e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
timmerhout bouwhout: buhǫwt (Geulle), bęjǝfhø̜̄t (Tessenderlo), bǫwhōts (Bleijerheide), bǫwhǭlt (Ottersum), hout: (h)ōt (Bilzen), timmerhout: tømǝrhǫwt (Posterholt) De algemene benaming van al het hout dat nodig is bij de bouw van huizen. [N 55, 181b] II-9
timmerman bouwschrijner: bōwšrīnǝr (Montzen), bǫwšrīnǝr (Bleijerheide), lijmraat: līmrāt (Heerlen, ... ), schrijn(e)werker: schrijn(e)werker (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]), šrīnwęrkǝr (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]), šrīnǝwø̜rkǝr (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]), schrijnenmaker: sxrēnǝmijǝkǝr (Heers), sxręjnǝmijǝkǝr (Hoepertingen), šrīnǝmē̜kǝr (Geulle, ... ), schrijnenwerker: schrijnenwerker (Hasselt, ... ), sxrē.nǝwerǝkǝr (Gutschoven), sxrē̜ ̝nǝwę ̝rkǝr (Kermt), sxrē̜nǝwę ̞rǝkǝr (Hasselt), sxrē̜nǝwęrkǝr (Velm), sxrē̜ǝnǝwęrǝkǝr (Niel-Bij-Sint-Truiden), sxrī.nǝwerkǝr (Lummen), šrajnǝwęrǝkǝr (Tongeren), šrinǝwę ̝rkǝr (Amstenrade, ... ), šrinǝwę ̞rǝkǝr (Maastricht), šrinǝwęrǝkǝr (Linne), šrinǝwɛrkǝr (Opitter), šrȳnǝwę ̝rǝkǝr (Eijsden), šrē ̞jnǝwerǝkǝr (Maaseik), šrēnǝwęrkǝr (Eigenbilzen), šrē̜ ̝.nǝwę ̝rǝkǝr (Diepenbeek), šrē̜ ̝nǝwerǝkǝr (Piringen), šrī.nǝwe ̞rkǝr (Veldwezelt), šrī.nǝwerǝkǝr (Lanaken), šrī.nǝwē.rǝkǝr (Kanne), šrīnǝwerkǝr (Brunssum, ... ), šrīnǝwē̜rǝkǝr (Heer), šrīnǝwē̜ǝrkǝr (Gronsveld), šrīnǝwę ̝rkǝr (Amby, ... ), šrīnǝwę ̝rǝkǝr (Gronsveld, ... ), šrīnǝwęrkǝr (Eisden, ... ), šrīnǝwęrǝkǝr (Stokkem), šrīnǝwɛrkǝr (Roermond), šrīnǝwɛrǝkǝr (Maasmechelen, ... ), šrīnǝwɛ̄ ̝rǝkǝr (Neeroeteren), schrijner: šrī.nǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Winterslag, Waterschei]), šrīnǝr (Benzenrade, ...  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Laura, Julia]  [Julia]  [Domaniale]  [Domaniale, Wilhelmina] ), schrijnmaker: skre.ǝnmiǝkǝr (Gelinden), skrē̜ǝnmīǝkǝr (Zepperen), sxrenmīǝkǝr (Mettekoven), sxręjnmākǝr (Reppel), schrijnwerker: schrijnwerker (Alken, ... ), skrē̜ ̝.ǝnwerǝkǝr (Hoepertingen), skrē̜ ̞.nwę ̝rǝkǝr (Opheers), skrē̜ ̞nwe ̞rkǝr (Jeuk), skrē̜nwerǝkǝr (Borlo, ... ), skrē̜nwē̜rǝkǝr (Montenaken), skrē̜nwęrǝkǝr (Borlo, ... ), skrē̜ǝnwɛrǝkǝr (Zepperen), skręjnwęrkǝr (Attenhoven), skręjnwɛrǝkǝr (Mielen-boven-Aalst), srē̜ ̝nwē̜ ̞rkǝr (Paal), srẽ̜ ̝nwę ̝rkǝr (Koersel), srẽ̜ ̝nwę ̞rkǝr (Zolder), srẽ̜ ̝nwɛ ̝rkǝr (Beringen), strē.nwerǝkǝr (Vechmaal), sxrē ̝.nwerǝkǝr (Stevoort), sxrē ̞nwe ̞rǝkǝr (Schulen), sxrē ̞nwerǝkǝr (Kuringen), sxrē ̞nwęrǝkǝr (Groot-Gelmen), sxrēnwɛrkǝr (Heers), sxrē̜ ̝.ǝnwerǝkǝr (Hoepertingen), sxrē̜ ̞nwe ̞rǝkǝr (Nieuwerkerken), sxrē̜ ̞nwęrǝkǝr (Gingelom, ... ), sxrē̜jnwę ̞rǝkǝr (Helchteren), sxrē̜jnwęrkǝr (Landen), sxrē̜jnwęrǝkǝr (Berverlo), sxrē̜jnwɛ ̝rǝkǝr (Eksel, ... ), sxrē̜nwerǝkǝr (Berverlo, ... ), sxrē̜nwø̄rǝkǝr (Zonhoven), sxrē̜nwę ̞rǝkǝr (Hasselt, ... ), sxrē̜nwęrkǝr (Herk-de-Stad, ... ), sxrē̜nwęrǝkǝr (Binderveld, ... ), sxrē̜nwɛrkǝr (Heers), sxrē̜węrǝʔǝr (Tessenderlo), sxrē̜wɛrǝʔǝr (Tessenderlo), sxręjnwęrǝʔǝr (Lommel, ... ), sxręjǝnwęrkǝr (Veulen), sxręwɛrǝkǝr (Gingelom), sxrīnwerǝkǝr (Kaulille), sxrīnwęrkǝr (Grote-Brogel), sxrẽ̜ ̝wę ̞rkǝr (Heusden), šrajnwɛrkǝr (Kinrooi), šre ̝jnwęrǝkǝr (Meeuwen), šrinwęrkǝr (Gruitrode, ... ), šrinwɛrkǝr (Beek, ... ), šriwęrǝkǝr (Montzen), šrāǝnwē̜rǝkǝr (Mal, ... ), šrāǝnwęrǝkǝr (Tongeren), šrāǝnwɛrkǝr (Berg), šrē ̝jnwerǝkǝr (Dilsen), šrē.nwe ̞rǝkǝr (Vlijtingen), šrē.nwerkǝr (Zichen-Zussen-Bolder), šrē.nwerǝkǝr (Vechmaal), šrēj.nwerǝkǝr (Munsterbilzen), šrēnwęrkǝr (Martenslinde, ... ), šrē̜ ̝.nwerkǝr (Sint-Huibrechts-Hern), šrē̜j. ̞nwerkǝr (Hoeselt), šrē̜jnwęrkǝr (Bilzen), šrē̜nwęrǝkǝr (Lauw), šręjnwęrkǝr (Genk, ... ), šrī.nwe.rǝkǝr (s-Gravenvoeren), šrī.nwę ̝rǝkǝr (Vroenhoven), šrī.werǝkǝr (Aubel), šrīnwe ̝rǝkǝr (Sint-Pieters-Voeren), šrīnwerkǝr (Rotem), šrīnwerǝkǝr (Ophoven), šrīnwø̜̄rǝkǝr (Bocholt), šrīnwę ̝rkǝr (Opglabbeek, ... ), šrīnwęrkǝr (Lanklaar, ... ), šrīnwɛrkǝr (As, ... ), šrīwē̜kǝr (Meijel), šrīwęrkǝr (Eupen), šrǭnwɛrkǝr (Diepenbeek), šxrē̜.nwęrǝkǝr (Borgloon), timmerkerel: temǝrkęl (Castenray, ... ), timmerman: temǝrman (Achel, ... ), temǝrmã.n (Eigenbilzen), temǝrmān (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]), temǝrmā ̞.n (Sint-Lambrechts-Herk), temǝrmā.n (Hoepertingen  [(zelden gebruikt)]  , ... ), temǝrmān (America, ... ), ti ̞mǝrma.n (Beverst), ti ̞mǝrman (Buvingen, ... ), ti ̞mǝrmã.n (Wellen), ti ̞mǝrmá.n (Rukkelingen-Loon), ti ̞mǝrmā.n (Alken, ... ), timmerman (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), timǝrma.n (Hoeselt, ... ), timǝrman (Brustem, ... ), timǝrmãn (Vreren), timǝrmā.n (Kortessem), timǝrmān (Heers), tsemǝrmã.n (Lontzen), ty ̞mǝrman (Houthalen, ... ), tø ̝mǝrman (Beesel, ... ), tø ̝mǝrmanǝ (Echt, ... ), tø ̝mǝrmān (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), tømǝ(r)man (Lozen), tømǝrma.n (Lummen  [(vroeger gebruikt: nu schrijnenwerker)]  , ... ), tømǝrman (Arcen, ...  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I]  [Emma]  [Maurits]  [Maurits] ), tømǝrmanǝ (Beringe, ...  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), tømǝrmã.n (Lanaken), tømǝrmān (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Maurits]), tømǝrmā.n (Moelingen), tømǝrmān (Gronsveld, ... ), tømǝrmō ̞n (Baexem), tø̜mǝrman (Houthalen, ... ), tø̜mǝrmanǝ (Eupen  [(meervoud: tø̜mǝrly)]  ), tø̜mǝrmã.n (Baelen), tęmǝrman (Hamont, ... ) Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] || In het bijzonder de timmerman in de mijn. [monogr.] || Vakman die op de mijn het timmervak verricht. [N 95, 148] II-12, II-4, II-5
timmermansbaas baas: bās (Bleijerheide, ... ), bǭs (Bilzen, ... ), meester: mēstǝr (Bleijerheide) Timmerman die voor eigen rekening werkt en al dan niet personeel in dienst heeft. [N 55, 172a] II-12
timmermansduimstok dobbele meter: dobǝlǝ męjtǝr (Bilzen), dǫbǝlǝ mē̜tǝr (Dilsen, ... ), dubbele meter: dubbele meter (Leopoldsburg), dø̜bǝlǝ mē̜tǝr (Heel, ... ), duimstok: dumštǫk (Mechelen), meter: mē̜tǝr (Herten), meter met veer: mē̜tǝr met ˲vē̜r (Venlo), tweemetermaat: tswęjmē.tǝrmǫas (Bleijerheide) De opvouwbare maatstok waarvan de delen ieder twintig of vijfentwintig cm lang zijn. De timmermansduimstok heeft dezelfde vorm als de gewone duimstok, maar is twee meter lang. [N 53, 184b] II-12
timmermansgereedschap gereedschap: gǝriǝtsxap (Niel-Bij-Sint-Truiden), gǝrētšap (Posterholt), gerei: gǝręj (Sint Odilienberg), geschier: gǝšīr (Posterholt), gǝšīǝr (Geulle, ... ), getuig: gǝtȳx (Geulle, ... ), gǝtęjx (Bilzen), gǝtǫwǝx (Tessenderlo), schaafgerief: šāf˲gǝrīf (Dilsen), timmergerei: temǝrgrē̜j (Ottersum), temǝrgrɛj (Castenray, ... ), tømǝrgręj (Blitterswijck, ... ), werktuig: węrǝktsȳx (Bleijerheide) Verzamelnaam voor alle werktuigen en gereedschappen die door de timmerman worden gebruikt bij het bewerken van het hout. [N 55, 179a; monogr.] II-12
timmermanshamer bankhamel: baŋkhāmǝl (Posterholt), bankhamer: baŋkhāmǝr (Dilsen, ... ), baŋkhǭmǝr (Leopoldsburg), hamel: (h)ǭmǝl (Bilzen), hāmǝl (Herten, ... ), hamer: hāmǝr (Ottersum, ... ), hǭmǝr (Tessenderlo), meubelmakershamel: mø̜jbǝlmē̜kǝrshāmǝl (Herten), penhamer: pɛnhāmǝr (Mechelen), schrijnerhamer: šrīnǝrhamǝr (Bleijerheide), timmerhamer: tømǝrhāmǝr (Geulle), timmermanshamel: tømǝrmanshāmǝl (Tegelen), timmermanshamer: tømǝrmanshāmǝr (Venlo) De gewone, lichte hamer met een ijzeren kop die uitloopt in een pin. Met de hamerpin worden kleine spijkers in het hout geslagen tot ze voldoende houvast hebben. Daarna slaat men verder met de hamerbaan. Zie ook afb. 86. [N 53, 126a] II-12
timmermansknecht gezel: gǝzęl (Bleijerheide), helpertje: (h)ɛlpǝrkǝ (Bilzen), knecht: knɛ̄xt (Ottersum), timmermansknecht: tømǝrmansknɛx (Posterholt) Timmerman die niet zelfstandig werkt, maar in dienst van een timmermansbaas, die hem daarvoor een uurloon uitbetaalt. [N 55, 173a] II-12
timmermanspotlood afschrijfpotlood: āfšrīfpǫtlūǝt (Heel), blijstift: blęjštef (Bleijerheide), houtpotlood: hǫwtpǫtl ̇ūt (Herten), hǫwtpǫtlūǝt (Heel), potlood: potluwǝt (Tessenderlo), pǫtluǝt (Bleijerheide), pǫtlūǝt (Tegelen), schrijnerspotlood: šrīnǝrspǫtluǝt (Mechelen), schrijnwerker(s)potlood: schrijnwerker(s)potlood (Dilsen, ... ), šręjnwęrkǝrspǫtlǫwt (Bilzen), šrīnǝwerkǝrspǫtlōt (Roermond), timmermanspotlood: temǝrmanspǫtlōt (Ottersum), tømǝrmanspǫtluǝt (Stein, ... ), tømǝrmanspǫtlōt (Sint Odilienberg), tømǝrmanspǫtlūǝt (Reuver), tømǝrmanspǫtlǫwt (Geulle), timmerpotlood: tømǝrpǫtlūǝt (Herten) Fors potlood met ovale doorsnede en brede, platte stift, dat door timmerlui wordt gebruikt om maten af te schrijven. Zie ook afb. 97. [N 53, 182a; monogr.] II-12
timmermansvak schrijnenwerkersvak: šrīnǝwerkǝrs˲vak (Geulle, ... ), schrijnervak: šrīnǝrfax (Bleijerheide), schrijnwerkersstiel: šręjnwɛrkǝrsstil (Bilzen), timmermansvak: tømǝrmans˲vak (Geulle, ... ), timmervak: temǝrvak (Ottersum), tsemǝrfax (Bleijerheide) Het vak, de stiel van timmerman. [N 55, 171a-b] II-12
timmerwerk de timmer: dǝ tømǝr (Berverlo), dǝn temǝr (Bilzen), het aftimmeren: hǝt˱ āftømǝrǝ (Geulle), houtwerk: (h)ōtwɛrk (Bilzen), hōtswęrǝk (Bleijerheide), hǫwtwęrk (Sint Odilienberg), schrijnwerk: sxrē̜wɛrǝk (Tessenderlo), timmerwerk: temǝrwę.rǝk (Stevoort), temǝrwɛ̄rk (Ottersum), tømǝrwęrǝk (Posterholt) Het te timmeren houtwerk in een huis in zijn geheel. Tot het timmerwerk behoort onder meer het construeren van de kap, het plaatsen van kozijnen, ramen en deuren, het vervaardigen en plaatsen van trappen en het vervaardigen van de balk- en vloerlagen. [N 55, 181a] || Het te timmeren houtwerk in een huis in zijn geheel. Zie ook het lemma ɛtimmerwerkɛ in WLD ii.9, pag. 98. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling daarop. Het betreft addenda bij RND 6 en monografisch materiaal.' [monogr.; RND 6, add.] II-12, II-9