e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziekenfondskas krankenkas: kraŋkǝkas (Kelmis) Fonds waaruit de mijnwerker bij ziekte een bezoldiging kreeg. [monogr.] II-4
ziekengeld krankengeld: kraŋkǝjelt (Kelmis) Geld dat het ziekenfonds aan een mijnwerker uitbetaalde, die door ziekte arbeidsongeschikt was geworden. [monogr.] II-4
ziekengeld ontvangen krankengeld trekken: kraŋkǝjelt trekǝ (Kelmis) Wanneer een mijnwerker arbeidsongeschikt was geworden, kreeg hij ziekengeld. [monogr.] II-4
ziekenhuis gasthuis: gashoes (Blerick), gashoês (Boekend, ... ), gashōēs (Swalmen), gashôês (Blerick), gasthaās (Sint-Truiden), gasthoas (Zolder), gasthoees (Weert), gasthoes (Ell, ... ), gasthōēs (Maasbree), gasthuis (Loksbergen, ... ), gasthus (Meijel), gasthuus (Venray), gatshous (Houthalen), gāsthŭŭs (Meerlo), gàshōēs (Venlo), gàsthəəs (Loksbergen), gáshōēs (Reuver), gâsthüs (Tienray), oe als in coeur  gastoes (Kuringen), Vroeger.  gashoes (Reuver), Ziekenhuis.  gastes (Hasselt), gesticht: `gesticht` (Ospel), gesticht (Tungelroy, ... ), Cfr. uitleg en afb. van het St.Joeëzefsgesticht in Weertlands Wb2.  gesticht (Weert), hospitaal: (h)ospetaal (Maaseik), hospetaal (Amby, ... ), hospetaol (Bilzen, ... ), hospetoal (Riemst, ... ), hospetool (Beverlo), hospietoaêl (Eksel), hospita.l (Meeuwen), hospitaal (Alken, ... ), hospitao`l (Eksel), hospitaol (Caberg, ... ), hospitel (Eigenbilzen), hospitoal (Eigenbilzen), hospitááel (Hechtel), hospëtôol (Hoeselt), hospətaal (Kapel-in-t-Zand, ... ), hospətaol (Loksbergen, ... ), hospəttaal (Grevenbicht/Papenhoven), hosp’taal (Bocholt), hosspitaal (Kerkhoven), hòspietaal (Kapel-in-t-Zand), hòspitáál (Heel), hòspīētāāl (Opglabbeek), hòspëtôol (Tongeren), hòspətààl (Heerlen), hóspiĕttáál (Amstenrade), hóspiĕtáál (Brunssum), hóspitaôl (Sint-Truiden), hôspetāāl (Schimmert), ospetoal (Hoeselt), ospĕtoal (Hoeselt), tospetaal (Kinrooi), ’tospetaal (Rekem), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  hospetaal (Boorsem), Kasselt  hospitoaël (Eksel), Of klinik, afh. van de specifieke instelling.  hospitoal (Vliermaal), Opm. v.d. informant:  hospitaol (Maastricht), sp. Genk  hòspitaal (As), Wordt bijna niet meer gezegd.  hospetaal (Haelen), kalvarie: Kalvarie (Maastricht), klevarie: kelvarie (Wolder/Oud-Vroenhoven), klevarie (Maastricht), N.a.v. de naam Calvarieberg.  Klevarie (Caberg), kliniek: klenik (Riemst, ... ), kliniek (Achel, ... ), klinik (Hoepertingen, ... ), klənik (Meeuwen), klɛnik (Jeuk), kl’niek (Bocholt), kl’niek` (Kaulille), Neerpelt  kliniek (Eksel), Of hospitoal, afh. van de specifieke instelling.  klinik (Vliermaal), sp. Waterschei  kliniek (As, ... ), krankenhuis: krankehoeēs (Herten (bij Roermond)), krankehoes (Kesseleik, ... ), krankenhoes (Merkelbeek, ... ), krankenhóes (Herten (bij Roermond)), krankəhoes (Kapel-in-t-Zand), krankənhoes (Montfort), krànkəhōēs (Nieuwenhagen), krànkənōēs (Susteren), spitaal: schpètael (Heerlerbaan/Kaumer), sjpetaal (Wijnandsrade), sjpietaal (Kerkrade), sjpitaal (Kunrade, ... ), sjpitoal (Vaals), sjpətaal (Simpelveld), sjpətāāl (Nieuwenhagen), sjpətààl (Heerlen), sjpətáál (Epen), spetaal (Waubach), spietaal (Oirsbeek), spiktaal (Ten-Esschen/Weustenrade), špətāl (Eys), ṣpitāl (Montzen), ziekenhuis: (ziékenhoés) (Gronsveld), zeeke-hōës (Sevenum), zeekehoes (Tungelroy), zeekehoês (Tungelroy), zeekenhoes (Ell, ... ), zeekənhoe.s (Kelpen), zekenhoes (Nunhem), zekenhûs (Bree), zeêkenhoês (Weert), zi.kəhū.s (Ingber), ziekehoes (Geulle), zieken(h)oes (Echt/Gebroek), ziekenhoas (Stein), ziekenhoes (Beek, ... ), ziekenhuis (Gruitrode, ... ), ziekenhusj (Meijel), ziekenôês (Swalmen), ziekəhoes (Maastricht), ziekənhoes (Urmond, ... ), ziekənhōēs (Hulsberg), ziekənoes (Kapel-in-t-Zand), ziĕkönhŏĕs (Stevensweert), zikkenhaus (Genk), zikkenhous (Peer), zikk’nhoe:s (Kaulille), zīēkehuus (Venray), zīēkenhuûs (Oirlo), zīēkənhusj (Meijel), zékenhoës (Maasbree), zükehoos (Riemst, ... ), [In Nederweert heeft gesticht de betekenis van bejaardenhuis]  zeêkenhoês (Nederweert), Algemeen  zēkenhóus (As) gasthuis || hospitaal || hospitaal [ziekenhuis] || Kalvarie = vroegere ziekenhuis in Maastricht. || ziekenhuis || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekenkaart krankenschijn: kra.ŋkǝšī.n (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), kraŋkǝšīn (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Domaniale]), onvalschijn: onvalšīn (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), schijn: šīn (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]  [Julia]  [Emma]), ziekenkaart: zikǝkārt (Buchten  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), zīkǝkāt (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]) Verklaring, bewijs van het ziekenfonds dat men ziek is. Zie ook het lemma Verzuimen Wegens Ziekte. [N 95, 918; monogr.] II-5
ziekenlantaarn bel: bɛ̄l (Meijel), de bel (Klimmen, ... ), communielamp: de communielamp (Klimmen), communielampje: t kemūnielempke (Nieuwenhagen), flambouw (<fr.): flambauw (Ophoven), flambouw (Baarlo, ... ), flambôw (Mechelen-aan-de-Maas), godslamp: godslamp (Melick), godslicht: gaodsleech (Valkenburg), goadsleeg (Lutterade), lamp: de laamp (Oirlo, ... ), laamp (Epen, ... ), lamp (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), lampje: lempke (Roermond), lämpke (Tienray), lantaarn (<fr.): de lantien (Tongeren), de lantjan (Eigenbilzen), de lantjèn (Tongeren), lamtère (Mechelen-aan-de-Maas), lantaajin (Zonhoven), lantaarn (Opglabbeek, ... ), lantaer (Baarlo, ... ), lantaren (Maasbree), lanteare (Waubach), lanteer (Venlo), lanteerm (Eys), lanteern (Maastricht), lanteijer (Achel), lantĕern (Schimmert), lantiejen (Houthalen), lantjaan (Hoensbroek), lantjɛ̄n (Lommel), lantèn (Eksel), lantèèr (Bree, ... ), lantére (Maastricht), lantééjən (Loksbergen), lantéér (Meijel), lateeijn (Jeuk), lateir (Stokkem), latjān (Heers), latjɛ̄n (Lommel), latsjaan (Sint-Truiden), lontjèn (Hoeselt), lantarie: lanteerie (Maastricht), lantaring: lantééring (Opglabbeek), lucht: de luch (Gulpen, ... ), də lüət (Montzen), luch (Schinnen), lucht (Geistingen, ... ), luuët (Epen), Met stoottoon  luug (Schinnen), luchter: de luchter (Heel), luchter (Heel, ... ), schel: de sjel (Klimmen) De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekenzorg ziekenzorg: ziekenzorg (Eksel) Waren/zijn er andere kerkelijke verenigingen met een sociale inslag in uw woonplaats actief? Zo ja, hoe heten zij en op welk terrein zijn zij doende?. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekenzuster begijn: begien (Klimmen), groene kruiszuster: groene kruiszuster (Eys, ... ), krankenbegijn: ing krankebegieng (Nieuwenhagen), krankenschwester (<du.): ən kraŋkəzwɛstər (Montzen), krankenzuster: `n krankezuster (Klimmen), kraankezuster (Epen, ... ), kranezuster (Vlodrop), kranezöster (Thorn), krankezuster (Klimmen, ... ), un krankezuster (Meerssen), liefdezuster: leefdezeuster (Hoensbroek), leefdezuster (Baarlo, ... ), leefdezuuster (Valkenburg), leefdjezuster (Tungelroy), liefdezuster (Meijel), ma soeurtje (<fr.): mësùrkë (Hoeselt), non: non (Jeuk, ... ), pleegzuster: en pleegzùster (Tongeren), pleegzuster (Ophoven, ... ), pleegzusters (Nuth/Aalbeek), verpleegzuster: verpleegzuster (Schinnen), wijkzuster: wiekzöster (Koningsbosch), ziekenzuster: eine ziekezuster (Klimmen), zeekezuster (Bocholt, ... ), zeekezöster (Ell), ziekenzuster (Meijel), ziekezuster (Achel, ... ), ziekezöster (Echt/Gebroek, ... ), zikkezûster (Houthalen), zikkəzustər (Loksbergen), zikəzøstər (Meijel), zuster: en zeuster (Tongeren), zuster (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), zùster (Sint-Truiden), zuster van het groene kruis: zuster van t greun kruuts (Klimmen), zuster van liefde: zuster van lifde (Gulpen), zusters van liefde (Achel), zuster-verpleegster: zuster-verpleegster (Eisden) Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)] || Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekte krankheid: de krankheed is aastäekend (Lontzen), de krankheed vingt (Lontzen), di krankheed stukt aan (Eupen), en ascheikende krankheet (Moresnet), krankheed (Heerlen, ... ), krankheet (Rimburg, ... ), krankheid (Arcen, ... ), krankheit (Belfeld, ... ), krankhët (Montzen), krānkheid (Lottum, ... ), krānkheit (Grevenbicht/Papenhoven), krànkheet (Nieuwenhagen), krànkhé:t (Spekholzerheide), ()  krankheit (Herten (bij Roermond)), krankte: de krenkte die veengt (Sint-Martens-Voeren), dei krenkde es besmettelijk (Vroenhoven), dej kraeŋdə ɛz bəsmɛtələk (Rekem), dĕij krèinktĕ ĕs besmĕttélĕk (Vroenhoven), die krenkde veëngt (Mheer), dij kreͅntə smet (Lanaken), dijə krēͅngkdə ĕs bəsmĕttələk (Vroenhoven), kraeŋdə (Opgrimbie), kraeŋGdə (Rekem), krankde (Susteren, ... ), krengde (Amby, ... ), krengdje (Herten (bij Roermond), ... ), krengkdə (Maastricht), krenkde (Amby, ... ), krenkdə (Berg-en-Terblijt, ... ), krenkte (As), krĕnkde (Berg-en-Terblijt, ... ), krĕnkte (Stevensweert), krinkdje (Beegden), krä:ŋdə (Maastricht), krän(c)de (Brunssum), kränjde (Puth), kränkde (Borgharen, ... ), krèngdë (Lanklaar), krènkde (Mheer, ... ), krɛŋdə (Mechelen-aan-de-Maas), n kraenkde (Sittard), n krengde (Houthem), ziekte: besmettelij(k)e ziekte (Lommel), besmettelijke ziekte (Hasselt), besmettelike zeekte (Mechelen-aan-de-Maas), da:j zikdə smɛt (s-Herenelderen), daai zeekde es besmettelĕk (Genoelselderen), daai ziekte es besmèttelijk (Grote-Spouwen), daaie zikte is ownhowlig (Borgloon), dai zikdə iz onhō.ləch (Borgloon), dai zikdə iz onstī.kələk (Borgloon), dai zikte is besmettelek (Paal), das ein besmettelike zeekte (Vucht), das en besmettelijke zikte (Beverlo), dat is ēͅjn besmettelieke zeekte (Rekem), daz ən āəntasteͅlëəke zikteͅ (Leopoldsburg), de zeekte ès besmèttelik (Niel-bij-As), de ziekde es besmettelek (Riksingen), de ziekte is besméttelijk (Sint-Huibrechts-Lille), de ziekte is oanhoalig (Gorsem), de zikde és aoənhaoəlig (Spalbeek), de zikte git vort (Kaulille), de zikte is aonhâlich (Wellen), de zikte is oanhoalig (Sint-Truiden), de zikte smet (Bilzen), de ziktə is oənhoələch (Kortessem), de zukte is besmettelik (Mal), dee ziekte is oanhoalig (Heers), dee ziekte stikt aan (Diepenbeek), dee ziekte ès aonhaolig (Hasselt), dee ziekte ès besmettelek (Hasselt), dee ziekte ès besmettelijk (Hasselt), dee zikte is aaënhaaëlig (Groot-Gelmen), dee zikte is oanhoalig (Wellen), dee zikte zèt veurt (Hasselt), deej zeekte es besmêttelik (Rekem), dei zēkdə es a͂ŋha͂lich (Hasselt), dei ziekte es besmettelijk (Mopertingen), dei ziekte es enhaulig (Linkhout), dei zikde ĕs besmĕttelĕk (Waltwilder), dei zikde is aaənhoəlig (Stevoort), dei zikte giet øver (Beringen), dei zikte is oanhoalig (Sint-Truiden), dei ziktə əs bəsmetəl(ai)k (Gutshoven), deij ziekte ès besmèttelijk (Veldwezelt), deij zikte es besmettelek (Rosmeer), dej zekdə git fōrt (Zonhoven), dej ziekte es besméttelek (Riemst), deͅj zegdən es ōanstiēkələk (Diepenbeek), deͅsən bəsmeͅttələkə zikdən (Hamont), di zēgdə geit fy(3)̄rt (Opglabbeek), di ziktə gō føt (Oostham), di-j zikdje plantj (Weert), die zeekde is besmettelik (Bree), die zeekde is besmêttelijk (Dilsen), die zeekde is besmêttelik (Opoeteren), die zeekjde smejt (Kinrooi), die zeekte geit voert (Neeroeteren), die zeekte geit voort (Bree), die zeekte is besmaittelijk (Rotem), die zeekte is besmettelek (Neeroeteren), die zeekte is besmettelijk (Bocholt), die zeekte is besmettelik (Neeroeteren), die zeekte is besmèttelek (Opglabbeek), die zeekte is besmèttelijk (Maaseik), die ziekde gaat over (Heppen), die ziekde git vort (Kaulille), die ziekte gaat voort (Lommel, ... ), die ziekte is aanhalig (Rijkel), die ziekte is aenhoalig (Jeuk), die ziekte is aonhaolig (Sint-Truiden), die ziekte is besmettelijk (Geistingen, ... ), die ziekte is besmettelək (Neerpelt), die ziekte is fel aanhalig (Stokrooie), die ziekte loeëpt vort (Kaulille), die zikde is besmettelijk (Peer), die zikte besmèttelik (Peer), die zikte giet voort (Koersel), die zikte git voort (Hechtel), die zikte goat vut (Tessenderlo), die zikte gojt voeëts (Beverlo), die zikte gŏ vŏet (Heppen), die zikte is besmettelek (Kwaadmechelen), die zikte is besmuttelijk (Tessenderlo), die zéékte is besmettelik (Gruitrode), diej zeekte is besmettelek (Neeroeteren), diej ziekte git vort (Lommel), dij zeekde `s besmaitelijk (Val-Meer), dij zeekte es besmettelijk (Mechelen-aan-de-Maas), dij zeekte is besmèttelijk (Maaseik), dij zeekte smet (Mechelen-aan-de-Maas), dij ziekdə es bəsmèttəlik (Eigenbilzen), dij ziekte is oanhoalig (Sint-Truiden), dij zikte gie voets (Loksbergen), dij zikte giet voort (Helchteren), dij zikte is besmettelək (Ulbeek), dij zuukde es smèttelek (Zichen-Zussen-Bolder), dij zuukde smèt (Zichen-Zussen-Bolder), dij zykdə smet (Zichen-Zussen-Bolder), dije zikte is oanhoalig (Zepperen), dijj zikte geet euver (Houthalen), dijj zukde es besmetelek (Zichen-Zussen-Bolder), dī zīkteͅ gāəd oveͅr (Leopoldsburg), dī zīkteͅ gāəd vüəts (Leopoldsburg), dy zikte is aoənhaolig (Mielen-boven-Aalst), dèj zeekte ès besmètteləch (Lanaken), dé ziekte ès aenstieëkelijk (Hasselt), dé zikte is oënhôëlig (Wellen), dêi zikde giet voort (Houthalen), də ziektə ɛs bəsmɛttəlɛk (Meldert), də zikdə ɛs aoənhaollig (Engelmanshoven), dɛi ziktə git vort (Beringen), dɛi ziktə zɛit øvər (Zolder), e. vurtguəndə ziktə (Genk), een besmettelijke ziekte (Heppen), onstèkelike ziekte (Achel), tes ən bəsmätələkə ziktə (Hamont), voortgeunde zikte (Peer), zeekde (Baarlo, ... ), zeekdje (Beegden, ... ), zeekdə (Swalmen), zeekte (Berg-en-Terblijt, ... ), zeikde (Guttecoven), zek`n (Zonhoven), zektə (Halen, ... ), zēgdjə (Molenbeersel), ziekde (Hoeselt), ziekden (Eksel), ziekt (Meterik, ... ), ziekte (Afferden, ... ), ziĕkt (Wellerlooi), ziĕkte (Blitterswijck, ... ), zigdə (Gelinden, ... ), zik`n (Tessenderlo), zikde (Bilzen, ... ), zikdje (Nederweert, ... ), zikdə (Hoepertingen, ... ), zikt (Sevenum), zikte (Beringen, ... ), ziktə (Oostham, ... ), zoen zikte is besmettelik (Kaulille), zukde (Val-Meer, ... ), zykda (Koninksem), zéékte (Gruitrode), ən besmettelijke zikte (Kwaadmechelen), die ziekte is besmettelijk komt volgens de informant in de volksmond niet voor.  die ziekte got vort (Achel), Evt. h@ es @rch zek.  zektə (Linde), Ook: dij krengde smet.  dij zeekte smet (Mechelen-aan-de-Maas), Ziekte wordt doorgans gebruikt voor een besmettelijke kwaal of een langdurige aandoening.  zēkdən (Opglabbeek), ziekzijn, het -: da zikzen is aewenhaelig (Zepperen), da zikzeͅn es besmeͅttelèk (Diepenbeek), da zikzeͅn eͅs ōͅnhōͅlich (Herk-de-Stad), ziekzèn (Wellen), zikzèèn (Zepperen), zikzən (Kuringen) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] || ziekte [SGV (1914)], [ZND 08 (1925)] || ziekte (slepende) || ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] || zien, kijken [SGV (1914)] III-1-2
ziekten van de krop krop: grǫp (Paal), krop (Klimmen, ... ), krǫp (Rosmeer), kropkrankte: kropkrɛŋkdjǝ (Herten) De krop kan uitzetten als gevolg van voedering met te veel of moeilijk te verteren voedsel. Na het drinken van water zet hij dan uit. Na het drinken van te veel koud water kan de krop week worden door te grote afkoeling. Er treedt dan een verlamming van de spieren op. [N 19, 64] I-12