e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
transporteur leer: lēr (Milsbeek  [(jacobsladder)]  ), transporteur: transpǫrtø̄̄r (Sittard, ... ) Transportmiddel tussen de kleibewerkingsapparaten en de steenpers in de vorm van een jacobsladder of een transportband. De jacobsladder bestaat uit een rondgaande ketting waaraan transportbakken zijn bevestigd. Bij het onderste keerpunt worden de bakken gevuld, bij het bovenste geledigd. [monogr.] II-8
transporteurmotor aandrijf: aandrijf (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Wilhelmina]), andrif (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Zwartberg, Waterschei]), beienmotor: bęjǝmōtǫr (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), gustomotor: gøstomōtǫr (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), kettingtransporteurmotor: kę.teŋtranspǫ.rtø̄.rm˙ōtǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), moteur: mǫtø̄r (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), moteurpantser: motø̄rpansǝr (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), pantsermoteur: pa.ntsǝrmotø̜̄.r (Zolder  [(Zolder)]   [Winterslag, Waterschei]), pantsermotor: pantsermotor (Lanklaar  [(Eisden)]   [Laura, Julia]), pantsǝrmōtǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Zolder]  [Domaniale]), schrapermotor: šrāpǝrmōtǫr (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), transporteurmotor: transpǫrtø̄rmōtǝr (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), trapomotor: trāpōmōtǝr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Eisden]) De motor van een kettingtransporteur. De opgaven "gustomotor" en "beienmotor" uit Q 21 duiden de motor van de transporteurs van respektievelijk de fabrieken Gusto en Beien aan. [N 95, 605b] II-5
transportgoot bak: bak (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale]), goot: gōt (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), schüttelplaat: šytǝlplāt (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Domaniale]) IJzeren plaat van ongeveer 1 meter lengte die aan de zijkanten omgebogen is. De bak is onderdeel van de schudgoot en wordt samen met de andere platen van de schudgoot door een motor opgeheven. Door de zwaartekracht, een andere motor, of een tegencilinder wordt de opgeheven bak in zijn oorspronkelijke toestand teruggebracht. Aldus ontstaat een schuddende beweging. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Schudgoot. [monogr.; N 95, 612; Vwo 76; Vwo 343] II-5
transportverdieping hauptzool: hōpzǭl (Kelmis), vorderzool: vørdǝrzǭl (Kelmis) Ondergrondse verdieping waar wagentransport plaatsvond en de nodige installaties aanwezig waren voor dat transport. [monogr.] II-4
trant de eigen loopt: den iejehen liept (liehjept) (Peer), gaan, het -: goa (Brunssum), goan (Vlodrop, ... ), gwen (Eigenbilzen), gôân (Kesseleik), ət gao (Meijel), gang: chank (Grevenbicht/Papenhoven), de gank (Sittard), ga.nk (Borgloon, ... ), ga.ŋk (Eys, ... ), gaangk (Kanne), gaank (Achel, ... ), gang (Eigenbilzen, ... ), gangk (Maasbree, ... ), gank (Achel, ... ), gaënk (Bocholt), gaŋk (Kinrooi, ... ), gānk (Nieuwenhagen, ... ), gāŋk (Montzen), gàng (Leopoldsburg), gànk (Amstenrade, ... ), gángk (Heel), gánk (Blerick, ... ), gáánk (Epen), gângk (Bree), gânk (Eksel, ... ), jank (Kerkrade, ... ), ne gánk (Zolder), nen apaarte gaank (Hechtel), në gank (Tongeren), B.v. hae hèt nen aordige gank on zich.  gank (Bilzen), B.v. waat ënne gank haet tae.  gank (Herten (bij Roermond)), meneer van goan, van luipe  gângk (Bree), Opm.:  gank (Geleen), {ga]k}  gank (Eksel), loop: loeëp (Venray), loop (Gennep), loup (Posterholt, ... ), louëp (Bocholt), lui.p (Weert), luip (Lutterade), hij komt er geregeld  loeëp (hij hit doo zènne loeëp) (Eksel), lopen, het -: [sic]  loupe (Venlo), manier van gaan: maneer van gao (Simpelveld), me`neer van goon (Boorsem), ga:nk  mneer van gaoën (Kaulille), manier van lopen: meneer van loupe (Herten (bij Roermond)), menner va laope (Wijlre), trant: (trantj van gaon) (Montfort), trant (Jeuk, ... ) gang || gang (manier van gaan) || gang: manier van lopen || gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] || Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)] III-1-2
trap trap: een sjmaal trap (Posterholt, ... ), ein schmaal trap (Schaesberg), ein sjmaal trap (Beegden, ... ), ein sjmalen trap (m) (Valkenburg), ein smaal trap (Blerick, ... ), ein smale trap (Sint-Odiliënberg), eine schmale trap (Lutterade, ... ), eine schmalen trap (Schimmert), eine sjmaale trap (Guttecoven), eine sjmaalen trap (Sittard), eine sjmale trap (Buchten, ... ), eine sjmalen trap (Einighausen, ... ), eine sjmāle trap (Berg-en-Terblijt), eine smaale trap (Stevensweert), eine smale trap (Genooi/Ohé, ... ), eine smalen trap (Broeksittard), eine smālen trap (Grevenbicht/Papenhoven), eine(n) smāle trap (Obbicht), einen smale trap (Dieteren), en sjmaal trap (Rimburg, ... ), en smaal trap (Horst, ... ), en smaalle trap (Meterik), en smale trap (Leunen), ene schmale tra͂p (Heer), ene sjmale trap (Doenrade), ene sjmalen trap (Heek, ... ), ene smale trap (Brunssum), eng schmaal trap (Epen), enne schmalen trap (Amby), enne smalen trap (Sint-Pieter), ĕĕne sjmaalen trap (Schinveld), ĕn sjmaal trap (Gulpen), in schmale trap (Oirsbeek), in smaal trap (Swolgen), ing schmaale trap (Heerlen), ing sjmaal trap (Vijlen), inne sjmaal trap (Mechelen), schmalen (Bingelrade), sma͂al trap (Beesel), smoal trap (Heijen), trap (As, ... ), trāp (Montzen, ... ), tree (Neeritter), tràp (As, ... ), träp (Schimmert), trɛp (\'s-Herenelderen, ... ), unne smale trap (Weert), èn smaal trap (Merselo), èn smāāl trap (Blitterswijck), èn smoale trap (Gennep), ’n sjmaal trap (Asenray/Maalbroek), ’n smaal trap (Baarlo, ... ), ⁄n schmaal trap (Belfeld, ... ), ⁄n sjmaal trap (Eys, ... ), ⁄n smaal trap (Afferden), ⁄ne sjmalen tr ap (Ulestraten), ⁄ne smalen trap (Borgharen), \'t geheel wordt trap genoemd  trap (Buchten), de trappe van \'t sjtadhoes aafkómme \'t water sjteit op de Werf toet aan de tweede trap de Sjteine Trappe \'n sjteil trap Hae sjting ónger aan de trap Op de trap lik \'ne dieke luiper Ze ligke-n-\'t dich op de trap, dan hoofs-te dich net te boeke: je zult je meer moeten inspannen om je doel te bereiken Ich gaon de roete wasse, haol mich ins \'t trepke  trap (Roermond), D¯n trap aofgoon Op d¯n trap kump ¯ne roeje luiper ¯ne Smalen, ¯ne breijen trap  trap (Maastricht), Verklw. trepke  trap (Hasselt), verklw. trepke  trap (Sittard), Verklw. trepke  trap (Venlo), Verklw. trépke Ze moo.ch gien trép nemie mao.ke vanN dekt؉ër: De dokter heeft haar ontraden trappen op te gaan  trap (Zonhoven), trapje: trèpke (Schaesberg), trɛpkə (Heusden, ... ), (indien klein)  trépke (Opglabbeek) aantal treden bij elkaar met leuning || Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || op den trap [ZND A2 (1940sq)] || trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)], [ZND A2 (1940sq)], [ZND A2 (1940sq)] || trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trap met schalmgat rechte trap met in het midden een halve wendelslag: rēǝtǝ trap met˱ en ǝt medǝ ęnǝ hǫavǝ weŋǝlšlāx (Bleijerheide), trap met courbe: trap męt kurb (Bilzen), trap met een galmgat: trap męt˱ ǝn galǝmgāt (Sint Odilienberg), trap met galmgat: trap met ˲galǝmgāt (Stein) Trap die een halve of hele wenteling maakt om een denkbeeldige spil, het schalmgat. Onder het schalmgat verstaat men een langwerpige opening die gevormd wordt door de binnenboom van een trap. Zie ook afb. 69g. [N 55, 131] II-9
trap op keepboom engelse trap: ęŋǝlsǝn trap (Tessenderlo), opdektrap: ǫp˱dęktrap (Bilzen), trap op keepboom: trap˱ ǫp kēp˱bō.m (Bleijerheide), trap˱ ǫp kēp˱bǫwm (Sint Odilienberg, ... ) Doorgaans worden bij trappen de treden in de bomen gewerkt. In sommige gevallen wijkt men van deze constructie af en zaagt men de bomen aan de bovenkant zodanig uit dat de treden op de bomen kunnen worden bevestigd. De boom van een dergelijke trap noemt men keepboom. [N 55, 134] II-9
trapeze (circus) trapeze: trapɛ.js (Wellen), trapɛ:s (Kanne), trapɛ:̞s (Tongeren) Trapèze: trapeze, trapees (gymnastiek). || Trapèze: zweefrek voor acrobaten in circus. || Trapèze: Zweefrek voor acrobaten in een circus. III-3-2
trapfundering fondament met trappen: fǫdǝment męt trapǝ (Mopertingen), fondament met versnijding: fǫdǝment męt ˲vǝršnijeŋ (Rothem), fǫndǝmɛnt męt ˲vǝrsnijeŋ (Weert), fondament van brikken: fǫdǝmɛnt ˲van brekǝ (Bilzen), fondament van steen: fǫdǝmɛnt ˲van stēn (Bilzen), fondering met versnijding: fǫndēreŋ met ˲vǝršnijeŋ (Heerlen), fundering met versnijding: føndēreŋ met ˲vǝrsnijeŋ (Montfort), funderingsmetselwerk: føndiǝreŋsmɛtsǝlwɛrk (Bilzen), gesneden fundering: gǝšnɛjǝ føndēreŋ (Herten), metselfundering: mɛtsǝlføndēreŋ (Hoensbroek), pilaster: plastǝr (Meeuwen), trapfondament: trapfundamɛnt (Bleijerheide), trapfǫlǝmɛnt (Lommel), trapfundament: trapføndǝmɛnt (Jabeek), trapfundering: trapføndēreŋ (Neeritter), trapjesfondament: trɛpkǝsfondament (Maastricht), traps fundament: traps føndamɛnt (Tegelen), trapsgewijs metselwerk: traps˲gǝwē̜s mɛtsǝlwɛrǝk (Tessenderlo), trapsgewijs verspringende fundatie: traps˲gǝwīs ˲vǝršpreŋǝndǝ fǫndāsi (Klimmen), versneden fondament: vǝrsnējǝn fǫndamɛnt (Leunen), versneden fundament: vǝrsni.jǝ føndǝmɛnt (Weert), versneden fundering: vǝršnęjǝ føndēreŋ (Heerlen), versnijdsfundering: vǝršnijtsføndēreŋ (Klimmen), verspringend fundament: vǝrspreŋǝnt føndamɛnt (Tegelen), vǝršpręŋǝnt føndamɛnt (Susteren), verspringende fundering: vǝršpreŋǝndǝ føndēreŋ (Ulestraten), voetfundament: vōtføndamēnt (Mesch) Gemetselde fundering die met versnedingen naar boven toe steeds smaller wordt. Doorgaans wordt het metselwerk daartoe om de twee lagen aan weerskanten met een klezoor verminderd. Als basis voor dit soort funderingen wordt gebruikt gemaakt van een 'vlijlaag', een laag metselstenen op hun plat die in een zandlaag worden gelegd, of van een 'straatlaag', een laag metselstenen die op hun kant in een zandlaag rusten. Zie ook afb. 25a. [N 31, 2a] II-9