e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziekteverzuim krankendag: krāŋkǝndax (Rekem  [(Eisden / Zwartberg)]   [Zwartberg, Waterschei]), krankenschicht: kraŋkǝšix (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ...  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), krankenverzuim: kraŋkǝvǝrzūm (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden, Zwartberg]), onvalschicht: onvalšix (Klimmen [Emma]), ziekenverlet: zikǝvǝrlɛt (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  ), zēkǝvǝrlęt (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), ziekteverzuim: ziekteverzuim (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) Dag of periode waarop men door ziekte niet werkt. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.] II-5
ziel croûte: krut (Schinnen), opbouwer: opbouwer (Maasbree), ziel: de zeel (Tongeren), de ziel (Tongeren), de zieèl (Schimmert), de zieël (Bocholtz, ... ), de ziël (Klimmen), də ziəl (Montzen), zail (Dieteren, ... ), zeal (Hunsel, ... ), zee-ël (Epen), zeel (Asenray/Maalbroek, ... ), zeiel (Klimmen), zeèl (Broeksittard), zeël (Geleen), zēēĕl (Buchten), zēēl (Sittard), zie-ël (Vijlen), zieel (Echt/Gebroek, ... ), ziejel (Eys, ... ), ziejl (Mechelen, ... ), ziel (Achel, ... ), zieèl (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), zieêl (Berg-en-Terblijt), zieël (Baarlo, ... ), ziēēl (Schinnen), ziĕl (Belfeld), zie͂l (Heerlen), zil (Heerlerheide, ... ), zièjl (Neerbeek), zièl (Blerick, ... ), ziél (Opoeteren), ziêl (Obbicht, ... ), ziël (Beesel, ... ), zīēal (Banholt), zīēl (Afferden, ... ), zīēël (Nieuwenhagen), zĭĕaal (Reuver), zjaël (Grevenbicht/Papenhoven), zääl (Mheer), zéel (Hoeselt), zéèl (Nederweert), zêl (Beegden), zêêl (Buggenum, ... ), zêêîl (Meerssen), zîêl (Neeritter), ie v. bier  ziel (Brunssum), ie lang  zīēl (Gennep), Ook `zeel`.  ziejl (Jeuk), Opm. tweeklank.  zéĕl (Stevensweert), Opm. uitspraak als in Echt.  zèil (Herten (bij Roermond)), Recentere vorm: ziel  zeel (Eigenbilzen) De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)] || Slecht doorlooid leer, herkenbaar aan een witte streep in de gelooide huid. [N 60, 10] || ziel [SGV (1914)] II-10, III-3-3
zielboek bedeboek van de gestorvenen: beijbook van de gestorreve (Maastricht), dodenboek: dojebook (Holtum), dodenlijst: de doeëdeliehs (Nieuwenhagen), de doeëdelies (Klimmen, ... ), de doëdelies (Klimmen), doadelies (Guttecoven, ... ), doajelies (Obbicht), dode lijst (Hechtel), dodelies (Nieuwstadt, ... ), dodeliest (Klimmen), doeade liest (Schinnen), doede-lies (Maastricht), doedelies (Beesel), doedeliest (Eys), doedelieës (Bocholtz), doeedelijst (Peer), doeejelies (Baarlo, ... ), doeejeliest (Ell, ... ), doeieliest (Sevenum), doeijelies (Baarlo), doeijeliest (Sevenum), doejelieest (Weert), doejeliest (Baarlo, ... ), doejelist (Meijel), doewdelies (Doenrade), doeëdelies (Epen, ... ), doeëdelieës (Hoensbroek, ... ), doeëjelīēs (Terlinden), dojeliest (Ophoven), doodeliest (Montfort), dooielies (Melick), doojelies (Roermond, ... ), doujeliest (Horn), dowedelies (Vijlen), dōēëdelīēs (Nieuwenhagen), duəjəlesjt (Meijel), də duədəlīs (Montzen), jaargetijde: de joargetijde (Eigenbilzen), overlijdensregister: euverlijdensregister (Wijk), overlijdensregister (Zonhoven), register: registers (Jeuk), sterfregister: sterfregister (Mechelen-aan-de-Maas), zielenboek: t zieëlebook (Gulpen), zealebook (Lutterade), zeeleboek (Tungelroy), zeelebook (Tegelen, ... ), zieleboak (Peer), zieleboeek (Oirlo), zieleboek (Achel, ... ), zielebook (Tungelroy), zielenbooek (Siebengewald), ziĕlebook (Schimmert), zīēëlebook (Nieuwenhagen), zondagsgebed: sondigsgebed (Bocholt), zondagsgebed (Eksel), zondesgebed (Geistingen), zonnigsgebed (Eksel, ... ), zondagsgebedenboek: zondagsgebedenboek (Opglabbeek), zwart boek: zwèttə boek (Loksbergen) Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zielen in het vagevuur arme zieltjes: errem zielkes (Eksel) De zielen in het vagevuur. [N 96D (1989)] III-3-3
zielenheil eeuwige rouw: de ieëwige rów (Nieuwenhagen), gelukzaligheid: gelukzollighè (Lommel), goed van de ziel: ət got van də ziəl (Montzen), goed voor de ziel: good veur de zeël (Geleen), heil der zielen: toet het heil der zeele (Melick), heil van de ziel: heil van de zeel (Posterholt), heil van de zieël (Echt/Gebroek), zaligheid: zaligheid (Ell), zalighejd (Terlinden), zaligheids: z`n zoalegèts (Eigenbilzen), ziel: zjaël (Grevenbicht/Papenhoven), zielenheil: bae vuër t ziëleheil (Klimmen), het zieleheil (Eys), t zeeleheil (Tongeren), t zielehèil (Tongeren), t zieèle heil (Schimmert), t zieëleheil (Gulpen), t zieëlleheil (Meerssen), t zièle heil (Valkenburg), ut zieleheil (Klimmen), zealeheil (Lutterade), zeeleheil (Geistingen, ... ), zeleheil (Nuth/Aalbeek), zieleheil (Achel, ... ), zieèleheil (Schinnen), zieëleheil (Waubach), zieëlehéél (Siebengewald), zileheel (Jeuk), ziëleheil (Thorn), zīēëleheil (Nieuwenhagen), weinig gebruikelijk  t zieëleheil (Klimmen), zielenzaligheid: ouw zielezalighèt (Neerpelt), zeel en zaligheid (Sevenum), zielezaligheid (Stokkem), zieël en zaligheid (Haler), zielheil: zeelheil (Roermond), zielsheil: zielsheil (Meijel) Het zieleheil. [N 96D (1989)] III-3-3
zien, kijken kijken: keike (Bevingen, ... ), kejkə (Hasselt), kēī`en (Lommel), kēkən (Molenbeersel), ki.kə (Montzen), ki:kə (Martenslinde), kie-ke (Blitterswijck, ... ), kieiken (Hoepertingen), kiejken (Overpelt), kiek (Widooie), kieke (Afferden, ... ), kieke(n) (Obbicht, ... ), kieken (Amby, ... ), kiekə (Gelinden, ... ), kieëken (Oostham), kieəken (Herten), kiĕke (Kuttekoven, ... ), kiĕken (Peer, ... ), kiiken (Rotem), kij-en (Lommel), kijen (Lommel), kijke (Borgloon, ... ), kijken (Gingelom, ... ), kijkə (Maaseik), kike (Genk, ... ), kiken (Sint-Huibrechts-Hern), kikke (Kelmis), kikə (Lanaken, ... ), kikən (Peer), kiëken (Peer), kīeken (Zonhoven), kīēke (Buggenum, ... ), kīēken (Diepenbeek, ... ), kīke (Meldert, ... ), kīken (Diepenbeek), kīkkə (Eynatten), kīkə (Alt-Hoeselt, ... ), kīkən (Diepenbeek, ... ), kèiken (Helchteren), kèke (Halen, ... ), kèìken (Helchteren), kèə (Tessenderlo), kèəke (Ulbeek), kí.kə (Beringen), kî:kə (Mechelen-aan-de-Maas), kîken (Paal), kîêke (s-Herenelderen, ... ), kîêkə (s-Herenelderen), [Paragraaf: lichaam]  kieke (Boorsem), Lang.  kieke (Brunssum), komen: koemen (Bree), kome (Rekem), komen (Diepenbeek, ... ), kommen (Lommel), kō.me (Tongeren), kōme (Herk-de-Stad), kōmen (Oostham), kŏĕëmen (Genk), koͅ:mə (Rekem), kwome (Moelingen), kwòme (Val-Meer), kô:me (Beringen), kôme (Sint-Truiden, ... ), krimpen: krempə (Maastricht), kreͅmpə (Sint-Truiden), krimpə (Linkhout, ... ), krumpe (Rekem), krö.mpə (Tongeren), krømpə (Kanne), krəmpə (Berg), loeren: ong. loeren (Linkhout), kijken wordt volgens de informant niet gebruikt.  loeren (Eigenbilzen), lonken: loonke (Eijsden, ... ), ogen: uige (Tungelroy), stieren: (stieren) (Overpelt), zien: ong. zien (Linkhout), zaine (Horn), zee (Oirsbeek), zeen (Amby, ... ), zeeë (Schinnen), zeie (Klimmen), zein (Linkhout), zejən (Hasselt), zen (Neerglabbeek, ... ), zē (Schinnen), zēēn (Arcen, ... ), zēin (Lummen, ... ), zēn (Amby, ... ), zēnə (Hunsel, ... ), zēën (Schimmert), zēən (Baexem, ... ), zēənə (Eupen, ... ), zĕn (Horn), zĕən (As, ... ), zi (Horst, ... ), zi.n (Kortessem), zi.ən (Genk), zie (Mechelen, ... ), zie-e (Epen), zie-ë (Vijlen), zieen (Schinveld), ziej (Schaesberg), zieje (Eys), zien (Berbroek, ... ), zieë (Gulpen, ... ), zieə (Brunssum), ziĕn (Blitterswijck), ziin (Borlo, ... ), zin (Achel, ... ), zinə (Stein), ziè (Rimburg), ziën (Wellen), zī (Meijel, ... ), zīē (Mheer), zīēn (Afferden, ... ), zīin (Wellen), zījn (Paal, ... ), zījə (Heerlen), zīn (Berg, ... ), zīə (Amstenrade, ... ), zīən (Aubel, ... ), zéen (Herten (bij Roermond)), zêên (Dilsen, ... ), zîîn (Genk, ... ), zîîə (Wijlre), zîîən (Hoeselt, ... ), zɛn (Borgloon), zɛɛin (Meldert), [Paragraaf: lichaam]  zeen (Boorsem), de tweede i staat bovenaan achter de eerste  ziin (Nieuwerkerken), in da fabrek sie dze neks  sī (Sint-Truiden), kijken wordt volgens de informant niet gebruikt.  zien (Eigenbilzen, ... ), zin (Sint-Truiden), Kijken wordt volgens de informant niet gebruikt. De opnemer treedt dit standpunt bij.  zien (Val-Meer), ouder  zīiən (Alken) Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] || kijken [SGV (1914)], [ZND 25 (1937)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || zien [RND], [SGV (1914)] III-1-1, III-1-2
zigzageg, s-eg s-[eg]: ɛs[eg] (Lottum, ... ), zigzag: seksak (Baexem, ... ), sexsax (Herten), zek˲zak (Kessenich, ... ), zeqzak (Beek), zeqzaq (Neerglabbeek), zex.˲zax (Hamont, ... ), zex˱zax (Bocholt), zex˲zak (Ospel), zex˲zex (Ospel), zex˲záx (Zelem), zigzag[eg]: seksak˱[eg] (Maaseik, ... ), sexsax˱[eg] (Haelen), zek˲zak˱[eg] (Heythuysen, ... ), zex˲zax˱[eg] (Helden, ... ), zex˲záx˱[eg] (Merselo  [(driehoekig)]  ), zigzag[eg] (Peij, ... ), zix˲zax˱[eg] (Cadier) Een als zaadeg en/of als onkruideg gebruikte ijzeren eg, die vaak meerdelig is en waarvan de hoofdbalkjes (waarin ook de tanden zitten) zigzag- of S-vormig zijn. Zie de afb. 60 en 61. Voor ''eg'' en ''eg'' zij verwezen naar het lemma ''eg''. [JG 1b add.; N 11, 70 + 72 + 88 add.; N 11A, 169k; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
zigzagmachine zigzagmachine: zexzaxmǝšīn (Bilzen), zigzagmachine (Genk) Naaimachine die zigzagnaden of -steken kan maken. De zigzagsteek kan op verschillende grootte worden ingesteld en voor allerlei doeleinden worden toegepast: voor het snel afwerken van naden, als borduur- of opvulsteek en voor het maken van knoopsgaten (Morand, pag. 39). [N 59, 17d] II-7
zigzagoven zigzagoven: zex˲zax˱uǝvǝ (Bilzen) Ringoven met een kanaal in zigzagvorm. De zigzagoven had als voordelen een klein grondoppervlak maar ook een geringere afkoeling doordat de muren grotendeels binnenmuren waren. [N 98, 142 add.] II-8
zigzagsteek zigzag: zigzag (Opglabbeek), zigzagsteek: zigzagsteek (Jeuk, ... ) Stikken met de zigzagmachine. De zigzagsteek kan op verschillende grootten worden ingesteld en voor allerlei doeleinden worden toegepast: voor het snel afwerken van naden, als borduur- of opvulsteek en voor het maken van knoopsgaten. [N 62, 16a] II-7