e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich bij de prijswinnaars plaatsen aan de top: aon de toep (Jesseren), bij de eerste zitten: beej de irste viëf of teen zitte (Sevenum), binnen de prijzen zijn: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ze zin bènne de praajs (Bilzen), de kop vliegen: de kop vleegen (Eisden), erinzitten: dərenzetə (Meijel), nog d’r in zitte (Sevenum), in de kop vliegen: inne kop vliegen (Koersel), in de prijzen vallen: ien de prîês valle (Venray), in de priezen vallen (Eisden), in de prijzen zitten: in də pri-js zittə (As), klasseren: klasseren (Jeuk), klassĕĭren (Jesseren), kopvliegen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  kópvlīē.ge (Zolder), op de lijst staan: o.p˃ də lī.s štoͅ.a (Eys), op de lies staon (Wijlre), op resultaat staan: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  óp rizzultao.t stoeë.n (Zolder), prijs hebben: ich höb prīēs (Swalmen), prijs krijgen: deze duif "krit pries (Doenrade), prijs maken: prais maken (Tongeren), prees make (Rijkhoven), prijs maken (Mielen-boven-Aalst), priès make (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  preis maoke (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  prèè.s maa.ke (Zolder), prijs vliegen: preesvliegen (Kortessem), prieesvleege (Weert), pries gevlaoge (Geleen, ... ), pries vleege (Vlodrop), priesvlege (Eys), ze hèt pries gevloège (Doenrade), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  prèè.s vlīē.ge (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  pries vliêge (Wanssum), tippen: tippen (Meijel), vroeg zijn: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  vrug zèn (Zolder), winnen: winne (Houthalen) een duif die in de eerste prijzen valt? [N 93 (1983)] || zich bij de prijswinnaars plaatsen? [N 93 (1983)] III-3-2
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen (de ijzers) klinken: klīŋkǝ (Val-Meer), (het) staat onder zich in: stē.t ˱ǫ.nǝr zex˱ ę.n (Genk), (zich) aanstoten: ānštōtǝ (Sittard), āštutǝ (Waubach), (zich) aanstrijken: ānstrīkǝn (Urmond), (zich) aantreden: āntrɛ̄i̯ǝ (Hulsberg), (zich) achterhalen: axtǝrhālǝ (Zolder), (zich) in de ijzeren slaan: en dǝ īzǝrǝ šlǭn (Hoensbroek), en dǝ īzǝrǝ šlǭǝ (Oirsbeek), (zich) klatsen: klatsǝ (Horn, ... ), (zich) klemmen: klɛmǝ (Eigenbilzen, ... ), (zich) pakken: pakǝ (Neer, ... ), (zich) raken: rākǝ (Lanklaar, ... ), rǫkǝ (Tongeren), rǫǝkǝ (Hoepertingen), (zich) schuppen: sxøpǝn (Achel  [(schuppen: schoppen)]  ), (zich) stampen: stampǝ (Heerlerheide), (zich) vangen: vaŋǝ (Afferden, ... ), de ijzers kloppen: de ijzers kloppen (Opheers), doorslaan: dørslǫn (Lommel), doorslager: dōršlē̜gǝr (Maasniel), doortreden: doortreden (Hees, ... ), dørtrēǝ (Heerlerheide), dōrtrē̜n (Tungelroy), hij treedt (zich): hę trø̜tj (Weert), hǝ trɛt (Beverst), in de hoeven klatsen: en dǝ hōvǝ klatsǝ (Haelen), in de ijzeren klatsen: in dǝ īzǝrǝ klatsǝ (Oost-Maarland), in de ijzers kappen: en ǝ īsǝrs kapǝ (Swalmen), klepperen: klɛpǝrǝn (Urmond  [(een klepperend geluid met de hoefijzers maken)]  ), op zijn poten lopen: ǫp zǝn puǝtǝ lupǝ (Tessenderlo), ǫp zǝn puǝtǝ luǝpǝ (Koersel), op zijn varsen treden: ǫp zǝn vāsǝ trē̜i̯ǝ (Bilzen), overslaan: ōvǝrslǫu̯ǝn (Lommel), ōvǝrslǭǝn (Neerpelt), overstappen: ōvǝrstapǝ (Tessenderlo), overtreden: øvǝrtrɛ̄i̯ǝ (Haelen), struikelen: struikelen (Schimmert), strȳkǝlǝ (Kanne), takken: takǝ (Maasmechelen), te kort van voor: tǝ kǫrt van vø̄r (Achel), te wijd doorslaan: te wīt dōrslǝn (Achel), te wijd doortreden: tǝ wɛ̄t dōrtrēi̯ǝ (Bokrijk), te wijd doortrekken: tǝ wīt dørǝxtrękǝ (Heerlen), tenentreder: tii̯ǝnǝntrēi̯ǝr (Kwaadmechelen), tēntrē̜i̯ǝrt (Herten), zich klappen: klapǝ (Rothem, ... ), zich stoten: zich stoten (Grevenbicht / Papenhoven) [N 8, 75 en 79] I-9
zich een zwerm toeëigenen een tak bij de zwerm steken: ǝnǝ tak bi-j dǝ žwɛrm štę̄kǝ (Herten), een tak knappen: een tak knappen (Wellerlooi), een vrijwis plaatsen: een vrijwis plaatsen (Achel), een zakdoek opleggen: ǝn zakdōk oplęqǝ (Weert), een zwerm merken: ǝn zwɛrm mɛrkǝ (Diepenbeek), eigenen: eigenen (Asenray / Maalbroek, ... ), ēgǝnǝ (Heerlen), ęjgǝnǝ (Meijel), enten: enten (Venray), erkennen: erkennen (Lommel), markeren: markīrǝ (Venray), merken: mɛrǝkǝ (Houthalen), tekenen: tekenen (Alken), tęjkǝnǝ (Weert), toeëigenen: toeëigenen (Herkenbosch, ... ), tuęjgǝnǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), tø̜jęjgǝnǝ (Zepperen), zich toeëigenen: zex tuwęjgǝnǝ (Geistingen) Door een zwerm te volgen en aan een boom een teken, bijvoorbeeld een zakdoek, strowis of een tak, te bevestigen, kan de eigenaar zich volgens het imkerrecht bekend maken. Een oud gebruik in de imkerij is dat een zwerm eigendom van de vinder wordt, wanneer de echte eigenaar onbekend is (De Roever, pag. 327). [N 63, 82] II-6
zich gedragen fatsoenlijk gedragen: fetsuu:nlik gedrage (Herten (bij Roermond)), gedragen: gedràage (Swalmen), goed gedragen: goēēd gedraage (Venray), good gedraage (Sevenum), good gedrage (Roermond), good gədraagə (Maastricht), jod jedrage (Vaals), goed oppassen: den pêst gōēd ôp (Oirlo), in acht nemen: in acht nemen (Stein), net gedragen: net gedrage (Vlodrop), net zijn: nét zien (Maastricht), oppassen: oppassə (Reuver), voegen: fēūgə (Reuver), veuge (Maasbree, ... ), veugə (Epen), voege (Meerlo), vūūjəgə (Loksbergen), ps. Algemene note: Het omspellen van het Eksels dialect is misschien niet helemaal correct (geen spellingslijst daarvoor ik heb het bij benadering omgespeld!  vy(3)̄gən (Eksel), zich aanpassen: zich áápasse (Schaesberg), zich benehmen: ze.x˃ ˂bənø.mə (Eys), zich benehmen (< du.): beneëme (Kerkrade), zich benumme (Echt/Gebroek), zich-bənūmmə (Heerlen), ziech beneëme (Bleijerheide, ... ), zich benehmen (du.): benumme, zich (Sittard), zich dernaar houden: zich-dər-nòə-hōūwə (Heerlen), zich gedragen: gedraage, zich (Sittard), gedreug zich (Stein), jedra’ge, ziech (Bleijerheide, ... ), ze.x˃ gədrā.gə (Eys), zich gedraage (Weert), zich gedrage (Maastricht, ... ), zich gedrāge (As), zich gedräoge (Gronsveld), zïch gëdrôgë (Tongeren), zich goed benehmen (< du.): zich good beneëme (Gulpen), zich good benumme (Geleen), zich gōōt bənēūmə (Nieuwenhagen), zich goed gebhren (< du.): Mar.: Is dit goed Duits? cf. "sich gebühren"= "betamen", "behoren  zich gōōt gəbīērə (Nieuwenhagen), zich goed gedragen: dèè gedreugt zich goot (Thorn), ze.x˃ go.t˃ gədrā.gə (Eys), zich good gedraage (Geleen), zich good gedrage (Hoensbroek, ... ), zich good gedräoge (Gronsveld), zich goot gedragə (Oirsbeek), zich goot gədraachə (Kapel-in-t-Zand), zich goot gədrààgə (Susteren), zich gōēd gedraagə (Gennep), zich gōōt gədrāāgə (Nieuwenhagen), zich gôêd gedrage (Tienray), zich-gót-gədráágə (Heerlen), ziech good gedrage (Maastricht), ziech good gədrāāgə (Maastricht), zĭĕch goot gədráògə (Maastricht), z⁄ch good gedrage (Caberg), zich goed geven: zich gōōt gééëvə (Nieuwenhagen), zich goed opvoeren: zich gōōt ŏpveurə (Nieuwenhagen), zig goot opveurə (Hulsberg), zich goed verhouden: zich gōōt vərhāōëtə (Nieuwenhagen), zich goed voegen: zich good veuge (Gulpen), zich opvoeren: ze.x ˂o.p˃v‧ø̄rə (Eys), ópveure, ziech (Bleijerheide, ... ), zich patent gedragen: zich petent gedraage (Neer), zich schikken: zich sjikke (As), zich verhouden: verhaode, ziech (Bleijerheide, ... ), zich voegen: sich veuge (Gulpen, ... ), sich viegə (Vlijtingen), ze.x˃ v‧ōgə (Eys), zex vēͅgə (Meeuwen), zich feuge (Susteren), zich fūūGə (Nieuwenhagen), zich vaugə (Venlo), zich vege (Bree), zich veuge (Amby, ... ), zich veugen (Born, ... ), zich veugu (Brunssum), zich veugə (Amstenrade, ... ), zich veugən (Urmond), zich vēge (As), zich vĕŭge (Schimmert), zich viegen (Eigenbilzen), zich voegen (Haler, ... ), zich voēge (Venray), zich vooge (Mheer, ... ), zich voogə (Oirsbeek), zich vuge (Jeuk), zich vugen (Leopoldsburg, ... ), zich vuige (Sittard), zich vūūgə (Meijel), zich vu⁄gen (Eksel), zich vûge (Hoeselt), ziech veuge (Maastricht, ... ), zieg veuge (Maastricht), zieg voogə (Maastricht), zig veuge (Geulle), zig veugə (Montfort), zig vūge (Meijel), (Eijsden!).  ziech veuge (Noorbeek) handelen, optreden en reageren volgens een bepaalde [goede of slechte] norm [zich gedragen, zich dragen, zich verhouden, zich gebaren, zich geven] [N 85 (1981)] || zich gedragen || zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich haasten avanceren (<fr.): avesieren (Kozen), avveseeren (Eksel), ixsalmixmutənaffəserən (Overpelt), B.v. Aveseert ùch dan!.  aveseere (Beverlo), fedderen: feddere (Vlodrop), gauw zijn: gauw zeen (Keent), gauw zin (Wellerlooi), haaien: [Informatie van red., rk]  hájə (Riemst, ... ), Vgl. WNT: haaien (III): Met den voorvoet schrapen zoals een ongeduldig paard doet.  hajje (Maastricht), opschieten: op-sjete (Ulestraten), opscheete (Keent, ... ), opschete (Melderslo, ... ), opschiete (Tienray), opsjeete (Brunssum), rap zijn: rap zen (Bree, ... ), rap zijen (Sint-Lambrechts-Herk), rap zin (Widooie), rennen: renne (Vlodrop), vegen: vaege (Vlodrop), vooraan maken: veur aan make (Ulestraten), veuraan make (Amby), voortmaken: voeertmake (Weert), voort make (Boorsem), voortmaken (Ophoven), vorRtmaakə (America), vort make (Sevenum), vortmaakə (Putbroek), vortmake (Melderslo), vortmoke (Horst), vōērtmake (Brunssum), vooruitmaken: maak get vroet (Berg-en-Terblijt), us vəro.utmu.kə (Maaseik), veroetmake (Klimmen), veur oet make (Ulestraten), veuroet maken (Stein), vroet make (Stramproy), vroetmaakə (Heythuysen), vroetmake (Pey), vrōēt make (Beegden), i.e. schiet op.  maak vèùroet (Neer), voorwaarts maken: vurrewats make (Voerendaal), zich haasten: oos haasten (Venlo), oos haste (Melderslo), os haoste (Blerick, ... ), os haste (Velden), os hoaste (Helden/Everlo, ... ), os houste (Ospel), os høstən (Overpelt), us haoste (Weert), zich haoste (Bocholt), zich häöste (Kaulille), ôôs hoste (Horst), zich ijlen: os iele (Merkelbeek), zich jagen: jage (Boorsem), zich spooien  zich jagen (Peer), zich presseren (<fr.): hem/hör pressiere (Vliermaal), oos presere (Sibbe/IJzeren), us pressiēre (Nuth/Aalbeek), zich prësièrrë (Tongeren), ôs pərseerə (Voerendaal), De 1e e is toonloos.  pressere (Hasselt), fr. se presser.  pərse:rə (Wellen), zich roeren: ziech reure (Boorsem), zich spoeden: aos spoojə (Kuringen), o.s spoejə (Engelmanshoven), o:s spojə (Helchteren), oas spooije (Kuringen), oes sjpooje (Berg-en-Terblijt), oes sjpoowe (Valkenburg), oes sjpöen (Nuth/Aalbeek), oes spojen (Elen), oes spooiə (Wessem), oes spouwen (Schinveld), ons spoeden (Neeroeteren, ... ), ons spoeien (Leopoldsburg), ons spoejen (Bergen, ... ), ons spojen (Stein), onz spoeien (Borlo), oons spoeie (Wanssum), oons spoeien (Gennep), oos sjpeuien (Meerssen), oos sjpeuë (Spaubeek), oos sjpoo (Margraten), oos sjpouwe (Heerlen), oos sjpujen (Schinnen), oos spoeie (Nieuwerkerken), oos spoeien (Vliermaalroot), oos spoje (Horst, ... ), oos spooien (Blerick), oos spooje (Hunsel, ... ), oos spoojə (Heerlen), os sjpeue (Beek, ... ), os sjpeuje (Geleen), os sjpeuë (Geleen), os sjpoje (Ulestraten), os sjpooie (Beegden, ... ), os sjpooje (Beesel), os sjpouwe (Merkelbeek, ... ), os sjpowwe (Klimmen), os sjpōwe (Brunssum), os sjpŏwe (Voerendaal), os speuje (Geleen, ... ), os speujə (Weert), os speuën (Geleen), os spjujje (Vlijtingen), os spo (Gulpen), os spoeie (Groot-Gelmen, ... ), os spoeien (Berg, ... ), os spoeije (Wijer), os spoeje (Ulbeek), os spoejen (Jesseren), os spoeə (Tongeren), os spoien (Hasselt), os spoiən (Bocholt), os spoje (Kelpen, ... ), os spojen (Rotem, ... ), os spojjen (Mopertingen), os spooie (Heel, ... ), os spooien (Kessenich), os spooije (Blerick), os spooje (Buchten, ... ), os spoojen (Gerdingen, ... ), os spoojə (Heythuysen), os spooə (Helden/Everlo), os spouə (Voerendaal), os spuijə (Kermt), os spuiə (Vliermaal), os spujə (Bilzen, ... ), os spöëien (Panningen), os špoojə (Putbroek), os.pujə (Leopoldsburg), os_spojə (Gellik), ous spouə (Kinrooi), oz spoeien (Rosmeer), ō.s spuiə (Genk), ōns spoeien (Heijen), ōs spooje (Heel, ... ), ōs spoojə (Hout-Blerick), ŏĕs spōjə (Pey), ŏŏs spoojə (Meterik), ŏŏs spōōje (Baexem), ŏs schpooje (Amby), ŏs sjpouwe (Limbricht), ŏs spooje (Maasbracht), ŏs spoojĕ (Herten (bij Roermond)), sjpooje (Herten (bij Roermond)), sjpowwe (Vlodrop), speuje (Eigenbilzen, ... ), spo.jə (Meeuwen), spoei-ë (Hoeselt), spoeie (Hoeselt), spoeien (Kozen), spoeije (Vorsen), spoeijen (Houthalen), spoeje (Hoepertingen, ... ), spoejen (Genk, ... ), spoiën (Kermt), spojen (Ophoven), spojjen (Eksel), spooie (Vliermaal), spooien (Zolder), sppojen (Rekem), spujen (Lommel), spujje (Hasselt), spuyen (Sint-Truiden), spùje (Beverlo), u:s spu.ijə (Sint-Truiden), uis spooje (Gruitrode), us schpouwe (Einighausen), us spo.iə (Kanne, ... ), us spoeje (Vechmaal), us spojə (Maaseik), us spooie (Neerglabbeek), us spooije (Maastricht), us spooje (Maastricht, ... ), zech spooje (Kinrooi), zich speuje (Tungelroy), zich speuje(n) (Eigenbilzen), zich spoeden (Alken, ... ), zich spoeien (Wellen, ... ), zich spoeië (Tongeren), zich spoeje (Riemst, ... ), zich spoejje (Bilzen), zich spoeën (Achel), zich spoje (Bree, ... ), zich spojen (Eisden, ... ), zich spojje (Hechtel), zich spojjen (Eksel), zich spooie (Zutendaal), zich spooien (Opglabbeek), zich spooje (Kanne, ... ), zich spoojen (Neeroeteren), zich spooëje (Bocholt), zich spuyen (Eksel), ziech spòòje (Boorsem), ziek spoeijen (Achel), z’n eigen spoeien (Lommel), òch spòje (Zolder), òs spojen (Eisden), òs spojə (Thorn), òs spooje (Heythuysen, ... ), óech spòejje (Borgloon), óech spóejje (Gors-Opleeuw), ós sjpeuə (Berg-en-Terblijt), ós sjpooje (Horn), ós spōjə(n) (Bree), ôes spooien (Dilsen), ôs spooje (Blerick, ... ), ôs špőwə (Voerendaal), ôôs sjpooje (Baarlo, ... ), ös chpooje (Tegelen), ös schpooë (Guttecoven), øs spo.jə (Opglabbeek), üs spooien (Meeswijk), əs spo.iə (Mechelen-aan-de-Maas), [sic]  os pooien (Wijchmaal), i.e. opschieten.  spoeien (Venray), in de richting van een [y]  zich spoeje (Kuringen), Volgens de informant gebruikten zijn ouders ploage ong. 40j. geleden.  òs chpeuje (Puth), zich touwen: WNT: touwen (I), B): Zich haasten, spoeden.  (u)əs tsauwə (Raeren), oos tauwe (Ubachsberg), oos tooë (Mechelen), oos touwe (Heerlen), oos tsauwə (Vaals), oos tzauwe (Vaals), os tauwen (Gulpen), os to.wə (Sint-Pieters-Voeren), os touə (Voerendaal), os towwe (Klimmen, ... ), os tsauwə (Eynatten), os tsouwe (Kerkrade), os tòwe (Waubach), ŏŏs touwə (Eys, ... ), touwwe (Vijlen), zich towø (Montzen), òs tauwwe (Gulpen), ós tsouwe (Eygelshoven) haasten || haasten (zich) || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || zich haasten [DC 27 (1955)] || Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || zich haasten, spoeden || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] || zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)] III-1-2
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon (een) airtje hebben: èèrkə hèmə (Loksbergen), aanstellen: aansjtêlle (Nunhem), aansteller: aansjteller (Koningsbosch), aansteller (Blerick), air (fr.) geven: ēͅr gēvə (Eupen), allegatie maken: allegaassie make (Sittard), ambras maken: ambras maakə (Maastricht), ambras make (Maastricht), bescheten zijn: besjeête zeen (Tungelroy), bohei haan: bəhēͅ.i̯ hā.n (Eys), bohei heben: bəhéj⁄ höbbə (Brunssum), bohei slaan: bəhēͅ.i̯ šloͅ.a (Eys), buiten zijn schoenen lopen: boetə zien sjoon lopə (Oirsbeek), comedie veil hebben: comeide feil hubbe (Montfort), de jan uithangen: də jan oethangən (Urmond), de kop hoog steken: de kop hooëg sjtaeke (Nunhem), de kop in de wind dragen: de kop ién de weend dräoge (Gronsveld), de naald stikken: dae stik de naeld (Venlo), een hoge dunk hebben: nen hoe"gen dunk hamme va zen êge (Beverlo), ⁄nne hoage dunk hubbe (Beek), get menen: gèt mĭĕngə (Epen), get veil hebben: gèt veil húbbe (Schimmert), groot doen: groot doon (Stein), groots doen: greuts doon (Kapel-in-t-Zand), gruuts doon (Weert), gruuts zien (Maastricht), groots pareren: gruuts pereere (Maastricht), groots zijn: gr‧yətš˃ zi.ə (Eys), hautain type: tip mins is manmens  wat ine hautaine tip (mins) (Jeuk), het hoog in de bol hebben: het hōēg in de bòl hebbe (As), ⁄t hoog in de bol hebben (Meeuwen), het hoog in de kop hebben: ⁄t hoe.ag in də kop höbbə (Hulsberg), het hoog in hebben: tôêg en émmə (Hamont), ⁄t hooēg in höbbe (Herten (bij Roermond)), het hoog in zijn bol hebben: dè heet het hoog in zene bol (Eigenbilzen, ... ), het hoog in zijn stern hebben: het huug in zi-jn ster höbbe (Bree), het hoog inhebben: het hōēg in hébbe (As), hoge dunk hebben: ene hoege dunk hebbe (Jeuk), hoge dunk veil hebben: (Eijsden!).  hoege duunk veèl hebbe (Noorbeek), hoog in de bol hebben: hoag in de bol höbbe (Schinnen), hoog in de kop hebben: hòèg in der kop höbb (Noorbeek, ... ), hòèg in der kop höbbe (Noorbeek, ... ), hoog in der kop: hoeëg in d’r kop (Heerlen), hoog in zijn bol hebben: hoe"g i zène bol hamme (Beverlo), hoog in zijn krullen hebben: hië hit ’et hōēch è z’n królle (Zonhoven), hoogsnuit: wat ’n hoewēgsnout (Peer), in zijn bol hebben: in zénə bol hèmə (Loksbergen), inbeelden: inbīēle (Tungelroy), Dae beeldj zich ouch get in Doe bös einen ingebeelde gek (kiebus) Dae is mit den inbeel geplaogdj (verbeelt zich heel wat)  inbeelde (Echt/Gebroek), ingebeeld gek: ingəbeeldə gek (Maastricht), ingebeelde gek: ingebilde gek (Sevenum, ... ), jan-mijn-kloten zijn: jàn mén klōēwətə zén (Loksbergen), kaal zijn: koawl zijn (Jeuk), kak-monsieur (<fr.): (mannelijk).  kakmesieur (Geleen), kakdoos: zo iemand is dat  kakdoeēs (Venray), kakker: wat iene kakker (Jeuk), kakkont: kakkont (Hoeselt), kaklui: kaklūū (Schimmert), kakmadam: ein kakmedam (Herten (bij Roermond)), kak-madam (Blerick), kakmadam (Brunssum, ... ), kák madam (Castenray), (vrouwelijk).  kakmedam (Geleen), ki-jk mich doa de kakmedammeke ins möt hèèr huug hekskes iêver de stroat wagkele  kakmedam (As, ... ), vrouw  kakmadam (Genk), kakmadam zijn: kakmedam zijn (Tienray), kakmaker: kakmèker (Ittervoort), kakman: kakmàn (Schimmert), kakmonsieur: eine kakmesjeu (Herten (bij Roermond)), kaksmaker: kaksmééker (Vlijtingen), kale blink: káálə bəleengk (Maastricht), kale heer: kaale hiër (Sevenum), ènne kale hĭĕr (Sevenum), kale jikker: nə kaolə jikker (Gennep), kale kak hebben: (kale) kak hebbe (Weert), kaalə kak höbbe (Roermond), kale schijt hebben: kale schiet höbbe (Maastricht), káálə sjīēt höbbə (Maastricht), kale schijter: man  kale schijter (Genk), kale schijterd: kale sjietert (Urmond), kalerik: kalerik (Venlo), kapsones haan: capsonəs hà (Nieuwenhagen), kaskenade hebben: kiskenade höbbe (Bree), kaskenaden: kiskenaden (Heythuysen), kaskenaden maken: caskernate make (Gulpen), kaskenades hebben: kaskenades hebbe (Tienray), kaskenades höbbe (Maastricht), kieëskenaades höbbe (Herten (bij Roermond)), kiskenades höbbe (Swalmen), kàskənààdəs höbbə (Maastricht), kaskenades maken: caskernate make (Gulpen), kletsmeier: kletsmeier (Venlo), kwal: kwàl (Reuver), menen dat de hele wereld aan zijn kont hangt: (= die meent dat de hele wereld aan zijn kont hangt).  dè maint dat heel de Wert aan z⁄n kont hink (Eigenbilzen), met de inbeeld geplaagd zijn: mèt d⁄n imbeel geplaog zien (Maastricht), neerkijken: neerkieke (Geulle), neven zijn schoenen lopen: neve z⁄n schoon laope (Amby), op zijn stuk staan: op zie stök stoon (Maastricht), oprijten: òprîête (Swalmen), piezerik: (subst.).  pizzərik (Meijel), pretentie hebben: prətènsə hèmə (Loksbergen), protsen: prŏĕtsjə (Brunssum), schijter: eine sjieter (Kinrooi), sjijter (Hoeselt), schijtkont: sjijtkont (Hoeselt), schijtmaker: sjietmeeker (Caberg), sjietmeekər (Maastricht), sjietmeker (Maastricht), stront wie heeft me gescheten: stront wie heeft me gescheten (Meeuwen), tralala hebben: tralala hebben (Leopoldsburg), van boven bont, van onder stront: van boove boôntj, van ònger stroôntj (Tungelroy), veel ambras hebben: véél àmbràs hébbe (As), veel bohei hebben: veul behei (Gulpen), vuël behei hubbe (Voerendaal), veel complimenten veil: veul complemente veil (Schaesberg), veel duiven op zijn dak hebben: väöl doeve op z⁄n daak hubbe (Gulpen), veel kak hebben: veel kak hebben (Heythuysen), vŭŭəl kák höbbə (Venlo), väöl kak hubbe (Gulpen), véél kàk hébbe (As), veel kak veil hebben: dae haet veul kak veil (Thorn), veel kapsones hebben: vèùl kapsones höbbə (Heel), veel kaskenade hebben: véél kaskenade hébbe (As), veel kaskenades hebben: veul kaskənadəs (Montfort), vjeul keskenoate heubbe (Hoeselt), vuël kaskenades hebbe (Venlo), vêûl arcenade höbbe (Nunhem), völ kaskenaades höbbe (Roermond), veel menen: veul méénje (Meijel), veul méénjə (Meijel), veel noten op zijn zang hebben: vól nāūten op z⁄ne zank (Susteren), veel schijt hebben: vëul sjiét hebbe (Gronsveld), vööl sjīēt hubbe (Mheer), veel schijt veil hebben: veuel sjiet veil höbbə (Wijnandsrade), veul sjiet veel (Oirsbeek), veul sjiet veil höbbe (Geulle), völ schiet veil höbbe (Maastricht), veel veil hebben: vōl veil höbbe (Maastricht), veel verbeelden: feejələ vərbéldə (Loksbergen), veel zeik hebben: vuul zeik hubbe (Kesseleik), veil hebben: veil hebbe (Eys, ... ), veil hebben (Heythuysen, ... ), veil hubbe (Neer), veil hubbə (Montfort), veil hūbben (Born), veil höbbe (Schimmert), vèjl höbbə (Susteren), verbeelden: vərbeelə (Reuver), verbeelding hebben: verbeelding hebbe (Maasbree), verwaand zijn: verwaand zin (Schimmert), wel niet weten bo men van voortkomt: dië wit wel nie boe ’m van voortkehmt (Peer), wie heeft je gescheten: waem haet dich gesjaete! (Neer), zeik op een riek: zeik opp⁄ne reek (Maasbree), zeikerd: zeikerd (Weert), zeikstrien: zeikstreen (Weert), zever: zeiver (Maasbree), zich aanstellen: zich aanstèlle (As), zich een menen: zich eng mienge (Noorbeek, ... ), zich get inbeelden: ze.x˃ geͅ.t ˂‧eͅb‧ēldə (Eys), zich get inbèjlde (As), zich gèt inbeelden (Ophoven), zich get menen: ze.x˃ geͅ.t m‧eͅŋə (Eys), zich get meene (Schaesberg), zich get meine (Geleen, ... ), zich get meinen (Schinnen), zich get mènə (Wijnandsrade), zich gèt meenə (Amstenrade), zich gèt menə (Doenrade), zich gèt mēēnə (Nieuwenhagen), zieg geit meine (Maastricht), zig get meine (Geulle), zich get veel menen: zich gèt vèùl menə (Doenrade), zich get verbeelden: zieg get vərbeeldə (Maastricht), zich heel get menen: zich hiël get mei’ne (Tegelen), zich inbeelden: zich ienbeelde (Meerlo), zich kratsen waar het niet jeukt: zich kratse woeë ’t neet jeuktj (Tungelroy), zich laten voorstaan: zich laotə veurstaon (Venlo), zich voelen: zich veule (Gronsveld, ... ), zich veulə (Oirsbeek), Duits "sich fühlen  zich veule (Heel), zich voorstellen: dat mens beelt zich nogal wat in: da mins stèlt zich nogal wa veur, da mins hèt-t hoe"g in-e kop, da mins verget ooch va wa ze vù"tskomt  veurstèlle (Beverlo), zich wat inbeelden: zich wat inbeelden (Meeuwen), zich wat menen: den maent zich wat (Oirlo), zich wat meine (Weert), zich wat verbeelden: den verbeeldt zich wat (Oirlo), zich wat verbeelde (Oirlo), zichzelf bestuiten: zichzelf besjtuute (Nunhem), zijn borst opzetten: zin bòrst òpzette (As), zijn kop omhoog steken: z⁄ne kòp ómhōēg stééke (As) bekakt praten [N 102 (1998)] || belangrijk doen, zich in aanzien brengen willen || dunk (een hoge - van zichzelf hebben) || een hoge dunk van zichzelf hebben || een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || het hoog in hebben; hoogmoedig zijn || hij is hovaardig || hoogmoedig(e) || hovaardig en aanstellerig vrouwmens || inbeelden (zich) || kale kak hebben || opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] || veel kak hebben || veel menen; zich heel wat inbeelden, een te hoge mening van zichzelf hebben || verbeelden || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] || verwaand (- zijn) || verwaand iemand || waanwijs || zelfingenomen || zich heel wat inbeelden || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)] || zich wat inbeelden III-1-4
zich inbeelden denken: ook materiaal znd 27, 39  aan dinken (Stokrooie), deeŋkə (Hoeselt), denke (Sint-Truiden, ... ), denken (Genk, ... ), dēi̯nkə (Rutten), deͅi̯nkə (Ulbeek), deͅnkə (Herk-de-Stad), dinke (Meeuwen), dinken (Duras), dénke (Sint-Huibrechts-Hern, ... ), dunken: ook materiaal znd 27, 39  dunke (Beverst), hem denken: ook materiaal znd 27, 39  hm denke (Heppen), hem inbeelden: ook materiaal znd 27, 39  em einbeelde (Gelinden), hem inbēle (Millen), heum inbeelen (Riksingen), heum inbeylden (Kuttekoven), hm enbēi̯ldən (Diepenbeek), hum eenbeelde (Stevoort), hum inbeilden (Sint-Truiden), hum inbelden (Ulbeek), həm inbelden (Oostham), həm ɛnbēldə (Aalst-bij-St.-Truiden), m ebel’dn (Zonhoven), um eͅnbēͅi̯ldə (Sint-Truiden), um inbeelde (Sint-Truiden), um ènbeelde (Wilderen), əm ajnbajldə (Kortessem), ’m inbeelden (Lommel), hem peinzen: ook materiaal znd 27, 39 \\ als Fr. gaî, i als Fr. fin  əm pinze (Halen), hem voorstellen: ook materiaal znd 27, 39  hem veurstellen (Lommel), hem vuurstelle (Gingelom), hym vø͂ͅjərstalən (Wellen), ’m vø̄rställən (Zonhoven), in zijn kop steken: ook materiaal znd 27, 39  in ourre kop steken (Koersel), in zijn bol steken: ook materiaal znd 27, 39  ĕn chore bol steken (Sint-Truiden), in zijn hoofd stellen: ook materiaal znd 27, 39; mar. : huut = hoofd; de zin is dus een ontkenning: zich niet inbeelden  i zyn hy(3)̄t steͅllə (Herk-de-Stad), in zijn kop steken: ook materiaal znd 27, 39  em in zənə kop steekə (Sint-Truiden), in zənə koͅp stekə (Leopoldsburg), ’em inzen kop steken (Tessenderlo), ook materiaal znd 27, 39 met verkortingsteken op de @  en zeͅnne kop stē’kə (Lummen), menen: ook materiaal znd 27, 39  me-ine (Hees), meene (Mielen-boven-Aalst, ... ), meenen (Jeuk, ... ), meine (Grote-Brogel, ... ), meinen (Gerdingen), meinnen (Lanaken), menen (Rijkhoven), mēn (Zonhoven), mēͅi̯nən (Diepenbeek), meͅi̯nə (Molenbeersel), mienne (Kuringen), mâi̯nə (Mettekoven), mäjnə (Kortessem), mène (Wellen), mɛinə (Eisden), uitdenken: ook materiaal znd 27, 39  yt dènken (Heusden), wat menen: wat meine (Lottum), zich denken: ook materiaal znd 27, 39  mir denken (Tessenderlo), zich figureren: cf. fr. (se)figurer)  zïch figgërièrë (Tongeren), zich inbeelden: i-bil-de, zig (Vijlen), i.bilde, zich (Epen), ibilde, zich (Eys, ... ), ibilje, zich (Doenrade, ... ), ienbeelde, zich (Eijsden), inbeelde, zich (Berg-en-Terblijt, ... ), inbeelden, zich (Schimmert, ... ), inbeele, zich (Beegden, ... ), inbeele, zīch (Valkenburg), inbeelen, zich (Amby), inbeelje, zich (Broeksittard, ... ), inbeelje, zig (Susteren), inbeeljen, zich (Geleen, ... ), inbeelle, zich (Meerssen), inbēēle, zich (Neeritter), inbilje, zich (Beesel, ... ), i’bilde, ziech (Bleijerheide, ... ), zech ibeele (Banholt), zich eenbeelde (Sint-Pieter), zich i-bilde (Heerlen), zich ibilde (Rimburg, ... ), zich ibilje (Schinnen), zich ie-bil-de (Blitterswijck), zich ienbeelde (Leunen, ... ), zich ienbeele (Afferden), zich ienbilden (Gennep, ... ), zich ienbille (Merselo), zich imbi:lje (Roermond), zich in beelde (Baarlo), zich inbeelde (Borgharen, ... ), zich inbeelden (Blerick), zich inbeeldə (Meeuwen), zich inbeele (Maasbracht, ... ), zich inbeelen (Reuver), zich inbeelje (Puth), zich inbeelle (Belfeld, ... ), zich inbiele (Nederweert), zich inbilde (Arcen, ... ), zich inbilje (Bingelrade, ... ), zich inbilje(n) (Schinveld), zich īēnbĕĕlden (Venray), zich ĭbille (Klimmen), zich ĭĕnbeele (Horst), zich ĭĕnbēēlde (Meerlo), zïch énbèildë (Tongeren), ìbeelde, zich (Munstergeleen), ook materiaal znd 27, 3  zich inbeelen (Gerdingen), ook materiaal znd 27, 39  inbielden (Hechtel), oech inbieldə (Mielen-boven-Aalst), sech ēbeele (Remersdaal), sex ēnbêlə (Mechelen-aan-de-Maas), sēx enbeildə (Borgloon), sēx enbeilə (Borgloon), seͅx eͅnbēldə (Opglabbeek), sich ebilde (Lontzen), sich inbeelde (Zichen-Zussen-Bolder), six ĭnbēəldə (Maaseik), sɛx änbeͅi̯lə (Zonhoven), zech eenbeelde (Rosmeer), zeeg eebeelde (Mheer), zeg eebeelde (Zichen-Zussen-Bolder), zeg enbēlə (Neerglabbeek), zex enbēlde (Rosmeer), zex enbēldə (Eisden), zex ēnbīələn (Hamont), zex eͅnbēldə (Opgrimbie), zex eͅnbēlə (Opgrimbie), zeͅx ēnbēlə (Maastricht), zeͅx änbēldə (Opglabbeek), zeͅx ɛnbēələn (Zonhoven), zich [eͅnbēlən (Sint-Huibrechts-Lille), zich eenbeelde (Zepperen), zich eenbilden (Neerpelt), zich einbeelde (Vechmaal), zich ejnbiejldə (Kermt), zich enbeelde (Bilzen), zich enbēlə (Boorsem), zich enbiele (Hasselt), zich ienbeeldĕ (Vroenhoven), zich inbeeje (Eisden), zich inbeelde (Bilzen, ... ), zich inbeelden (Hechtel, ... ), zich inbeeldjen (Elen, ... ), zich inbeele (Gruitrode, ... ), zich inbeelen (Bree, ... ), zich inbeelje (Maaseik), zich inbeeljen (Rotem), zich inbellen (Neeroeteren), zich inbēldə (Vroenhoven), zich inbēlen (Peer), zich inbielen (Neerpelt), zich inbiēlen (Kaulille), zich inbīēldje (Weert), zich ynbeeldə (Zepperen), zich ènbeelen (Bocholt), zich ènbeelə (Niel-bij-As), zich ènbe͂le (Opglabbeek), ziech īmbēlə (Maastricht), ziĕch ībeële (Maastricht), zig eenbeilde (s-Herenelderen), zig ēnbɛ̄jldə (s-Herenelderen), zig inbeeljë (Lanklaar), zix eenbiele (Piringen), zix enbēlde (Genk), zix enbēldən (Bilzen), zix ēbēldə (Zichen-Zussen-Bolder), zix inbelden (Tessenderlo), zix inbīəjldə (Leopoldsburg), zix īnbēldə (Lanaken), zəch êbeelde (Welkenraedt), zəg īnbelde (Lanaken), zəg ɛnbēlə (Rekem), zəy ɛnbēlə (Rekem), z’ch eenbeelde (Rosmeer), ook materiaal znd 27, 39 met é op de €  zich ēͅnbèle (Wellen), tweede i open  zich ibilje (Brunssum), vermoedelijk lengteteken op de ee van een  zich ĕĕnbeele (Meterik), zich indenken: ook materiaal znd 27, 39  zex endɛi̯ŋkə (Eisden), zich indenke (Hoepertingen), zich indinken (Houthalen), zich inprenten: ook materiaal znd 27, 39  zich eenprunte (Beverst), zich menen: meine, zich (Lutterade), minne, zich (Mechelen), zich meine (Venlo), ook materiaal znd 27, 39  mè mêne (Paal), sech mi(nk)e (Remersdaal), zich minge (Henri-Chapelle), zich verbeelden: verbeelde, zich (Berg-en-Terblijt, ... ), verbeele, zīch (Valkenburg), verbilde, zich (Sevenum), verbille, zich (Heek), zich verbeelde (Steyl), zich verbeelden (Venlo), zich verbeeldjə (Swalmen), zich verbilde (Grubbenvorst), zich vurbeeldje (Asenray/Maalbroek), (gewoonlijk zegt men verkeerd -).  verbeelde (Stevensweert), ook materiaal znd 27, 39  zex vərbējlə (Hoepertingen), zex vərbēldə (Voort), zeͅx vərbēlə (Maastricht), zich verbeele (Amby), zich voorstellen: zich veursjtèlle (Roermond), ook materiaal znd 27, 39  sēx vayrstĕlə (Borgloon), veurstelle (Hoepertingen), zich veeəstellə (Schulen), zich veurstelle (Wellen), zich veurstellen (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), zig vi-jerstelle (Hees), zéch fø̄rsteln (Zonhoven), zich wijs maken: ook materiaal znd 27, 39  zich wijs maken (Beringen), ook materiaal znd 27, 39 met lengteteken op de â  zéch wējəs mâkə (Zonhoven), zijn eigen inbeelden: ook materiaal znd 27, 39  zijn eigen inbeelden (Lommel), zèn ege ienbeelde (Lommel) inbeelden [ZND 01 (1922)] || inbeelden, zich [SGV (1914)] || inbeelden, zich [SGV (1914)] || verbeelden || zich inbeelden || zich inbeelden, zich voorstellen || zich verbeelden, zich inbeelden III-1-4
zich kwaad maken chagrineren (<fr.): sjàggërnièrë (Tongeren), sjàgrënièrë (Tongeren), colrig (<fr.): klèèrəg (Loksbergen), colrig (<fr.) maken: koleirig mawke (Jeuk), ergeren: ergere (Melick, ... ), giftig maken: giftig māākə (Reuver), giftig worden: gieftich weërə (Wijnandsrade), gieftig waere (Klimmen), giftig weure (Maastricht), grellig worden: grellig waere (Geleen), in zijn gift schieten: in z⁄n gift scheete (Weert), koken van gift: kaoke van gif (Herten (bij Roermond)), kwaad maken: koed mäoke (Gronsveld), kòòwət máákə (Loksbergen), kwaad worden: kaod waere (Geleen), kaot weerə (Oirsbeek), koa wede (Vaals), koot wjèn (Hoeselt), kŏĕt weurə (Maastricht), kwòj wòrrə (Gennep), k‧uət weͅ.adə (Eys), kwaad zijn: koed zien (Maastricht), op de tenen getreden: op de tiene getrèë (Merkelbeek), opdraaien: opdreien (Stein), opdrèjje (Maastricht, ... ), opgeregt (<du.) zijn: opgəreegt seen (Montfort), opjagen: ŏĕpjáágə (Loksbergen), opmaken: opmaken (Ophoven), opregen (<du.): opreege (Eys), oprege (Noorbeek, ... ), opregen (Heerlerbaan/Kaumer), ópreje (Kerkrade), oprichten: oprichte (Vlodrop), opriechtə (Maastricht), oprijten: opriete (Tungelroy), òpriete (Swalmen), opruien: opruie (Horst), opvliegen: ópvleegə (Epen), tekeergaan: (koor).  te kaer gaon (Neer), uit de slof schieten: he sjuut oet der sjloef (Schaesberg), oet de sjloef sjeete (Posterholt), oet de sjlof sjeete (Neer), oet de sjlóf sjeite (Sittard), oet de slof schete (Venlo), oet de slòf scheete (Sevenum), oet de slóf scheten (Born), oette sjloef sjete (Haelen), oêt de slôf schete (Venlo), oët de slòf scheete (Sevenum), uut de slof schīēte (Venray), uit zijn klompen schieten: ówt zin klómpe sjēte (As), uit zijn kram schieten: uit zijn kram schieten (Meeuwen), uit zijn krammen schieten: y(3)̄t sən kramə sjēͅtə (Meeuwen), uit zijn kuil komen: oet zənə kuul kaomə (Maastricht), uit zijn slof schieten: oe:t ziene sjloef sjeete (Herten (bij Roermond)), oet zene sloof sjeete (Maastricht), oet zenne slof schieten (Eksel), oet ziene sjloef scheete (Maasniel), oet ziene sjloef sjeete (Roermond), oet ziene sjloef sjéte (Kesseleik), oet ziene slof sjete (Tungelroy), oet ziene sloof sjeete (Maastricht), oet ziene slōf sjeete (Echt/Gebroek), oet ziene slôf sjete (Thorn), oet ziene stof sjeete (Ittervoort), oet zienə slof sjeeten (Urmond), oet zne slof scheten (Montfort), oet z⁄n slòf sjiete (Caberg), oet z⁄ne sjlof sjeete (Lutterade), oet z⁄nne sjlof sjeete (Geulle), out ziene slòf scheete (Hoensbroek), ut ziene slōf schiete (Meerlo), üt ziene slóf schiete (Tienray), uit zijn sloffen schieten: ówt zin slóffe sjēte (As), uit zijn vel vliegen: ówt ze vèl vlēge (As), uitvliegen: oetvlegen (Stein), oètvlege (Ospel), woest worden: wø.s weͅ.adə (Eys), zich chagrineren (<fr.): zich sjangeneren (Eigenbilzen), zich ergeren: zich ergere (Ell), zich giftig maken: zich giftich maken (Amby, ... ), zich giftich māākə (Beesel), zich giftig make (Oirlo, ... ), ziech giftig make (Maastricht), zich krenken: zich krè.nke (Zonhoven), zich krèngkə (Zonhoven), ziech krè.nke (Hasselt), zich kwaad maken: sich kōēd make (Gulpen), zich kao maken (Meijel), zich kaod make (Klimmen), zich kaot make (Schimmert), zich kaot máákə (Oirsbeek, ... ), zich kaoët māākə (Nieuwenhagen), zich koad make (Bree), zich koed make (Maastricht, ... ), zich koeëd make (Gulpen, ... ), zich kwaod make (Maasbree, ... ), zich kwaot maakə (Kelpen), zich kwaot make (Susteren), zich kwaot mààkə (Susteren), zich kwaot máákə (Venlo), zich kò maakə (Meijel), ziech koet maakə (Maastricht), ziech koot maakə (Maastricht), zig kaot makə (Hulsberg), zig kwaod maake (Montfort), zĭĕg koetmáákə (Maastricht), zich lastig maken: zich lastig maken (Leopoldsburg), zich niet kunnen inhouden: zich niet kunnen inhouden (Heythuysen), zich opdoen: zich opdoon (Haelen), zich opdraaien: zich òpdraeie (Venray), ziech opdreije (Caberg), zich opnaaien: zich opnaeje (Weert), zich opregen (<du.): zich opreege (Beek, ... ), zich oprege (Gulpen, ... ), zich opregə (Doenrade), zich òpreegə (Amstenrade), zich òp⁄reegə (Brunssum), zich-ópreegə (Heerlen), ziech oprege (Maastricht), zich oprichten: zich oprichte (Geulle), zig oprigtə (Montfort, ... ), zich oprijten: zich oprieete (Weert), zich opriete (Geulle, ... ), zich oprietə (Kapel-in-t-Zand), zich opriēte (Swalmen), zich opru-te (Nunhem), zich òprīētə (Heel, ... ), zig oprīētə (Roermond), Wej ich ¯m det zag, doe reet er zich op  zich opriete (Echt/Gebroek), zich opruien: zich opruije (Schimmert), zich opvreten: ziech opvreete (Caberg), zich opwinden: zich-ópwīngə (Heerlen), zig opwinde (Meijel), zich recht zetten: zich recht zetten (Meeuwen), zich verbozen: zich verbuuze (Tungelroy), zich verbuuëze (Altweert, ... ), zich verbuëze (Tungelroy), zich woest maken: ze.x wø.s mā.kə (Eys) krenken, zich boos maken || kwaad worden || zich boos maken || zich boos maken (uit bezorgdheid)! || zich giftig maken || zich kwaad maken || zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)] III-1-4
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor aangeven: aageave (Waubach), aajeve (Bocholtz), aangaeve (Baarlo, ... ), aangiève (Schinnen), gōān aangève (Schimmert), zich angève (Oirlo), aangeven bij de pastoor: aangève bij de pastoer (Meijel), inschrijving (zn.): insjrieving veur dn trouw (Valkenburg), naar de catechismus gaan: nao de kategiesmes gaon (Schinnen), naar de pastoor gaan: nae der pastoer goa (Eys), nao de pastoer goon veur et trowwe (Maastricht), nao de pastoër gaon (Maasbree), nao de pesjtooër (Tegelen), nao de pestoaar gaon (Grevenbicht/Papenhoven), nao de pestoer gaon (Stokkem), nao de pestoeër gaon (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), nao de pestoir goon (Meerssen), nao de pösjtoor gaon (Posterholt), nar de pastoor gaon (Siebengewald), noa d`r pesjtoeër goa (Hoensbroek), noa de pastoer goan (Zonhoven), noa de pesjtoar goan (Schinnen), noa de pestoeër goon (Eisden), noa de pestoor gwén (Eigenbilzen), noo de pestoer goon (Maastricht), noͅr də pestuər gōͅ (Meijel), nò de pestoor goan (Koningsbosch), nô de pestoer gôan (Neerpelt), naar de pastorie gaan: nao de pastoriej gaon (Geistingen), naar pastoor gaan: naar pastoor gaon (Venlo), nao pasjtoor gaon (Roermond), nao pastoer gaon (Baarlo), nao pesjtoear gaon (Schinnen), nao pesjtoeër gaon (Heel), nao pestoer goan (Tungelroy), nao pestoeër gaon (Thorn), nao pèsjtoeër gaon (Heel), naoë pestōēr gāōë (Nieuwenhagen), noa pestoer gaon (Weert), nuò pestoor góin (Tongeren), nwô pestoor gooin (Tongeren), ondertrouw: ondertrouw (Achel, ... ), ongertrouw (Ophoven), onnertrouw (Hoensbroek, ... ), onnërtró (Hoeselt), ondertrouwen: ondertrouwen (Eksel), pastoor gaan: pastoer gön (Jeuk), pesjtoeêr gaon (Reuver), pəstoerərgoin (Loksbergen), zich aangeven: zich aagéve (Klimmen), zich aangaeve (Baarlo, ... ), zich aangaeve biej pesjtoër (Klimmen), zich aangaive (Melick), zich aangève (Haler), zich gao aageëve (Nieuwenhagen), zich gaon aangaeve (Montfort), zich aanschrijven: aasjrieve (Epen), zich laote aansjrieve (Neerbeek), zich laote aasjrieve (Gulpen), zich loate aa-sjrieëve (Hoensbroek), zich inschrijven: insjrieve (Nuth/Aalbeek), loate insjrieve (Lutterade), zich laote insjrieve (Klimmen), zich inschrijven bij de pastoor: zich laote insjrieve bij de pestoer (Maastricht), zəX bĕ dər pastuər laotə ɛɛfrīvə (Montzen), zijn eigen aangeven: zijn eigen aangeven (Lommel) Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)] III-3-3
zich moeilijk laten melken de melk niet laten schieten: (de koe) lēt dǝ mēlk nēt šø̄tǝ (Oost-Maarland), de melk ophouden: (de koe) heljtj dǝ mɛlk ǫp (Urmond), (de koe) helt dǝ mɛlk ǫp (Rotem), de melk slecht laten komen: (de koe) litǝ męlǝk slęx kǫmǝ (Stokkem), een harde voor te melken: ǝn hǭtǝ vør tǝ męlǝkǝ (Rummen), haar melk los geven: (de koe) gɛft ǝr męlǝk lǫs (Peer), haar moeilijk laten melken: (de koe) løt ø̜̄r mūjǝlǝk mɛlǝkǝ (Niel-Bij-Sint-Truiden), haar niet laten melken: (de koe) løt ǝr ni melkǝ (Riksingen), hard: hęt (Zelem), hard melken: (de koe) męlǝkt hęt (Halen), hat mɛlǝkǝ (Spalbeek), hęt mølkǝ (Linkhout), hęt męlǝkǝ (Donk), kreng: kreŋ (Haelen), kwaad: kǫwǝt (Lommel), kwade koe: kwǫj kuj (Leopoldsburg), kwade koe voor te melken: kǫj ku vør tǝ mɛlǝkǝn (Neerpelt), laag melken: (de koe) mɛlk liǝx (Zepperen), lastig melken zijn: (de koe) es lęstex mɛlkǝ (Oud-Waterschei), lastig te melken zijn: (de koe) es lęstex tǝ mølkǝ (Bree), lastige koe: lɛstǝgǝ kuw (Maaseik), moeilijke koe voor te melken: mui̯lǝkǝ kuj vør tǝ mɛlǝkǝ (Tessenderlo), stijf kreng: stɛi̯f kreŋ (Oud-Caberg), straf zijn: (de koe) es straf (Zichen-Zussen-Bolder), strang geven: (de koe) geft straŋ (Gelieren Bret), (de koe) gøf straŋ (Boorsem), (de koe) gøft straŋ (Bocholt), (de koe) gø̜ft straŋ (Kinrooi), (de koe) gēft straŋ (Opitter, ... ), (de koe) gɛ̄ft straŋ (Kaulille), taai: tej (Lanklaar, ... ), tēj (Middelaar, ... ), tē̜j (Neerharen, ... ), tɛi̯j (Boshoven, ... ), tɛj (Gennep, ... ), taai geven: (de koe) gø̄ft tɛj (Tungelroy), gęft tɛj (Meijel), taai melken: (de koe) mølǝkt tē̜ (Zolder), (de koe) mø̄lkt tęj (Bree), tē̜j męlǝkǝn (Hamont), tɛi̯ mɛlkǝn (Achel), tɛj mɛlkǝ (Velden), tɛj mɛlkǝn (Maastricht), taai melks: tɛi̯j mɛlks (Grathem), taaie: ti (Beringen), tuj (Sint-Truiden), tēǝ (Meldert), tē̜ (Paal), tē̜j (Haelen), tɛi̯j (Rotem), tɛi̯jǝ (Venlo), taaie koe: tē̜ koi̯ (Beringen), tęj kuw (Maaseik), tɛi̯j kuw (Ell), tɛj ku (Herten), taaie melker: tāi̯ mølkǝr (Lummen), teeg: tex (Tongeren), tii̯ǝx (Hasselt), tēx (Hoeselt, ... ), tēǝx (Wellen), tęi̯x (Romershoven), tīǝx (Hasselt), teeg melken: (de koe) melk tiǝx (Hoepertingen), (de koe) mē̜lǝk tiǝx (Hasselt), (de koe) męlǝk tii̯x (Diepenbeek), (de koe) mɛlkt tēx (Herk-de-Stad), teǝx męlkǝ (Wellen), tęǝx mølǝkǝ (Lummen), teeg melken zijn: (de koe) es tēx mɛlǝkǝ (Borgloon), tege: tiǝx (Opheers), tēgǝ (Velm), tɛx (Val-Meer), tege koe: tɛx ku (Hoeselt), vree melken: vrē mɛlkǝ (Sittard), vrī mɛlǝkǝ (Bocholtz), wrede: vrii̯ (Teuven), vrii̯ǝ (Noorbeek), vrīǝ (Geulle, ... ), wrede koe: vrē ku (Swalmen), vrīǝ kǫw (Eygelshoven, ... ), wrede udder: vrīǝ ødǝr (Eygelshoven), wreed: vri (Heerlerheide, ... ), vrii̯ (Mechelen, ... ), vrī (Gronsveld, ... ), vrīǝ (Genk, ... ), wreed beest: vrē bēs (Vlodrop), wreed melken: vręi̯t męǝlǝkǝ (Vliermaal), zich hard laten melken: (de koe) līt zǝx hāǝt mę̃lǝkǝ (Kermt), zich lastig laten melken: (de koe) lit zex lɛstex mēlkǝ (Eisden), zich lastig melken: (de koe) mɛlǝkt ˲sex lɛstex (Opglabbeek), zich lelijk melken: (de koe) mɛlǝkt zex lęlǝk (Neerpelt), zich niet goed melken: (de koe) mɛlkt zex nēt gōt (Roosteren), zich slecht laten melken: (de koe) lēǝt zex šlɛx mɛlkǝ (Buchten), zich strang melken: (de koe) męlk zex straŋ (Maasmechelen), mølǝk ˲sex straŋ (Meeswijk), zich taai melken: (de koe) mø̜lk zex tɛj (Blerick), (de koe) mø̜lkt zex tɛj (Tegelen), (de koe) mø̜lǝkt zex tɛj (Panningen), (de koe) mēlkt zex tɛj (Opglabbeek), (de koe) mɛlk zex tē̜j (Melick), (de koe) mɛlk zex tɛi̯j (Baarlo, ... ), (de koe) mɛlkjtj zex tɛj (Horn, ... ), (de koe) mɛlkt zex tē̜i̯ (Lommel), (de koe) mɛlkt zex tɛi̯j (Baarlo, ... ), (de koe) mɛlkt zex tɛj (Maasniel, ... ), (de koe) mɛlktj zex tē̜j (Haelen), (de koe) mɛlktj zex tɛi̯j (Boshoven), (de koe) mɛlǝk ˲sǝx tęj (Rekem), zich teeg laten melken: (de koe) lǭt ˲sex tex męlkǝ (Herk-de-Stad), zich teeg melken: (de koe) melǝk zex tīǝx (Rapertingen), (de koe) mɛlk zex ti̯ē̜x (Urmond), (de koe) mɛlk ˲sex tēx (Einighausen), (de koe) mɛlǝk ˲sɛx tēx (Borlo), zich vree melken: (de koe) melkt zex vrī (Oirsbeek), (de koe) mølkt zex vrē̜ (Obbicht), (de koe) mø̜lkt zex vrii̯ǝ (Mechelen), (de koe) mēlkt zix vrīj (Oost-Maarland), (de koe) mēlǝk zex vriǝ (Rothem), (de koe) mɛlk zex vrē (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), (de koe) mɛlk zex vrīǝ (Ulestraten), (de koe) mɛlk zex vrɛi̯ (Holtum), (de koe) mɛlk zex vrɛi̯j (Schimmert), (de koe) mɛlkt zex vrē (Limbricht, ... ), (de koe) mɛlǝkt zex vrījǝ (Noorbeek, ... ), (de koe) mɛlǝkt ˲sex vrīǝ (Lanklaar), (de koe)melkt zex vrīǝ (Brunssum, ... ), zich wrang laten melken: (de koe) løu̯t ˲sǝx ˲fraŋ męlkǝ (Smeermaas), zich zwaar melken: (de koe) mɛlkt zex zwǭr (Velden) Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71] I-11