (Hoepertingen, ... ), so͂ͅl (Mettekoven), ənə sōͅəl (Zepperen), ənə soͅl (Herk-de-Stad), 10 cent  sol (Veulen), o = hol  ənə sol (Sint-Truiden), o uitgerekt  ne sol (Wellen), veel gebruikt  ən soͅl (Leopoldsburg), verouderd  ne sol (Wilderen), vijf cent  sol (Alken), Zo wordt het ook genoemd.  sol (Jeuk), sou (fr.): soe (Maastricht), stuk van tien centimes: een stuk van tien centimes (Leopoldsburg), stuk van vijf cent: e stuk van vijf cent (Hasselt), tien cent: 10 cent (Meeuwen), tien centiem: 10 centiem (Gulpen, ... ), tîên céntiem (Epen), tien centiemen: 10 centime (Eys), 10 centimen (Leopoldsburg), tien centiemen (Elen, ... ), tien centimes: 10 centimes (Maastricht), teen centimes (Melick), vijf cent: ene vijfcent (Genk), v(tm)f cent (Houthalen), vaaif cent (Lauw, ... ), vaaifcent (Genoelselderen, ... ), veecênt (Rosmeer), veef cent (Martenslinde), veesènt (Riemst), vef cent (Heusden), veif cɛnt (Wellen), veif sɛnt (Sint-Truiden), veifseͅnt (Hasselt), veisent (Houthalen), vejef sènt (Gelinden), vēf c(tm)nt (Zichen-Zussen-Bolder), vēf sēͅnt (Kuttekoven), vēf sɛnt (Borgloon), vējəf seͅnt (Zonhoven), vēͅf ceͅnt (Beringen), vēͅf sänt (Diepenbeek), vi-jf sent (As, ... ), vie cent (Bree, ... ), viecent (Neeroeteren), vief cent (Gruitrode, ... ), vief ceͅnt (Hees), vief sent (Grote-Brogel), viefcent (Bree, ... ), viēf cent (Opglabbeek), vif cent (Maaseik), vif seͅnt (Mechelen-aan-de-Maas), vif sɛnt (Eisden), viif cent (Rotem), viijf cent (Maaseik), vij seͅnt (Alt-Hoeselt), vij(e)f cent (Ulbeek), vijcent (Bilzen, ... ), vijf cent (Berbroek, ... ), vijf ceͅînt (Neerpelt), vijf sent (Rutten), vijf sənt (Genk), vijfcent (Koninksem, ... ), vijief cent (Bree), vijjef cent (Stevoort), vijəf cent (Hoepertingen), vī cänt (Vroenhoven), vīceͅnt (Lanaken), vīē sēènt (Vroenhoven), vīēf cent (Opoeteren), vīf s(tm)nt (Hamont), vīf seͅnt (Mechelen-aan-de-Maas), vīfsent (Neerglabbeek), vīəf cent (Kaulille), vīəf sänt (Molenbeersel), vâif sɛnt (s-Herenelderen), vèf cent (Paal), véf cent (Hasselt), vɛif sɛnt (Zolder), vɛ̄f cɛnt (Genk), (10 centimes).  vijf cent (Eksel), 0,1  vēͅf seͅnt (Sint-Truiden), 10 cent  veͅif sēͅnt (Overpelt), 10 ct.  v(tm)jfseͅnt (Neerpelt), vefseͅnt (Hasselt), veəf seͅnt (Bree, ... ), vēͅf seͅnt (Houthalen), vifsent (Rekem), vīf seͅnt (Lanklaar), vɛif sɛnt (Eksel), cent: langgerekt  ne vee cent (Rosmeer), de f wordt niet uitgesproken  t viesent (Eisden), doffe e  vèf cent (Paal), ij is gerekt  vijf ceͅnt (Neerpelt), ij klinkt gelijk ou int Franse bain  vijf cent (Beringen), nieuw  vèf cent (Wilderen), ps. omgespeld volgens Frings.  5 seͅnt (Kermt), vēͅf seͅnt (Hasselt), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de @ staat nog een dakje (^) en een ´; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de @ omgespeld.  ənə vēi̯fseͅ^⁄nt (Maaseik), tien centiemes  veef cent (Borgloon), verouderd: knap  vɛif cɛnt (Genk), vijf centen: vēͅv sēͅnən (Kwaadmechelen), vijf centen (Lommel, ... ), vijf sentɛn (Eupen), vèf centen (Beverlo), neen, er is geen dialectnaam  vijf centen (Oostham), vijf cents: vijf cents (Halen), vijf sang: vof çan (Remersdaal) 10 centiem [N 21 (1963)] || 10 centiemen [N 21 (1963)] || Belgische munt: stuk van 10 centiem [N 21 (1963)] || Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 10 centimes? [ZND 28 (1938)], [ZND m] || dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)] || een muntstuk van 10 centimes (in België) [s(j)oe, sol, brak, knap, klomp] [N 89 (1982)] || Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] || kluit (geldstuk) [ZND 01 (1922)] || nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
tien, oude maat voor kolen tien: 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  tien (Klimmen) tien, oude kolenmaat [N 91 (1982)] III-4-4
tien-guldenstuk geelgeuts: vgl. Sittard Wb. (pag. 108): gaelgór, geelgors, Emberiza citrinella.  geeël guutsj (Hoensbroek), gouden tientje: e golden tiëntje (Tegelen), e gouje tientje (Echt/Gebroek), e gouwe tientje (Susteren), e gouwen tîêntje (Panningen), e gowwe tiensje (Gronsveld), ee gouwe tîêntje (Oirsbeek), ei gouwe tientje (Maasbracht), ei gouwe tieëntje (Boeket/Heisterstraat), ei gòlje tĭĕntje (Maasniel), ein golde tientje (Blerick), ein gouwe tiéntje (Guttecoven), en gouwe tientje (Haelen), gauwə téəntjə (Holtum), golde sientje (Middelaar), golde tiëntje (Venlo), golje teentje (Roermond), gouwe tĕĕntje (Nunhem), gouwe tientje (Leuken, ... ), gouwe tientsje (Heugem), gowe tientje (Waubach), gowwe tientje (Puth), u gouwe tiensje (Wijk), ’n gauwwe Tieëntje (Klimmen), ⁄n gouwe tiendje (Limbricht), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  gouwe tĭĕnsje (Maastricht), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  e gouwe tieëntje (Klimmen), ee gauwe tieèntje (Welten), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  e gowwe tientsje (Eijsden), Opm. "Duit"sinds mensenheugenis niet meer in gebruik; alleen nog : "gênne roëje duit miër hebbe".  ⁄n golde tientje (Tegelen), Opm. als het goud is.  ein gouw tīēntje (Baarlo), Opm. fl. 2,40 = sjtùk.  gouwe tientje (Obbicht), Opm. of: tensche.  e gouwe tensje (Schimmert), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  e gāūwe tieèntsche (Schimmert), é gouwe tīēntje (Mechelen), gouden willempje: ee gówe willemke (Heerlen), gouden, een ~: vgl. Venlo Wb. (pag. 137): golde, gouden; gölde, gulden.  golde (Venlo), goudstuk: goodstuk (Mechelen), gôôdsjtuk (Hoensbroek), goudstukje: goodschtukske (Mechelen), groot goudstuk: ei graot goudsjtök (Sittard), kastenpietje: kaaste pietje (Milsbeek, ... ), stuk van tien gulden: steͅk van tīən gølə (Opglabbeek), ps. omgespeld volgens Frings.  støk van tjeͅn gølə (Mechelen-aan-de-Maas), ə štøk fa tijən gøldə (Teuven), tien gulden: teen guije (Sittard, ... ), teèn gùlje (Roosteren), tiën gŭlle (Nuth/Aalbeek), tseng juule (Kerkrade), ps. omgespeld volgens Frings.  tēn gølə (Hoeselt), tijən gøldə (Teuven), tiən gøldə (Teuven), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿) - of gewoon letterlijk overnemen als een hoge komma?  tin gøͅlʔə (Rotem), tien-guldenstuk: tiën guldeschtuk (Mechelen), ps. omgespeld volgens Frings.  tingøləstøͅk (Kaulille), tīngø͂ͅljə stək (Lanklaar), tientje: a tèintsche (Valkenburg), e tientje (Heerlerheide, ... ), ein teentje (Roermond), ein tientje (Born, ... ), en tientje (Oirlo, ... ), tienche (Mesch), tiensje (Maastricht), tientje (Beegden, ... ), tientsje (Maastricht, ... ), tieëntje (Baarlo, ... ), tintje (Sevenum), tiëntje (Venlo), tīēntje (Egchel), è tientje (Grevenbicht/Papenhoven), ə tjèntje (Urmond), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  tieënsje (Ulestraten), Opm. de ie is kort.  tientsje (Heer), Opm. gouwe.  tièentsje (Houthem), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  tīēntsje (Oost-Maarland), ps. letterlijk overgenomen.  ein tiēntje (Baarlo), ps. omgespeld volgens Frings.  tintʔə (Hamont), tivtšə (Maaseik), tīəntšə (Bree), ə tintšə (Hasselt), ən tintšə (Maaseik), ps. omgespeld volgens IPA.  ən tīəntʔə (Rotem), wilhelmientje: willemientje (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  ə viləmintšə (Hasselt), willempje: Opm. zo wordt het ook genoemd.  e wullemke (Panningen) 10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] || tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] || zilveren geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
tiend <omschr.> afdragen aan het rijk: aafdraage aa ’t rīēk (Hoensbroek), belasting: belasting (Sevenum), belastinge (Kinrooi), bəlasting (Holtum), de belasting (Guttecoven, ... ), ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  belastingen (Halen), ps. niet omgespeld!  bəlastingə (Rummen), ps. omgespeld volgens Frings.  bəlasteŋ (Kaulille, ... ), bəlastiŋ (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), bəlastiŋə (Velm), bəlāsteŋ (Hamont), bəlāstəŋ (Diepenbeek), bəla͂steŋə (Kermt), də bəlasteͅŋə (Teuven), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "n"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  bəlastin~ (Oud-Waterschei), ps. omgespeld volgens IPA.  bəlās’tiŋ (Gelinden, ... ), bəla͂steŋ (Overpelt), cijns: sins (Swalmen), sinze (Mechelen), contributie: koͅntrəbøsi (Zolder), Opm. zo werd grondbelasting vroeger genoemd.  contributie (Geulle), ps. omgespeld volgens Frings.  də koͅntrəby(3)̄šə (Teuven), kontrəby(3)̄sə (Borgloon), kontrəbysi (Lanklaar), kōntrəbysi (Lommel), koͅntrəbeͅjšə (Hasselt), koͅntrəbysə (Rummen), koͅntərbusə (Zichen-Zussen-Bolder), koͅntərbysə (Halen), koͅntərbytə (Rekem), de halve schoor: Opm. dit kan bijvoorbeeld de helft van de opbrengst zijn, zo genoemd!  de hawf sjaor (Klimmen), fractie: Opm. bijv. prijs van bijvoorbeeld 20 kg. rogge werd om St. Andries bekend.  fractie (Neer), grondbelasting: ps. omgespeld volgens Frings.  grontbəlasteŋ (Bocholt), grundbəlastiŋ (Rotem), grondlasten: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  groondlaste (Welten), koekoeksheffing: Opm. sinds kort.  koekoeksheffing (Egchel), kwaad geld: ps. omgespeld volgens Frings.  kot geͅlt (Oud-Waterschei), last: ps. omgespeld volgens Frings.  las (Rosmeer), last (Gelieren/Bret), lasten: ps. omgespeld volgens Frings.  lastə (Herk-de-Stad), levering: ps. omgespeld volgens Frings.  ei̯n lēvəreŋ (Kermt), pacht: de pacht (Roermond), ps. omgespeld volgens Frings.  pax (Smeermaas), ps. omgespeld volgens IPA.  paxt (Rotem), rent: ps. omgespeld volgens Frings.  reͅintə (Wellen), reͅnt (Hoeselt, ... ), schat: Opm. (zie laatste pagina): zij, die aangeslagen waren in de belasting en "dr sjat"moesten betalen, hadden stemrecht. Er was een rijks- en een gemeentebelasting (aldus de zegsman).  d’r sjat (Klimmen), Opm. als vroeger iemand een stuk land pachtte, was daarbij vaak ingesloten, dat de pachter ook grondbelasting ("de sjat") van dat land betaalde.  de sjat (Oirsbeek), schats: (= de "schatting").  d’r sjats (Bleijerheide), taks (<fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  dən taks (Hasselt), tien: tièn (Schimmert), tiende: de tiend (Baarlo, ... ), de tieënd (Hoensbroek), de tiènde (Obbicht), de tīēnd (Blerick), taindj (Horn), teende (Oirsbeek), teendj (Asenray/Maalbroek), teenj (Guttecoven), teentj (Sint-Odiliënberg), tĕĕndje (Nunhem), te͂nde (Puth), tieendj (Doenrade, ... ), tieentj (Heel), tiejent (Maasbree), tiejnde (Schaesberg), tiend (Arcen, ... ), tiende (Urmond), tiendje (Weert), tient (Brunssum), tieênd (Berg-en-Terblijt), tieën (Heerlen), tieënde (Gulpen), tiēnd (Baarlo), tiĕĕnj (Schinveld), tind (Lottum), tiènd (Blerick), tièndj (Maasbracht), tiënd (Beesel, ... ), tīēnd (Afferden, ... ), tĭĕnd (Well), tĭĕnt (Meerlo), tunj (Sittard), tènd (Blitterswijck), téĕndj (Stevensweert), tênd (Nederweert), tênde (Mheer), tîênde (Puth), ⁄t tīēnd (Milsbeek, ... ), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  tieënd (Ulestraten), met lengteteken op de a  tänd (Wellerlooi), Opm. door pastoor. Vroeger: tiende schoeèf koren.  tienden (Eksel), Opm. koren, turf, enz. (gaf men voor armen).  tiend (Meijel), Opm. oudste van de zegslieden stond niet in voor de originaliteit van dit woord.  de tiend (Born), Opm. tiendschuur om t tiend ôp te slaon.  en tiend (Oirlo), Opm. uitspraak als in Echt.  tèinjd (Herten (bij Roermond)), Opm. vruchten die door de pachters werden betaald en opgestapeld in tieënde sjeur.  ⁄t tieënd (Neeritter), ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!).  tīēnde (Waubach), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  de tīēānden (Jabeek), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  de tiend (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  de tində (Lommel), də tīnt (Lanklaar), tindəs (Rotem), tiəndə (Opglabbeek), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ⁄tindəs (Neerpelt), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje vóór de \\ heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag".  də tindʔə (Waterloos), ps. omgespeld volgens IPA.  tīənj (Rotem), tīənjə (Rotem), ps. stoottoon.  de t‧eende (Maasniel), tiender: tsiender (Simpelveld), tiendpenning: de tiendpenning (Maastricht), tiendschuur: de tiendschuur (Maastricht), Opm. (zie laatste pagina): de som die van de opbrengst aan het land aan de belastingen moest worden afgestaan, heeft geen bepaalde naam. Wel was er hiervan sprake: dit is een bergplaats waar al de goederen werden opgestapeld.  tensxy(3)̄r (Borgloon), Opm. alleen dit woord bestaat nog: (waar de tienden werden opgeslagen).  tièènzjuur (Urmond), Opm. heel vroeger was dat de tiende, vandaar ook nog de "tiend schuur".  tiend schuur (Schimmert) tiend [SGV (1914)] || tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)] III-3-1
tiendschuur tiendenschuur: tendǝsxȳr (Kwaadmechelen), tendǝšȳr (Tongeren), tindǝsxīr (Spalbeek), tindǝšȳr (Diepenbeek, ... ), tiǝndǝšø̄r (Neeritter), tiendhof: tinjǝf (Oirsbeek), tiendhok: tinthǫk (Ysselsteyn), tiendschuur: tentsxȳr (Tessenderlo), tentsxȳǝr (Borlo), tiendschuur (Boekt Heikant), tinsxȳr (Hechtel), tintsxȳr (Blitterswijck, ... ), tintsxø̄r (Kaulille), tintšȳr (Hoensbroek), tintšø̄r (Lanklaar, ... ), tinšø.r (Eisden), tiē̜nšȳr (Urmond), tięnjšȳr (Geulle), tięntjšȳr (Stevensweert), tiǝnsxø̄r (Hout-Blerick), tiǝntsxø̄r (Blerick), tiǝntšȳr (Klimmen, ... ), tiǝntšø̄r (Helden, ... ), tēntšø̄r (Grathem, ... ), tēŋtšȳr (Sittard), tęntšīr (Beverst), tīntsxȳr (Milsbeek, ... ), tīntšīr (Gelieren Bret), tīǝnšø̄r (Rothem), tiendschuurtje: tintšø̄rkǝ (Bocholt), veldtien(de): vɛlttin (Romershoven) Het gebouw waarin het tiendgewas werd opgeborgen. In sommige streken werd het tiendgewas vroeger centraal in een schuur van één boerderij opgeslagen, deze boerderij kreeg dan de naam tiendhof (bijv. in Q 33). Na de Franse tijd (¬± 1790) werd het tiendgewas afgeschaft. In sommige boerderijen ontbrak de tiendschuur; het tiendgewas werd opgeslagen waar ruimte was, bijv. in het bakhuis (L 360), het kafkot (Q 158), de tast (P 44, 48, 49, 55, 222), de schuur (P 51) of de motsemschelf (Q 178, 179). De bij het lemma gevoegde kaart is een historische kaart; ze bevat de registratie van de plaatsen waar men zich op het tijdstip van de enqu√™te, dus in het begin van de jaren zestig, nog herinnerde dat er schuren naar de tienden vernoemd werden. [N 5A, 66b; monogr.] I-6
tientje van de rozenkrans gesetz (du.): e gezets (Eys), ee gezets (Bocholtz), ee gezèts (Epen, ... ), ət gəzɛts (Montzen), tientje: e teentje (Eigenbilzen), e tiensje vaan de roezekrans (Maastricht), e tientje (Nieuwenhagen), e tientsje (Terlinden, ... ), e tieënsje (Gulpen), e tiëentje (Kunrade), een tientje (Zonhoven), ei tientje (Lutterade), ein tieèntje van oze roeazekrans (Schinnen), en tientje (Merselo), teensje (Eigenbilzen), teentje (Melick, ... ), teentsje (Eigenbilzen), teintje (Ophoven), tieentje (Baarlo, ... ), tieentsje (Bocholt), tiendje (Klimmen, ... ), tienje (Vijlen), tienke (Eksel, ... ), tiensje (Maastricht, ... ), tiensjə (Maastricht), tienten (Zonhoven), tientje (Beesel, ... ), tientje van de roeezekrans (Venray), tientje van de roezekrans (Baarlo), tientje vanne roezekrans (Roggel), tientjen (Achel, ... ), tientjes (Opglabbeek), tientji (Sint-Truiden), tientsje (Heugem, ... ), tieëntje (Hoensbroek, ... ), tieëntsje (Sint-Truiden), tingke (Tessenderlo), tinkə (Loksbergen), tintje (Sevenum), tintjə (Meijel), tintsje (Sint-Martens-Voeren), tièntsje (Valkenburg), tiënsje (Geulle), tiëntje van der roëzekrans (Klimmen), tjeentje (Holtum), tjēntsje (Boorsem), tjèensje (Uikhoven), tjèntsje (Meerssen), tèèntje (Neerbeek), è tientje (Geleen), ə tinsjə (Hoeselt) Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)] III-3-3
tieretein tieretein: tirlǝtęjn (Bocholt), tirtęj (Maastricht), tērtɛj (Altweert, ... ), tǝrtɛj (Meijel), tiretaine: tiretaine (Herderen, ... ), tęrǝtęǝn (Maasmechelen) Geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag (Van Dale, pag. 2912). [N 62, 98; N 62, 93a; N 62, 97; MW; monogr.] II-7