e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was spoelen fladderen: etym.!!!  plārə (Eupen), opspoelen: opsjpeule (Nunhem, ... ), opsjpeulen (Guttecoven), opspoelen (Stein), opspuulə (Arcen), ŏpspŭŭle (Meerlo), opwassen: opwasse (Ell), opwessche (Buchten), opwessje (Guttecoven), slingeren: slingere (Opglabbeek, ... ), spoelen: chpeule (Sint-Martens-Voeren), flòddere (Opglabbeek), schpeule (Amby, ... ), schpeulə (Swalmen), schpĕŭle (Belfeld), schpoole (Mheer), schpuile (Bingelrade), shpeule (Mheer), sjpeule (Asenray/Maalbroek, ... ), sjpeule(n) (Schinveld), sjpeulen (Geleen, ... ), sjpeūle (Eys), sjpēūle (Mheer, ... ), sjpleule (Heek), sjpool (Kessel), sjpoole (Beegden, ... ), sjpŏle (Gulpen), sjpuile (Schinnen, ... ), sjpöle (Posterholt), sloon (Maastricht), speelə (Opglabbeek), spele (Bree), spelen (Meeuwen), speule (Baarlo, ... ), speule(n) (Obbicht), speulen (Heythuysen, ... ), speulə (Rekem), spēle (As, ... ), spēlə (Neeroeteren), spĕŭle (Hunsel, ... ), spiele (Eigenbilzen), spoele (Venray), spoelen (Gennep, ... ), spoole (Horst), spule (Afferden, ... ), spulle (Jeuk, ... ), spulə (Kwaadmechelen), spuule (Meijel, ... ), spuulen (Jeuk), spuulle (Well), spūle (Hoeselt), spūūlə (Meijel), spŭ-le (Blitterswijck), spŭŭle (Meerlo, ... ), spŭŭlle (Gennep, ... ), spylə (Eksel, ... ), spélen (Neeroeteren), spêûle (Echt/Gebroek), spø&#x0304lə (Lanklaar), spø&#x0304ələ (Lanklaar), spûulə (Leopoldsburg), spüllen (Heijen), sp‧ø&#x0304lə (Kinrooi), sp‧øͅlə (Montfort), špeu:lə (Roermond), špeule (Brunssum), špø͂ͅlə (Mechelen), voel plaatje (?) (Sittard), (korte eu) (met lange eu = spelen)  speule (Maastricht), uitslodderen: ūsšloͅdərə (Bleijerheide, ... ), uitspoelen: oeētsjpeule (Herten (bij Roermond)), oetspeule (Maastricht, ... ), wassen: wesje (Vlodrop), zanden: za⁄nde (Weert) de was uitspoelen || spoelen [SGV (1914)] || was afspoelen || Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)] || Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen)vringer [N 79 (1979)] III-2-1
de was stijfselen de was stijven: de liene stiēve (Castenray), de wesj stīēëve (Hoensbroek), de wèsj sjtieve (Nieuwstadt), linnen stijven: linne stieve (Blerick), linnen stieven (Bocholtz), stijf maken: stai̯f mōͅkə (Berg), stijfselen: stai̯sələ (Berg, ... ), steifsələ (Maastricht), steͅi̯sələ (Kanne, ... ), steͅsələ (Gelinden), steͅsələn (Lommel), stifsələ (Hamont), stijfsele (Maastricht), stijsele (Eijsden), stijselen (Maastricht), stisələ (Rekem), stiêve (Echt/Gebroek), stīfsələn (Opglabbeek), stīsələ (Opgrimbie), stɛsøͅlən (Oostham), stɛsələ (Bommershoven, ... ), stɛsələn (Oostham), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  stèsele (Beverlo), ww  stijsele (Maastricht), stijven: sjtiehve (Waubach), sjtieve (Boukoul, ... ), sjtieven (Baarlo, ... ), sjtiēvə (Nieuwenhagen), sjtīē:və (Sittard), sjtíeve (Doenrade), stai̯və (Borgloon, ... ), stēͅvə (Wellen), steͅi̯və (Amby, ... ), steͅi̯vən (Eksel, ... ), stieve (Echt/Gebroek, ... ), stieven (Tegelen, ... ), stieëve (Boekend), stiēve (Castenray, ... ), stijve (Maastricht, ... ), stijven (Baarlo, ... ), stijvə (Maastricht), stivə (Hamont, ... ), stivə(n) (As), stiève (Maasbree, ... ), stiêve (Sevenum), stiəvə (Lanklaar), stīvə (Blitterswijck, ... ), stīvən (Sint-Huibrechts-Lille), stjieve (Melick), stɛi̯və (Hoepertingen, ... ), stɛ̄və (Koersel, ... ), stɛ̄vən (Tessenderlo), stɛ̄əvə (Loksbergen), štie:və (Roermond), štīvə (Tegelen), <n hierehumme mèt e gestijf fransje overdr. iemes in ze veurnumme stijve: sterken  stijve (Maastricht), (de \'s\' wordt uitgesproken als sch).  stieve (Haanrade), (lange ie).  sjtieve (Vlodrop), (sleeptoon ië).  stiëve (Maasbracht), a gesjteven hömme.  stieven (Maastricht), De waa.s stijve: het wasgoed stijven E gestee.ëven humme: een gesteven hemd  stijve (Zonhoven), dew\'sj sjtieve: het gewassen goed met stijfsel behandelen De ónduich sjtieve, of sjteive: iemand tot kwaad aanzetten of erin steunen  sjtieve (Sittard) een hemd stijven [ZND 07 (1924)] || linnengoed met stijfsel bewerken || met stijfsel behandelen || met stijfsel stijf maken, stijfselen || opstijven || stijf maken || stijfselen || stijven || stijven van wasgoed || Wat is bij u de uitdrukking voor \'het linnen stijven\'? (stijven, stijselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de was wringen lutertje: (e luterke = zeepsop)  luterke (Maastricht), uit laten lopen: oet laate loupe (Sittard), uitspoelen: oetspeule (Weert), uitwringen: (oet)vringe (Klimmen), awt vrénge (Hoeselt), oeēt vringe (Herten (bij Roermond)), oet-vringe (Reuver), oet-wrèngen (Neerharen), oetvreenge (Schaesberg), oetvringe (Echt/Gebroek), oetwringe (Schimmert), uitwringen (Meeuwen), ūūtvrĭĕngə (Opglabbeek), ŭŭtvringe (Meerlo), øt˃vreŋə (Kwaadmechelen), ûtwringe (Bree), wringen: vrenge (Eigenbilzen, ... ), vreŋə (Houthalen, ... ), vreͅi̯ŋə (Lanklaar), vreͅŋə (Lanklaar, ... ), vring (Velden), vringe (Boekend, ... ), vringe-(oet) (Blerick), vringen (Ubachsberg), vringə (Arcen, ... ), vrynge (Gronsveld), vrèngen (Neeroeteren), vrénge (As, ... ), vréngə (Rekem), vrënggen (Guttecoven), vrìnge (Buchten), vrînge (Schimmert), vr‧eŋə (Kinrooi, ... ), wrenge (Jeuk, ... ), wringe (Gulpen, ... ), wringen (Gennep, ... ), zwieren (Meeuwen), i lang  vrīnge (Vlodrop) Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)] III-2-1
de watergoot reinigen (de) zouw reinmaken: dǝ z ̇ǫw r ̇ęŋmā.kǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Willem-Sophia]), dǝ zǫw ręŋmāxǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Winterslag, Waterschei]), zǫw rēnmākǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), (de) zouw reinscheppen: dǝ zǫw reŋšøpǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), dǝ zǫw rēnšø̜pǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), zǫw rę̄nšøpǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), (de) zouw slammen: dǝ zǫw šlęmǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Wilhelmina]), dǝ zǫw šlɛmǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Domaniale]), de zouw leegscheppen: dǝ zǫw lęǝxšøpǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), de zouw reinhouden: dǝ zǫw rɛŋhǫ.wǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]), de zouw reinigen: dǝ zǫw ręjnegǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Julia]), de zouw schoonmaken: dǝ zǫw šoanmākǝ (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), dǝ zǫw šōnmākǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), de zouw zuivermaken: dǝ zǫw zȳvǝrmākǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Eisden]), rigole schoonmaken: rǝgǫl sxōnmākǝ (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), rigole zuivermaken: rigǫlǝ zø̜jvǝrmākǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), slammen: šlɛmǝ (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), watergoot schoonmaken: wātǝrgø̄t šawnmākǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), watergoot zuivermaken: watergoot zuivermaken (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) [N 95, 790; monogr.] II-5
de weefkam inhangen inhangen: ɛhaŋǝ (Eupen) De weefkam met toebehoren zoals weeframen, kamlatten, wel, springhouten, dwarstreden, treden in het getouw ophangen. [N 39, 76a] II-7
de weefkam of weeflade hoger hangen hoger hangen: huǝgǝr haŋǝ (Eupen) Kam en la hoger hangen. [N 39, 76b] II-7
de weefkam of weeflade lager hangen dieper hangen: dęjpǝr haŋǝ (Eupen) Kam en la lager hangen. [N 39, 76c] II-7
de wendakker ploegen bijakkeren: bī.akǝrǝ (Zutendaal), bęi̯.akǝrǝ (Genk), bę̄.akǝrǝ (Diepenbeek, ... ), de kop omvaren: dǝ kǫp˱ emvǭ.rǝ (Munsterbilzen), de voordel omdoen: dǝ vȳ ̞ǝldǝr ømduǝ (Cadier), de voordelen omvaren: dǝ vȳǝdǝlǝ o ̞mvãrǝ (Simpelveld), de voorling aanvaren: dǝ vīǝ.rleŋ ãnvã.rǝ (As, ... ), het hoofd omdoen: hǝt hei̯t˱ emdū.n (Beverst), hǝt hē.t˱ emdū.n (Heesveld-Eik), tegenaanvaren: tēgǝnǭnvǭ.rǝ (Houthalen), voordel rijden: vø̄ǝdǝl rii̯ǝ (Heerlen), voordelen: vø̄.rdǝlǝ (Maasmechelen), vø̄rǝlǝ (Posterholt), voorling omdoen: vyǝleŋ ømdūǝ (Nieuwenhagen), voorling varen: vø̄rleŋ vãrǝ (Neeritter) Na het ploegen van het grote middendeel van de akker moet men de keerstroken nog met de ploeg bewerken. Als er geen of maar één keerstrook is, omdat men op een (veld)weg of op een eigen of andermans perceel heeft kunnen keren, ploegt men aan het voor- en/of achtereind van de akker enkele dwarsvoren om het ongelijke en minder diepe begin van de lange voren weg te werken. [JG 1a; N 11, 47; N 11A, 137l; monogr.] I-1
de werkplek aangeven de post geven: dǝr pōs jē̜vǝ (Kelmis) [monogr.] II-4
de werkplek aangewezen krijgen de post krijgen: dǝr pōs krī-jǝ (Kelmis) De plaats aangewezen krijgen, waar men op een bepaalde dag moest werken. [monogr.] II-4