e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de portiuncula-aflaat verdienen add. allerheiligenaflaat: allerheilige aflaot (Eys), allerzielenaflaat: allerziele aflaat (Koningsbosch), allerziele-aoflaot (Heugem), toties quoties: tooties kwootsiees (Montfort), toties-quotiesaflaat: tootsjes-kwootsjes-aaflaot (Posterholt), toties quoties aflaat (Meijel), toties-quoties aafloot (Klimmen), totiesquotiesaafloat (Holtum) De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)] III-3-3
de post schoon hebben de post rein hebben: dǝr pōs reŋ hān (Kelmis) De post na het schieten weer geheel leeggeschept hebben. [monogr.] II-4
de poten spannen bijeentrekken: bijeentrekken (Rotem), biʔǝntrɛʔǝ (Lommel), będīn trɛkǝ (Sint-Truiden), bǝdiǝntrękǝ (Nieuwerkerken), bǝdēn trɛkǝ (Diepenbeek), bijeentrekken met haak: bięjntrøkǝ mɛt hǭk (Gruitrode), de poten aaneenhangen: (men zegt van het varken) haŋ ǝm dǝ pø̄ǝt ānęjn (Susteren), de poten bijeenbrengen: dǝ pǫwtǝ bǝtēǝnbrɛngǝ (Zepperen), de poten bijeentrekken: dǝ pyǝt bīēntrɛkǝn (Hoensbroek), de poten met een haak ophangen: dǝ pȳt męt ǝn (h)ǭk op(h)aŋǝ (Maasmechelen), dǝ pȳt męt ǝn (h)ǭk ǫp(h)aŋǝ (Maasmechelen), gelid spannen: gǝlēt spānǝn (Kaulille), huid spannen: hū.t.španǝ (Tegelen), inhaken: enhǫǝkǝ (Neerpelt), opbinden: ǫpbɛnjǝ (Tungelroy), ophaken: ophø̄kǝn (Leunen), opklampen: opkrɛmpǝ (Bleijerheide), opspannen: opspannen (Sint-Truiden), ōpšpanǝ (Heerlen), ǫpspanǝ (Lummen), ǫpspanǝn (Neeritter), opsteken: opstē̜kǝ (Ottersum), poten bijeenzetten: putǝ biēn zitǝ (Eijsden), poten ophaken: pȳ.t ǫphø̜̄kǝ (Panningen), poten optrekken: putǝ ǫptrɛkǝ (Herk-de-Stad), poten spannen: pø̄ǝt španǝ (Gulpen), spalten vasthaken: špaltǝ vashø̜̄kǝ (Kerkrade), spannen: spannen (Diepenbeek, ... ), spanǝ (Maastricht), španǝ (Buchten, ... ), spannen met slachthaken: spanǝ me slaxhø̜̄k (Meijel), vel spannen: vɛ.l španǝ (Tegelen) Bij het afhuiden van de billen en de borst brengt men de linkerpoten, evenals de rechterpoten, naar elkaar toe, waardoor de huid strak gaat staan, wat het afhuiden vergemakkelijkt. Sommige slachters binden de beide poten aan elkaar vast of houden ze met haken bijeen, zodat ze beide handen vrij hebben; andere trekken de ene poot in de richting van de andere en houden hem dan tijdens het afhuiden vast. [N 28, 53] II-1
de raat uitbreken (de) korf uitbreken: (de) korf uitbreken (Kerkhoven), dǝ kø̜rf ytbrę̄kǝ (Wellerlooi), dǝ kø̜rf ūtbrę̄kǝ (Venlo), kørf ūtbręjkǝ (Stein), kø̄rf ow.ǝtbrękǝ (Diepenbeek), bijen uitbreken: bi-jǝn ø̜jtbrēkǝ (Opglabbeek), de bij slachten: dǝ bi-j slaxtǝ (Maaseik), de korf uittrekken: dǝ kø̜rf ūttrękǝ (Beek), een bij uitbreken: ęjnǝ bi ūtbrę̄kǝ (Herten), ęjnǝ bi-j ūtbrę̄kǝ (Asenray / Maalbroek), het kaar uitbreken: ǝt kǭr ǫwtbrę̄kǝ (Genk), raat uitbreken: rāt ø̄tbrī.kǝ (Hasselt), raten uitsnijden: raten uitsnijden (Maasmechelen), slachten: slaxtǝ (Geistingen), uitbreken: u.tbrę̄kǝ (Herten), utbrɛǝkǝ (Montzen), uǝtbrēkǝ (Alken), ytbrę̄kǝ (Venray), øtjbrę̄kǝ (Meijel), ø̜tbrēkǝn (Tessenderlo), ātbrēkǝ (Rummen, ... ), ūtbręǝkǝ (Heerlen), ūtbrę̄jkǝ (Peij), ūtbrę̄kǝ (Born, ... ), ǫwtbrikǝn (Dilsen), ǭtbręǝkǝ (Houthalen), uitsnijden: ūtšni-jǝ (Roermond), uittrekken: ēttrękǝ (Weert), ūttrękǝ (Weert) Uitbreken van de raat bij het oogsten van de honing. Het volk is dan verwijderd. [N 63, 81a] II-6
de richting controleren de stonde controleren: dǝ štǫnt kǫntrolērǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), dǝ štǫnt kǫntrolęǝrǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), dǝ št˙ǫnt kǫ.ntro.l˙ēǝrǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), de stonde doortrekken: dǝ štǫnt dørxtrękǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]), directie controleren: directie controleren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zolder]), dǝrɛksi kǫntrǝlērǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg, Waterschei]), directie nemen: directie nemen (Eisden  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), directie uitzetten: dirɛksi owtzętǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]), richting controleren: rexteŋ kontrǝlęjrǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), rexteŋ kǫntrolęǝrǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Julia]), rexteŋ kǫntrolę̄rǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), rexteŋ kǫntǝrlērǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), richting controleren (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Emma]  [Maurits]), richting trekken: rexteŋ trękǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Domaniale]), rexteŋ trɛkǝ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Maurits]), richtung controleren: rextuŋ kǫntroliǝrǝ (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Willem-Sophia]  [Emma]), richtung doortrekken: rixtuŋ dørxtrɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), uitmeten: utmę̄tǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]) De richting controleren van een mijngang. Een richting bestaat uit twee of drie richtingspunten en een controlepunt. De richtingen hebben tot doel een rechte stand van de te maken gang in een vooraf bepaalde richting te verkrijgen (MBK II pag. 40-41). Alvorens de richting naar het front wordt doorgetrokken moet eerst de richting worden gecontroleerd. Het al of niet kloppen van de richting moet altijd worden vastgesteld op het controlepunt. [N 95, 846] II-5
de richting hangen de stonde hangen: dǝ štǫnt haŋǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), directie pakken: directie pakken (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]), richtung hangen: rextuŋ haŋǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Eisden]) Het aanbrengen van twee of meer schietloden in het dak van een galerij of steengang, welke dienen om te kunnen nagaan of de voorgeschreven richting wordt gevolgd. [monogr.; N 95, 382] II-5
de ring in een kapsule stoppen in busje stoppen: in böskə sjtoppə (Beesel), in de bus doen: in de bus dôên (Venray), in de huls duwen: d’r rink in de hóls doeë (Klimmen), e.n də h‧øͅls ˂d‧øͅi̯ə (Eys), en øn hølskə doͅwə (Meijel), in een potje steken: in e pûtteke stiëke (Houthalen), in het blokje doen: in het blokje doen (Tongeren), in het buisje doen: in ’t bōske doon (Weert), in ’t buiske doon (Geleen), in het buisje steken: in het buuske stieèken (Eisden), in het busje duwen: in ’t buske duje (Doenrade), in ’t böske duuje (Geleen), in het busje stoppen: in ’t buske sjtoppe (Doenrade), in het doosje doen: in het doosje doen (Tongeren), in het doosje steken: en ’t duuske stêke (Mielen-boven-Aalst), in ’t deuske steiken (Jesseren), in ’t duske steke (Kortessem), in ’t duske steken (Jeuk), in het potje doen: in het potje doen (Tongeren), in ’t petsjə doon (As), rènk in het pètje doon (As), in het potje steken: de renk en het peutje steike (Rijkhoven), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  èn ’t pètsje staeke (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  et kátsjoeke in et pùtteke stië.ke (Zolder), in potje stoppen: in pötjə sjtoppə (Beesel), in potjes doen: in pötjes doohn (Herten (bij Roermond)), klokken: klokke (Sevenum), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  klókke (Wanssum), proppen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  den ring proppe (Wanssum) de ring in een ijzeren kapsule stoppen? [N 93 (1983)] III-3-2
de roepen eerste roep: De ceiste zeep of zoop (meew) (Opoeteren), de eerste ro-ep (Peer), de eerste roef (Hechtel), de eerste roep (Reppel), de eerste roop, tweede roop, geroope (Opoeteren), De eerste roop-detweede roop (Neeroeteren), de ierste roop (Kaulille), De ierste roop, twiëde roop (Helchteren), de irste en de tweede reup (Maaseik), de ièrste roop (Houthalen), deeerste roep (Peer), den ierste roop (Neeroeteren), den īersten roep (Peer), eersten roop (Neeroeteren), eeste roop (Helchteren), ierste roop (Meeuwen), roepen, də īrstə rēp (Opglabbeek), o dof en kort  de eerste rop (Helchteren), roep: də rop (Dilsen), r"p (Maaseik), reub (Lanklaar), reup (Stokkem), roap (Bree), roep (Bocholt, ... ), roop (Bocholt, ... ), rop (Bree, ... ), verote roop (Rotem), gerope  də ro:p (Rotem), roep enkelvoud, reep meervoud> Ze hebben hun tweeden roep al gehad  roep (Bree), van de preekstoel vallen  roop (Neeroeteren) Hoe noem je de afkondiging van het aanstaande huwelijk in de zondagsmis? De eerste ..., de tweede ... [ZND 41 (1943)] III-3-3
de roepen krijgen aangeplakt staan: angeplekt staon (Oirlo), afgelezen worden: aôfgelêze wiènne (Tongeren, ... ), afgeroepen worden: aafgeroepe wèren (Neerpelt), aafgeroope waere (Tegelen), aafgeroope weire (Bocholt), aafgeroopen waere (Baarlo), aafroope (Geleen, ... ), afgeroepe wèède (Sint-Truiden), afgeroope werden (Eys), afgeroopen wèèren (Venlo), afgerope wère (Nuth/Aalbeek), afgərūpə wēͅrə (Meijel), aofgeroope weurde (Maastricht, ... ), āāfgerōōpe wééëde (Nieuwenhagen), hij is afgeroepen in de kèrk (Sint-Huibrechts-Lille), zie zeen al ins, al twie kier afgerope (Neeroeteren), drie zondagen na elkaar  afgerope weure (Maastricht), de roepen krijgen: de reup kriege (Gulpen, ... ), de reupe kriege (Echt/Gebroek, ... ), de reupe kriêge (Heel), de roepe krijgen (Lommel), de rope kriege (Reuver), de rüüp kriege (Tienray), de} reupe kriege (Baarlo), də røp kriə (Montzen), de ruup kriege ze in de hoëgmes, dan geenge ze de femilie nuuëdige  de ruup kriege (Oirlo), de roeping krijgen: de reuping kriege (Melick), een roep gehad hebben: al ein roop gehad (Bree), geroepen worden: al ins geroope (Bree), geroepen (Bocholt), geroope (Gruitrode, ... ), geroope waere (Vlodrop), geroope wiēēre (Schinnen), geroopen (Bocholt, ... ), gerope waere (Echt/Gebroek, ... ), geropen (Bree, ... ), geroppen (Peer), geröppe wière (Houthalen), gəroepə zén (Loksbergen), gərōpən (Maaseik), hoe zijen al ins geropen, zoe zijen al twie kieren geroepen (Houthalen), ze en in de mis al in of twie kieren geropen (Maaseik), ze zeen al ins geropen. Ze hebben den twiëden roop gat - leste roop gat (Helchteren), ze zijn al eens geroepen (Reppel), ze zijn al eens geroopen (Neeroeteren, ... ), ze zijn al eens gerope (Peer), ze zijn al ens geroopen (Opoeteren), ze zijn al twee keer geroepen (Reppel), zī zēn al ens gərōpə = zij zijn al eens geroepen (Opglabbeek), zə zEn gəropən (Dilsen), e dof en kort  ze zijn al eens geroppen (Helchteren), ze xzin al twi ki\\r\\ g\\ro.b\\  zə zin al insxəropə (Stokkem), hun roep gehad hebben: ze hebben hunne roop al gehad (Kaulille), Ze hemmen hunnen ursten roep gehad (Hechtel), in de roep zijn: ze zijn in de roep  zī zēn də rōp (Opglabbeek), in de roepdag zijn: ien de roepdaag zien (Siebengewald), in de roepen gaan: in de reup gaon (Neerbeek), in de reup goa (Waubach), in de reup goan (Koningsbosch), in de roepen zijn: in de reup ziej (Terlinden), in de reup zieë (Nieuwenhagen), in de reup zin (Schinnen), in de reupe (Reuver), in de reupe (zien) (Stokkem), in de rope zeen (Ophoven), in de rup zêîn (Hoensbroek), inne reup zeen (Montfort), inne reupe zeen (Heel), inne roop zeen (As), inne roope zeen (Thorn), ze zeen al in den tweede roop (Opoeteren), zəzinal In dərøpə (Stokkem), onder de roep staan: onder de roep stoon (Eksel), onder de roep zijn: onder de roep zen (Meijel), onder de roewp zieng (Achel), onder de roepen staan: òònger de reup sjtaon (Posterholt), onder de roepen zijn: onger de reup zien (Sevenum), onger de reup(e) (Grevenbicht/Papenhoven), onger de roope zeen (Tungelroy), ongere roope zeen (Haler), ze zien ònger de reup (Sevenum), ónger de reupe zien (Baarlo), ônger de reupe zeen (Ell), ônger de reupe zien (Maasbree), onder roepen zijn: onger reupe (Ospel), ónger roope zeen (Geistingen), ondertrouw (zn.): ôngertrouw (Mechelen-aan-de-Maas), over de bank gaan: euver de benk gao (Klimmen), over de bank vliegen: spottend  uëver de benk vlege (Klimmen), roep (zn.): roep (Jeuk), roepen krijgen: reup kriejje (Epen), reuëp krieëge (Hoensbroek), röff kriege (Bocholtz), van de preekstoel afdonderen: ze zien van de prèksool afgedonderd (Lanklaar), van de preekstoel afgooien: van de preekstōēl aofgegooid wjénne (Tongeren), ze wjénne van de preekstōēl aofgegooid (Tongeren), van de preekstoel afvallen: van de preekstool aafvalle (Tungelroy), ze zijn al van de preekstoel aafgevallen (Peer), van de preekstoel rollen: hè rolt van de preekstoel af (Peer), van preͅkstōl gərolt (Bree), van de preekstoel vallen: al ins vanne prekstoal gevalle (Bree), van de preekstool valle (Ell), van den prèkstool valle (Sevenum), vanne praeksjtool valle (Heel), vanne prèèkstool valle (Bree), ze zeen al ins van de prèekstoel gevallen (Bocholt), Ze zijn al eens van den preekstoel gevallen (Hechtel), voorgeroepen worden: vjèrgeruppe (Eigenbilzen), vjér geruppe zien (Eigenbilzen) De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)] || De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)] || Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)] III-3-3
de roepen krijgen add. er alle keren bij zijn: zij zijn er al kiere bie (Neeroeteren), verliefd: verleefd (Kaulille) Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)] III-3-3