e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te wijde mouw rimpelmouw: rømpǝlmu (Tegelen), te wijde mouw: tǝ wetjǝ mǭw (Meijel), tǝ wi-jǝ mu (Meerssen), tǝ wi-jǝ muw (Herten), tǝ wyjǝ muw (Echt) Mouw die te wijd is. [N 59, 130a] II-7
te zacht branden de oven koelt af: dǝn ǭvǝ kylt˱ af (Ottersum), de oven trekt niet: dǝn ǭvǝ trękt ni (Ottersum) Gezegd van (een deel van) de pottenbakkersoven. In L 270 werd dit veroorzaakt door te weinig trek. [N 49, 85b] II-8
te zwaar in de rug dragen: (de kar) drøx (Swalmen), te zwaar dragen: (de kar) drø̜xt tǝ šūr (Mechelen), te zwaar geladen: tǝ zōr gǝlǭi̯ǝ (Val-Meer), te zwaar in de haam: tǝ zwǭr en dǝ hām (Grathem), te zwaar in de rug: tǝ zwø̜r en dǝ ręx (Peer), tǝ zwār en dǝ røk (Sevenum), tǝ zwār en dǝ røx (Munstergeleen), tǝ zwār en dǝ rø̜k (Neer), tǝ zwār en dǝ ręx (Opglabbeek), tǝ zwār enǝ røx (Berverlo), tǝ zwār in dǝ røx (Gennep, ... ), tǝ zwē̜r enǝ rø̜k (Weert), tǝ zwōr ē̜n dǝ røx (Hoeselt), tǝ zwǭr en dǝ røk (Baarlo, ... ), tǝ zwǭr en dǝ rø̜k (Berg, ... ), tǝ žwǭr en dǝ røk (Maasniel), tǝ žwǭr en dǝ rø̜k (Neerbeek, ... ), tǝ žwǭr enǝ rø̜k (Boukoul, ... ), tǝ žūr inǝ røk (Eijsden), te zwaar in gen rug: tǝ žur igǝn røk (Reijmerstok), te zwaar op het paard geladen: tǝ zwǫu̯ǝr ǫp t pi̯at ˲gǝlǫu̯ǝ (Kermt), te zwaar te rug: tǝ zwōr tǝ røx (Tongeren), zwaar in de berrie: zwē̜r enǝ børi (Weert) Als men teveel vooraan in de kar laadt, kan het paard de kar moeilijker trekken, omdat door het gewicht van de lading de draagriem op de rug van het paard drukt, waardoor het paard snel vermoeid raakt. [N 17, 96 + 99] I-13
teek bloedluis: blood loes (Schimmert), idiosyncr. + soms fon. schrift Engels gezongen  blautlōēs (Einighausen), bloedspin: blutspeͅn (Borlo), bloedzuiger: bl;utzøͅi̯əgər (Donk (bij Herk-de-Stad)), bloedzuiger (Rotem), blootzōēger (Waubach), blootzuuger (Waubach), blutsø͂ͅgər (Leopoldsburg), blūtzøͅi̯əgər (Zelem), blūətsø͂ͅgər (Hasselt), eigen spellingsysteem  bloodzuuger (Beek), idiosyncr.  bloedzüger (Venray), bloedzuiker: bloedzauker (Mal), bloodzeukers (Oost-Maarland), bloodzoeker (Stevensweert), blutsoͅkər (Opheers), blutsoͅu̯kər (Hoeselt), blūtsēͅkər (Grote-Spouwen), (u: weergegeven als kleine u rechtsboven de o)  bloodzouker (Aldeneik), eigen spellingsysteem  (bloodzōēker) (Valkenburg), bloodzoeker (Hoensbroek), bloodzuuker (Heugem), daps: daps (Vliermaal), dauwworm: doͅu̯wørm (Riksingen), dees: daes (Lottum), duivenluis: luis die op duiven voorkwam  duvəlus (Bree), horzel: horzels (Horst), houtteek: vooral in hondenhokken  houttaek (Thorn), kebets: kēbeͅts (Zolder), knozel: idiosyncr. + soms fon. schrift Engels soort mug die dikke bulten veroorzaakt  knōzel (Einighausen), vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = stekende mug  knôôzel (Klimmen), kos-teek: idiosyncr. heel oud  kösteek (Maastricht), krets: vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = schurft  de krets (Klimmen), luis: lōēs (Noorbeek, ... ), luus (Ospel), fonetisch  lôês (Oirsbeek), Veldeke  lōēs (Bocholtz), vrij naar het WLD  ’n lōēs (Klimmen), met-vreter: mètvretersj (Ulestraten), eigen spellingsysteem  mitvrèter (Nuth/Aalbeek), mijt: miet (Blerick, ... ), mijt (Stevensweert), mīēt (Voerendaal), neet: neet (Wellerlooi), neete (Sevenum), neten (Herten (bij Roermond)), nieet (Klimmen), Veldeke  neet (Montfort), platluis: platløͅs (Halen), praam: praam (Geleen, ... ), Additie bij vraag 9 e.v.: horzelvlieg heet: -  praam (Noorbeek, ... ), vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = als een grote grijze vlieg, zuigt bloed vooral bij paarden  praam (Klimmen), roe: vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = schurft  de roe (Klimmen), schaaps: šeipsə (Maasbracht), schaapsteek: schapsteik (Sevenum), sjoapsteek (Tungelroy), sxapstēk (Meterik), WLD (teek die zich vastzet op de huis van schapen)  chaopsteek (Maasniel), schapen: scheeëp (Geleen), šipə (Neerharen), schapenluis: sjaopeloes (Berg-en-Terblijt), schapenteek: schaopenteek (Venray), schapenvlo: schoppevloo (Velden), schapenwants: schaopewans (Nuth/Aalbeek), scheeldaas: sjeldaers (Stevensweert), steek: stēͅk (Horst), teek: ein teek (Maastricht), tae:k (Roermond), taek (Altweert, ... ), taik (Pey), tāīk (Stramproy), te.k (Genk), teak (Born, ... ), teek (Baarlo, ... ), teeke (Heythuysen, ... ), tei:k (Sittard), teik (Middelaar), tek (Spalbeek), teken (Blerick), tēk (Boorsem, ... ), tēkə (Borgloon), tēək (Beverlo, ... ), tēͅk (Ketsingen, ... ), tēͅək (Beringen, ... ), teͅi̯k (Herk-de-Stad), teͅək (Romershoven), tiaek (sleept.) (Echt/Gebroek), tiek (Heerlerheide), tieëk (Castenray, ... ), tiēëk (Hoensbroek), tijk (Geleen), tijəkə (Diepenbeek), tiëk (Gulpen), tiək (Beringen, ... ), tīkə (Hout-Blerick), ti̯ɛək (Sint-Martens-Voeren), tèĕk (Geistingen), tèk (Bree), tèèk (Gennep, ... ), tèëk (Gronsveld), téék (Ittervoort, ... ), tééke (Mechelen), têke (Arcen), têâk (Guttecoven), tëk (Gronsveld), tɛ:kə (Gennep), tɛək (Genooi/Ohé, ... ), tɛ̄ək (Halen), bij schapen  téék (Neer), Bree Wb.  teek (Bree), de dikke, blauwachtige teek, die zich in de hondenhuid vastbijt en zuigt  teek (Thorn), eigen spellingsysteem  (teik) (Sittard), taike (Ell), teek (Mesch, ... ), teeke (Stein), tèèk (Horn), téék (Caberg, ... ), tîêk (Kerkrade), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem ee: als in wereld  teek (Borgharen), gewoon spellingsysteem  teek (Mheer), idiosyncr.  teək (Borgloon), téék (Grathem, ... ), tééke (Blerick), kwam van t schaap  teek (Meijel), schapenluis  tèèk (Valkenburg), Tegelen Wb.  teek (Tegelen), Veldeke  ein taek (Boeket/Heisterstraat), teek (Eksel, ... ), teeke (Eijsden), Veldeke (iets gewijzigd)  teek (Tegelen), Veldeke Additie bij vraag 9: ook: ruziestookster; "di-j taek van X. hingtj alles aanein  taek (Boeket/Heisterstraat), vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e..v.: = schapenluis  teek (Klimmen), vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = schapenluis  taek (Klimmen), WLD  teek (Boekend, ... ), tēek (Schimmert), tèëk (Gronsveld), tééjk (Urmond), téék (Milsbeek, ... ), tîêk (Hoensbroek), WLD (indien mogelijk)  teek (Grevenbicht/Papenhoven), WLD bekend bij schapen  téék (Tungelroy), WLD vooral op schapen, chaopsteek  teek (Maasniel), tor: tor (Gennep), varkensvlo: verkesvluuj (Blerick), vlo: vlôê (Blerick), idiosyncr.  vlūū (Blerick), Veldeke  vlōē (Bocholtz), vloon: meervoud vleuin  vloon (Ysselsteyn), wandluis: wantløͅs (Lummen), zwarte, een: zjwarre (Beek), zwet (Neer), bij varkens  zwer (Neer) teek [DC 30 (1958)], [N 26 (1964)], [N 26 (1964)] || teek, schaapsluis || teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)] || teekmijt III-4-2
teelballen aardappelen: jerpels (Lommel), i.e. aardappelen.  de èrpel (Klimmen), Schertsend (aardappels).  earpel (Lutterade), Schertsend.  èrpel (Klimmen), appelen: Schertsend.  äppel (Bocholtz), babbeltjes: Schertsend; i.e. babbelaars (snoepjes).  babbeltjes (Thorn), ballen/bollen: balle (Eijsden, ... ), ballen (Maasbracht, ... ), ballë (Tongeren), ballə (As), bel (Bree, ... ), buul (Spekholzerheide), bàllə (Maastricht), böl (Bocholtz, ... ), böll (Klimmen), Gemeen.  balle (Afferden, ... ), bollə (Loksbergen), böl (Holtum), Gewoon.  balle (Herten (bij Roermond), ... ), böl (Herten (bij Roermond), ... ), Gewoon. Mv: bel.  bal (Klimmen), Grof.  böl (Tegelen), mv.  bel (Neerharen), Mv.  bél (Panningen), Schertsend.  bael (Baarlo), balle (Belfeld, ... ), ballen (Eksel), böl (Bocholtz, ... ), den ból (Genk), balletjes/bolletjes: bälkes (Baexem), bölkes (Lutterade), Schertsend.  belkes (Lanklaar), beulekes (Wellen), bollekes (Eigenbilzen), beren: beeren (Eksel), beren (Houthalen), beurs: Schertsend.  bórs (Zolder), chocodezen: Schertsend.  chokkədeezə (Loksbergen), eieren: aier (Kerkrade), eier (Klimmen, ... ), eijer (Klimmen), eiər (Nuth/Aalbeek), ejer (As), Schertsend.  eier (Belfeld), eiër (Baarlo, ... ), Wie z`n eigen bewaart, bewaart gen voel eier.  eier (Sevenum), eikels: Ook al eens gehoord door de informant.  eikele (Horn), eitjes: Schertsend.  ekes (Eksel), gekloot: gekluit (Maasbree), geval: Schertsend.  t geval (Maaseik), huiven: huive (Zichen-Zussen-Bolder), uven (Uikhoven), Gemeen.  huuve (Klimmen), i.e. knikkers.  huve (Klimmen), Klinkt iets lieflijker.  hyvə (As), Opmerking van de informant: UUF (mv UVE) is afkomstig van het Latijnse UVA, dat druif betekent. In latere tijden werden meerdere voorwerpen die bolrond waren UUF genoemd, zoals b.v. een knikker en tenslotte de teelballen.  uve (Mechelen-aan-de-Maas), Schertsend.  (dien) uuve (Obbicht), huuve (Bocholtz), Schertsend; i.e. knikkers, marbels.  hi-jve (Bree), Schertsend; i.e. knikkers.  huve (Holtum), Schertsend; knikkers.  huuvve (s-Gravenvoeren), karamellen: Gemeen.  krəmellə (Loksbergen), kastanjes: kestaanjes (Mechelen-aan-de-Maas), Schertsend; i.e. kastanjes.  kestanjele (Thorn), kastanjetten: Schertsend.  kastanjetten (Genk), klitsen: klietse (Zichen-Zussen-Bolder), klitse (Echt/Gebroek), klitsen (Diepenbeek, ... ), klitsë (Tongeren), Eufemistisch.  klitse (Bilzen), i.e. oorspr. knikkers.  klitse (Eigenbilzen), Schertsend.  klitsen (Genk), klitsë (Hoeselt), WNT: klets (X), Als platte benaming voor een lichaamsdeel (?) of voor een kleedingstuk (?) in de uitdrukking - Iets aan zijn klets hebben.  klitsen (Eksel), klootjes: kleuëtjes (Obbicht), kluuëtjes (Mechelen-aan-de-Maas), klwaetjes (Grevenbicht/Papenhoven), Schertsend.  kleutjes (Maasniel), klootzak: Gemeen.  kloatzak (Thorn), klossen: klös (Echt/Gebroek), Schertsend.  kölse (Tegelen), kloten: klaote (Echt/Gebroek), klautë (Tongeren), kloaate (Grevenbicht/Papenhoven), kloate (Horn, ... ), kloatə (Holtum), kloeate (Echt/Gebroek, ... ), kloeete (Sint-Truiden, ... ), kloehte (Waubach), kloete (Heers, ... ), kloeten (Zonhoven), kloewete (Achel), kloeëte (Ell, ... ), kloeëten (Eksel, ... ), kloeətə (Nuth/Aalbeek), kloiten (Uikhoven), kloote (Beesel, ... ), klootë (Tongeren), kloten (Ophoven), kloête (Kessel), kloëte (Boekend, ... ), klōete (Venlo), klōēte (Bocholt, ... ), klōētə (As), klōōäte (Lutterade), kluute (Zolder), kluutə (Opglabbeek), klūūtə (Opglabbeek), klôête (Oirsbeek, ... ), klôôte (Klimmen, ... ), B.v. luip nao de kluute.  kluutə (Opglabbeek), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  klŏĕtə (Maastricht), Gemeen  kloten (Lommel), kloëte (Eksel), Gemeen.  kloate (Thorn), kloeate (Thorn), kloeete (Gulpen), kloete (Bocholtz, ... ), kloeten (Diepenbeek, ... ), kloette (Baarlo, ... ), kloetə (Maastricht), kloewte (Wellen), kloewətə (Loksbergen), kloeëte (Ell, ... ), kloote (Afferden, ... ), kloëte (Belfeld, ... ), klōāte (Meerssen), klōēte (Eijsden), klute (Bree), klóóte (Zichen-Zussen-Bolder), klöten (Diepenbeek), Grof.  kloëte (Tegelen), Normaal.  kloëte (Nieuwenhagen), Ordinair.  klote (Swalmen), Ordinaire taal.  kloote (Maasbracht), Plat, ordinair.  kloete (Maastricht), Plat.  klōēte (Bilzen), Schertsend.  kloetë (Hoeselt), kloote (Roermond), klôête (Panningen), Schertsend; Gemeen.  kloëtte (Koningsbosch), Uitsluitend dit woord.  kloeëte (Venray), Vroeger neutraal, nu gemeen.  klōēte (Tungelroy), Vulgair.  kloeete (Baexem), kloeëte (Eksel), knikkers: Schertsend.  knikkers (Afferden, ... ), knoppen: knöp (Geleen), Gemeen.  knöp (Roermond), Iets naar de knoppe helpen.  knoppe (Maasbracht), Schertsend.  knoppe (Thorn), knöp (Thorn), kwarrel: Gemeen.  kwárrel (Zolder), marbel: Ev: morbel.  mörbel (Waubach), Schertsend.  mörbel (Nieuwenhagen), morellen: Schertsend.  mərellə (Loksbergen), noten: neus (Kerkrade), neut (Echt/Gebroek), nēūt (Herten (bij Roermond)), nīēt (As), nuet (Klimmen), nuët (Sevenum), B.v. eemes onger de neut sjtampe.  nø:t (Schinnen), i.e. noten.  neut (Tongeren), Schertsend; noten.  nuuët (s-Gravenvoeren), patatten: patatten (Eksel), Gemeen.  pətettə (Loksbergen), Schertsend  zijn patatten afgieten (Lommel), Schertsend.  patatten (Uikhoven), patronen: petroëne (Klimmen), teelballen: teelballen (Maasniel), tieëlböl (Eksel), Gemeen.  teelballe (Thorn), zaadballen: zoeëdboal (Eksel), zak: zak (Eksel, ... ), Gemeen.  zak (Posterholt, ... ), zakballen: zakballe (Koningsbosch, ... ), Gemeen.  zakballe (Thorn), zakje: zekske (Eksel), Schertsend.  zèkske (Posterholt), zeikerd: Negatief voor een vervelend iemand.  zeikerd (Oirlo), zetters: Gemeen.  zetters (Geleen), Schertsend.  zetters (Roermond), zètters (Thorn) [N 10c (1961)] [N 10c (1995)]geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)] || mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)] III-1-1
teelballen, testes ballen: balǝ (Berverlo, ... ), balǝn (Lommel), bol: bǭ.l (Vliermaalroot), bollen: bøl (Hoepertingen), bølǝ (Millen), bø̜l (Baarlo, ... ), bęl (Meeuwen, ... ), bǫlǝ (Berg, ... ), bɛl (Baexem, ... ), hoden (mv): hui̯ǝ (Gronsveld  [(teelballen)]  ), klitsen: kletsǝ (Bilzen, ... ), klitsǝ (Koninksem), kløtsǝ (Mechelen), kloten: klau̯tǝ (Diets-Heur), kloten (Genk, ... ), kluu̯tǝ (Halmaal), kluu̯ǝtǝ (Tessenderlo), kluǝtǝ (Berverlo, ... ), kluǝtǝn (Achel, ... ), klytǝ (Bree, ... ), klȳi̯ (Nederweert), klȳtǝ (Meeuwen), klōtǝ (Blerick, ... ), klōǝtǝ (Afferden, ... ), klūtǝ (Bilzen, ... ), klūu̯ǝtǝ (Paal, ... ), klūǝtǝ (America, ... ), klūǝtǝn (Neerpelt), klǫu̯tǝ (Guigoven, ... ), klǫu̯tǝn (Lommel), klǭtǝ (Horn, ... ), klǭǝtǝ (Grevenbicht / Papenhoven), peuls (mv): pøls (Moresnet  [(ballen)]  ) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teeldriftig berig: bięrex (Blerick, ... ), biǝrex (Castenray, ... ), bē̜i̯rex (Beesel), bęrex (Elsloo, ... ), bīrex (Gronsveld, ... ), breustig: brø̄stex (Vechmaal), dekrijp: dekrijp (Noorbeek), dękrīp (Helden, ... ), dękrīǝp (Eys), driftig: driftig (Kinrooi, ... ), duivels: dyvǝls (Panningen), heet: heǝt (Mechelen-Bovelingen), hitsig: hętsex (Tegelen), loops: lø̄pš (Waubach), lø̜i̯ps (Stokkem), nijg: nęi̯x (Bree), vaardig: vjadex (Vliermaalroot) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het mannelijk varken. [A 43, 20b; monogr.] I-12
teellid geroed: gǝrū.t (Ulbeek), kettel: kętǝl (Niel-Bij-Sint-Truiden  [(kettel: ketting)]  ), kɛtǝl (Montenaken), koker: kō.kǝr (Achel, ... ), kūǝkǝr (Weert), lat: lat (Borlo, ... ), lul: løl (Paal), lummel: lømǝl (Bocholt), moer: mūr (Kerkrade), paardslul: pē̜.rsløl (As, ... ), pees: pēs (Lommel, ... ), pegel: pē.l (Waubach), penis: penis (Bree, ... ), pezerik: pezerik (Blerick), piemel: pimǝl (Bilzen), pī.mǝl (Grote-Spouwen), piet: pit (Rummen), piezel: pizǝl (Bleijerheide, ... ), pēzǝl (Blerick), pīzǝl (Kanne), pin: pen (Zolder), pink: pi.ŋk (Diets-Heur), pissel: pesǝl (Sittard), pisser: pisǝr (Lommel), pummel: pømǝl (Maasmechelen), roede: rui̯ (Berverlo, ... ), sabel: sǭbǝl (Kwaadmechelen), schaar: šā.r (Vlijtingen), schacht: skā.x (Heers, ... ), sxax (Aalst, ... ), sxaxt (Achel, ... ), sxā.x (Alken, ... ), sxāx (Opheers), sxāxt (Kozen), ša.x (Hoeselt, ... ), šax (Baarlo, ... ), šaxt (Baexem, ... ), šøx (Blerick), šø̜k (Roggel), šā.k (Vlijtingen), šā.x (Berg, ... ), šāx (Puth, ... ), šǭx(t) (Panningen), schachtel: šaxtǝl (Hoensbroek), schachtpummel: šaxpumǝl (Mechelen), schanker: šaŋkǝr (Overpelt), slurf: slørǝf (Hamont, ... ), slø̜rǝf (Lottum, ... ), speer: spēr (Zelem), stang: staŋ (Houthalen), steel: stiǝl (Bilzen), stelt(lul): stɛ.lt(løl) (Zutendaal), streng: stręŋ (Kwaadmechelen), verge (fr.): vęrš (Velm  [(roede)]  ), vits: vetš (Hombourg), wis: wes (Vorsen), zaadstreng: zaadstreng (Valkenburg), zōtstraŋ (Bokrijk), zūtstręŋ (Halen), zǭtstraŋ (Tessenderlo), zǭtštraŋk (Montfort, ... ), zwans: zwa.ns (Eigenbilzen, ... ), zwans (Kanne, ... ), zwing: zweŋ (Zolder) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teelzak balzak: ba.lzak (Lanaken), balzak (Lommel, ... ), bors: bø̜s (Halen, ... ), bǫ.s (Berbroek, ... ), bǫrs (Lummen, ... ), bǫs (Aalst, ... ), bǫu̯.s (Koersel, ... ), bǭ.s (Alken, ... ), bǭs (Mechelen-Bovelingen), b˙ǫs (Kozen), buidel: bigǝl (Meeuwen), bygǝl (Tongeren), byi̯.ǝl (Kessenich, ... ), byl (Achel, ... ), bȳ.gǝl (Bocholt), bȳgǝl (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), bȳi̯.ǝl (Uikhoven), bȳi̯ǝl (Haelen, ... ), bȳl (Mechelen  [(buidel: zak)]  , ... ), bøi̯.ǝl (Eisden, ... ), bø̜i̯.ǝl (Herderen, ... ), bēl (Grote-Spouwen, ... ), bēǝl (Martenslinde, ... ), bęi̯.ǝl (Bilzen, ... ), bī.gǝl (Beek, ... ), klootzak: klōǝtzak (Sevenum), maal: māl (Beek, ... ), mǭl (Heusden), paardsbuidel: pē̜rs˲bī.gǝl (Opitter), zak: zak (Berverlo, ... ) [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38] I-9
teen teen: doe (Guttecoven), tain (Dieteren, ... ), taine (Dieteren), te:n (Tongeren), tean (Hunsel, ... ), teane (Hunsel), tee (Swalmen), tee-en (Wellerlooi), teein (Meerlo, ... ), teeine (Susteren), teejn (Heijen, ... ), teen (Asenray/Maalbroek, ... ), teene (Bingelrade, ... ), teeèn (Nuth/Aalbeek), teeën (Geulle, ... ), teēn (Amstenrade), teien (Klimmen), teiene (Klimmen), tein (Leveroy, ... ), tejən (Hoepertingen, ... ), ten (Opheers, ... ), teèn (Geleen, ... ), teən (Heers, ... ), tē.n (Tongeren), tēen (Buchten), tēēēn (Hushoven), tēēn (Asenray/Maalbroek, ... ), tēēne (Schimmert), tēĕn (Geleen), tējən (Beverst), tēn (Berg, ... ), tēən (Merkelbeek), te͂n (Puth), te͂ne (Puth), teͅjən (Veulen), ti(ə)n (Bocholt), ti.ən (Leunen), ti:n (Hasselt, ... ), ti:ən (Neeroeteren, ... ), tiayn (Valkenburg), tie-e-ne (Vijlen), tie-en (Merselo, ... ), tie-jen (Vijlen), tie-ën (Epen, ... ), tie-ən (Wijlre), tiean (Mheer, ... ), tieane (Mheer), tieeen (Grathem), tieen (Blitterswijck, ... ), tieene (Doenrade, ... ), tiehn (Heerlen), tiejen (Gulpen, ... ), tiejn (Kelmis, ... ), tiejne (Mechelen, ... ), tiejun (Waubach), tiejən (Slenaken), tien (Amby, ... ), tiene (Amby, ... ), tieèn (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), tieène (Grevenbicht/Papenhoven), tieên (Berg-en-Terblijt), tieêne (Berg-en-Terblijt), tieën (Afferden, ... ), tieëne (Geleen, ... ), tieënne (Gulpen), tieən (Arcen, ... ), tieəne (Arcen), tiēē-n (Schimmert), tiēn (Baarlo, ... ), tiēën (Afferden), tiĕjen (Geysteren), tiĕn (Berg-en-Terblijt, ... ), tiĕne (Weert), tijen (Baexem), tijèn (Schin-op-Geul), tijǝn (Loksbergen, ... ), tijən (Kwaadmechelen, ... ), tin (Bokrijk, ... ), tièn (Beek, ... ), tiène (Munstergeleen, ... ), tiènn (Posterholt), tièèn (Bunde, ... ), tién (Hunsel, ... ), tiên (Bree, ... ), tiêne (Obbicht), tiën (Beesel, ... ), tiëne (Grubbenvorst), tiënne (Ulestraten), tiə.n (Moresnet), tiən (Achel, ... ), tī.n (Bree), tīān (Reuver), tīen (Gulpen), tīēēn (Heel, ... ), tīējen (Eys, ... ), tīējene (Eys), tīēn (Amby, ... ), tīēən (Horst, ... ), tīēəne (Horst), tījn (Meldert), tījən (Beverlo, ... ), tīn (Borgharen, ... ), tīèn (Welten), tīə:n (Lanklaar), tīən (Eksel, ... ), tjein (Nuth/Aalbeek), tjen (Elsloo), tjēn (Guttecoven), tjèin (Urmond), tjèn (Bunde, ... ), toem (Elsloo), tsien (Simpelveld), tsiene (Simpelveld), tsieë:n (Terwinselen), tsin (Kerkrade), tsiən (Vaals), tsì:ən (Bocholtz), tsí:ən (Spekholzerheide), tsín (Kerkrade), tsíən (Bleijerheide, ... ), tän (Buchten), täne (Buchten), tèen (Brunssum), tèin (Herten (bij Roermond), ... ), tèn (Buggenum, ... ), tène (Horn, ... ), tèën (Boekend), té:n (Venray), té:ən (Geysteren, ... ), tén (Roermond), téən (Hoensbroek), (Beegden), têin (Roggel), tên (Beegden, ... ), tênen (Nederweert), têê (Buggenum), têên (Thorn, ... ), têêîn (Meerssen), têêîne (Meerssen), tí:ĕn (Arcen), tí:n (Heugem, ... ), tí:ən (Schaesberg), tíe-ən (Wijlre), tíən (Eygelshoven, ... ), tîn (Cadier), tîêjn (Lottum), tīǝn (Sevenum), tɛin (Bilzen), zieən (Bleijerheide), ziën (Vaals), [Paragraaf: lichaam]  tiën (Boorsem), Soms tint.  tin (Gingelom), tip: tøp (Hamont), wis: WNT: wisse (I): Dunne, taaie en buigzame twijg...  wis (Meerlo), wisse (Meerlo) een teen [ZND A2 (1940sq)] || Het voorste deel van de klompholte. [N 97, 38] || teen [N 10b (1961)], [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)] II-12, III-1-1