24037 |
de toog aankrijgen: toga |
toog (<lat.):
den toog (Q016p Lutterade, ...
Q098p Schimmert),
dr toog (Q112p Voerendaal),
toeg (L414p Houthalen, ...
P219p Jeuk),
too (L417p As),
toog (L295p Baarlo, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q021p Geleen,
L265p Meijel,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L374p Thorn),
toug (P176p Sint-Truiden)
|
De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25640 |
de tweede keer bakken |
afbakken:
āfbakǝ (Q113p Heerlen, ...
Q097p Ulestraten),
ǭfbakǝ (Q095p Maastricht),
drogen:
drigǝ (P056p Stokrooie),
drwø̜gǝ (Q099q Rothem),
drygǝ (L317p Bocholt),
dryǝ (Q121p Kerkrade),
dryǝgǝ (Q203p Gulpen, ...
L265p Meijel,
L270p Tegelen,
L271p Venlo),
drȳgǝ (L269a Hout-Blerick, ...
K359p Koersel,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
Q197p Noorbeek,
Q112p Voerendaal,
Q204p Wittem),
drȳxǝ (L312p Neerpelt),
drȳǝgǝ (L250p Arcen, ...
L291p Helden),
drøgǝ (Q180p Mal, ...
P176p Sint-Truiden),
drø̄gǝ (Q193p Gronsveld, ...
L432a Koningsbosch,
L377p Maasbracht,
L383p Melick),
drø̜jǝxǝn (K278p Lommel),
drogen en kleuren:
drygǝn ɛn klø̄rǝ (Q198b Oost-Maarland),
drogen laten:
drø̄gǝ lǭtǝ (Q021p Geleen),
droogbakken:
drȳgbakǝ (Q012p Rekem),
kleuren:
klø̜̄rǝ (L290p Panningen),
kleuren en drogen:
klø̄rǝ ɛn dryǝgǝ (L270p Tegelen),
klø̄rǝn ɛn drø̄gǝ (L163p Ottersum),
klø̜̄rǝ ɛn drø̄gǝ (L292p Heythuysen),
laten drogen:
lōtǝ drȳgǝ (P176b Bevingen),
nabakken:
noabakǝ (Q113p Heerlen),
nábakǝ (P176a Melveren),
nǭbaʔ+F21874ǝ (K314p Kwaadmechelen),
roosteren:
rȳstǝrǝ (Q035p Brunssum),
rīsǝrǝ (Q002p Hasselt),
rūstǝrǝ (Q035p Brunssum),
schroeien:
šrø̄.ǝ (L290p Panningen),
tweede baktijd:
twē̜dǝ baktīt (Q015p Stein)
|
Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63]
II-1
|
22136 |
de vastgestelde tijden aflezen |
aflezen:
aaf-laeze (L266p Sevenum),
aaflêze (Q021p Geleen),
afleejze (P219p Jeuk),
aflēͅzə (L265p Meijel),
koͅ.nstat‧āš ˂‧āfleͅ.azə (Q202p Eys),
tied aaf leize (L386p Vlodrop),
tiet aafleize (L417p As),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
aoflaeze (Q083p Bilzen),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
aa.flië.ze (K361p Zolder),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
aa.fléézə (L326p Grathem, ...
L320b Kelpen),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
aflêze (L214p Wanssum),
afnemen:
tijdafnemen (Q162p Tongeren),
bandaflezen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
bandafleze (L214p Wanssum),
bestadigen?:
bəstaadigən (L417p As),
besturen:
besturen (L414p Houthalen),
dpouillement (fr.):
deponillement (Q157p Jesseren),
opnemen:
opnimme (Q201p Wijlre),
tijdlezen:
tieedlaeze (L289p Weert),
uitlezen:
oetlieèzen (Q007p Eisden)
|
het aflezen van de vastgestelde tijden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
bak:
bak (L320a Ell, ...
L321a Ittervoort,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
rechte kant; ook stoand
bak (L321p Neeritter),
voor de kant die lijkt op een S
bak (L292p Heythuysen),
bakkes:
ook: buuk
bakkes (L291p Helden/Everlo),
tegenover sjteun
bakkes (L290p Panningen),
bikken (mv.):
bikke (L271p Venlo),
bol:
bol (L265p Meijel),
boogje:
beugske (L244d Ysselsteyn),
bos:
bos (Q193p Gronsveld),
boterwiek:
boterwiek (L247p Broekhuizen),
de kant van de heelt met het slangetje
boterwiek (L247p Broekhuizen),
bruggetje:
brugske (K314p Kwaadmechelen, ...
L244d Ysselsteyn),
buik:
buk (L159a Middelaar),
buuk (L163p Ottersum),
buuke (L270p Tegelen),
ook: bakkes
buuk (L291p Helden/Everlo),
wanneer het beentje met de bolle kant naar boven lag
buuke (L378p Stevensweert),
buikes:
Bol, met de bolle kant boven liggend: Mit bikkele kunde buukes en hö.ltes hèbbe (bikkel met bolle of holle kant boven).
buukes (L164p Gennep),
Sub hi.lt.
buukes (L164p Gennep),
buikske:
de bolle zijde
buukske (L377p Maasbracht),
builtje:
bulke (Q194p Rijckholt),
hilten (mv.):
heels (L159a Middelaar),
holte:
holte (K314p Kwaadmechelen),
holtes:
Met de holle kant boven liggend: Hïj smeet hö.ltes.
hö.ltes (L164p Gennep),
i:
i (Q193p Gronsveld),
ie (Q193a Eckelrade),
kanten (mv.):
kantə (P057p Kuringen),
kāntə (Q072p Beverst),
ke[n}j (Q020p Sittard),
keͅnt (L416p Opglabbeek),
kolder:
kuulderke (L289b Leuken),
Vero.
kuulder (L289p Weert),
kootje?:
kuutje (L265p Meijel),
kootjes?:
keuutjes (L289b Leuken),
kootjeskanten (mv.):
keutjes kenj (L382p Montfort),
kopje:
boven
køͅpkə (Q156p Borgloon),
kotje:
holle zijde
kytsjə (Q156p Borgloon),
kreu:
kreu (Q193p Gronsveld),
kruis:
kruus (Q193a Eckelrade),
kuil:
kulə (Q020p Sittard),
kuul (L291p Helden/Everlo, ...
L325p Horn,
L321a Ittervoort,
L290p Panningen,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy),
kuule (L270p Tegelen),
ky(3)̄l (L318b Tungelroy),
ky(3)̄lə (L271p Venlo),
holle kant
kuul (L321p Neeritter),
voor de kant waarin een kuiltje zit
ky(3)̄l (L292p Heythuysen),
wanneer het beentje met het gaatje naar boven lag
kuule (L378p Stevensweert),
kuiles:
Met de holle kant boven liggend: Hïj smeet kuules mit twee bikkels.
kuules (L164p Gennep),
Sub hi.lt.
kuules (L164p Gennep),
kuiltje:
kulleke (L244d Ysselsteyn),
kuulke (L289p Weert),
køͅləkə (P188p Hoepertingen),
de holle zijde
kuulke (L377p Maasbracht),
kuit?:
kuut (L320a Ell),
kuls:
1 van de 4 zijden heet kuls
kuls (L268p Velden),
leggertje:
leggerke (Q194p Rijckholt),
look:
look (Q121c Bleijerheide, ...
Q121p Kerkrade,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
lōͅk (Q115p Schin-op-Geul),
lø͂ͅk (L247p Broekhuizen),
[Vgl. oor voor oog?]
lōͅr (Q121c Bleijerheide),
de holle kant van de heelt
lø͂ͅk (L247p Broekhuizen),
de twee platte zijden van de dikkel
leuk (Q097p Ulestraten),
onderkant
loak (Q018p Geulle),
Sub prikknoak: De sjmaal zieë van dr hoosje wap en trier, de brei zieë hoosje ruk en laoch.
laoch (Q121p Kerkrade),
lookje:
luuekske (Q198p Eijsden),
meun:
ook: sjteun
meun (L291p Helden/Everlo),
oortje:
uurke (L244d Ysselsteyn),
pens:
pans (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
pens (L320a Ell, ...
L291p Helden/Everlo,
L325p Horn,
L321a Ittervoort,
L290p Panningen,
Q115p Schin-op-Geul,
L374p Thorn,
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
pêns (L318b Tungelroy),
bolle kant
pens (L321p Neeritter),
bovenkant
pens (Q018p Geulle),
de twee gebogen zijden van de dikkel
pens (Q097p Ulestraten),
voor de bolle ant
pens (L292p Heythuysen),
pensje:
penske (Q198p Eijsden, ...
Q194p Rijckholt),
peͅnskə (P188p Hoepertingen),
bolle kant
pɛnskə (P176p Sint-Truiden),
bolle zijde
peͅnskə (Q156p Borgloon),
platte kant:
platə kānt (P176p Sint-Truiden),
puik:
de bolle kant van de heelt
pø͂ͅk (L247p Broekhuizen),
WNT: puik (III), de algemeene bet. zal bol of hol voorwerp zijn geweest, de speciale puist, pok of pukkel.
pø͂ͅk (L247p Broekhuizen),
put:
pøͅt (L316p Kaulille),
recht (bn.):
recht (Q102p Amby),
rond (bn.):
rōnt (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
rug:
ruk (Q121c Bleijerheide),
røͅG (Q121p Kerkrade),
røͅk (Q121c Bleijerheide),
røͅkə (Q020p Sittard),
røͅx (L316p Kaulille),
Sub prikknoak: De sjmaal zieë van dr hoosje wap en trier, de brei zieë hoosje ruk en laoch.
ruk (Q121p Kerkrade),
ruggeling:
ruggeling (K314p Kwaadmechelen),
ruggeltje:
rø͂ͅgəlkə (L289b Leuken),
ruggentikkerd:
røͅkə tekərt (Q020p Sittard),
s:
es (Q193a Eckelrade),
s (Q193p Gronsveld),
s-es:
In s-vorm liggend: Zïj smeet ésses mit twee bikkels.
ésses (L164p Gennep),
Sub hi.lt.
ésses (L164p Gennep),
slieperd:
sjlīpərt (Q020p Sittard),
staafje:
Vgl. sub hilt: Dit been heeft een vierhoekige vorm met afgeronde hoeken, en meet ± 5 x 2 1/2 cm. In het midden het merggat, de kule. De dikte is ± 3 cm. Aan de bovenzijde is het beentje niet vlak, doch enigszins hol. Verdere benamingen van de zijden van een hilt: bu:kele, stäöfke, stäöntje.
stäöfke (L210p Venray),
staand:
stoond (L289p Weert),
stōͅnt (L163p Ottersum),
rechte kant; ook bak
stoand (L321p Neeritter),
staander:
stø͂ͅndər (L289b Leuken),
stəndər (L247p Broekhuizen),
staandertje:
sjtø͂ͅndərkə (Q198p Eijsden),
steunderke (Q194p Rijckholt),
onder
støͅndərkə (Q156p Borgloon),
voor de twee platte kanten
steunderke (L377p Maasbracht),
staandes:
Rechtopstaand: Zïj smeet stôndes én twee hö.ltes mit hör bikkels.
stôndes (L164p Gennep),
Sub hi.lt.
stôndes (L164p Gennep),
steun:
sjtø͂ͅn (L290p Panningen),
staon (L321a Ittervoort),
steun (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
steun, pêns, kuul, bak (L318b Tungelroy),
stø͂ͅn (L320a Ell, ...
L316p Kaulille),
ook: meun
sjteun (L291p Helden/Everlo),
voor de gladde zijkant
steun (L292p Heythuysen),
steuntje:
sjtø͂ͅntjəs (L325p Horn),
stuintje (L271p Venlo),
Vgl. sub hilt: Dit been heeft een vierhoekige vorm met afgeronde hoeken, en meet ± 5 x 2 1/2 cm. In het midden het merggat, de kule. De dikte is ± 3 cm. Aan de bovenzijde is het beentje niet vlak, doch enigszins hol. Verdere benamingen van de zijden van een hilt: bu:kele, stäöfke, stäöntje.
stäöntje (L210p Venray),
stoom:
stoom (L159a Middelaar),
stootje:
sjtōͅtje (L270p Tegelen),
tikkerd:
tekərt (Q020p Sittard),
trier:
trieer (Q121c Bleijerheide),
triər (Q121p Kerkrade),
trīr (Q121c Bleijerheide),
Sub prikknoak: De sjmaal zieë van dr hoosje wap en trier, de brei zieë hoosje ruk en laoch.
trier (Q121p Kerkrade),
vlak:
vlak (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
wap:
wap (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide),
web (Q121p Kerkrade),
Sub prikknoak: De sjmaal zieë van dr hoosje wap en trier, de brei zieë hoosje ruk en laoch.
wap (Q121p Kerkrade),
zijde:
zij (Q102p Amby),
zijkanten (mv.):
zeikantə (L372p Maaseik)
|
[Brede zijde van een bikkel]. || [Een van de vier zijden van een bikkel.] || [Smalle zijde van een bikkel]. || De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)] || Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)] || Stand van de kootjes bij t "kuuëtse". || Wordt gezegd als bepaald vlakje van bikkel bovenkomt bij het spelen. || Zie hilte: [Een van de zijden van een bikkel].
III-3-2
|