e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
terugwijkende dakrand boven een poort deurhuif: dø̄rhūf (Grathem), half kapelletje: hau̯f kǝpɛlkǝ (Bree), hap uit het dak: hap ūt ǝt˱ dāk (Neerpelt), hemel: hīmǝl (Lummen), hooivaart: hø̜i̯vārt, hūi̯vārt (Maaseik), inham: enham (Borgloon, ... ), ēnam (Velm), inhoek: enhōk (Tungelroy), inkeping: inkēpeŋ (Leopoldsburg), inkorting: ē ̞nkǫteŋ (Zichen-Zussen-Bolder), inlaat: enlǭt (Susteren), insprong: ensproŋk (Eigenbilzen), enspruŋk (Sint-Truiden), ensprǫŋ (Achel), ensprǫŋk (Rotem), insproŋ (Beringen), insprong van het dak: enspruŋk ˲van t ˲dak (Halen), insteek: ēnstēk (Eisden), kapel: kapɛl (Rothem), nisrand: nesraŋk (Tegelen), oversteek: ø̜̄vǝrštē̜ ̞k (Nunhem), terugspring: trøkšpręŋ (Oirsbeek), uitsprong: ø̜tspruŋ (Tessenderlo), verhoogde invaart: vǝrhȳǝx˱dǝ envārt (Panningen) Een poort in de lange gevel van een schuur of stal zou door de geringe hoogte van het dak wel eens te laag kunnen zijn om wagens door te laten. Om dit te voorkomen kan men de poort binnenwaarts plaatsen ofwel het dak boven de poort verhogen. In beide gevallen wordt de hoogte groter. In het eerste geval ontstaat er boven de teruggebouwde poort een terugwijkende dakrand. Het dak wordt iets kleiner. Zie afbeelding 22.a. [N 4A, 30] I-6
terugwinnen recupereren: rēkypǝrērǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), terugwinnen: tǝrøxwenǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Transport- en ondersteuningselementen alsmede andere materialen uit de ontkoolde en de opgegeven mijngangen terugwinnen. [Vwo 657; Vwo 776] II-5
terugwinning recuperatie: rēkypǝrāsi (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), terugwinning: tǝrøxweneŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) De terugwinning van materialen, bijvoorbeeld transport- en ondersteuningselementen, uit de ontkoolde en de opgegeven mijngangen. [Vwo 656; Vwo 777] II-5
test amerenpot: ōͅ.mərəpoͅt (Tungelroy), kelletje: keͅlkə (Tungelroy), test: teͅst (Blitterswijck, ... ), vuurpotje: vø&#x0304rpøͅtjə (Brunssum) aarden potje met oor voor kooltjesvuur in de stoof || test in stoof || vuurtest (in houten stoof) [N 49 (1972)] III-2-1
tetanus begaving: begaoving (Beesel), begauving (Vlodrop), bloedvergiftiging: blood vergiftiging (Venlo), bloodvergifteging (Roermond), bloodvergiftiging (Heerlen), blootvergifting (Baexem), duivelskramp: duuvelskramp (Tegelen), klem: `t klem (Lommel), de klem (Dilsen, ... ), de klem hubbe (Brunssum), de klèm (Bilzen), də klöm (Ophoven), kjlem (Maastricht), klem (Achel, ... ), klim (Loksbergen, ... ), klèm (Amstenrade, ... ), klém (Urmond, ... ), klém ? (Maastricht), klêm (Bilzen, ... ), klɛm (Eys, ... ), Bij vee.  klem (Kapel-in-t-Zand), Dit woord is de informant alleen bekend bij dieren, waar het de klem is.  de klem (Oirsbeek), koud: `t kaud (Bilzen), koude vinger: een kou-je vinger (Mechelen-Bovelingen), koudvuur: kaat vuur (Houthalen), koud vuur (Beek, ... ), kramp: kramp (Stramproy), nekkramp: nekkramp (Beesel, ... ), stijfkramp: stijfkramp (Peer), tetanus: teetaanəs (Meijel), teetanəs (Simpelveld), teetāānus (Nieuwenhagen), teetáánus (Stevensweert, ... ), tetanos (Jeuk, ... ), tetanus (Broekhuizen, ... ), tétanus (Kapel-in-t-Zand), tétánòs (Tongeren), vallende ziekte: vallende zeekte (Uikhoven), vuur: `t vier (Bilzen), het vuur (Echt/Gebroek), zweer: enne zwer (Arcen), zweren (ww.): de wông is an ut zwaere gegange (Helden/Everlo), zweere (Venlo), zwering: zwêring (Maasbree) Als in een wondje straatvuil komt, kan er een infectieziekte ontstaan. De wetenschappelijke naam van die ziekte is Tetanus. Hoe noemt men die ziekte in uw dialect? [DC 60 (1985)] || tetanus, tbc [N 84 (1981)] || Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)] || Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem, tetanus). [N 107 (2001)] III-1-2
tetveulen klein veulentje: klē. vø̄.lǝkǝ (Zonhoven), klē̜ vø̄.lǝkǝ (Kaulille), melkveulen: mę.lǝkvø̄.lǝn (Achel, ... ), męlǝkvȳǝlǝ (Waubach), memveulen: mɛmvø̄.lǝn (Neerpelt), niet gespeend (veulen): nēt gespiǝnt (Meeswijk), ongespeend (veulen): onjǝšpiǝnt (Moresnet), speenveulen: spiǝnvø̄.lǝ (Wijchmaal), spēǝnvø̄.lǝ (Zolder), špiǝnvø̜lǝ (Terlinden), tetter: tɛttǝr (Alken, ... ), tetveulen: tęt˲vø̄.lǝ (Bommershoven, ... ), tɛt˲viǝlǝ (Bilzen), tɛt˲vi̯ø.lǝ (Herderen, ... ), tɛt˲vi̯ø̄.lǝ (Rutten), tɛt˲vi̯ø̜.lǝ (Martenslinde), tɛt˲vi̯ø̜lǝ (Tongeren), tɛt˲vyø.lǝ (Rijkhoven, ... ), tɛt˲vyø̄.lǝ (Diets-Heur), tɛt˲vyø̜.lǝ (Koninksem, ... ), tɛt˲vȳǝ.lǝ (Bocholt, ... ), tɛt˲vȳǝlǝ (Henis), tɛt˲vøi̯.lǝ (Hoepertingen, ... ), tɛt˲vøi̯lǝ (Donk, ... ), tɛt˲vø̄.lǝ (Beringen, ... ), tɛt˲vø̄.lǝn (Achel, ... ), tɛt˲vø̄i̯.lǝ (Kozen, ... ), tɛt˲vø̄lǝ (Berverlo, ... ), tɛt˲vø̄lǝn (Heppen, ... ), tɛt˲vø̜̄lǝ (Buvingen, ... ), tɛt˲vø̜i̯.lǝ (Alken, ... ), tɛt˲vø̜i̯lǝ (Borlo, ... ), tɛt˲vē.lǝ (Berbroek, ... ), tɛt˲vē.lǝn (Peer), tɛt˲vī.lǝ (Bree), tɛt˲vīǝ.lǝ (As, ... ), tɛt˲vīɛ.lǝ (Hees, ... ), tetveulentje: tɛt˲vi̯ø.lǝkǝ (Sluizen), tɛt˲vīǝ.lǝkǝ (Grote-Brogel), veulen: vȳlǝ (Oost-Maarland), vø̄.lǝ (Ottersum), vø̄lǝ (Baarlo, ... ), vø̜̄lǝ (Neer), vø̜̄ǝlǝ (Gemmenich), veulentje: vø̄lǝkǝ (Smeermaas), vø̜lkǝ (Sevenum), zeugeling: zōgǝleŋ (Hulsberg), zūxleŋ (Neeritter), zǫǝgǝleŋk (Kerkhoven), zǭu̯ǝgǝleŋ (Tessenderlo), zuigeling: zȳgǝleŋ (Maasniel, ... ), zȳgǝleŋk (Bleijerheide), zøi̯gǝleŋ (Lanklaar), zø̜̄i̯gǝleŋ (Lommel, ... ), zø̜i̯gǝleŋ (Maaseik, ... ), zø̜xǝleŋ (Sint-Martens-Voeren, ... ), zī.gǝleŋ (Opitter), zuigveulen: zux˲vø̄lǝ (Kerkrade, ... ), zux˲vø̜̄ǝlǝ (Hombourg), zȳx˲vȳǝlǝ (Heerlen, ... ), zȳx˲vø̄lǝ (Afferden, ... ), zø̜̄gvø̜̄lǝ (Mechelen), zø̜̄x˲vø̜̄lǝ (Sint-Truiden), zø̜i̯xvø̄lǝ (Montfort, ... ), zø̜i̯x˲vø̄lǝn (Lommel), zø̜i̯x˲vø̜̄lǝ (Baexem, ... ), zōx˲vø̄lǝ (Hulsberg, ... ), zuigveulentje: zȳx˲vølkǝ (Horst), zȳǝx˲vølkǝ (America), zuikeling: zi.kǝleŋ (Vlijtingen), zi̯ɛkǝleŋ (Eigenbilzen), zyø.kǝleŋ (Kanne), zyø̜kǝleŋ (Rotem), zyǝkǝleŋ (Dilsen), zȳ.kǝleŋ (Meeswijk), zȳkleŋ (s-Gravenvoeren), zȳkǝleŋ (Urmond), zȳǝ.kǝleŋ (Elen, ... ), zø̄.kǝleŋ (Kinrooi, ... ), zø̄kǝleŋ (Boorsem, ... ), zēkǝleŋ (Neeroeteren, ... ), zęi̯.kǝleŋ (Bilzen), zīǝ.kǝleŋ (Mopertingen, ... ), zuikveulen: zukvø̜̄lǝ (Grevenbicht / Papenhoven), zuǝkvȳǝlǝ (Gronsveld), zuǝkvīǝlǝ (Gronsveld), zȳkvø̄lǝ (Bokrijk), zȳkvø̄lǝn (Urmond), zȳkvīǝ.lǝ (Meeuwen), zø̜i̯kvyǝlǝ (Thorn), zīkvīǝ.lǝ (Opglabbeek), zūkvȳǝlǝ (Klimmen), zūkvøi̯lǝ (Kanne), zūkvø̄lǝ (Rothem), zūkvø̜̄lǝ (Herten, ... ), zű̄.k˲vīǝlǝ (Meeuwen), zǭ.kvø̄.lǝ (Houthalen), zuikveulentje: zukvø̜̄lkǝ (Maxet) Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2] I-9
teugel teugel: tø̜jgǝl (Loksbergen) De streng die ontstaat door vereniging van tenminste drie uitgesponnen en samengedraaide strengen. Dit soort stevig koord gebruikt men voor het mennen van paarden of voor het luiden van klokken. [N 48, 89a] II-7
teugel, leidsel bekriem: bɛkrēm (As, ... ), bɛkrīm (Gelieren Bret, ... ), bijtteugel: bi.ttię.gǝl (Hees), bi.ttyø.gǝl (Riemst), bittīę.gǝl (Gellik), bē.ttię.gǝl (Vlijtingen), bī.ttię.gǝl (Veldwezelt), bī.tti̯ę.gǝl (Val-Meer), bī.ttyø̜.gǝl (Herderen), bī.ttyǝ.gǝl (Vroenhoven), bī.ttīǝ.gǝl (Mopertingen), bīttyø.gǝl (Zichen-Zussen-Bolder), guide: gets (Achel), gidǝ (Zelem), git (Borgloon, ... ), gits (Hoeselt), gīdǝ (Beringen, ... ), (mv)  gī.dǝn (Zonhoven), gīdǝn (Kinrooi), kordeelriem: kǝrdiǝlrem (Achel, ... ), lei: lęi̯ (Gruitrode, ... ), leidsel: lęi̯tsǝl (Tegelen, ... ), leis: lęi̯.s (Tegelen), lęi̯s (Baarlo, ... ), lɛi̯s (Castenray, ... ), leist: lęi̯st (Horst, ... ), leitoom: lētō.m (Grote-Spouwen), lijn: len(ǝ) (Zelem), lin (Baarlo, ... ), liŋ (Bleijerheide, ... ), lē̜i̯n (Opheers), lē̜ǝn (Gingelom), lęi̯n (Maaseik, ... ), lęn (Kwaadmechelen, ... ), līn (Heerlerheide, ... ), lijnt: lenjtj (Kessenich), lint (Merselo), lēnt (Ottersum, ... ), loenje: lǫnjǝ (Loksbergen), loos: luøs (Koninksem), luø̜s (Tongeren), luęs (Vechmaal), luǝs (Diets-Heur, ... ), ophangsel: ǫphɛŋsǝl (Boekhout), overtoom: i̯ø.vǝrtō.m (Hoeselt), paardslijn: pē̜rslin (Baexem, ... ), pē̜ršlin (Rothem), rijlijn: rilin (Roosteren), rijtoom: ręi̯tuǝm (Achel  [(bij rijpaard)]  ), strangel: straŋǝl (Montenaken), (mv)  straŋǝls (Kerkom), strangen: straŋǝ (Gingelom, ... ), strengels: strɛŋǝls (Vorsen), teugel: tøgǝl (Lommel), tøi̯.gǝl (Borgloon, ... ), tøi̯gǝl (Binderveld), tø̄.gǝl (Beringen, ... ), tø̄gǝl (Heppen, ... ), tø̜i̯.gǝl (Alken, ... ), tø̜i̯gǝl (Sint-Truiden  [(bij twee paarden - om het snelste in te houden)]  , ... ), tē.gǝl (Beverst, ... ), tēgǝl (Berbroek), tīǝ.gǝl (Waltwilder), (mv)  tø̄.gǝls (Hopmaal), tø̄gǝls (Stevoort), tø̜i̯.gǝls (Rukkelingen-Loon), teugelriem: tø̄.gǝlrīm (Berg), toom: tou̯.m (Tongeren), tou̯m (Munsterbilzen), tue.m (Kaulille), tum (Godschei), tuǝm (Eksel, ... ), tō.m (Bilzen, ... ), tǫui̯m (Grote-Brogel, ... ), tǫu̯.m (s-Herenelderen, ... ), tǫu̯m (Gors-Opleeuw, ... ), toomriem: tō.mrī.m (Genk), toomstrang: tumstraŋ (Binderveld  [(ouder dan teugel)]  , ... ), tuǝmstraŋ (Aalst, ... ), tūmstraŋ (Buvingen), tūmstraŋk (Boekhout), tǫmstrā.ŋk (Mechelen-Bovelingen, ... ), tǫu̯mstraŋ (Zepperen), tǫu̯mstrā.ŋk (Gelinden, ... ), (mv)  tuǝmstraŋǝ (Aalst), tūmstraŋǝ (Borlo, ... ), toomstreng: tūi̯mstręŋ (Ordingen), toomstrengels: tūmstręŋǝls (Jeuk), trens: trɛ.ns (Bocholt, ... ), vaarriem: vǭ.ǝrrī.m (Bilzen), wegteugel: wē̜xti̯ø.gǝl (Millen) Een riem of koord waarvan de uiteinden aan de twee kanten van het bit van het paard bevestigd zijn en waarmee het bestuurd wordt. Deze teugel kan lang of kort zijn. In het eerste geval bestaat hij uit één stuk en reikt hij tot achter het paard; de voerman houdt het midden ervan in de hand (cf. lemma Dubbele Lijn). In het tweede geval reikt hij slechts tot juist achter het haam; dan is aan het midden een enkele lijn, het kordeel (cf. lemma KordeelL) bevestigd, die de voerman in de hand houdt. De dubbele lijn van een paard dat voor de ploeg is gespannen is altijd langer dan die bij een kar of wagen. Het lemma Ploeglijn is al eerder behandeld in WLD I, afl.2, blz. 182. De vraagstelling in de lijsten liet echter niet toe om voor Nederlands Limburg evenveel materiaal op te nemen als voor Belgisch Limburg. Op de zeer ruime vraag N 13,29 Enkele band of touw dat aan het hoofdstel is vastgemaakt werden allerlei specifieke benamingen opgegeven, waardoor het te riskant werd om de algemene benamingen voor teugel voor Nederlands Limburg uit de gegevens af te leiden. Om toch een idee te kunnen geven van de gegevens voor Nederlands Limburg werd gekeken naar algemene antwoorden op vraag N 13,31 Dubbele band die aan weerszijden van het gebit is vastgemaakt en tot aan de hand van de voerman dubbel is en het eerste deel van vraag N 13, 34 Kent u afzonderlijke benamingen voor de leidsels gebruikt bij het rijden met de kar, het ploegen? Daaruit bleek dat de woordtypes lei, leis en lijn behoorlijk afgebakende gebieden vormen. Veiligheidshalve zijn alleen deze laatste gegevens voor Nederlands Limburg opgenomen en op kaart gebracht. [JG 1a, 1b; N 13, 30 en 34] I-10
tevreden content: kóntent (Roermond) tevreden III-1-4
tevreden; tevredenheid aard: aard aan get hubbe (Neer), áárt (Heerlen), blijdschap: blietsjap (Kapel-in-t-Zand), content: Bein toch content! (Holtum), Ben mn content, doe (Heythuysen), bes mer content doe! (Heerlerheide), bĕn doew mer content! (Nunhem), Bin maar content dich! (Blerick), Bin maar content, dich! (Blerick), bis mer content! (Brunssum), bis mèr contènt! (Wolder/Oud-Vroenhoven), Bis tiech mēr content! (Oost-Maarland), bun mèr content! (Maasbracht), Bès mer content! (Sittard), Bès mèr content dich! (Schimmert), bön mer content (Horn), bön mer content! (Reuver), contant (Eigenbilzen), content (Maastricht, ... ), content zin (Schimmert), content zièn (Sevenum), contint zeen (Weert), contènt (Heerlen), côntent (Herten (bij Roermond), ... ), doe mer content (Horn), kontaant ziej (Vlijtingen), kontant (Genk), kontent (Amby, ... ), kontent zien (Venlo), kontènt (Beverlo, ... ), kontént (Gronsveld), kontént zien (Gronsveld), kontênt (Tungelroy), kontɛnt (Eupen), koontént (Maastricht), këntênt (Tongeren), kòntent zieë (Klimmen), kòntènt (Loksbergen, ... ), kòntént (Niel-bij-St.-Truiden, ... ), kóntent (As, ... ), kóntènt (Meeuwen, ... ), kónté.nt (Zonhoven), kóntént (Meeswijk), zeet mer content doew! (Neeritter), zeetj mer content (Weert), Doa bè.n iech konte.nt bèè: Daarmee ben ik tevreden  konte.nt (Hasselt), Ik bin é.rg konté.nt ovver zien wé.rk  konté.nt (Gennep, ... ), kènjer doontj uch ouch kontent  kòntent (Echt/Gebroek), contentement (fr.): kóntentemint (Maastricht), kóntentemènt (As), mar.: zn.  contentement (Jeuk), contentheid: kontent hijt (Maastricht), contentigheid: contentigheid (Caberg), koontentigheid (Maastricht), kòntèntəchheit (Maastricht), kóntentigheid (Maastricht), freude (du.): v.  vr‧øͅi̯t (Eys), genoegdoening: genógdoening (Maastricht), genot: vb. "veel genot hebben van een kostuum  gənòt (Niel-bij-St.-Truiden), goesting: goesting (Ell, ... ), goosting (Lutterade), gòsting (Bree), gósting (As, ... ), la bonheur (fr.): alle boneur! (Noorbeek, ... ), lol: lol d⁄r ân hebbe (Oirlo), lōl (Nieuwenhagen, ... ), plezier: met plezeer (Hoensbroek), plazeer (Reuver), plezeer (As, ... ), plezeer in hebbe (Venlo), plezier (Heythuysen, ... ), plezéér (Swalmen), pluzeer (Doenrade), plözeer (Posterholt), pləzeer (Amstenrade, ... ), pləzeer⁄ (Brunssum), pləzēēr (Heel, ... ), pləzēͅr (Meeuwen), schik: schik (Meerlo, ... ), spa (du.): sjpàs (Simpelveld), spas (Eys), v.  špa.s (Eys), tevreden: tevreeje (Castenray, ... ), tevreie (Heerlen), tevreije (Maastricht), tevreijə (Doenrade), tevreje (Blitterswijck, ... ), tevrieë (Genk), tse vreie (Kerkrade), tsevreie (Bleijerheide, ... ), tuvri-jə (Gennep), tze vrae (Vaals), təvrijjə (Maastricht), təvréé zîê (Epen), Ziet mer tevreje, gei-j! (Bergen, ... ), tevredenheid: tse vreieheet (Kerkrade), tevree: tevreij(e) (Maastricht), təvrēͅ (Gemmenich), ouder is kóntent  tevrei (Sittard), trek: trek (Meijel), trek hebbe (Oirlo), trèk (Schinnen, ... ), voldaan: voldao (Merkelbeek), voldoon (Maastricht), voldaanheid: voldoōnheid (Schinnen) content || genoegen, plezier || Hoe zegt men: Wees maar tevreden, jij! [N I (1964)] || kontent || kontent, tevreden || niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)] || tevreden || tevreden, voldaan, blij || tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] || vergenoegd, blijmoedig, tevreden || voldaan (tevreden) || voldaan, tevreden || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)] III-1-4