29526 |
de ovendeur dichtmaken |
afsmeren:
afsmē̜rǝ (L163p Ottersum),
de muur smeren:
de muur smeren (L270p Tegelen),
de oven dichtzetten:
dǝn ó̜vǝ dext˲zɛtǝ (L164p Gennep),
het uitloopgat dichtzetten:
ǝt ytlǭp˲gat ˲dēxt˲zɛtǝ (L163p Ottersum),
het uitloopgat met smeerleem afsmeren:
ǝt ytlǭp˲gat met smē̜rlēm afsmē̜rǝ (L163p Ottersum)
|
De ovendeur met behulp van stenen en slechte klei dichtsmeren. Volgens de invuller uit L 163 moest dit zorgvuldig gebeuren, want valse trek was slecht voor potten. [N 49, 74c]
II-8
|
21069 |
de pan uitschrapen |
scharren:
de laatste restjes eten uit de pan schrapen
scherre (L271p Venlo),
uitscharren:
oetsjerre (L318b Tungelroy),
oètscherre (L271p Venlo)
|
leeg schrapen (van pannen of vaatwerk) || schrapen || uitschrapen van b.v. pan
III-2-3
|
22117 |
de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht |
belangsteller:
belangstèller (Q021p Geleen),
duivenloerder:
dówvəloorər (L417p As),
helper:
helper (L266p Sevenum),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
den (h)êlper (Q083p Bilzen),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
hùleper (K361p Zolder),
kameraad:
kamərōͅt (L265p Meijel),
kijker:
kickers (Q157p Jesseren),
kiekers (Q168a Rijkhoven),
kijkers (Q162p Tongeren),
kīēkər (L300p Beesel),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
kie.kərs (L326p Grathem, ...
L320b Kelpen),
letter:
letter (P183p Mielen-boven-Aalst),
liefhebber:
leefhebber (Q202p Eys),
loerder:
loerders (Q074p Kortessem, ...
Q162p Tongeren),
meepasser:
mitpasser (Q021p Geleen),
opletter:
opletters (Q187p Sint-Pieter),
oppasser:
(m.).
o.ppa.sər (Q202p Eys),
passer:
d’r pesser (Q111p Klimmen),
poster:
poster (L265p Meijel),
supporter:
seporter (L417p As),
supporters (Q157p Jesseren),
tandem:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
tandem (L366p Gruitrode),
vriend:
een vriend (P219p Jeuk),
{meekijken}:
mitkieke (L386p Vlodrop)
|
Hoe zegt men: de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22735 |
de plank missen |
brits gooien:
hè guujch brits (L360p Bree),
hè güjts brets (L360p Bree),
brouette (fr.) gooien:
hè goeit baroewet (K318p Beverlo),
ooi is zeer kort
hij gooit barrewet (K278p Lommel),
de plank mankeren:
hij hit de plank gemankeerd (L413p Helchteren),
de plank misgooien:
hèe hèet de plank misgegoeit (L366p Gruitrode),
de plank missen:
de plamk misse (Q096b Itteren),
huaj mèst dɛ plānk (L286p Hamont),
de plank niet hebben:
hij heeft de plank nie (L316p Kaulille),
de plank slaan:
plank sjloaw (Q201p Wijlre),
de voor niet hebben:
hij heeft de voor niet (Q074p Kortessem),
erneven gooien:
he goait er nève (L363p Ellikom),
erover gooien:
er euver gooien (P051p Lummen),
erover smijten:
eh hie ten der euver gesmeete (P214p Montenaken),
hiejə het dreuver gesmette (P197p Heers),
hij hit er over gesmeeten (L282p Achel),
erover werpen:
der over (geworpen) (K353p Tessenderlo),
hij werpt er over (K353p Tessenderlo),
geen baan hebben:
hē hēt gejn bān (L416p Opglabbeek),
geen plank hebben:
hèe hèet gein plank (L366p Gruitrode),
geen plank raken:
gien plank (geraakt) (P056p Stokrooie),
hi het gen plank gerok (Q152p Kerniel),
geen steen raken:
ginne stien gerakt (P054p Spalbeek),
gootje gooien:
geutje gooje (Q098p Schimmert),
heuk gooien:
heuk gooie (Q078p Wellen),
hij gooit heuk (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
hije goid huik (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
øk goeie (P176p Sint-Truiden),
heuk schieten:
hee schiet heuk (P058p Stevoort),
langs de plank gooien:
hij hit langs de plank gegooid (L413p Helchteren),
misgooien:
hei heit misgegooid (L317p Bocholt),
missen:
mussen (L382p Montfort),
misslaan:
De plank -.
missjlaon (L331p Swalmen),
plankmis gooien:
he güit plankmis (Q071p Diepenbeek),
heî goeitsj plankmis (L317p Bocholt),
hè goeeit plank mis (L368p Neeroeteren),
hè goeit plank mis (L319p Molenbeersel),
hè gu-et plankmis (L415p Opoeteren),
hé goijt plank mis (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
plank mis goëën (L368p Neeroeteren),
plankmis goeien (L368p Neeroeteren),
plankmis goije (Q083p Bilzen),
poedel gooien:
poedel goejen (Q006p Leut),
poedel werpen:
poedel werpe (Q117a Waubach),
poedelen:
poedele (L382p Montfort, ...
L289p Weert),
pudələ (Q014p Urmond),
NB poedel: poedel; misworp.
poedele (Q020p Sittard),
pots gooien:
nieuw, als alternatief voor poedel goeje
potš [goejən} (Q006p Leut),
roetsjen:
roetsje (L265p Meijel),
te hoog gooien:
hij smit te hoog (K278p Lommel),
te wijd zetten:
hei zet əm tə weit (K353p Tessenderlo),
touche (<fr.) bruien:
[sic]
e broit touche (Q199p Moelingen),
touche (<fr.) gooien:
Vgl. Gronsveld Wb., pag. 490: tôsj, uitdrukking bij het knikkerspel als twee knikkers elkaar raken. Van het fr. toucher.
tosj goeje (Q193p Gronsveld),
verwet werpen:
he het verwet geworpen (Q170p Grote-Spouwen),
vleugen:
als hij over de plank werpt op den eersten kegel, zegt men hij vleugt op den ieste; als men de plank raakt zodat de bol wegspringt voor de kegels, zegt men kant, barrewet
hij vleugt op den ieste (K318p Beverlo),
WNT: vleugen, 5. Met een zwaai werpen. [...] Vleugen. Een bol van verre op kegels doen vliegen.
he vleugt (K357p Paal),
ze vast hebben?:
laatste woord moeilijk leesbaar
hei het zə vast (L314p Overpelt)
|
De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)] || In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)] || Misslaan. || Niet raken, bv. bij kegelspel.
III-3-2
|
22736 |
de plank missen add. |
afgaan:
aafgao (Q034p Merkelbeek),
de luim nog niet hebben:
[sic]
hij heet den loum nog niet (L364p Meeuwen),
op de zot spelen:
laatste woord moelijk leesbaar
hè speelt op den zot (L316p Kaulille)
|
De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)] || In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
24016 |
de plechtige communie doen |
de doopbeloften afleggen:
doeipbelofte aflegge (L265p Meijel),
plechtige communie (<lat.) doen:
plechtige kemunie doewn (L312p Neerpelt),
plechtige kemuunie doon (L299p Reuver),
plechtige kemuuniej doon (L320a Ell),
plechtige kommunie doon (L317p Bocholt),
plegtige kemunie doon (L329p Roermond)
|
De Plechtige Communie doen. [N 96D (1989)] || De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32719 |
de ploeg inzetten |
(de ploeg) aanslaan:
ānslǭn (L292p Heythuysen),
(de ploeg) aanzetten:
ãnzętǝ (Q192p Margraten),
ǭnzętǝ (Q194p Rijckholt),
(de ploeg) in de voor zetten:
en dǝ vǭr zętǝ (Q192p Margraten),
(de ploeg) inzetten:
e(n)zętǝ (L265b Kronenberg),
e.nzętǝn (L353p Eksel, ...
L314p Overpelt),
enzętǝ (Q191p Cadier),
ezętǝ (L246p Horst, ...
K317a Kerkhoven,
Q116p Simpelveld),
inzętǝ (L192b Aijen, ...
L115p Mook,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald),
izętǝn (K278p Lommel),
ę.njzętǝ (Q071p Diepenbeek, ...
Q002a Godschei),
ę.nzętǝ (L417p As, ...
Q072p Beverst,
Q003p Genk,
Q081a Heesveld-Eik,
L414p Houthalen,
Q082p Munsterbilzen,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
Q005p Zutendaal),
ę.nzętǝ(n) (Q001p Zonhoven),
ęnzętǝ (P214p Montenaken),
(de ploeg) laten pakken:
lǭtǝ pakǝ (L248p Lottum),
(de ploeg) voorzetten:
vø ̞rzętǝ (L209p Merselo),
gaandentère aanzetten:
gǭndǝntę̄rǝ ãnzętǝ (Q192p Margraten
[(de ploeg bij het keren zonder te stoppen in de nieuwe voor zetten en doorploegen)]
)
|
Nadat men de wentel- of de keerploeg gedraaid heeft of de voetploeg over de wendakker gesleept heeft, laat men de ploeg weer in de grond schieten om een nieuwe voor te ploegen. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 123a; monogr.]
I-1
|
32723 |
de ploeg uit de voor laten komen |
(de ploeg) uitheffen:
ūthø̜fǝ (L292p Heythuysen),
deruit smijten:
dǝryt smitǝ (L163p Ottersum),
laten slepen:
lǭtǝ slęi̯pǝ (L248p Lottum),
laten zakken:
lǭtǝ zakǝ (L115p Mook),
loslaten:
ǫslǭtǝ (L115p Mook),
omslaan:
ømslōǝ.n (Q001p Zonhoven),
uit laten gaan:
ūs ló̜tǝ gǭǝ (Q116p Simpelveld),
ūt ló̜tǝ gǫ (L246p Horst),
uitbouwen:
ūt˱bǫu̯ǝ (L265b Kronenberg),
yt˱bǫu̯ǝ (L192b Aijen, ...
L192a Siebengewald),
uitgooien:
ǭ.t˲gui̯ǝ (Q071p Diepenbeek, ...
Q002a Godschei),
uitheven:
ūthę̄vǝ (Q118p Schaesberg),
uitrijden:
ø̜tręi̯ǝn (K278p Lommel),
ø̜trę̄ǝ (K317a Kerkhoven),
uitschieten:
ū.tšētǝ (Q005p Zutendaal),
ǫu̯.tšitǝ (Q003p Genk),
uitslepen:
ytslę̄ ̞pǝ (L209p Merselo),
ū.tslęi̯.pǝ (L416p Opglabbeek),
ǫu̯.tslē.pǝ (Q081a Heesveld-Eik),
uittrekken:
ūttrękǝ (Q194p Rijckholt),
uitvaren:
ū.t˲vã.rǝ (L417p As, ...
L418p Niel-bij-As),
ū.t˲vǫǝ.rǝn (L353p Eksel),
ū.t˲vǭǝ.rǝn (L314p Overpelt),
ǫu̯.t˲vǭ.rǝ (Q082p Munsterbilzen),
ǭ.t˲vǭ.rǝ (Q072p Beverst, ...
L414p Houthalen)
|
Als men bij het ploegen van een voor het einde van het stuk of de keerstrook bereikt heeft, laat men de ploeg uit de grond komen. Met deze handeling wordt het keren ingezet. Blijkens een aantal termen tilt men de ploeg op of laat men de staart los of duwt deze zover om, dat de schaar niet meer voort. Een wentelploeg haalt men uit de voor, door na ontgrendeling van de ploegboom de achterploeg aan de staart (meestal naar rechts) om te trekken, waardoor het dubbele ploeglichaam gaat kantelen. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 123b; monogr.]
I-1
|
32685 |
de ploeg verstellen |
(de balk) hoger / lager zetten:
hugǝr / ligǝr zętǝ (Q191p Cadier),
(de grindel) dieper / dreger zetten:
dēpǝr / dręi̯gǝr zętǝ (L324p Baexem),
(de grindel) verschevelen:
vǝrsxę̄vǝlǝ (L248p Lottum, ...
L266p Sevenum),
(de kam) verscheveien:
vǝrsxę̄vǝlǝ (L248p Lottum),
(de ketting) stand geven:
sta.nt ˲gę̄vǝ (L248p Lottum),
(de kram(p)) herhangen:
hɛrhaŋǝ (Q101p Valkenburg),
(de kram(p)) omzetten:
ømzętǝ (Q191p Cadier),
(de ploeg) een schakel dieper zetten:
nǝ sxǭ ̞kǝl dipǝr zętǝ (Q002c Bokrijk),
(de ploeg) meer voor geven:
mi vǭr gē ̝ǝvǝ (Q191p Cadier),
(de ploeg) verschevelen:
vǝrsxę̄vǝlǝ (L192b Aijen, ...
L215p Blitterswijck,
L247p Broekhuizen,
L164p Gennep,
L214a Geysteren,
L246p Horst,
L248p Lottum,
L217p Meerlo,
L209p Merselo,
L115p Mook,
L163p Ottersum,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L268p Velden,
L214p Wanssum),
(de ploeg) zetten:
zetǝ (L331p Swalmen),
zętǝ (Q192p Margraten, ...
Q117p Nieuwenhagen),
zętǝ(n) (K315p Oostham, ...
K353p Tessenderlo),
(de ploegbalk) verzetten:
˲vǝrzętǝ (L115p Mook),
(de pulf) laten zakken:
lǭtǝ zákǝ (L209p Merselo),
(de pulf) naar de hoogt zetten:
nǫr dǝ hø̜xt ˲zę ̞tǝ (L209p Merselo),
(de pulf) verzetten:
˲vǝrzętǝ (L248p Lottum, ...
L115p Mook),
(de rol) aflaten:
āflǭtǝ (Q192p Margraten),
ǭflǭtǝ (Q194p Rijckholt),
(de rol) optrekken:
ǫptrękǝ (Q192p Margraten, ...
Q194p Rijckholt),
(de rooster) herzetten:
hɛrzętǝ (K353p Tessenderlo),
(de schalm) breder / smaler zetten:
brei̯ǝr / smãlǝr zętǝ (L417p As, ...
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
(de schalm) enger / breder zetten:
eŋǝr / bręi̯ǝr zętǝ (Q005p Zutendaal),
(de slob) stellen:
stęlǝn (Q015p Stein),
(de trekhaak) verzetten:
vǝrzętǝ (Q191p Cadier),
(de trekketten) naar links / rechts hangen:
nǫ leŋs / ręǝts hai̯ŋǝ (Q116p Simpelveld),
(de trekketting) verzetten:
vǝrzętǝ (L265b Kronenberg),
(de/het riester) verstellen:
vǝrstęlǝ (L216p Oirlo),
vǝrštęlǝ (L290p Panningen),
(een ketten) korter hangen:
kótǝr hai̯.ŋǝ (Q116p Simpelveld),
(een ketten) langer hangen:
laŋǝr hai̯ŋǝ (Q116p Simpelveld),
(een ketting) inkorten:
inkǫrtǝ (L115p Mook),
(een ketting) korter maken:
kǫrtǝr mãkǝ (L246p Horst),
(een ketting) langer maken:
laŋǝr mãkǝ (L192b Aijen, ...
L292p Heythuysen,
L246p Horst,
L115p Mook),
(een ketting) opkorten:
opkǫrtǝ (L292p Heythuysen),
(een ketting) verlengen:
vǝrleŋǝ (L292p Heythuysen),
(het rullen) hoger / dieper zetten:
hugǝr / dēpǝr zętǝ (Q191p Cadier),
breder / smaler zetten:
brēǝr / smǭlǝr zętǝ (Q003p Genk),
breder zetten:
bręi̯ǝr zętǝ (L248p Lottum),
de kam) regelen:
rē.gǝlǝ (Q003p Genk, ...
Q081a Heesveld-Eik),
ręi̯.gǝlǝ (L416p Opglabbeek),
rɛi̯.gǝlǝ (Q005p Zutendaal),
de molen draaien:
dǝ myǝlǝ drii̯ǝ (Q192p Margraten, ...
Q194p Rijckholt),
de muil vol geven:
dǝ mul vǫl gē ̞ǝvǝ (Q192p Margraten),
diep / dreeg draaien:
dīp ˱drɛ̄i̯ǝ / drę̄x ˱drɛ̄i̯ǝ (L209p Merselo),
diep / dreeg stellen:
dēp / dręi̯ štęlǝ (Q193p Gronsveld),
diep / dreeg zetten:
dēp / dręi̯x ˲zętǝ (L324p Baexem),
dieper / dreger stellen:
depǝr / dręi̯gǝr stęlǝ (L246p Horst),
dēpǝr / drei̯ǝr štęlǝ (Q117a Waubach),
dēpǝr / dręi̯gǝr štęlǝ (L332p Maasniel, ...
L294p Neer),
dieper / dreger zetten:
depǝr / dręi̯.gǝr zętǝ (L246p Horst),
dipǝr / dręgǝr zętǝ (L192b Aijen),
dipǝr / drę̄gǝr zętǝ (L216p Oirlo),
dipǝr / drę̄i̯gǝr zętǝ (L115p Mook),
dēpǝr / drei̯ǝr zętǝ (Q117p Nieuwenhagen),
dēpǝr / drēgǝr zę.t(s)ǝ (Q116p Simpelveld),
dēpǝr / drēgǝr zętǝ (Q204a Mechelen),
dēpǝr / dręi̯.gǝr zętǝ (L265b Kronenberg, ...
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik),
dēpǝr / dręi̯gǝr zetǝ (L322a Nunhem),
dēpǝr / dręi̯gǝr zętǝ (L322p Haelen, ...
L292p Heythuysen,
L288p Nederweert),
dēpǝr / dręi̯ǝr zetǝ (Q193p Gronsveld),
dēpǝr / dręi̯ǝr zętǝ (Q191p Cadier, ...
Q027p Doenrade,
Q111p Klimmen,
Q101p Valkenburg),
dēpǝr / drę̄gǝr zętǝ (L387p Posterholt),
dēpǝr / drę̄i̯ǝr zętǝ (Q033p Oirsbeek),
dieper / hoger stellen:
dīpǝr / huǝgǝr stęlǝ (K317p Leopoldsburg),
dieper / iochter zetten:
depǝr / loxtǝr zętǝ (K353p Tessenderlo),
dipǝr / loxtǝr zętǝ (K315p Oostham),
dieper / schouder zetten:
dipǝr / sxādǝr zętǝ (P175p Gingelom, ...
P107a Rummen),
dipǝr / šāǝr zętǝ (Q003p Genk, ...
Q162p Tongeren),
dēpǝr / šǫu̯ǝr zętǝ (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
dieper in de grond zetten:
dęi̯pǝr ęn ǝ grǫnt ˲zętǝ (Q002p Hasselt),
dieper regelen:
dēpǝr rēgǝlǝ (Q118p Schaesberg),
dieper steken:
dēpǝr stę̄kǝ (L289b Leuken),
dieper zetten:
dipǝr zętǝ (K278p Lommel, ...
L265p Meijel),
dēpǝr zętǝ (L268p Velden),
een gaatje nader / wijder zetten:
ęi̯ gø̄ ̞tjǝ nǭdǝr / wi ̞i̯ǝr zętǝ (Q009p Maasmechelen),
enger / breder zetten:
ęŋǝr / briǝi̯ǝr zętǝ (L248p Lottum, ...
L266p Sevenum),
ęŋǝr / brēǝr zętǝ (Q003p Genk),
ęŋǝr / bręi̯ǝr zętǝ (Q027p Doenrade),
ęŋǝr / brɛi̯ǝr zetǝ (Q194p Rijckholt),
enger / wijder zetten:
e ̝ŋǝr / wīǝr zętǝ (Q116p Simpelveld),
eŋǝr / wiiǝr zętǝ (Q192p Margraten),
ęŋǝr / wīr zętǝ (L246p Horst),
ęŋǝr / wīǝr zętǝ (L216p Oirlo),
groter / kleiner verschevelen:
grø̜tǝr / klę ̞ndǝr vǝrsxę̄vǝlǝ (L209p Merselo),
groter / kleiner zetten:
grø̜dǝr / klęndǝr zętǝ (L192b Aijen, ...
L163p Ottersum,
L163p Ottersum),
grover / fijner zetten:
grǭvǝr / fīnǝr zętǝ (L322p Haelen),
half openzetten:
hǫu̯f ōǝpǝzętǝ (Q192p Margraten),
herhangen:
hɛrhaŋǝ (K357p Paal),
hɛrhaŋǝn (K359p Koersel),
herspannen:
hɛrspanǝ (L360p Bree, ...
L364p Meeuwen),
herstellen:
hɛrstęlǝ (L422p Lanklaar),
herzetten:
hárzęʔǝn (K314p Kwaadmechelen),
hǝrzętǝ (Q072p Beverst),
hɛrzętǝ (L416p Opglabbeek),
hoog / laag zetten:
hōx / lēx ˲zętǝ (L159a Middelaar),
luchteren:
løxtǝrǝ (Q009p Maasmechelen),
meer / minder grond geven:
mi / mendǝr grōnt ˲gę̄vǝ (Q198b Oost-Maarland),
meer / minder land geven:
mi / mendǝr lãnt ˲gę̄vǝ (Q198b Oost-Maarland),
meer / weiniger grond geven:
mīǝ / wēnegǝr grõnt ˲gē ̞ǝvǝ (Q192p Margraten),
meer in de grond zetten:
mīr ęn ǝ grǫnt ˲zętǝ (Q002p Hasselt),
met een grotere voor bouwen:
met˱ ęn grøę̄dǝr vōr bǫu̯ǝ (L163p Ottersum),
omhangen:
`omhaŋǝ (Q027p Doenrade),
omhoog / omlaag stokken:
ømhōx / ømlēx stø̜kǝ (L192a Siebengewald),
omhoog / omlaag zetten:
ømhōǝx / ømlēx ˲zętǝ (L115p Mook),
omschevelen:
ømsxę̄vǝlǝ (L163p Ottersum),
omschifferen:
ømsxefǝrǝ (L192a Siebengewald),
op- / afdraaien:
op˱drɛ̄i̯ǝ / af˱drɛ̄i̯ǝ (L163p Ottersum, ...
L192a Siebengewald),
op- / afsteken:
opstę̄kǝ / afstę̄kǝ (L115p Mook, ...
L163p Ottersum),
opstę̄kǝ / áfstę̄kǝ (L216p Oirlo),
op- / afstokken:
opstø̜kǝ / afstø̜kǝ (L192a Siebengewald),
op- / afzetten:
op˲zętǝ / ãf˲zętǝ (L248p Lottum),
op- / omlaagdraaien:
op˱drɛ̄i̯ǝ / omlēx˱drɛ̄i̯ǝ (L115p Mook),
regelen:
rē.gǝlǝ (Q081a Heesveld-Eik),
rēgǝlǝ (Q162p Tongeren),
rēgǝlǝn (L314p Overpelt),
rę̄ ̝gǝlǝ (Q194p Rijckholt),
rę̄gǝlǝ (Q188p Kanne),
rīgǝlǝ (L416p Opglabbeek),
spannen:
spanǝ (K318p Berverlo),
spanǝn (K278p Lommel),
stellen:
stę.lǝ (Q178p Val-Meer),
stęlǝ (Q187p Sint Pieter, ...
K353p Tessenderlo),
štęlǝ (Q211p Bocholtz, ...
L428p Born,
Q113p Heerlen,
Q192p Margraten,
Q099q Rothem,
L270p Tegelen,
Q112z Ten Esschen),
stemmen:
štøm (Q192p Margraten),
štømǝ (Q192p Margraten
[(het regelen van de voorbreedte bij brabantse ploeg)]
),
štø̜mǝ (Q194p Rijckholt),
toezetten:
bǫu̯ tuzętǝ (Q192p Margraten),
verhakken:
vǝrhakǝ (L292p Heythuysen),
verscheffenen:
vǝrsxęfǝnǝ (L164p Gennep, ...
L163p Ottersum),
verscheveren:
vǝrsxę̄vǝrǝ (L244c America, ...
L246p Horst,
L216p Oirlo,
L214p Wanssum),
verschuiven:
vǝrskøę̄i̯vǝ (P222p Opheers),
vǝršīvǝ (L368p Neeroeteren),
versteken:
vǝrstę̄kǝ (L244c America, ...
L163a Milsbeek,
L115p Mook,
L321p Neeritter,
L163p Ottersum,
L289p Weert),
verstellen:
vǝrstęlǝ (L215p Blitterswijck, ...
L317p Bocholt,
L292p Heythuysen,
L289a Hushoven,
L216p Oirlo,
L268p Velden),
vǝrstęlǝn (L282p Achel, ...
L286p Hamont),
vǝrštelǝ (Q035p Brunssum),
vǝrštęlǝ (L295p Baarlo, ...
L426p Buchten,
L322p Haelen,
L290p Panningen,
Q111q Ransdaal,
Q098p Schimmert,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
Q097p Ulestraten),
vǝrštɛlǝ (Q194p Rijckholt, ...
Q194p Rijckholt),
verstellen met de zwengel:
vǝrštęlǝ met ˲dǝr šwøŋǝl (Q116p Simpelveld),
verzetten:
vǝrzetǝ (Q194p Rijckholt),
vǝrzetǝn (K278p Lommel),
vǝrzę ̝tǝ (Q191p Cadier, ...
Q192p Margraten),
vǝrzętǝ (L192b Aijen, ...
L324p Baexem,
L265b Kronenberg,
L372p Maaseik,
L424p Meeswijk,
L209p Merselo,
L115p Mook,
L368p Neeroeteren,
L216p Oirlo,
L318b Tungelroy),
wijd zetten:
wit ˲zętǝ (L246p Horst),
zwaarder / lochter spannen:
zwǫrdǝr / loxtǝr spanǝn (K278p Lommel)
|
Gewoonlijk kan bij elke ploeg de ploegdiepte, de breedte van de te ploegen voor en de mate waarin de los te ploegen aarde wordt omgekeerd, op de een of andere manier gewijzigd worden. A. Voor de diepte van de voor is vooral bepalend de stand van de ploegboom t.o.v. het akkeroppervlak. Hoe dichter het vooreind van de ploegboom bij de grond staat, des te dieper is de voor. Bij een voetploeg regelt men de voordiepte, door de ploegboom langs de steel van de voorsteun (slof of wiel) omhoog of omlaag te schuiven en hem in de gewenste stand (met een pin door één van de gaatjes) daarop vast te zetten. Ook kan men de grindelkettingen inkorten of verlengen, zodat de daarmee verbonden ploegkam lager of hoger komt te staan. Bij sommige voetploegen is de kam of de trekhaak verbonden met een grindelstang, waarvan de hoogte geregeld kan worden door een mechaniek op het vooreinde van de ploegboom. Bij oude karploegen regelde men de diepte van de voor, door de ploegboomdrager langs de beide opstaande palen te verschuiven en hem op de gewenste hoogte met twee pinnen op die palen vast te .zetten. Men moest daarbij tevens de ploegboombeugel (waaraan de beide grindelkettingen) op de kam van de ploegboom verzetten. Bij de latere ijzeren karploegen is de voorploeg voorzien van een speciale diepteregelaar. Afhankelijk van het fabrieksmerk kan die bestaan uit een hefboom met grendel en veer, die op een getande cirkelboog verplaatst moet worden ofwel een vertikale schroef waarlangs het vooreind van de ploegboom d.m.v. een zwengeltje op de gewenste hoogte wordt gevijzeld. B. De breedte van de voor wordt voornamelijk bepaald door het punt waar men de trekkracht laat aangrijpen. Als men bij een naar rechts werkende ploeg dat punt meer naar de landzijde verplaatst, zal de ploeg naar rechts willen en derhalve een smallere voor afsnijden. Verplaatst men dat punt naar de voor-zijde (naar rechts), dan zal de ploeg naar links gedrongen worden en dus een bredere voor trekken. Bij een ploeg met een kam regelt men de voorbreedte, door de haak of ring van de trekketting in de gewenste gleuf of opening van de kam te plaatsen. Bij een voet- of karploeg met een stelboog wordt de verschuifbare trekstang in de gewenste stand (met een pin door één van de gaten) op die boog vastgezet. Bij karploegen kan men de voorbreedte ook nog wijzigen, door een van beide grindelkettingen in te korten. C. Of de los te ploegen aarde meer of minder wordt verplaatst en omgekeerd, is afhankelijk van de stand van het riester. Naarmate het achtereind van het riester verder van het ploeglichaam af staat en de bovenkant van een gebogen riester meer buitenwaarts overhelt, zal de los gesneden aarde meer verplaatst en omgekeerd worden. D.m.v. een staaf kon men het strijkbord in de gewenste stand zetten. De gegevens waaruit dit lemma is samengesteld, zijn grotendeels verstrekt in antwoord op de niet juist geformuleerde vraag N 11, 39 "de stand van de ploeg verstellen, zodat het riester (!) diep of ondieper door de grond snijdt". Ze werden echter zo goed mogelijk naar de onder A., B. en C. bedoelde mogelijkheden gerangschikt. Sommige, vooral in rubriek A. voorkomende termen als verzetten, verstellen, regelen e.d. lijken evengoed bruikbaar voor de regeling, bedoeld in de rubrieken B. en C. of voor het verstellen of afstellen van de ploeg in het algemeen. [N 11, 39; N 11A, 90 + 94 + 96 + 97m + 98e + 99d + 139b + 139c; JG 1a; monogr.]
I-1
|
23694 |
de portiuncula-aflaat verdienen |
aflaat beden:
aaflaot baeje (Q018p Geulle, ...
L328p Heel,
L320b Kelpen,
L374p Thorn),
aafloat bèejen (Q013p Uikhoven),
den aaflaot bij-je (Q011p Boorsem),
den aflaot beeje (L192a Siebengewald),
aflaat verdienen:
aaflaot verdeene (L300p Beesel, ...
Q021p Geleen),
aaflaote verdeene (L295p Baarlo),
aflaot verdeene (L266p Sevenum),
aflaot verdiene (L245b Tienray),
aflaten halen:
aflaoten halen (L210p Venray),
in- en uitbeden:
in en oetbaeije (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
in- en uitgaan:
ien en oewet gaon (L312p Neerpelt),
in en oet gaon (Q027p Doenrade, ...
L386p Vlodrop),
in en oetgao (Q111p Klimmen),
in en oetgaon (L266p Sevenum),
in en oewtgoan (L282p Achel),
in en oot gwén (Q086p Eigenbilzen),
in en ōēt gaank (Q197a Terlinden),
in- en oetgaon (Q019a Neerbeek),
in-èn-oatgón (P176p Sint-Truiden),
in- en uitlopen:
in en oet loupe (L382p Montfort),
portiuncula beden:
persjonkela baeje (L328p Heel),
persjonkele baije (L325p Horn),
persjonkele beejen (L371p Ophoven),
persjónkela baeje (L427p Obbicht),
pesjonkele baeje (L289p Weert),
portiuncula bèje (Q095p Maastricht),
portiuncula houden:
pesjonkele hoaje (L289p Weert),
portiuncula verdienen:
pesjonkele verdeene (L289p Weert),
portiuncula-aflaat beden:
de pasjónkele aflaot bèjje (Q095p Maastricht),
portiuncula-aflaat verdienen:
perschonkeleaflaot verdeene (L288a Ospel),
portiunculbeden:
psjonkelbèèe (L429p Guttecoven),
portiunculen:
besjonkele (L266p Sevenum),
parschoenkele (Q098p Schimmert),
parsjoenkele (L329p Roermond),
pasjonkele (Q203p Gulpen),
pāārsjoĕnkele (Q117p Nieuwenhagen),
perchjoenkele (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
persjankĕle (Q077p Hoeselt),
persjoenkele (Q036p Nuth/Aalbeek, ...
Q036p Nuth/Aalbeek,
Q197a Terlinden,
L318b Tungelroy,
Q101p Valkenburg),
persjoenkele gaon (K353p Tessenderlo),
persjoenkelen (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
persjongkele (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
persjonkele (L295p Baarlo, ...
L360p Bree,
L353p Eksel,
L320a Ell,
L320a Ell,
L371a Geistingen,
Q095p Maastricht,
Q099p Meerssen,
L265p Meijel,
L371p Ophoven,
L415p Opoeteren,
L423p Stokkem,
Q001p Zonhoven),
persjonkele gooen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
persjonkelen (Q001p Zonhoven),
persjonkule (Q104p Wijk),
persjoonkelen (L312p Neerpelt),
persjónkele (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q111p Klimmen,
Q162p Tongeren),
persjónkle (Q111p Klimmen),
persjônkele (Q018p Geulle, ...
Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
persoenkele (L416p Opglabbeek, ...
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden),
persoonkele (Q095p Maastricht),
perts-joenkele (Q121p Kerkrade),
pesjonkele (L299p Reuver, ...
L289p Weert),
pesjonkelen (L353p Eksel),
petjoenkele (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
petsjoenkelen (P197p Heers),
petsjoenkelen goan (P197p Heers),
porsioŋkələ (Q253p Montzen),
porsjioenkele (L416p Opglabbeek),
porsjoenkele (L209p Merselo, ...
L266p Sevenum),
porsjonkela (L355p Peer),
porsjonkele (L360p Bree, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q247p Sint-Martens-Voeren),
porsjonkelen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
portjeoenkele (Q211p Bocholtz),
portsioengkoele (Q039p Hoensbroek),
portsioenkele (Q117a Waubach),
portsiónkele (Q032p Schinnen),
pòrsjunkələ (Q095p Maastricht),
pøͅsjuŋkələ (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
pərsjonkələ (Q077p Hoeselt),
pəschonkələ (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen),
Ook vaak: in en oeëtgoa...
portsioengkele (Q039p Hoensbroek),
op Allerzielendag
pesjonkele (L414p Houthalen),
Oudere mensen spreken nog van `in- en oetloupe`.
persjónkele (Q095p Maastricht),
uit- en ingaan:
oet en in gaon (L429p Guttecoven),
oet-en-ingaon (Q111p Klimmen),
oot en in gwèn (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
uit- en inlopen:
oet-en i-loope (Q112c Kunrade)
|
De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)] || De portiuncula-aflaat, die verdiend kon worden op het Portiunculafeest op 2 augustus [portsiónkela-ablas?]. [N 96B (1989)] || Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|